gepubliceerd op 06 juni 2007
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 september 2006, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in brandstoffen, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 2003 betreffende de invoering van een sociaal sectorplan
27 APRIL 2007. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 september 2006, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in brandstoffen, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 2003 betreffende de invoering van een sociaal sectorplan (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de handel in brandstoffen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 21 september 2006, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in brandstoffen, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 2003 betreffende de invoering van een sociaal sectorplan.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 27 april 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de handel in brandstoffen Collectieve arbeidsovereenkomst van 21 september 2006 Wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 2003 betreffende de invoering van een sociaal sectorplan (Overeenkomst geregistreerd op 22 november 2006 onder het nummer 81179/CO/127) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied, inwerkingtreding en opzeggingsmodaliteiten
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle werkgevers en werknemers die ressorteren onder het toepassingsgebied van het Paritair Comité voor de handel in brandstoffen en het Paritair Subcomité voor de handel in brandstoffen van Oost-Vlaanderen.
Art. 2.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2006 en wordt afgesloten voor onbepaalde duur. § 2. Zij kan worden beëindigd mits opzegging van zes maanden die wordt betekend per aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van het paritair (sub)comité. § 3. Voorafgaandelijk aan de opzegging van deze collectieve arbeidsovereenkomst moet het paritair (sub)comité de beslissing nemen om het sectoraal pensioenstelsel op te zeggen. Deze beslissing tot opheffing is enkel geldig wanneer zij wordt genomen in overeenstemming met artikel 10, § 1, 3°, van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid. HOOFDSTUK II. - Doel
Art. 3.Deze overeenkomst wordt afgesloten in uitvoering van het koninklijk besluit van 25 maart 2004 (Belgisch Staatsblad van 26 april 2004) tot vaststelling van de nadere regels inzake het beheer en de werking van voorzorgsinstellingen die werden opgericht door meerdere private ondernemingen of meerdere publiekrechtelijke rechtspersonen of krachtens een sectorale collectieve arbeidsovereenkomst. Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt verstaan onder : 1° "de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 2003" : de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 2003 betreffende de invoering van een sociaal sectorplan zoals gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 mei 2005;2° "het pensioenreglement" : het pensioenreglement gevoegd als bijlage 1 bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 2003 en gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 mei 2005;3° "De Commissie voor het Bank-, Financie, -en Assurantiewezen (CBFA)" : de openbare instelling in uitvoering van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. HOOFDSTUK III. - Beheersregels
Art. 4.Artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 2003 die een sectoraal pensioenplan invoert voor het Paritair Comité voor de handel in brandstoffen en het Paritair Subcomité voor de handel in brandstoffen van Oost-Vlaanderen, wordt vervangen door een nieuw artikel, opgesteld als volgt : "
Art. 6.Regels inzake beheer § 1. Het beheer van de toezegging wordt door de ondertekenende partijen toevertrouwd aan voornoemde VZW "Pensioenfonds voor de handel in brandstoffen". Deze VZW gaat in dit kader een middelenverbintenis aan.
De VZW "Pensioenfonds voor de handel in brandstoffen" zal de toezegging beheren als een "bonus pater familias". Te dien einde zal de VZW "Pensioenfonds voor de handel in brandstoffen" er zorg voor dragen dat de waarborgen die ingevolge de wetgeving op de aanvullende pensioenen gegeven moeten worden, maximaal gevrijwaard worden door deze waarborgen te laten dekken door verzekeringsovereenkomsten met erkende verzekeraars.
Voor wat betreft meer in het bijzonder de beheerskosten, deze worden bepaald in overeenstemming met de reële kosten, gemaakt voor het beheer van de VZW "Pensioenfonds voor de handel in brandstoffen". De bedragen van de beheerskosten worden opgenomen op de debetzijde onder de rubriek IV, code 010 en 011 "Andere bedrijfskosten" en onder de rubriek IX, code 016 "Uitzonderlijke kosten" en op de creditzijde onder rubriek IV code 015 "Andere bedrijfsopbrengsten" en onder de rubriek IX, code 020 "Uitzonderlijke opbrengsten" van de resultatenrekening zoals voorgesteld in het koninklijk besluit van 19 april 1991 betreffende de jaarrekening van private voorzorgsinstellingen onderworpen aan de wetgeving met betrekking tot de controle van de verzekeringsondernemingen (Belgisch Staatsblad van 22 juni 1991). § 2. De te volgen procedure in geval van een geding betreffende de toepassing of de interpretatie van de beheersregels wordt bepaald als volgt : Alle betrokken partijen van deze collectieve arbeidsovereenkomst kunnen in geval van twijfel betreffende de goede uitvoering van voormelde beheersregels vragen om hen alle verklaringen te bezorgen die zij hiertoe noodzakelijk achten.
Deze aanvraag, die steunt op degelijk afgelijnde punten, zal ter kennis worden gebracht van de raad van bestuur van de voorzorgsinstelling vertegenwoordigd door bemiddeling van de voorzitter en van een vice-voorzitter van de raad van bestuur. Een schriftelijk antwoord, ondertekend door de voorzitter en een vice-voorzitter, zal gericht worden aan de eisende partij in de maand van de aanvraag.
Indien het geleverde antwoord de twijfels van de eisende partij niet wegneemt, kan deze vragen ze in het openbaar te uiten bij de eerstvolgende vergadering van de raad. De eisende partij dient aanhoord te worden en kan zich laten assisteren door een expert van haar keuze. Indien de geuite twijfels zodanig urgent zouden zijn dat het goede beheer van de voorzorgsinstelling in gevaar zou zijn, dient er een vergadering van de raad van bestuur te worden bijeengeroepen binnen de maand, op aanvraag van iedere betrokken partij. De raad zal een uitspraak doen over het verzoek en zal aan de eisende partij een antwoord bezorgen per aangetekend schrijven binnen de maand.
Indien het geleverde antwoord van de raad van bestuur, dat officieel zal opgenomen worden in de notulen van de vergadering, niet aan de verwachtingen van de eisende partij voldoet, zal deze haar verzoek schriftelijk kunnen doen gelden als laatste redmiddel teneinde aanhoort te worden door de eerstvolgende algemene vergadering.
Dezelfde urgentieregels als deze van toepassing bij de vergadering van de raad van bestuur, gelden eveneens voor het bijeenroepen van de algemene vergadering. De eisende partij, al dan niet bijgestaan door een expert van haar keuze, zal aanhoord worden door de vergadering. De vergadering zal beraadslagen buiten de aanwezigheid van de eisende partij en, in voorkomend geval, van haar expert. De besluiten van de vergadering zijn onherroepelijk en zullen worden meegedeeld aan de eisende partij per aangetekend schrijven.
Het spreekt voor zich dat de beslissing van de algemene vergadering geen afbreuk doet op de rechten van de eisende partij om met haar verzoek naar de rechter te stappen of naar de controleorganismen van de voorzorgsinstelling, zoals de CBFA.". HOOFDSTUK IV. - Inning van de bijdragen De vierde alinea van artikel 11 "Inningsmodaliteiten" van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 2003, die een sectoraal pensioenplan invoert voor het Paritair Comité voor de handel in brandstoffen en het Paritair Subcomité voor de handel in brandstoffen van Oost-Vlaanderen is gewijzigd als volgt : "Voornoemde werknemers- en werkgeversbijdragen worden door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid geïnd en sinds 1 januari 2005 maandelijks overgemaakt door de instelling aan de VZW "Pensioenfonds voor de handel in brandstoffen". De bijdragen voor de werknemers, waarvoor op het ogenblik van de bekrachtiging van het sectoraal pensioenplan reeds voorzien werd in een minstens evenwaardig aanvullend pensioen en waarvan de uitvoering niet door de VZW "Pensioenfonds voor de handel in brandstoffen" gebeurt, zoals omschreven in artikel 4 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, maken geen deel uit, behalve voor wat betreft de bijdrage bestemd voor de financiering van de solidariteitstoezegging, van een betaling aan de voorzorgsinstelling vanwege de R.S.Z..".
Invoeging van een vijfde alinea in artikel 11 "Inningsmodaliteiten" geformuleerd als volgt : "Rekening houdend met de vastgestelde inningsprocedure, zoals hoger vermeld en gebaseerd op de overhandigde gegevens, is de voorzorgsinstelling niet in staat te bepalen of een werkgever in gebreke blijft om zijn toezegging te financieren.
Uit wat voorafgaat vloeit voort dat de vaststelling van de verworven rechten van de begunstigden wordt uitgevoerd in overeenstemming met de bepalingen van het pensioenreglement.".
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 27 april 200 7.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN