gepubliceerd op 16 mei 2007
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juni 2005, gesloten in het Paritair Subcomité voor vuurvaste producten, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden
25 APRIL 2007. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juni 2005, gesloten in het Paritair Subcomité voor vuurvaste producten, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor vuurvaste producten;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juni 2005, gesloten in het Paritair Subcomité voor vuurvaste producten, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 25 april 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Wet van 26 maart 1999, Belgisch Staatsblad van 1 april 1999.
Bijlage Paritair Subcomité voor vuurvaste producten Collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juni 2005 Loon- en arbeidsvoorwaarden (Overeenkomst geregistreerd op 27 juni 2006 onder het nummer 80203/CO/113.03) AFDELING I. - Wettelijk kader De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst in afdeling I zijn gesloten bij toepassing van de inhoud van de wet van 3 juli 2005 houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg. HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor vuurvaste produkten (PSC 113.03).
Onder "werknemers" worden de werklieden en de werksters verstaan. HOOFDSTUK II. - Risicogroepen Aanwending van de 0,10 pct. in 2005 en 0,10 pct. in 2006
Art. 2.De partijen komen overeen om in 2005 een percentage van 0,10 pct. van de loonsom aangegeven aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aan te wenden ten behoeve van het "Fonds voor bestaanszekerheid van het ceramiekbedrijf".
Dit bedrag blijft vastgesteld op 0,10 pct. in 2006.
Een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst is ter zake gesloten. HOOFDSTUK III. - Arbeid en gezin
Art. 3.Het recht op tijdskrediet wordt aan 5 pct. van de werknemers in de onderneming toegekend.
Vanaf 1 januari 2005, wordt inzake tijdskrediet verwezen naar de bepalingen van de wet van 3 juli 2005 houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg en zal de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis van 19 december 2001, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 25 januari 2002, in het Belgisch Staatsblad verschenen op 5 maart 2002, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77ter van 10 juli 2002, van toepassing zijn.
Indien de in artikel 2 bedoelde werknemers gewoonlijk tewerkgesteld zijn in ploegenarbeid of in cycli in een over 5 of meer dagen gespreid arbeidsstelsel zal het paritair subcomité bij collectieve arbeidsovereenkomst de regels en organisatiewijzen van het recht op een loopbaanvermindering ter hoogte van een dag per week of gelijkwaardig bepalen.
Dit stelsel van tijdskrediet kan toegepast worden voor ploegenarbeiders mits een ondernemingsakkoord houdende de wijzen van innerlijke en geëigende toepassing ervan. HOOFDSTUK IV. - Brugpensioen
Art. 4.§ 1. Op basis van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad van 19 december 1974 en van de inhoud van het koninklijk besluit van 7 december 1992 (Belgisch Staatsblad van 11 december 1992), maakt het stelsel het voor een oudere werknemer (ten minste 60 jaar) mogelijk om een vervroegde uittreding te genieten.
Door deze overeenkomst wordt de leeftijd onder de 60 jaar teruggebracht tot 58 jaar met naleving van de wettelijke bepalingen terzake : - de leeftijd van 58 jaar bereikt hebben uiterlijk bij het verstrijken van de collectieve arbeidsovereenkomst; - een beroepsloopbaan vervuld hebben van 25 jaar op het einde van de collectieve arbeidsovereenkomst.
Op deze regel zijn er uitzonderingen. § 2. De leeftijd van 56 jaar wordt aan twee voorwaarden onderworpen : De ontslagen werknemer moet de leeftijd van 56 jaar bereikt hebben tijdens de geldigheidsduur van deze overeenkomst en hij moet 33 jaar beroepsverleden hebben als loontrekkende en 20 jaar bewijzen in een stelsel van nachtarbeid.
Dit recht moet echter aanvaard en in de praktijk gebracht worden in al zijn toepassingswijzen door een collectieve bedrijfsarbeidsovereenkomst.
Overgang van tijdskrediet of vermindering van de arbeidsprestaties (+ 50 jaar) naar brugpensioen. § 1. Vanaf 1 januari 2005 wordt de aanvullende vergoeding brugpensioen na halftijds tijdskrediet en 4/5 loopbaanvermindering in het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis berekend op basis van het voltijds loon dat van toepassing zou geweest zijn op het ogenblik van de overgang naar het brugpensioen indien de arbeider geen tijdskrediet of loopbaanvermindering zou genomen hebben. § 2. Vanaf 1 januari 2006 wordt de aanvullende vergoeding brugpensioen na een vermindering van de arbeidsprestaties in het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis vanaf de leeftijd van 50 jaar naar een halftijdse of een 4/5 tewerkstelling berekend op basis van het voltijds loon dat van toepassing zou geweest zijn op het ogenblik van de overgang naar het brugpensioen indien de arbeider zijn arbeidsprestaties niet zou verminderd hebben.
AFDELING II. - Actualisering van de sectorale arbeidsvoorwaarden HOOFDSTUK V. - Toepassingsgebied
Art. 5.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor vuurvaste producten.
Onder "werknemers" worden de werklieden en de werksters verstaan. HOOFDSTUK VI. - Beroepenindeling
Art. 6.De functies van de in artikel 1 bedoelde werklieden en werksters worden ingedeeld in vijf categorieën voor het personeel van de fabricage en de verschillende diensten en in drie categorieën voor het geschoold onderhoudspersoneel.
Deze categorieën worden bepaald door de volgende algemene criteria : A. Fabricage en verschillende diensten Categorie 1 : de functies die een opleiding van minder dan drie maanden en licht lichamelijk werk vergen.
Categorie 2 : a) de functies die een opleiding van drie tot zes maanden en licht lichamelijk werk vergen of b) de functies die een opleiding van minder dan drie maanden en normaal lichamelijk werk vergen. Categorie 3 : a) de functies die een opleiding van minder dan drie maanden en zwaar lichamelijk werk vergen of b) de functies die een opleiding van drie tot zes maanden en normaal lichamelijk werk vergen of c) de functies die een opleiding van meer dan zes maanden en licht lichamelijk werk vergen. Categorie 4 : a) de functies die een opleiding van meer dan zes maanden en normaal lichamelijk werk vergen of b) de functies die een opleiding van drie tot zes maanden en zwaar lichamelijk werk vergen. Categorie 5 : a) de functies die een opleiding van meer dan zes maanden en zwaar lichamelijk werk vergen of b) de vakwerken waarvoor er een vrij lange opleidingsperiode moet zijn volbracht. B. Onderhoud Categorie 1 : halfgeschoolde onderhoudswerknemer Werknemer met een zekere praktische ervaring en met voldoende kennis om eenvoudige of gespecialiseerde taken uit te voeren.
Categorie 2 : geschoolde onderhoudswerknemer Werknemer met een algemene en technische opleiding die overeenstemt met het programma van de dagvakscholen met volledig leerplan en aangevuld met een leertijd in het bedrijf.
Zij zijn houder van een einddiploma van technische beroepsstudies A4, A3 of B2 of hebben een opleidingsniveau verworven dat vergelijkbaar is met dat van voormelde studies.
Categorie 3 : bijzonder geschoolde onderhoudswerknemer Werknemer die bekwaam is om zeer moeilijke taken, zeer gevarieerde en eventueel heel nieuwe opdrachten volgens plannen, schetsen of onderrichtingen alleen uit te voeren.
De perfecte uitvoering van deze taken vereist een grondige kennis van het vak die ten minste overeenstemt met de technische beroepsstudies van het niveau A3 of B2, aangevuld door een beroepservaring van verschillende jaren. HOOFDSTUK VII. - Minimumlonen A. Minimumuurlonen
Art. 7.Daarbij worden de minimumuurlonen van de werklieden en werksters van 18 jaar en ouder vanaf 1 februari 2005, in een arbeidstijdregeling van achtendertig uur per week, als volgt vastgesteld, tegen indexcijfer 114,41, spil van de stabilisatieschijf 112,17 tot 116,70. a) fabricage en verschillende diensten :
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
b) onderhoud :
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
c) Bij de indienstneming van een werknemer zal het minimumloon overeenstemmen met het minimumloon van categorie 1 "Fabricage en verschillende diensten", verminderd met 0,0992 EUR en slechts gedurende een periode van maximum 3 maanden gelden. De minimumuurlonen van de werklieden worden op 1 oktober 2005 met 0,10 EUR verhoogd.
De minimumuurlonen van de werklieden worden op 1 oktober 2006 met 0,10 EUR verhoogd.
Art. 8.De jongere werklieden en werksters, die een als identiek erkende bekwaamheid en rendement hebben als deze van de werklieden en werksters van 18 jaar en ouder van dezelfde beroepencategorie, genieten het loon van de meerderjarige werklieden en werksters van deze categorie.
B. Stukloon
Art. 9.Aan de werknemers die per stuk of per ton worden betaald, wordt voor een normale activiteit, een loon gewaarborgd dat 10 pct. hoger ligt dan het minimum van de categorie waarin hun functie is ingedeeld.
C. Ploegenpremies
Art. 10.Onverminderd de bepalingen van artikel 36 van de arbeidswet van 16 maart 1971 (Belgisch Staatsblad van 30 maart 1971) genieten de werknemers die in opeenvolgende ploegen arbeiden een ploegpremie van 5 pct. van hun loon voor de ochtendploeg, van 5 pct. van hun loon voor de namiddagploeg en van 15 pct. van hun loon voor de nachtploeg.
De uitdrukking "opeenvolgende" vermeld in het eerste lid, houdt niet in dat het gaat om ploegen met beurtwisseling. HOOFDSTUK VIII. - Koppeling van de lonen aan het gezondheidsindexcijfer van de consumptieprijzen
Art. 11.De minimumuurlonen bedoeld in de artikelen 7 en 8 worden gekoppeld aan het gezondheidsindexcijfer van de consumptieprijzen dat maandelijks door de Federale Overheidsdienst Economie wordt vastgesteld en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 12.De in de artikelen 7 en 8 bedoelde lonen stemmen overeen met het referentie-indexcijfer 114,41, spil van de stabilisatieschijf 112,17 tot 116,70.
Art. 13.De in artikel 11 bedoelde lonen worden gestabiliseerd per schijven van het referentie-indexcijfer, zodanig dat de hoogste of laagste grens van elke stabilisatieschijf gelijk is aan het spilindexcijfer vermenigvuldigd met of gedeeld door de constante coëfficiënt 1,02.
Indien de derde decimaal van deze bewerking gelijk is aan of hoger dan vijf, wordt de tweede decimaal van de grens tot een hogere eenheid afgerond. Indien zij minder dan vijf bedraagt, wordt zij weggelaten.
Art. 14.Indien het rekenkundig gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen van de laatste vier maanden de grens van een stabilisatieschijf overschrijdt, wordt deze grens de spil van een nieuwe stabilisatieschijf waarvan de grenzen worden berekend zoals in artikel 13 is aangegeven.
Art. 15.Het overschrijden van de grens van een stabilisatieschijf brengt de toepassing mee van de laatste minimumuurlonen.
Deze aanpassing geschiedt bij stijging door ze te vermenigvuldigen met de coëfficiënt 1,02; bij daling door ze te delen door de coëfficiënt 1,02.
Art. 16.De loonaanpassingen zijn van toepassing op de eerste dag van de maand die volgt op deze waarvan het rekenkundig gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen van de laatste vier maanden de grens van de stabilisatieschijf overschrijdt.
Art. 17.Bij toepassing van de bepalingen van de artikelen 11 tot en met 16 wordt de volgende tabel opgemaakt :
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 18.De lonen van de arbeiders die geheel of gedeeltelijk per stuk, met premies of tegen rendement worden betaald, worden aangepast aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.
Hetzelfde geldt voor de uurlonen die de minimum-uurlonen werkelijk overschrijden HOOFDSTUK IX. - Arbeidsduur
Art. 19.De maximumgrens van de wekelijkse arbeidsduur is vastgesteld op achtendertig uren vanaf 1 juni 1990. HOOFDSTUK X. - Eindejaarspremie
Art. 20.Uitgezonderd in de ondernemingen waar een afzonderlijke overeenkomst andere bepalingen vaststelt, wordt aan de werknemers een eindejaarspremie toegekend.
Het bedrag van deze eindejaarspremie is vastgesteld aan 5,2058 EUR per gewerkte of daarmee gelijk-gestelde week voor de werknemers die ingeschreven zijn in het personeelsregister van de onderneming.
Het bedrag van die premie wordt voortaan gekoppeld aan de index volgens dezelfde regeling als de loonindexering (artikel 11 en volgende van deze collectieve arbeidsovereenkomst).
De betalingen geschieden voor ieder refertejaar tijdens de eerste week van de maand december.
Art. 21.De werkgever is de eindejaarspremie verschuldigd aan de werknemers die aan de volgende voorwaarden voldoen : op de datum van de betaling, werkelijke arbeid verrichten in de onderneming of, op die datum, zich bevinden in een periode van werkonderbreking die met werkelijke arbeid wordt gelijkgesteld.
De eindejaarspremie wordt pro rata temporis uitgekeerd aan de werknemers die, op het ogenblik van de betaling, hun dienstplicht vervullen, alsmede aan de werknemers die, voor de datum van de uitbetaling, om technologische of economische redenen zijn ontslagen.
Art. 22.Onder "periode van werkonderbreking gelijkgesteld met werkelijke arbeid" wordt verstaan : a) de dagen van afwezigheid wegens arbeidsongeval of wegens ongeval op de weg naar en van het werk;b) de dagen van gerechtvaardigd verzuim voorzien bij de wet betreffende de arbeidsovereenkomsten;c) de dagen afwezigheid wegens ziekte, met inbegrip van beroepsziekte, tot 125 werkdagen per jaar;d) de dagen afwezigheid wegens de jaarlijkse vakantie, feestdagen en gedeeltelijke werkloosheid.
Art. 23.De niet gerechtvaardigde afwezigheid van één dag doet het recht op de eindejaarspremie voorzien voor een week arbeid verliezen.
Het verlies wordt beperkt tot de week waarin de ongerechtvaardigde afwezigheid plaatsvond. HOOFDSTUK XI. - Vakbondspremie en/of -vorming
Art. 24.§ 1. De rechthebbende werknemers, leden van een van de in het Paritair Subcomité voor vuurvaste produkten vertegenwoordigde representatieve werknemersorganisaties, hebben elk jaar recht op een vakbondspremie.
De werkgever stort daartoe op rekening nr. 210-0651399-96 van het "Sociaal Fonds der werklieden van het ceramiekbedrijf" een som van 128 EUR per jaar per tewerkgestelde werknemer vanaf het jaar 2005, betaalbaar in februari van het volgende jaar; daarin is begrepen het bedrag van de premie voor syndikale vorming uitbetaald voor het betrokken jaar.
De betaling van deze premie geschiedt ten laatste op 28 februari van het jaar volgend op het refertejaar.
De betalingsmodaliteiten van de vakbondspremie worden door de beheerraad van voornoemd sociaal fonds vastgesteld. § 2. De werkgever wordt vrijgesteld van deze storting indien er, in geval van geschil tussen de werkgever en de werknemers, een arbeids-onderbreking heeft plaats gehad zonder dat de werknemers en hun representatieve organisaties alle verzoeningsprocedures en andere bepalingen die zijn vastgesteld bij artikel 23 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 1972, gesloten in het Nationaal Paritair Comité voor het ceramiek-bedrijf, tot vaststelling van het statuut van de vakbondsafgevaardigingen van het werklieden-personeel van de ondernemingen van de ceramiek-nijverheid, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 3 november 1972, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 17 januari 1973, hebben nageleefd.
Deze bepalingen zijn niet van toepassing op de ondernemingen die het probleem van de syndicale premie reeds hebben opgelost volgens andere modaliteiten, die voordeliger zijn voor de begunstigden. HOOFDSTUK XII. - Terugbetaling van de vervoerkosten
Art. 25.De werklieden die gebruik maken van een gemeenschappelijke vervoerdienst tussen hun verblijfplaats en hun werkplaats overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19sexies gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 30 maart 2001, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19ter van 5 maart 1991 tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19 van 26 maart 1975 betreffende de financiële bijdrage van de werkgever in de prijs van het vervoer van de werknemers, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11 februari 1993, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 19 maart 1993 en het koninklijk besluit van 18 maart 1993 houdende vaststelling van het bedrag van de werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden (Belgisch Staatsblad van 24 maart 1993) (actualisering door de collectieve arbeidsovereen-komst nr. 19sexies gesloten op 30 maart 2001).
Deze collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19sexies brengt de tegemoetkoming van de werkgever in de abonnementskosten voor alle openbaar vervoer op 60 pct. vanaf 1 april 2001.
Art. 26.De werklieden die woonachtig zijn op 5 kilometer en meer van de werkplaats en die gebruik maken van andere dan de in artikel 25 bedoelde vervoermiddelen, hebben eveneens recht, ten laste van de werkgever, op een terugbetaling van de gedragen kosten ten belope van de werk-geverstussenkomst in de prijs van de treinkaart geldend als sociaal abonnement voor de afgelegde afstand. Voor de berekening van deze afstand wordt het aantal kilometers in aanmerking genomen dat door een gemeenschappelijke vervoerdienst over die afstand, heen en terug, wordt afgelegd, en zo er geen is, het aantal kilometers langs de weg, heen en terug, berekend van de arbeidsplaats tot het stad- of gemeentehuis van de woonplaats.
Art. 27.De terugbetaling heeft minstens maandelijks plaats. HOOFDSTUK XIII. - Uitzendarbeid - Onzekere arbeidsovereenkomsten Beperking van de overuren
Art. 28.A) Uitzendarbeid De uitzendwerknemer zal globaal dezelfde loon- en arbeidsvoorwaarden als het ingeschreven personeel genieten.
Uitzendarbeid zal worden verricht in overleg met de vakbondsafvaardigingen met inachtneming van de wetten en overeenkomsten.
Elke uitzendwerknemer heeft het recht zich te laten bijstaan door de vakbondsafvaardigingen van de onderneming.
Ingeval de duur van de arbeidsovereenkomsten voor uitzendarbeid één jaar bereikt of overschrijdt, zal de directie van de onderneming de vakbondsafvaardigingen ontmoeten om hierover te overleggen.
Overuren B) Beperking van de overuren Verbintenis om alles in het werk te stellen om zo veel mogelijk de niet gerecupereerde overuren verricht op eenzelfde arbeidsplaats te beperken, in overleg met de vakbondsafvaardiging.
C) Desalniettemin kan de grens van 65 uren voor het toekennen van vervangingsrust opgetrokken worden tot 130 uren door een specifieke procedure die overeenstemt met de inhoud van de wet van 3 juli 2005 houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg, in artikel 16 en onverminderd artikelen 25 en 26, § 1, 3°, van de arbeidswet van 16 maart 1971.
De toepassingswijzen worden vastgelegd op het vlak van de ondernemingen bij interne collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK XIV. - Opzeggingstermijnen
Art. 29.In toepassing van de collectieve arbeids-overeenkomst nr. 75 gesloten op 20 december 1999 in de Nationale Arbeidsraad betreffende de opzeggingstermijnen van de werklieden en in toepassing van de wet van 3 juli 2005 houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg en in afwijking van de bepalingen van artikel 59 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeids-overeenkomsten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978), wordt de opzeggingstermijn, als de opzegging van de werkgever uitgaat, vastgesteld door een reglementair besluit. HOOFDSTUK XV. - Tewerkstelling
Art. 30.De partijen verbinden zich ertoe om alles in het werk te stellen om afdankingen tegen te gaan, en dit door gebruik te maken van alle nieuwe beschikkingen van de federale en regionale overheden HOOFDSTUK XVI. - Algemene bepalingen
Art. 31.De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst mogen geen afbreuk doen aan de voordeliger bepalingen van de ondernemingsovereenkomsten. HOOFDSTUK XVII. - Voorkoming van stress op het werk
Art. 32.Vanaf 1 januari 2001 zullen de werkgevers de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 72, gesloten op 30 maart 1999 in de Nationale Arbeidsraad, betreffende het beleid ter voorkoming van stress door het werk, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 21 juni 1999, Belgisch Staatsblad van 9 juli 1999, toepassen. HOOFDSTUK XVIII. - Sociale vrede
Art. 33.Om geldig en wettelijk nageleefd te worden moet de sociale vrede de inhoud van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités volgen, daarbij rekening houdend met de in het raam van het sociaal overleg vastgelegde paritaire procedures. HOOFDSTUK XIX. - Geldigheid
Art. 34.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2005 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2006, behalve artikel 4 dat ophoudt van kracht te zijn op 31 december 2007.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 25 april 2007.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN