gepubliceerd op 06 september 2019
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 januari 2019, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende de wijziging en de coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN en het desbetreffende pensioenreglement
17 AUGUSTUS 2019. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 januari 2019, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende de wijziging en de coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN en het desbetreffende pensioenreglement (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 30 januari 2019, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende de wijziging en de coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN en het desbetreffende pensioenreglement.
Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 augustus 2019.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, W. BEKE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 januari 2019 Wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN en het desbetreffende pensioenreglement (Overeenkomst geregistreerd op 20 februari 2019 onder het nummer 150623/CO/149.01) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Art. 3.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie. § 2. Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder "arbeiders" verstaan : de arbeiders en arbeidsters. § 3. Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt neergelegd ter Griffie van de Dienst van de Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 7 november 1969 tot vaststelling van de modaliteiten van neerlegging van de collectieve arbeidsovereenkomsten.
De algemeen bindend verklaring bij koninklijk besluit van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gevraagd. HOOFDSTUK II. - Voorwerp
Art. 4.Deze overeenkomst heeft tot voorwerp de wijziging en de coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 december 2017 betreffende de wijziging en de coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN en het desbetreffende pensioenreglement. HOOFDSTUK III. - Doelstelling
Art. 5.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft tot uiteindelijke doelstelling de modaliteiten te bewerkstelligen van het sociaal sectoraal pensioenstelsel ten voordele van de in artikel 1 bedoelde arbeiders ingevoerd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 november 2011.
De jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bedroeg met ingang van 1 januari 2002 1 pct. van hun bruto jaarwedden waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
Vanaf 1 januari 2006 werd de bijdrage om de financiering van het sociaal sectoraal pensioenstelsel te verzekeren bepaald op 1,30 pct. van hun bruto jaarwedden waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
Vanaf 1 juli 2006 werd de bijdrage om de financiering van het sociaal sectoraal pensioenstelsel te verzekeren bepaald op 1,36 pct. van hun bruto jaarwedden waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
Met ingang van 1 januari 2008 werd de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,46 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
Met ingang van 1 januari 2012 werd de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,70 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
Met ingang van 1 juli 2014 werd de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,80 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
Met ingang van 1 januari 2016 werd de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 2,10 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht. HOOFDSTUK IV. - Aansluitingsvoorwaarden
Art. 6.Alle arbeiders bedoeld in artikel 1 die op 1 januari 2002 of op elke latere datum met de werkgevers verbonden zijn of waren via een arbeidsovereenkomst, ongeacht de aard van deze overeenkomst, worden ambtshalve aangesloten bij het sociaal sectoraal pensioenstelsel.
Hierop geldt één uitzondering : de arbeiders die in dienst komen of blijven bij een werkgever na ingang van het (vervroegd) wettelijk pensioen worden niet (verder) aangesloten bij het sociaal sectoraal pensioenstelsel.
Deze uitzondering is overeenkomstig de overgangsmaatregel voorzien in de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen (WAP) echter niet van toepassing op de gepensioneerde arbeiders die op 1 januari 2016 reeds aangesloten waren bij het sociaal sectoraal pensioenstelsel, voor de verdere ononderbroken duur van hun arbeidsovereenkomst zoals van toepassing op 1 januari 2016. HOOFDSTUK V. - Aanduiding van de inrichter
Art. 7.Bij beslissing van het paritair subcomité van 23 april 2002 werd het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de sector van de elektriciens", opgericht bij collectieve arbeidsovereenkomst van 23 oktober 1968, algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 maart 1969, als inrichter van het sociaal sectoraal pensioenstelsel aangeduid (hierna "het fonds voor bestaanszekerheid" of "de inrichter"). HOOFDSTUK VI. - Aanduiding van de pensioeninstelling
Art. 8.Als pensioeninstelling die het sectoraal pensioenstelsel uitvoert, is AXA Belgium N.V. met maatschappelijke zetel te 1000 Brussel, Troonplein 1 aangeduid.
De beheersregels van het sectoraal pensioenstelsel worden vastgelegd in een pensioenreglement dat als bijlage is opgenomen bij en integraal deel uitmaakt van de onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK VII. - Toezichtscomité
Art. 9.Er is een toezichtscomité opgericht dat voor de helft is samengesteld uit leden die de arbeiders vertegenwoordigen aan wie de pensioentoezegging werd gedaan, en die door de inrichter worden aangeduid, en voor de andere helft uit vertegenwoordigers van de werkgevers, die eveneens door de inrichter worden aangeduid.
Dit toezichtscomité ziet toe op de uitvoering van de pensioentoezegging en wordt in het bezit gesteld van het "transparantieverslag" bedoeld in artikel 8 en de "verklaring inzake de beleggingsbeginselen" bedoeld in artikel 7, § 2 van het pensioenreglement nog vóór de mededeling ervan aan de inrichter. HOOFDSTUK VIII. - Transparantieverslag
Art. 10.De pensioeninstelling stelt jaarlijks een "transparantieverslag" op, zijnde een verslag over het beheer van de pensioentoezegging dat volgende informatie bevat : 1° de financieringswijze van de pensioentoezegging en de structurele wijzigingen hierin;2° de beleggingsstrategie op lange en korte termijn en de mate waarin daarbij rekening wordt gehouden met sociale, ethische en leefmilieuaspecten;3° het rendement van de beleggingen;4° de kostenstructuur;5° de winstdeling;6° de technische grondslagen voor de tarifering alsook in welke mate en voor welke duur de technische grondslagen van de tarifering worden gewaarborgd wanneer de pensioeninstelling een welbepaald resultaat garandeert op de gestorte bijdragen;7° de toepasselijke methode overeenkomstig artikel 24, § 4 van de WAP;8° het huidige niveau van financiering van de garantie bedoeld in artikel 24 van de WAP. Dit transparantieverslag wordt ter beschikking gesteld van de inrichter, die het op eenvoudig verzoek meedeelt aan de arbeiders bedoeld in artikel 1, alsook aan de gewezen arbeiders die nog steeds actuele of uitgestelde rechten genieten overeenkomstig het als bijlage opgenomen pensioenreglement. HOOFDSTUK IX. - Bijdrage
Art. 11.§ 1. De jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bedroeg met ingang van 1 januari 2002 1 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
Met ingang van 1 januari 2006 werd de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,30 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
Met ingang van 1 juli 2006 werd de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,36 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
Met ingang van 1 januari 2008 werd de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,46 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
Met ingang van 1 januari 2012 werd de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,70 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
Met ingang van 1 juli 2014 werd de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,80 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
Met ingang van 1 januari 2016 werd de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 2,10 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht. § 2. Van deze jaarlijkse bijdrage werd tot en met 31 december 2010 95 pct. aangewend voor de financiering van de pensioentoezegging en 5 pct. voor de financiering van de solidariteitstoezegging.
Vanaf 1 januari 2011 wordt 95,5 pct. van deze jaarlijkse bijdrage aangewend voor de financiering van de pensioentoezegging en 4,5 pct. voor de financiering van de solidariteitstoezegging. § 3. Elke werkgever die onder het toepassingsgebied van deze collectieve arbeidsovereenkomst valt, is gehouden tot de betaling van deze bijdrage. Tot en met 31 december 2016 werd deze bijdrage geïntegreerd in de globale bijdragen die de werkgever trimestrieel verschuldigd was. Vanaf 1 januari 2017 gebeurt de inning van deze bijdragen via de gedifferentieerde inning door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, waardoor de bijdrage bestemd voor het sociaal sectoraal pensioenstelsel wordt afgescheiden van de basisbijdrage bestemd voor het fonds voor bestaanszekerheid.
De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid maakt de bijdrage voor het sociaal sectoraal pensioenstelsel over aan de inrichter.
Vervolgens maakt de inrichter het gedeelte van de bijdrage bestemd voor de financiering van de pensioentoezegging over aan de pensioeninstelling en het gedeelte van de bijdrage bestemd voor de financiering van de solidariteitstoezegging aan de rechtspersoon die met de uitvoering van de solidariteitstoezegging is gelast. § 4. De fiscale en parafiscale lasten op de bijdrage zijn niet in de bijdrage begrepen en zijn ten laste van de werkgever. HOOFDSTUK X. - Uitbetaling van de voordelen
Art. 12.§ 1. De prestaties bij leven voortvloeiende uit het sectoraal pensioenstelsel worden verplicht uitbetaald door de pensioeninstelling bij de pensionering van de arbeider. De "pensionering" betekent : de effectieve ingang van het (vervroegd) wettelijk rustpensioen van de arbeider in het stelsel van de werknemers. De pensioeninstelling wordt op de hoogte gebracht van de ingang van het (vervroegd) wettelijk rustpensioen van de arbeider door de vzw Sigedis.
De opname van de prestaties bij leven vóór de wettelijke pensioenleeftijd overeenkomstig de overgangsmaatregelen voorzien in de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen (WAP), op verzoek van de aangeslotene die is toegetreden tot het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) conform de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomsten inzake SWT binnen het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie (PSC 149.01), wordt gelijkgesteld met pensionering.
Indien de arbeider overlijdt vóór zijn pensionering, worden de prestaties bij overlijden toegekend zoals voorzien in het als bijlage opgenomen pensioenreglement. § 2. De modaliteiten en procedure van uitbetaling van de voordelen van het sectoraal pensioenstelsel worden bepaald in het pensioenreglement opgenomen als bijlage aan de onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK XI. - Uittreding
Art. 13.De procedure van uittreding uit het sectoraal pensioenstelsel wordt geregeld overeenkomstig de bepalingen vermeld in het als bijlage bij deze collectieve arbeidsovereenkomst opgenomen pensioenreglement. HOOFDSTUK XII. - Wettelijke rendementsgarantie
Art. 14.De arbeider, in zoverre deze voldoet aan de voorwaarden voorzien in artikel 4, heeft bij zijn uittreding, pensionering, betaling van prestaties vóór pensionering of opheffing van het sectoraal pensioenstelsel recht op de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2 van de WAP. HOOFDSTUK XIII. - Duur van de overeenkomst
Art. 15.Deze collectieve arbeidsovereenkomst van 30 januari 2019 wijzigt en coördineert de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 december 2017 betreffende de wijziging en de coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN en het desbetreffende pensioenreglement (geregistreerd op 22 februari 2018 onder het nr. 144689/CO/149.01).
Zij treedt in werking op 1 januari 2019 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan worden opgezegd bij aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie mits inachtneming van een opzeggingstermijn van zes maanden.
Art. 16.De opzegging van deze collectieve arbeidsovereenkomst, ingeval één van de ondertekenende partijen het vraagt, kan slechts gebeuren indien het paritair subcomité beslist het sectoraal pensioenstelsel op te heffen.
De beslissing tot opheffing van het sectoraal pensioenstelsel is slechts geldig wanneer zij met 80 pct. van de stemmen van de in het paritair subcomité benoemde gewone of plaatsvervangende leden die de werkgevers vertegenwoordigen en 80 pct. van de stemmen van de in het paritair subcomité benoemde gewone of plaatsvervangende leden die de arbeiders vertegenwoordigen, wordt aanvaard.
Art. 17.De gevolgen van opzegging van deze collectieve arbeidsovereenkomst met betrekking tot het aanvullend pensioen voor de arbeiders worden in het pensioenreglement bepaald, dat als bijlage bij de onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst is opgenomen.
Art. 18.De nietigheid of de onafdwingbaarheid van één der bepalingen van deze overeenkomst brengt de geldigheid of de afdwingbaarheid van de overige bepalingen niet in het gedrang.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 17 augustus 2019.
De Minister van Werk, W. BEKE
Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 januari 2019, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende de wijziging en de coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN en het desbetreffende pensioenreglement Sociaal sectoraal pensioenstelsel ten gunste van de arbeiders van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie (PSC 149.01) Sociaal sectoraal pensioenreglement HOOFDSTUK I. - Instelling Afdeling 1. - Voorwerp
Artikel 1.§ 1. Het hierna volgende pensioenreglement wordt afgesloten in uitvoering van artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 januari 2019 betreffende de wijziging en de coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN en het desbetreffende pensioenreglement, afgesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie (PSC 149.01).
Dit reglement omvat de rechten en verplichtingen van de inrichter, van de werkgevers, van de aangeslotenen en hun rechthebbenden, van de pensioeninstelling, de aansluitingsvoorwaarden, alsook de regels inzake de uitvoering van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. § 2. Dit reglement is onderworpen aan de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid (WAP) en het koninklijk besluit van 14 november 2003 tot uitvoering van de wet van 28 april 2003 (KB WAP) en iedere latere wijziging die de dwingende bepalingen van de WAP en/of het KB WAP vervangt en/of aanvult.
Voor het deel van de reserves opgebouwd vóór 1 januari 2019, is het eveneens onderworpen aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de toekenning van buitenwettelijke voordelen aan de werknemers bedoeld bij koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers en aan de personen bedoeld in artikel 32, eerste lid, 1° en 2° van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992, tewerkgesteld buiten een arbeidsovereenkomst. Afdeling 2. - Definities
Art. 2.Voor de toepassing van dit pensioenreglement wordt verstaan onder : 2.1. Aanvullend pensioen Het rust- en/of overlevingspensioen bij overlijden van de aangeslotene vóór of na de pensionering, of de daarmee overeenstemmende kapitaalswaarde, die op basis van de in dit pensioenreglement bepaalde verplichte stortingen worden toegekend ter aanvulling van een krachtens een wettelijke sociale zekerheidsregeling vastgesteld pensioen. 2.2. Pensioentoezegging De toezegging van een aanvullend pensioen door de inrichter aan de aangeslotenen en/of hun rechthebbenden in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 januari 2019 betreffende de wijziging en de coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN en het desbetreffende pensioenreglement. 2.3. Pensioenstelsel Een collectieve pensioentoezegging. 2.4. Inrichter Het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de sector van de elektriciens" daartoe aangeduid bij beslissing van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie (PSC 149.01) van 23 april 2002. 2.5. Werkgever Elke werkgever die arbeiders tewerkstelt vallende onder het toepassingsgebied van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 januari 2019 betreffende de wijziging en de coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN en het desbetreffende pensioenreglement. 2.6. Aangeslotene De arbeider die behoort tot de categorie van het personeel waarvoor de inrichter het pensioenstelsel heeft ingevoerd en die aan de aansluitingsvoorwaarden van het pensioenreglement voldoet, alsook de gewezen arbeider die nog steeds actuele of uitgestelde rechten geniet overeenkomstig het pensioenreglement.
De arbeiders die in dienst komen of blijven bij een werkgever na ingang van het (vervroegd) wettelijk pensioen worden niet (verder) aangesloten bij het sociaal sectoraal pensioenstelsel. Deze uitsluiting is overeenkomstig de overgangsmaatregel voorzien in de WAP echter niet van toepassing op de gepensioneerde arbeiders die op 1 januari 2016 reeds aangesloten waren bij het sociaal sectoraal pensioenstelsel, voor de verdere ononderbroken duur van hun arbeidsovereenkomst zoals van toepassing op 1 januari 2016. 2.7. Arbeider Voor de toepassing van dit pensioenreglement wordt onder "arbeider" verstaan : zowel de mannelijke en de vrouwelijke werklieden. 2.8. Pensioeninstelling AXA Belgium, naamloze vennootschap van verzekeringen toegelaten onder het nr. 0039 voor de verzekeringsverrichtingen leven en niet-leven (koninklijk besluit van 4 juli 1979, Belgisch Staatsblad van 14 juli 1979) met maatschappelijke zetel gevestigd te 1000 Brussel, Troonplein 1 werd aangeduid als pensioeninstelling die het sectoraal pensioenstelsel uitvoert overeenkomstig artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 januari 2019 betreffende de wijziging en de coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN en het desbetreffende pensioenreglement. 2.9. Uittreding - Hetzij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, anders dan door overlijden of pensionering; - Hetzij het einde van de aansluiting vanwege het feit dat de werknemer niet langer de aansluitingsvoorwaarden van het pensioenstelsel vervult, zonder dat dit samenvalt met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst anders dan door overlijden of pensionering; - Hetzij het einde van de aansluiting vanwege het feit dat de werkgever of, in geval van de overgang van de arbeidsovereenkomst, de nieuwe werkgever niet langer valt onder het toepassingsgebied van de collectieve arbeidsovereenkomst die het pensioenstelsel heeft ingevoerd. 2.10. Verworven prestaties De prestaties waarop de aangeslotene aanspraak kan maken overeenkomstig het pensioenreglement, indien hij bij zijn uittreding zijn verworven reserves bij de pensioeninstelling laat. 2.11. Verworven reserves De reserves waarop de aangeslotene op een bepaald ogenblik recht heeft overeenkomstig het pensioenreglement. 2.12. Pensioenleeftijd De pensioenleeftijd van de aangeslotene is vastgesteld op 65 jaar.
Blijft de aangeslotene in dienst van een werkgever na de leeftijd van 65 jaar zonder gepensioneerd te zijn, dan wordt de pensioenleeftijd telkens met één jaar verdaagd.
De einddatum van de pensioentoezegging wordt vastgelegd op de eerste dag van de maand volgend op de pensioenleeftijd van de aangeslotene.
Voor de arbeiders die pas toetreden tot het plan na de leeftijd van 65 jaar zonder gepensioneerd te zijn, wordt de pensioenleeftijd vastgesteld op leeftijd die de aangeslotene zal hebben op de eerste verjaardag volgend op zijn aansluiting. Blijft de aangeslotene in dienst na deze pensioenleeftijd, dan wordt de pensioenleeftijd telkens met één jaar verdaagd. 2.13. Individuele rekening De binnen de pensioeninstelling per aangeslotene voorziene rekening waarop de premie per actieve aangeslotene wordt gestort. 2.14. Premievrijmaking Bij stopzetting van de premiebetaling wordt de individuele rekening premievrij gemaakt.
Onder "de premievrijmaking van de individuele rekening" wordt verstaan : dat de individuele rekening blijft voortduren voor de premievrije waarde. Deze premievrije waarde is gelijk aan de prestaties die verzekerd blijven zonder dat nog een premie wordt betaald. 2.15. Tarief De door de pensioeninstelling gebruikte technische grondslagen neergelegd bij de Nationale Bank van België. 2.16. Financieringsfonds Collectieve reserve die in het kader van het sociaal sectoraal pensioenstelsel bij de pensioeninstelling wordt gevestigd. 2.17. Pensionering De effectieve ingang van het (vervroegd) wettelijk rustpensioen van de arbeider in het stelsel van de werknemers. De pensioeninstelling wordt op de hoogte gebracht van de ingang van het (vervroegd) wettelijk rustpensioen van de arbeider door de vzw Sigedis.
Op basis van de overgangsmaatregelen voorzien in de WAP, wordt de opname van de prestaties bij leven op verzoek van de aangeslotene die is toegetreden tot het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) conform de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomsten inzake SWT binnen het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie (PSC 149.01) gelijkgesteld met pensionering. 2.18. WAP Wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid. 2.19. KB WAP Koninklijk besluit van 14 november 2003 tot uitvoering van de wet betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid. Afdeling 3. - Toezichtscomité
Art. 3.Overeenkomstig artikel 7 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 januari 2019 betreffende de wijziging en de coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN en het desbetreffende pensioenreglement, wordt er een toezichtscomité opgericht dat voor de helft is samengesteld uit leden die de arbeiders vertegenwoordigen aan wie de pensioentoezegging werd gedaan, en die door de inrichter worden aangeduid, en voor de andere helft uit vertegenwoordigers van de werkgevers die eveneens door de inrichter worden aangeduid.
Dit toezichtscomité ziet toe op de uitvoering van de pensioentoezegging en wordt in het bezit gesteld van het transparantieverslag zoals bedoeld in artikel 7, § 1 van dit pensioenreglement en de verklaring inzake de beleggingsbeginselen bedoeld in artikel 7, § 2 van dit pensioenreglement, nog vóór de mededeling ervan aan de inrichter. HOOFDSTUK II. - Verplichtingen van de inrichter, van de werkgever, van de aangeslotene en van de pensioeninstelling Afdeling 1. - Verplichtingen van de inrichter
Art. 4.§ 1. Algemeen De inrichter verbindt zich ten aanzien van de aangeslotenen alle inspanningen te doen die nodig zijn voor een goede uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 januari 2019 betreffende de wijziging en de coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN en het desbetreffende pensioenreglement.
De jaarlijkse bijdrage voor het sociaal sectoraal pensioenstelsel bedraagt, overeenkomstig artikel 9 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 januari 2019 betreffende de wijziging en de coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN en het desbetreffende pensioenreglement : 1 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht vanaf 1 januari 2002.
Met ingang van 1 januari 2006 werd de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,30 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
Met ingang van 1 juli 2006 werd de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,36 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
Met ingang van 1 januari 2008 werd de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,46 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
Met ingang van 1 januari 2012 werd de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,70 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
Met ingang van 1 juli 2014 werd de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,80 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
Met ingang van 1 januari 2016 werd de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 2,10 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht. § 2. Betaling van de bijdrage aan de pensioeninstelling Tot en met 31 december 2016 werd deze bijdrage geïntegreerd in de globale bijdragen die de werkgever trimestrieel verschuldigd was.
Vanaf 1 januari 2017 gebeurt de inning van deze bijdragen via de gedifferentieerde inning.
De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid maakt de bijdrage over aan de inrichter bij wijze van maandelijkse voorschotten.
Binnen de 10 werkdagen na ontvangst van de bijdrage van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid voor het sociaal sectoraal pensioenstelsel maakt de inrichter 95,5 pct. van deze bijdrage over aan de pensioeninstelling ter financiering van de pensioentoezegging bij wijze van maandelijkse voorschotten.
Na de trimestriële berekening van de bijdrage, zoals gedefinieerd in artikel 10, betaalt de inrichter aan de pensioeninstelling het saldo van de bijdrage. § 3. Mededeling van gegevens aan de pensioeninstelling De pensioeninstelling is enkel tot de uitvoering van haar verplichtingen jegens de aangeslotene gehouden voor zover zij vanwege de inrichter de volgende gegevens ontvangt : 1° naam, voorna(a)m(en), adres, geboortedatum, taalstelsel, geslacht, burgerlijke staat en rijksregisternummer van de aangeslotene;2° data van in- en uitdiensttreding van een arbeider in/uit de sector;3° het bedrag van de bruto kwartaalwedde;4° alle andere gegevens die voor de pensioeninstelling nodig zijn voor de goede uitvoering van haar verplichtingen. Elke wijziging die zich voordoet met betrekking tot deze gegevens wordt door de inrichter in het geïnformatiseerd databestand volgend op de wijziging of op het ogenblik dat de pensioeninstelling erom verzoekt aan de pensioeninstelling meegedeeld. Bij gebreke hieraan voert de pensioeninstelling haar verbintenissen uit op basis van de in haar bezit zijnde gegevens. § 4. Informatie aan de aangeslotene 4.1. De inrichter bezorgt aan de aangeslotene op diens eenvoudig verzoek het jaarlijks transparantieverslag bedoeld in artikel 7, § 1, alsook de tekst van het pensioenreglement.
Daarenboven verstrekt de inrichter aan de aangeslotenen, hun rechthebbenden of hun vertegenwoordigers op eenvoudig verzoek de verklaring inzake de beleggingsbeginselen bedoeld in artikel 7, § 2, evenals de jaarrekening en het jaarverslag van de pensioeninstelling bedoeld in artikel 7, § 3. 4.2. De inrichter verbindt zich ertoe om ten voordele van de aangeslotenen een telefoonlijn open te stellen en te bemannen met een medewerker die op de hoogte is van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 januari 2019 betreffende de wijziging en de coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN en het desbetreffende pensioenreglement, het onderhavig pensioenreglement en andere elementen die van belang zijn in het kader van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. Deze helpdesk staat ter beschikking van de aangeslotenen.
De concrete vraagstellingen van de aangeslotenen in verband met het sociaal sectoraal pensioenstelsel zullen in eerste instantie door de medewerker bedoeld in het voorgaande lid worden beantwoord. Indien deze medewerker de vraag van de aangeslotene onmogelijk zelf kan beantwoorden, zal hij hierover de pensioeninstelling contacteren.
Bij overlijden nemen de begunstigden contact op met de helpdesk, die het dossier zal vervolledigen om het nadien door te spelen aan de pensioeninstelling, die overgaat tot de uitbetaling. Afdeling 2. - Verplichtingen van de werkgever
Art. 5.§ 1. Betaling van de bijdrage Overeenkomstig artikel 9 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 januari 2019 betreffende de wijziging en de coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN en van het desbetreffende pensioenreglement, stortte de werkgever met ingang vanaf 1 januari 2002 aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid de bijdrage voor het sociaal sectoraal pensioenstelsel, waarvan het totale jaarlijkse bedrag per actieve aangeslotene was vastgesteld op 1 pct. van zijn bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
Vanaf 1 januari 2005 werd de bijzondere sociale zekerheidsbijdrage van 8,86 pct. die door de werkgevers verschuldigd is op de stortingen die bedoeld zijn ter aanvulling van een wettelijk rust- of overlevingspensioen, tegelijk ingehouden met de bijdrage van 1 pct..
Het bedrag was dus gelijk aan 1,084 pct. van de bruto jaarbezoldiging van de actieve aangeslotene waarop de inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden gedaan.
Met ingang van 1 januari 2006 werd de bijdrage bepaald op 1,30 pct., dewelke dus op 1,41 pct. van de bruto jaarbezoldiging kwam van de actieve aangeslotene waarop de inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden gedaan.
Met ingang van 1 juli 2006 werd de bijdrage bepaald op 1,36 pct., dewelke dus op 1,47 pct. van de bruto jaarbezoldiging kwam van de actieve aangeslotene waarop de inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden gedaan.
Met ingang van 1 januari 2008 werd de bijdrage bepaald op 1,46 pct., dewelke dus op 1,58 pct. kwam van de bruto jaarbezoldiging van de actieve aangeslotene waarop de inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden gedaan.
Met ingang van 1 januari 2012 werd de bijdrage bepaald op 1,70 pct., dewelke dus op 1,84 pct. kwam van de bruto jaarbezoldiging van de actieve aangeslotene waarop de inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden gedaan.
Met ingang van 1 juli 2014 werd de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,80 pct., dewelke dus op 1,95 pct. kwam van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
Met ingang van 1 januari 2016 werd de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 2,10 pct., dewelke dus op 2,28 pct. komt van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.
Tot en met 31 december 2016 werd deze bijdrage geïntegreerd in de globale bijdragen die de werkgever trimestrieel verschuldigd was.
Vanaf 1 januari 2017 gebeurt de inning van deze bijdragen via de gedifferentieerde inning. § 2. Mededeling van gegevens aan de inrichter De werkgever is ertoe gehouden aan de inrichter, op diens eenvoudig verzoek, alle nodige gegevens en inlichtingen mee te delen die deze laatste nodig acht voor de goede uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 januari 2019 betreffende de wijziging en de coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN en het desbetreffende pensioenreglement. Afdeling 3. - Verplichtingen van de aangeslotene
Art. 6.§ 1. Algemeen De aangeslotene onderwerpt zich aan de bepalingen van het onderhavige pensioenreglement. § 2. Mededeling van inlichtingen en gegevens De aangeslotene machtigt de inrichter en de werkgever alle inlichtingen te verschaffen die nodig zijn voor de opmaak en de uitvoering van de individuele rekeningen.
De inrichter en de werkgever dienen in het kader van het beheer en de uitvoering van het sociaal sectoraal pensioenstelsel aan de pensioeninstelling alle noodzakelijke inlichtingen te verschaffen voor de opmaak, het beheer en de uitvoering van de individuele rekening.
In voorkomend geval verstrekt de aangeslotene of bij overlijden van de aangeslotene, de begunstigde(n) aan de inrichter op zijn eenvoudig verzoek de gegevens die nodig zouden zijn voor de uitvoering van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. Afdeling 4. - Verplichtingen van de pensioeninstelling
Art. 7.§ 1. Jaarlijks transparantieverslag De pensioeninstelling stelt jaarlijks een transparantieverslag op omtrent het beheer van de pensioentoezegging dat volgende informatie bevat : 1° de financieringswijze van de pensioentoezegging en de structurele wijzigingen hierin;2° de beleggingsstrategie op lange en korte termijn en de mate waarin daarbij rekening wordt gehouden met sociale, ethische en leefmilieuaspecten;3° het rendement van de beleggingen;4° de kostenstructuur;5° de winstdeling;6° de technische grondslagen voor de tarifering alsook in welke mate en voor welke duur de technische grondslagen van de tarifering worden gewaarborgd wanneer de pensioeninstelling een welbepaald resultaat garandeert op de gestorte bijdragen;7° de toepasselijke methode overeenkomstig artikel 24, § 4 van de WAP;8° het huidige niveau van financiering van de garantie bedoeld in artikel 24 van de WAP. Dit transparantieverslag wordt ter beschikking gesteld van de inrichter die het op eenvoudig verzoek meedeelt aan de aangeslotene. § 2. Verklaring inzake de beleggingsbeginselen De pensioeninstelling stelt een schriftelijke verklaring op met de beginselen van haar beleggingsbeleid. Zij herziet deze verklaring ten minste om de drie jaar en onverwijld na elke belangrijke wijziging van het beleggingsbeleid.
Deze verklaring omvat de toegepaste wegingsmethoden voor beleggingsrisico's, de risicobeheerprocedures en de strategische spreiding van de activa in het licht van de aard en de duur van de pensioenverplichtingen.
De verklaring inzake de beleggingsbeginselen wordt ter beschikking gesteld van de inrichter die het op eenvoudig verzoek meedeelt aan de aangeslotenen, hun rechthebbenden of hun vertegenwoordigers. § 3. Jaarrekening en jaarverslag van de pensioeninstelling De pensioeninstelling houdt haar jaarrekening en jaarverslag ter beschikking van de inrichter die het op eenvoudig verzoek meedeelt aan de aangeslotenen, hun rechthebbenden of hun vertegenwoordigers. § 4. Driemaandelijkse aanpassing van de individuele rekeningen Elk trimester gaat de pensioeninstelling over tot de aanpassing van de individuele rekeningen van de aangeslotenen op basis van de gegevens die de pensioeninstelling op dat ogenblik van de inrichter heeft ontvangen.
De aldus berekende premie wordt op de individuele rekening van de actieve aangeslotene geplaatst met als waardedatum de eerste dag van de tweede maand van het tweede trimester volgend op het meest recente trimester opgenomen in de geïnformatiseerde databestanden van het fonds voor bestaanszekerheid. § 5. Informatie aan de aangeslotenen 5.1. De jaarlijkse pensioenfiche Jaarlijks bezorgt de inrichter aan elke aangeslotene die nog niet is uitgetreden, een pensioenfiche : In een eerste deel uitsluitend de volgende gegevens : 1° Het bedrag van de verworven reserves op 1 januari van het betrokken jaar, berekend op basis van de persoonlijke gegevens en de parameters van dit pensioenstelsel die in aanmerking werden genomen bij de laatste herberekeningsdatum (waardedatum) bepaald in § 4 hierboven. Deze herberekeningsdatum wordt eveneens vermeld alsook het krachtens artikel 24 van de WAP gewaarborgd bedrag indien het bedrag van de verworven reserves lager ligt dan dit bedrag; 2° Het bedrag van de verworven prestaties op 1 januari van het betrokken jaar, berekend op basis van de persoonlijke gegevens en de parameters van dit pensioenstelsel die in aanmerking werden genomen bij de laatste herberekeningsdatum (waardedatum) bepaald in § 4 hierboven.Deze herberekeningsdatum wordt eveneens vermeld, alsook de datum waarop de verworven prestaties opeisbaar zijn; 3° Het bedrag van de prestatie op de pensioenleeftijd op 1 januari van het betrokken jaar, berekend op basis van de volgende veronderstellingen : a) de aangeslotene blijft in dienst tot aan de pensioenleeftijd;b) de persoonlijke gegevens en de parameters van het pensioenstelsel die beschikbaar zijn op de laatste herberekeningsdatum (waardedatum) bepaald in § 4 hierboven.Deze herberekeningsdatum wordt vermeld, alsook in voorkomend geval het rendement. Er wordt bepaald dat het gaat om een raming die geen kennisgeving inhoudt van een recht op een aanvullend pensioen; 4° Het bedrag van de prestatie bij overlijden vóór de pensioenleeftijd op 1 januari van het betrokken jaar, berekend op basis van de persoonlijke gegevens en de parameters van het aanvullend pensioen die in aanmerking werden genomen bij de laatste herberekeningsdatum (waardedatum) zoals bepaald in § 4 hierboven.Deze herberekeningsdatum wordt vermeld.
Er wordt eveneens vermeld of er een wezenrente bestaat en of er een bijkomende prestatie wordt toegekend in geval van overlijden door ongeval.
In een tweede deel minstens de volgende gegevens : 1° Het actuele financieringsniveau van de verworven reserves en van de waarborg bedoeld in artikel 24 van de WAP op 1 januari van het betrokken jaar;2° De in het eerste deel, punt 1° bedoelde bedragen die betrekking hebben op het voorgaande jaar;3° De variabele elementen waarmee bij de berekening van de in het eerste deel, punten 1° en 2° bedoelde bedragen rekening wordt gehouden. Deze jaarlijkse pensioenfiche geldt niet als kennisgeving van een recht op een aanvullend pensioen. Het pensioenreglement maakt de enige bron van recht uit.
Op de jaarlijkse pensioenfiche wordt eveneens meegedeeld dat de aangeslotene zijn gegevens betreffende zijn aanvullend pensioen kan raadplegen in de gegevensbank betreffende de aanvullende pensioenen (DB2P), via www.mypension.be. 5.2. Informatie bij uittreding van de aangeslotene Na de mededeling van de uittreding van een aangeslotene aan de pensioeninstelling deelt deze laatste aan de betrokken aangeslotene de gegevens mee zoals voorzien in 1.4. van artikel 16, § 1 (het bedrag van de verworven reserves en van de verworven prestaties, de keuzemogelijkheden van de aangeslotene). § 6. Uitbetaling van de voordelen Na ontvangst van de data van pensionering, de ingevulde en ondertekende aangifteformulieren en documenten vermeld in artikel 14, § 2 gaat de pensioeninstelling over tot de berekening van het verschuldigde bruto bedrag van de uitkeringen, overeenkomstig de modaliteiten bepaald in de artikelen en 14 en 15, alsook van het netto bedrag.
De pensioeninstelling staat in voor het verrichten van de fiscale en sociale inhoudingen op de uitkeringen, voor de uitbetaling van de netto bedragen aan de aangeslotenen of aan de begunstigde(n) bedoeld in 2.2.1. van artikel 14, evenals voor de opstelling van de verschillende aangiftes. HOOFDSTUK III. - Beschrijving van het sociaal sectoraal pensioenstelsel Afdeling 1. - Aansluiting
Art. 8.§ 1. Verplichte aansluiting De aansluiting bij het sociaal sectoraal pensioenstelsel is verplicht voor alle arbeiders in dienst bij een werkgever, bedoeld in 2.5. van artikel 2, op 1 januari 2002 of later, en dit ongeacht de aard van de arbeidsovereenkomst. Hierop geldt één uitzondering : de arbeiders die in dienst komen of blijven bij een werkgever na ingang van het (vervroegd) wettelijk pensioen worden niet (verder) aangesloten bij het sociaal sectoraal pensioenstelsel.
Deze uitzondering is overeenkomstig de overgangsmaatregel voorzien in de WAP echter niet van toepassing op de gepensioneerde arbeiders die op 1 januari 2016 reeds aangesloten waren bij het sociaal sectoraal pensioenstelsel, voor de verdere ononderbroken duur van hun arbeidsovereenkomst zoals van toepassing op 1 januari 2016. § 2. Ogenblik van de aansluiting De aansluiting heeft plaats op de eerste dag van de maand waarop de arbeider aan de aansluitingsvoorwaarden voldoet en dit ten vroegste op 1 januari 2002. § 3. Arbeiders die in dienst blijven na de pensioenleeftijd (zonder dat zij het wettelijk pensioen opnemen) De arbeiders die, na het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd (zonder dat zij het wettelijk pensioen opnemen), in dienst blijven van een werkgever bedoeld in punt 2.5. van artikel 2, blijven bij het aanvullend pensioenplan aangesloten en kunnen aanspraak maken op verworven reserves en prestaties.
De bijdragen zoals bepaald in artikel 10 blijven verder gestort op de individuele rekening van de actieve arbeider. Afdeling 2. - Gewaarborgde prestaties
Art. 9.Het huidig pensioenreglement waarborgt, in aanvulling op de wettelijke sociale zekerheidsregeling inzake pensioen, een voordeel betaalbaar : - aan de aangeslotene, in leven op het ogenblik van zijn pensionering; - aan de begunstigde(n) bedoeld in 2.2.1. van artikel 14, in geval van overlijden van de aangeslotene vóór zijn pensionering. Afdeling 3. - Bijdrage
Art. 10.§ 1. De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid maakt de jaarlijkse bijdrage voor het sociaal sectoraal pensioenstelsel, zoals bepaald in artikel 4 van dit pensioenreglement, bij wijze van maandelijkse voorschotten over aan de inrichter.
Binnen de 10 werkdagen na ontvangst van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid maakt de inrichter 95,5 pct. van de bijdrage over aan de pensioeninstelling ter financiering van de pensioentoezegging bij wijze van maandelijkse voorschotten.
De pensioeninstelling stort deze voorschotten in het financieringsfonds. § 2. Op basis van de gegevens meegedeeld door de inrichter berekent de pensioeninstelling elk trimester de trimestriële premie voor elke actieve aangeslotene overeenkomstig de volgende formules : Premie = 95,5 pct. x 1 pct. (W x 1,08) voor de weddes en de eindejaarspremie die betrekking hebben op de periode 1 januari 2002 tot en met 31 december 2005.
Premie = 95,5 pct. x 1,30 pct. (W x 1,08) voor de weddes en de eindejaarspremie die betrekking hebben op de periode 1 januari 2006 tot en met 30 juni 2006.
Premie = 95,5 pct. x 1,36 pct. (W x 1,08) voor de weddes en de eindejaarspremie die betrekking hebben op de periode 1 juli 2006 tot en met 31 december 2007.
Premie = 95,5 pct. x 1,46 pct. (W x 1,08) voor de weddes en de eindejaarspremie die betrekking hebben op de periode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2011.
Premie = 95,5 pct. x 1,70 pct. (W x 1,08) voor de weddes en de eindejaarspremie die betrekking hebben op de periode 1 januari 2012 tot en met 30 juni 2014.
Premie = 95,5 pct. x 1,80 pct. (W x 1,08) voor de weddes en de eindejaarspremie die betrekking hebben op de periode 1 juli 2014 tot en met 31 december 2015.
Premie = 95,5 pct. x 2,10 pct. (W x 1,08) voor de weddes en de eindejaarspremie die betrekking hebben op de periode vanaf 1 januari 2016.
Waarbij : W : de som van de maandelijkse bruto wedden en de eventuele eindejaarspremie van het kalenderjaar waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht;
W x 0,08 : het vakantiegeld.
Deze premie wordt vermeerderd met de intrest voortvloeiende uit de kapitalisatie van de premie aan de rentevoet voorzien in het tarief bedoeld in 2.15. van artikel 2.
Aangezien de premie betreffende het kwartaal met enkele maanden vertraging op de individuele rekening van de actieve aangeslotene wordt geplaatst, wordt een correctie toegepast teneinde een intrestverlies voor de aangeslotene te vermijden.
Aldus zal voor deze correctie de individuele premie met een intrest worden vermeerderd, die als volgt wordt berekend : - IP van het laatst gekende kwartaal : JI x 4/12; - IP van het voorlaatst gekende kwartaal : JI x 7/12; - IP van het 3de laatst gekende kwartaal : JI x 10/12; - IP van het 4de laatst gekende kwartaal : JI x 13/12.
Waarbij : IP = individuele premie;
JI = jaarlijkse intrest.
Er wordt immers vanuit gegaan dat de premies ieder kwartaal dienen te worden gestort, dit is op 1 april, 1 juli, 1 oktober en 31 december.
Deze premie, vermeerderd met de intrest bedoeld in het voorgaande lid, wordt uit het financieringsfonds geput en op de individuele rekening van de actieve aangeslotene geplaatst.
Indien de som van de voorschotten vermeerderd met de toegekende intresten kleiner is dan deze premie, betaalt de inrichter aan de pensioeninstelling het saldo. Afdeling 4. - Verzekeringscombinatie
Art. 11.De trimestriële pensioenpremies worden aangewend als opeenvolgende koopsommen voor een verzekeringsbewerking van het type "Uitgesteld Kapitaal met Terugbetaling van het Spaartegoed" dat voorziet in de uitkering van een kapitaal bij leven op het ogenblik van de pensionering of van een kapitaal gelijk aan de theoretische afkoopwaarde bij overlijden vóór pensionering.
De verzekerde prestaties evolueren in functie van de gestorte premies, en elke premie geniet van de tarificatie van kracht op het ogenblik dat de premie op de individuele rekening wordt gestort. Op 1 januari 2019 is de technische rentevoet op de premies gestort vanaf 1 januari 2019 gelijk aan 0,75 pct. op jaarbasis.
Deze technische rentevoet kan worden gewijzigd in geval van wijziging van de reglementering ter zake.
In dat geval zal de technische rentevoet die werd aangepast aan de reglementering, van toepassing zijn op de stortingen die gebeuren vanaf de inwerkingtreding van deze reglementering.
De inrichter zal over iedere tariefwijziging worden ingelicht door de pensioeninstelling, voorafgaand aan de inwerkingtreding van de tariefwijziging.
Op de stortingen die zijn gebeurd tot en met 31 december 2007, heeft de maatschappij een rentevoet van 3,25 pct. op jaarbasis gewaarborgd.
Op de stortingen die zijn gebeurd vanaf 1 januari 2008 tot en met 31 december 2017, heeft de maatschappij, in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomsten van 10 oktober 2007, 26 januari 2011 en 23 november 2011, een technische rentevoet van 3,35 pct. op jaarbasis gewaarborgd met in acht name van de daling van de wettelijk vastgelegde maximum gewaarborgde rentevoet vanaf februari 2016.
Op de verhoging van de stortingen die zijn gebeurd vanaf 1 juli 2014 tot en met 31 december 2017, heeft de maatschappij, in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 2014 betreffende het sociaal sectoraal pensioenstelsel - pensioen, een technische rentevoet van 2,25 pct. op jaarbasis gewaarborgd met in acht name van de daling van de wettelijk vastgelegde maximum gewaarborgde rentevoet vanaf februari 2016.
Op de verhoging van de stortingen die zijn gebeurd vanaf 1 januari 2016 tot en met 31 december 2017, heeft de maatschappij, in uitvoering van het nationaal akkoord van 2015-2016 betreffende het sectoraal pensioenfonds - pensioen, een technische rentevoet van 0,5 pct. op jaarbasis gewaarborgd.
Op de stortingen die zijn gebeurd vanaf 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018, heeft de maatschappij een technische rentevoet van 0,25 pct. op jaarbasis gewaarborgd.
De reserves die zijn opgebouwd op de individuele rekeningen van de aangeslotenen vóór 1 januari 2019 blijven genieten van de technische rentevoet zoals van kracht op het ogenblik dat de premies op de individuele rekening werden gestort. Afdeling 5. - Verworven reserves en verworven prestaties
Art. 12.§ 1. Verworven rechten 1.1. Om aanspraak te kunnen maken op verworven reserves en prestaties diende de aangeslotene tot 31 december 2018 gedurende een al dan niet onderbroken periode van 12 maanden bij het sociaal sectoraal pensioenstelsel te zijn aangesloten. 1.2. Vanaf 1 januari 2019 wordt elke voorwaarde tot verwerving van pensioenrechten als vervuld beschouwd.
Concreet betekent dit het volgende : In geval van aansluiting bij dit sectoraal pensioenstelsel op of na 1 januari 2019, maakt de actieve aangeslotene onmiddellijk aanspraak op verworven reserves en prestaties, zonder eerst te moeten voldoen aan een verwervingsperiode.
Voor de actieve aangeslotene die vóór 1 januari 2019 werd aangesloten bij dit sectoraal pensioenstelsel en die op 31 december 2018 de in 1.1. vermelde verwervingsperiode van 12 maanden nog niet bereikte, maakt vanaf 1 januari 2019 aanspraak op verworven reserves en verworven prestaties. Voor de berekening hiervan wordt eveneens rekening gehouden met de aansluitingstijd van vóór 1 januari 2019.
De gewezen aangeslotene die uittrad uit het stelsel vóór 31 december 2018, vooraleer hij de toen geldende verwervingsperiode van 12 maanden had bereikt en die na 1 januari 2019 herintreedt (door opnieuw tewerkgesteld te worden in een onderneming bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 januari 2019), maakt vanaf het moment van zijn herintreding onmiddellijk aanspraak op verworven reserves en prestaties (zonder eerst te moeten voldoen aan enige (resterende) verwervingsperiode). Voor de berekening van deze verworven reserves en prestaties wordt eveneens rekening gehouden met de aansluitingstijd bij het sectoraal pensioenstelsel vóór zijn herintreding. Het bedrag van zijn opgebouwde reserves op het ogenblik van uittreding na de eerste periode van aansluiting wordt dan opnieuw op zijn individuele rekening geplaatst. 1.3. Op het ogenblik van de uittreding van de aangeslotene worden de individuele rekeningen premievrij gemaakt. 1.4. Bij pensionering worden de opgebouwde reserves op de individuele rekeningen aan de aangeslotene uitgekeerd. 1.5. Telkens een arbeider na zijn uittreding uit het sectoraal pensioenstelsel, opnieuw bij een werkgever bedoeld in 2.5. van artikel 2 wordt tewerkgesteld, wordt hij als een nieuwe aangeslotene beschouwd. 1.6. Bij overlijden vóór de pensionering worden de opgebouwde reserves op de individuele rekeningen aan de begunstigde(n) uitgekeerd. § 2. Individuele rekeningen De individuele rekeningen geven geen recht op voorschotten, noch op pandgevingen.
Evenmin kan de uitbetaling van de individuele rekeningen worden opgevraagd zolang de aangeslotene in dienst is van een werkgever bedoeld in 2.5. van artikel 2. § 3. Wettelijke rendementsgarantie De wettelijke rendementsgarantie stemt overeen met het bedrag opgebouwd door de kapitalisatie, tegen de overeenkomstig de door de WAP vastgelegde en door de FSMA gepubliceerde rentevoet(en) (zijnde 1,75 pct. op 1 januari 2018) van de bijdragen die op de individuele rekeningen gestort worden en verminderd met de kosten beperkt tot 5 pct. van de bijdragen.
Evenwel, indien één van de volgende gebeurtenissen plaatsvindt in de eerste vijf jaar van zijn aansluiting (uittreding van de aangeslotene, pensionering of betaling van de prestaties vóór pensionering, opheffing van onderhavige pensioentoezegging), wordt de kapitalisatie van de bijdragen vervangen door een indexering, indien deze leidt tot een lager resultaat. De indexering gebeurt op basis van het indexcijfer van de consumptieprijzen van de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen, conform de wet van 2 augustus 1971.
De toegepaste kapitalisatiemethode is de zogenaamde "horizontale" methode. Volgens deze methode is, in geval van wijziging van het percentage van de wettelijke rendementsgarantie, het oude percentage van toepassing op de bijdragen die verschuldigd zijn vóór de wijziging van het percentage tot de eerste van de volgende gebeurtenissen : uittreding van de aangeslotene, pensionering of betaling van de prestaties vóór pensionering, opheffing van de pensioentoezegging, en is het nieuwe percentage van toepassing op de bijdragen die verschuldigd zijn vanaf de wijziging ervan tot de eerste van de volgende gebeurtenissen : uittreding van de aangeslotene, pensionering of betaling van de prestaties vóór pensionering, opheffing van de pensioentoezegging. § 4. Financiering van de wettelijke rendementsgarantie De pensioeninstelling ziet toe op de financiering van de wettelijke rendementsgarantie volgens de reglementaire vereisten ter zake.
In geval van wijziging van de reglementering op dit vlak in de toekomst, zal de maatschappij haar werkwijze aanpassen aan deze wijziging zonder dat de huidige bepalingen uitdrukkelijk moeten aangepast worden.
Indien de aangeslotene na zijn uittreding de vereffening van zijn rekeningen vraagt omwille van het feit dat hij zijn verworven reserves wenst over te dragen overeenkomstig één van de opties voorzien in dit plan, zal het over te dragen of te vereffenen bedrag overeenstemmen met de verworven reserves op de rekeningen, zonder dat het echter lager mag zijn dan de wettelijke rendementsgarantie berekend op de datum van de uittreding. Het eventuele tekort wordt ingehouden op het financieringsfonds. Ingeval de tegoeden van het financieringsfonds niet voldoende zouden zijn, zal een bijkomende bijdrage worden gevorderd door de maatschappij aan de inrichter.
Deze verrichting vindt eveneens plaats bij de pensionering van de aangeslotene, de vervroegde betaling van prestaties vóór pensionering of in geval van opheffing van de pensioentoezegging. Het eventuele tekort wordt ingehouden op het financieringsfonds. Ingeval de tegoeden van het financieringsfonds niet voldoende zouden zijn, zal een bijkomende bijdrage worden gevorderd door de maatschappij aan de inrichter.
Deze verplichting van de pensioeninstelling tot aanzuivering van de tekorten geldt niet indien deze tekorten te wijten zijn aan de niet-betaling van de maandelijkse voorschotten en de jaarlijkse bijdragen door de inrichter.
Deze verplichting wordt overgenomen door de inrichter op het ogenblik dat een andere pensioeninstelling bij collectieve arbeidsovereenkomst met de uitvoering van het sectoraal pensioenstelsel werd gelast, doch zonder dat de reserves naar een andere pensioeninstelling werden overgedragen. Afdeling 6. - Winstdeling
Art. 13.Voor de reserves opgebouwd tot en met 31 december 2018, wordt er een winstdeling toegekend overeenkomstig het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de toekenning van buitenwettelijke voordelen aan de werknemers bedoeld bij koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers en aan de personen bedoeld in artikel 32, eerste lid, 1° en 2° van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992, tewerkgesteld buiten een arbeidsovereenkomst. Vanaf 1 januari 2019 wordt een winstdeelneming door de maatschappij toegekend op de rekeningen volgens de modaliteiten bepaald in het winstdeelnemingsreglement betreffende het fonds met aangewezen activa "Corporate Fund". Afdeling 7. - Uitbetalingsvorm en uitbetaling van de voordelen
Art. 14.§ 1. Uitbetalingsvorm van de voordelen 1.1. Zowel het voordeel bij leven als het voordeel bij overlijden worden in regel onder de vorm van een kapitaal uitbetaald. 1.2. De aangeslotene of, in geval van overlijden, zijn begunstigde(n) heeft (hebben) evenwel het recht om de omvorming van het kapitaal in een rente te vragen. 1.3. Van het recht om een uitkering in rente in plaats van in kapitaal te vragen wordt de aangeslotene door de inrichter in kennis gesteld 2 maanden vóór de pensionering.
In geval de pensionering van de aangeslotene gebeurt vóór de wettelijke pensioendatum, brengt de inrichter de aangeslotene van dit recht op de hoogte binnen de 2 weken nadat de inrichter van de vervroegde pensionering op de hoogte is gebracht.
In geval van overlijden van de aangeslotene vóór de pensionering brengt de inrichter de begunstigde(n) van dit recht op de hoogte binnen de 2 weken nadat de inrichter door de begunstigde(n) van het overlijden schriftelijk in kennis werd gesteld.
In de hypothese dat de omvorming van het kapitaal in rente, een rente oplevert die lager is dan de rente berekend overeenkomstig artikel 19, § 1 van het KB WAP, put de pensioeninstelling uit het financieringsfonds de nodige bijdrage om het tekort aan te zuiveren.
Bij gebreke aan voldoende tegoeden in dit fonds, zal een bijkomende bijdrage van de inrichter gevorderd worden. 1.4. De omvorming in rente is evenwel niet mogelijk indien het jaarlijks bedrag van de te betalen rente niet meer bedraagt dan 500,00 EUR. Dit bedrag van 500,00 EUR, zoals bepaald in artikel 28, § 2 van de WAP, wordt geïndexeerd op basis van het indexcijfer van de consumptieprijzen. 1.5. Opdat de uitkering in rente zou gebeuren, dient (dienen) de aangeslotene of de begunstigde(n) de keuze voor een uitkering in rente aan te duiden op het aangifteformulier, zoals voorzien in 2.1.5. en 2.2.5. van dit artikel.
Bij gebreke aan deze schriftelijke aanduiding van keuze gebeurt de uitkering aan de aangeslotene of aan de begunstigde(n) in kapitaal. 1.6. Indien de vereffening van de individuele rekeningen gebeurt in rente, zijn de volgende bepalingen van toepassing : - om haar verplichting na te komen, kan de pensioeninstelling op elke rentetermijnvervaldag een getuigschrift van leven van de begunstigde van de rente of een gelijkwaardig bewijs vragen; - het recht op de bij overlijden verzekerde rente gaat in op de eerste dag van de maand waarin de aangeslotene is overleden; - de rente-uitkeringen zijn betaalbaar per maandelijkse termijnen achteraf, tot en met de rentetermijnvervaldag die voorafgaat aan het overlijden van de rentegenieter. § 2. Uitbetaling van de voordelen 2.1. Uitbetaling van de voordelen bij leven 2.1.1. Bij pensionering De prestaties bij leven voorvloeiende uit het sectoraal pensioenstelsel worden verplicht uitbetaald door de pensioeninstelling op het moment van de pensionering van de arbeider.
De pensioeninstelling wordt op de hoogte gebracht van de ingang van het wettelijke pensioen van de arbeider door de vzw Sigedis.
Voor de uitbetaling van de prestatie bij leven op het moment van pensionering dient de aangeslotene het aangifteformulier, ingevuld en ondertekend, aan de inrichter over te maken, vergezeld van de volgende documenten : - een recto verso fotokopie van de identiteitskaart; - een kopie van de bankkaart; - enkel in geval dit uitdrukkelijk door de pensioeninstelling wordt gevraagd omdat zij nog niet werd geïnformeerd door Sigedis van de pensionering van de aangeslotene : een bewijs afkomstig van de Federale Pensioendienst (FPD) van de pensionering van de aangeslotene in het stelsel van de werknemers; - voor de aangeslotene die is toegetreden tot het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) conform de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomsten inzake SWT binnen het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie (PSC 149.01), die de uitbetaling vraagt vóór de wettelijke pensioenleeftijd op basis van de overgangsmaatregel voorzien in artikel 63/3 van de WAP (dat is SWT in kader van een herstructureringsplan opgemaakt en gecommuniceerd aan de regionale en federale minister van werk vóór 1 oktober 2015), een bewijs dat de aangeslotene voldoet aan de voorwaarden om een vereffening vóór de pensionering te genieten; - indien de aangeslotene onder een regime van onbekwaamheid of onder gerechtelijke bescherming is geplaatst, een officieel document waarin de naam, de hoedanigheid en het adres van de wettelijke vertegenwoordiger(s) vermeld staan, alsook een attest van de bank dat aangeeft dat de rekening begunstigde geopend is op naam van de onbekwame en dat deze rekening geblokkeerd is tot het opheffen van de onbekwaamheid. 2.1.2. Van zodra de inrichter het aangifteformulier met de bijhorende documenten heeft ontvangen, maakt hij het over aan de pensioeninstelling.
Hierbij deelt de inrichter tevens de gegevens betreffende de ontbrekende kwartalen mee, voor zover deze gekend zijn. 2.1.3. Na de ontvangst van het formulier, de bijhorende documenten en de kwartaalgegevens gaat de pensioeninstelling over tot de berekening van de premies op basis van de raming bepaald in artikel 15.
De bijkomende premies nodig voor de opbouw van de uitkering worden uit het financieringsfonds geput en op de individuele rekening geplaatst. 2.1.4. De pensioeninstelling gaat over tot de uitbetaling van de voordelen aan de aangeslotene volgens de aanduiding van zijn keuze voor een uitkering in kapitaal, dan wel in rente.
De pensioeninstelling bezorgt aan de aangeslotene een vereffeningsafrekening met de vermelding van de bruto en netto bedragen van het kapitaal of van de rente, alsook van de fiscale en parafiscale inhoudingen die zij heeft verricht.
Eénmaal per maand stelt de pensioeninstelling de inrichter in kennis van de uitbetalingen verricht in de voorgaande maand. 2.1.5. Het in dienst blijven van de aangeslotene na de pensioenleeftijd Blijft de aangeslotene in dienst bij de werkgever na het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd (zonder dat hij het wettelijke pensioen opneemt), dan blijft de aangeslotene verder aangesloten bij het sociaal sectoraal pensioenstelsel.
De bijdragen zoals bepaald in artikel 10 blijven verder gestort op de individuele rekening van de actieve aangeslotene. 2.2. Uitbetaling van de voordelen bij overlijden 2.2.1. In geval van overlijden van de aangeslotene vóór zijn pensionering, worden, ongeacht de oorzaak, de omstandigheden of de plaats van het overlijden, de prestaties uitgekeerd aan de begunstigde(n) op basis van de volgende rangorde : 1. de noch uit de echt, noch van tafel en bed gescheiden echtgeno(o)t(e) of de wettelijk samenwonende partner van de aangeslotene;2. bij ontstentenis van deze echtgeno(o)t(e) of de wettelijk samenwonende partner, aan de natuurlijke persoon of personen die de aangeslotene heeft aangeduid op het formulier "Aanduiding van begunstigde" te bekomen bij de inrichter.Dit formulier dient de aangeslotene, na invulling en ondertekening, bij aangetekend schrijven, aan de pensioeninstelling over te maken.
De schriftelijke aanvaarding van de begunstiging door de betrokken persoon heeft tot gevolg dat de begunstiging niet meer kan worden herroepen, behalve in geval van aanvaarding door de echtgeno(o)t(e).
In zoverre er geen schriftelijke aanvaarding van begunstiging is, kan de aanduiding van de begunstigde worden herroepen. Deze herroeping dient volgens dezelfde procedure als hoger vermeld te worden gedaan, behalve indien de aangeslotene in het huwelijk treedt in welk geval de herroeping automatisch gebeurt; 3. bij ontstentenis, aan de kinderen van de aangeslotene, per gelijke delen;is een kind van de aangeslotene vooroverleden, dan komt het aandeel van dat kind per gelijke delen toe aan zijn kinderen; bij ontstentenis, per gelijke delen onder de andere kinderen van de aangeslotene; het kind is degene waarvan de verwantschap ten opzichte van zijn rechtsvoorganger rechtsgeldig is vastgesteld, en dit ongeacht de wijze van vaststelling van de verwantschap; 4. bij ontstentenis, aan de ouders van de aangeslotene, per gelijke delen, bij ontstentenis aan één van hen, aan de overlevende;5. bij ontstentenis, aan de grootouders van de aangeslotene, per gelijke delen;bij ontstentenis van één van hen, aan de overlevende; 6. bij ontstentenis, aan de broers en de zusters van de aangeslotene, per gelijke delen;bij ontstentenis van één van hen, aan zijn of haar kinderen; bij ontstentenis daaraan, aan de andere broers of zusters van de aangeslotene, per gelijke delen; 7. bij ontstentenis, aan de andere wettige erfgenamen van de aangeslotene, per gelijke delen, met uitsluiting van de Staat;8. bij ontstentenis van de voormelde begunstigde(n) worden de prestaties bij overlijden in het financieringsfonds gestort. 2.2.2. Opdat de pensioeninstelling tot de uitkering zou kunnen overgaan, dient de begunstigde(n) het aangifteformulier, ingevuld en ondertekend, aan de inrichter over te maken, vergezeld van de volgende documenten : - een uittreksel uit de overlijdensakte; - een kopie van de bankkaart; - een recto verso fotokopie van de identiteitskaart van de begunstigde(n); - indien de prestatie gestort wordt aan een minderjarige of aan een persoon die onder een regime van onbekwaamheid of onder gerechtelijke bescherming is geplaatst, een officieel document waarin de naam, de hoedanigheid en het adres van de wettelijke vertegenwoordiger(s) vermeld staan, alsook een attest van de bank dat aangeeft dat de rekening begunstigde geopend is op naam van de minderjarige of de onbekwame en dat deze rekening geblokkeerd is tot de meerderjarigheid of het opheffen van de onbekwaamheid; - een attest of een akte van erfopvolging of een ander bewijskrachtig document die de hoedanigheid en de rechten van de begunstigde(n) vermeldt; indien geen aanwijzing bij naam van de begunstigde(n) gebeurde en de begunstigde niet de langstlevende echtgeno(o)t(e) is, voor zover de inrichter de informatie van deze documenten al niet in zijn bezit had.
De pensioeninstelling kan aan de begunstigde(n) desgevallend bijkomende documenten vragen die zij nodig heeft om tot de uitkering te kunnen overgaan.
Van zodra de inrichter het aangifteformulier met de bijhorende documenten heeft ontvangen, maakt hij deze over aan de pensioeninstelling.
Hierbij deelt de inrichter tevens de gegevens betreffende de ontbrekende kwartalen mee, voor zover deze gekend zijn. 2.2.3. Na de ontvangst van het formulier, de bijhorende documenten en de kwartaalgegevens gaat de pensioeninstelling over tot de berekening van de premies op basis van de raming bepaald in artikel 15.
De bijkomende premies nodig voor de opbouw van de uitkering worden uit het financieringsfonds geput en op de individuele rekening geplaatst. 2.2.4. De pensioeninstelling gaat over tot de uitbetaling van de prestaties bij overlijden aan de begunstigde(n) volgens de aanduiding van zijn keuze voor een uitkering in kapitaal, dan wel in rente.
De pensioeninstelling bezorgt aan de begunstigde(n) een vereffeningsafrekening met de vermelding van de bruto en netto bedragen van het kapitaal of van de rente, alsook de fiscale en de parafiscale inhoudingen die zij heeft verricht.
Eénmaal per maand stelt de pensioeninstelling de inrichter in kennis van de uitbetalingen verricht in de voorgaande maand. Afdeling 8. - Berekening van de bijdrage op het ogenblik van de
uitbetaling van de voordelen
Art. 15.§ 1. Indien de loongegevens betreffende maximaal vier kwartalen voorafgaand aan de pensionering of het overlijden van de aangeslotene door de inrichter niet aan de pensioeninstelling kunnen worden meegedeeld, gebeurt de berekening van de bijdrage op basis van een geraamde bruto wedde overeenkomstig de volgende formule : bruto wedde voor de ontbrekende kwartalen : n x laatst gekende kwartalen x i1/i0 waarbij : n : het aantal ontbrekende kwartalen (gebroken getal, 2 decimalen); i1 : de gezondheidsindex van de maand voorafgaand aan de pensionering, de ingang van het SWT of het overlijden van de aangeslotene; i0 : de gezondheidsindex van de laatste maand van het laatst gekende kwartaal.
De nog op de individuele rekening te storten bijdrage wordt berekend door toepassing van de formule bepaald in artikel 10, § 2 op de aldus geraamde bruto wedde. § 2. Indien de loongegevens betreffende meer dan vier kwartalen voorafgaand aan de pensionering of het overlijden van de aangeslotene ontbreken, neemt de inrichter alle nodige maatregelen om de ontbrekende gegevens te bekomen en deze mee te delen aan de pensioeninstelling. Afdeling 9. - Uittreding
Art. 16.§ 1. Procedure 1.1. De inrichter stelt trimestrieel een lijst van de uittreders op.
De inrichter zal een uittreding enkel als definitief beschouwen indien de aangeslotene gedurende minstens twee opeenvolgende kwartalen niet meer voorkomt in de DmfA-gegevens van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. 1.2. Trimestrieel deelt de inrichter de uittredingen mee aan de pensioeninstelling, samen met de gegevens nodig voor de berekening van de verworven rechten. 1.3. Binnen de 30 dagen na deze mededeling door de inrichter, deelt de pensioeninstelling aan de inrichter volgende gegevens mee : 1. het bedrag van de verworven reserves, eventueel aangevuld tot het bedrag van de wettelijke rendementsgarantie, zoals vermeld in artikel 12, § 3;2. het bedrag van de verworven prestaties; 3. de verschillende keuzemogelijkheden waarover de aangeslotene beschikt, zoals bepaald in punt 1.4. van dit artikel.
De inrichter stelt de aangeslotene hiervan onmiddellijk in kennis.
Deze kennisgeving dient echter niet te gebeuren in het geval de verworven reserves lager zijn dan of gelijk zijn aan 150,00 EUR. Wanneer het bedrag van de verworven reserves lager is dan of gelijk aan 150,00 EUR, blijft dit bedrag van de verworven reserves op de datum van uittreding immers bij de pensioeninstelling, zonder wijziging van de pensioentoezegging. Dit bedrag van 150,00 EUR wordt geïndexeerd op basis van het indexcijfer van de consumptieprijzen. 1.4. Binnen de 30 dagen na de mededeling van deze gegevens dient de aangeslotene de inrichter schriftelijk mee te delen welke van de hierna vermelde keuzemogelijkheden in verband met zijn verworven reserves, eventueel aangevuld tot het bedrag van de wettelijke rendementsgarantie, zoals vermeld in artikel 12, § 3, hij wenst uit te oefenen : 1) behoud bij de pensioeninstelling zonder wijziging van de pensioentoezegging;2) overdracht naar de pensioeninstelling van de nieuwe inrichter, voor zover hij bij de pensioentoezegging van die inrichter wordt aangesloten;3) overdracht naar een pensioeninstelling die de totale winst onder de aangeslotenen in verhouding tot hun reserves verdeelt en de kosten volgens de regels vastgesteld door de Koning beperkt. Indien de aangeslotene de termijn van 30 dagen heeft laten verstrijken, wordt hij geacht te hebben gekozen voor de mogelijkheid vermeld in punt 1).
Evenwel kan de aangeslotene, na het verstrijken van deze termijn van 30 dagen, ten allen tijde alsnog vragen om zijn reserves over te dragen naar een pensioeninstelling bedoeld in punten 2) en 3). § 2. Overdracht van de verworven reserves 2.1. Wanneer de aangeslotene opteert voor de overdracht van zijn verworven reserves, voert de pensioeninstelling deze overdracht uit binnen een maand na de mededeling van zijn keuze. 2.2. De overdracht van de verworven reserves door de pensioeninstelling gebeurt in twee fases : - Overdracht van de verworven reserves op basis van de bijdragen gestort op de individuele rekening binnen de maand na de ontvangst door de pensioeninstelling van het verzoek van de aangeslotene om zijn verworven reserves over te dragen; - Overdracht binnen de maand na de mededeling door de inrichter aan de pensioeninstelling van de loongegevens betreffende de ontbrekende kwartalen, van de verworven reserves betreffende deze ontbrekende kwartalen.
In geval van vertraging van de overdracht van de verworven reserves wordt het overgedragen bedrag verhoogd met de wettelijke intresten voor de periode die de termijn van 1 maand, bedoeld in de voorgaande alinea, overschrijdt. § 3. Overlijden van de aangeslotene na zijn uittreding Indien de aangeslotene overlijdt in de 3 maanden die volgen op zijn uittreding, zonder vooraf aan de pensioeninstelling zijn beslissing betreffende het lot van zijn verworven reserves te hebben meegedeeld, zal de pensioeninstelling aan de begunstigden van de aangeslotene een prestatie overlijden storten gelijk aan de opgebouwde reserves op de individuele rekeningen van de aangeslotene op de datum van de uittreding. § 4. Bijzonder geval wanneer de aangeslotene niet langer de aansluitingsvoorwaarden van het plan vervult Indien de aangeslotene niet langer de aansluitingsvoorwaarden van het huidig plan vervult zonder dat dit samenvalt met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, wordt de mededeling van de pensioeninstelling bedoeld in artikel 16, § 1, punt 1.3., evenals de keuzemogelijkheden voor de aangeslotene in verband met zijn verworven reserves, desgevallend aangevuld tot het bedrag van de wettelijke rendementsgarantie, zoals vermeld in artikel 12, § 3, uitgesteld tot de beëindiging van de arbeidsovereenkomst anders dan door overlijden of pensionering.
De wettelijke rendementsgarantie blijft verder lopen tot de beëindiging van de arbeidsovereenkomst anders dan door overlijden of pensionering. Afdeling 10. - Financieringsfonds
Art. 17.§ 1. Principe Er wordt een financieringsfonds opgericht met het oog op het financieren van de lasten van de inrichter voortvloeiende uit het onderhavig pensioenreglement.
Het financieringsfonds wordt door de pensioeninstelling als een wiskundige inventarisreserve beheerd. § 2. Financiering Het financieringsfonds wordt gefinancierd door : - de maandelijkse voorschotten op de bijdrage, zoals bepaald in artikel 10, § 1; - de voordelen bij overlijden zonder begunstigingstoewijzing; - de stortingen van de inrichter bestemd om de activa van het financieringsfonds aan te vullen; - de intrest voortvloeiende uit het beheer van het financieringsfonds. § 3. Gebruik van het financieringsfonds Het financieringsfonds kan worden gebruikt voor de volgende doeleinden : - De betaling van de bijdragen op de individuele rekeningen bepaald in het pensioenreglement; - De betaling van de wettelijke rendementsgarantie niet gedekt door de individuele rekeningen. § 4. Vereffening van het fonds De tegoeden van het financieringsfonds moeten aangewend blijven voor de uitvoering van de pensioentoezegging, behoudens omstandigheden toegelaten door de wettelijke en reglementaire bepalingen.
Deze omstandigheden zijn de volgende : - definitieve opheffing van deze pensioentoezegging; - verdwijnen van de inrichter zonder overname van de verplichtingen door een derde.
In die veronderstellingen worden de tegoeden van het financieringsfonds toegekend : - enerzijds, aan de aangeslotenen evenredig met de verworven reserves, in voorkomend geval verhoogd tot het bedrag van de wettelijke rendementsgarantie, - en anderzijds, aan de rentegenieters, evenredig met het lopende vestigingskapitaal van de rente.
De tegoeden van het financieringsfonds kunnen ook geheel of gedeeltelijk worden aangewend voor een andere sociale bestemming door middel van een collectieve arbeidsovereenkomst, overeenkomstig artikel 14-4, § 2 van het KB WAP. Het bedrag van de tegoeden van het financieringsfonds dat wordt toegekend aan de aangeslotenen en de rentegenieters, of dat een andere sociale bestemming krijgt op basis van een collectieve arbeidsovereenkomst, is hoogstens gelijk aan het bedrag van de tegoeden dat hoger is dan de som van de verworven reserves van de betrokken aangeslotene en de vestigingskapitalen van de lopende rentes van de rentegenieters. Afdeling 11. - Niet-betaling van de voorschotten en de bijdragen
Art. 18.§ 1. Procedure Alle voorschotten en bijdragen die in uitvoering van het huidig pensioenreglement verschuldigd zijn, dienen door de inrichter aan de pensioeninstelling te worden gestort binnen de daartoe voorziene termijnen, zoals bepaald in artikel 4, § 2.
In geval van niet-betaling van deze voorschotten en bijdragen wordt de inrichter, ten vroegste 30 dagen na het verstrijken van deze termijnen, bij aangetekend schrijven door de pensioeninstelling in gebreke gesteld waarbij de inrichter op de gevolgen van de niet-betaling wordt gewezen.
Indien binnen de 30 dagen na deze ingebrekestelling de inrichter niet overgaat tot betaling van de ontbrekende bedragen, dan zal de pensioeninstelling binnen de daarop volgende 30 dagen iedere actieve aangeslotene van deze niet-betaling bij gewoon schrijven in kennis stellen. § 2. Gevolgen voor de individuele rekeningen De individuele rekeningen worden premievrij gemaakt. Zij blijven verder onderworpen aan het onderhavig pensioenreglement en delen verder in de winst.
Zij zullen slechts opnieuw worden gestijfd wanneer de inrichter aan de pensioeninstelling alle inlichtingen heeft bezorgd die nodig zijn voor de verdeling van de gelden en de inrichter het financieringsfonds dermate heeft aangevuld dat hieruit alle gelden kunnen worden geput die nodig zijn om op de individuele rekeningen te plaatsen.
In het tegenovergestelde geval blijven de gelden in het financieringsfonds alwaar zij verder intrest opleveren. § 3. Terug in werking stellen van de individuele rekeningen De inrichter mag vragen dat de individuele rekeningen die wegens de niet-betaling van de voorschotten en de bijdragen premievrij werden gemaakt, terug in werking worden gesteld.
Iedere terug inwerkingstelling die meer dan 3 jaar na de datum van de premievrijmaking van de individuele rekeningen wordt gevraagd, is onderworpen aan het voorafgaandelijk akkoord van de pensioeninstelling.
Het terug in werking stellen van de individuele rekeningen gebeurt door de bijdragen aan te passen rekening houdend met de theoretische afkoopwaarde van de individuele rekeningen op het ogenblik van het terug in werking stellen. Afdeling 12. - Fiscale bepalingen
Art. 19.§ 1. Overeenkomstig artikel 59 van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992, mag het pensioen voortvloeiende uit het sectoraal pensioenstelsel, winstdeling inbegrepen, vermeerderd met : - het wettelijk pensioen naar aanleiding van de pensionering; - de andere buitenwettelijke uitkeringen van dezelfde aard, doch met uitzondering van de individuele levensverzekering en het pensioensparen, uitgedrukt in jaarlijkse renten, niet meer bedragen dan 80 pct. van de laatste normale bruto jaarbezoldiging, rekening houdend met een normale duurtijd van de beroepsactiviteit.
In het kader van de fiscale aftrekbaarheid van de bijdragen, dienen deze betaald te worden uit hoofde van een pensioenreglement dat conform is aan de bepalingen voorzien in de WAP. Opdat de bijdragen van de fiscale voordelen zouden genieten, moet de gevraagde informatie in toepassing van het koninklijk besluit van 25 april 2007 aan de pensioeninstelling worden meegedeeld teneinde de gegevensbank betreffende aanvullende pensioenen (DB2P) te kunnen informeren. § 2. Overeenkomstig artikel 171 van het Wetboek van Inkomstenbelastingen genieten de prestaties uitgekeerd in kapitaal van een afzonderlijke aanslag in de personenbelasting. De belastingvoet varieert in functie van de aard van de prestatie (pensioen/overlijden), de oorsprong van de financiering en de leeftijd van de aangeslotene op het ogenblik van de toekenning van het kapitaal.
Indien de prestatie uitgekeerd wordt in een rente, wordt de netto prestatie van het kapitaal gestort op een rentecontract tegen storting met afstand van het vestigingskapitaal. Een bedrag gelijk aan 3 pct. van de netto prestatie van het kapitaal wordt dan beschouwd als recurrent roerend inkomen (per jaar). De winstdeelnemingen worden niet onderworpen aan de personenbelasting. Afdeling 13. - Contract "onthaalstructuur"
Art. 20.Er wordt een onthaalstructuur georganiseerd bij de pensioeninstelling.
De onthaalstructuur wordt opgezet om de inkomende reserves te ontvangen die de aangeslotenen hebben opgebouwd krachtens een aanvullend pensioenstelsel of een pensioenovereenkomst van hun vorige werkgever en die, bij hun toetreding tot deze pensioentoezegging, kiezen voor de overdracht van deze verworven reserves naar de onthaalstructuur.
Voor elke aangeslotene die de overdracht van zijn verworven reserves heeft gevraagd, maakt de pensioeninstelling : - een rekening op voor de reserve afkomstig van de bijdragen ten laste van zijn vroegere werkgever; - een rekening op voor de reserve afkomstig van de verplichte bijdragen van de aangeslotene, ingehouden door zijn vroegere werkgever op zijn bezoldigingen.
De onthaalstructuur voor de reserves overgedragen tot en met 31 december 2018 wordt beheerd overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende tot toekenning van buitenwettelijke voordelen aan de werknemers bedoeld bij koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen van de werknemers en aan de personen bedoeld in artikel 32, eerste lid, 1° en 2° van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992, tewerkgesteld buiten een arbeidsovereenkomst en iedere latere wijziging die de dwingende bepalingen van deze wet vervangt en/of aanvult.
Voor de reserves overgedragen vanaf 1 januari 2019 wordt de onthaalstructuur beheerd overeenkomstig de bepalingen in het kader van het Main Fund - tak 21 van de pensioeninstelling.
De individuele rekeningen binnen de onthaalstructuur worden uitgegeven in de verzekeringscombinatie "Uitgesteld Kapitaal met Terugbetaling van het Spaartegoed" die voorziet in de storting van een kapitaal in geval van leven op de afloopdatum van de rekening of een kapitaal betaalbaar aan de begunstigde(n) gelijk aan de theoretische afkoopwaarde in geval van overlijden van de aangeslotene vóór de afloop.
De afloop van deze contracten is vastgesteld op 65 jaar van de aangeslotene. Afdeling 14. - Beëindiging of wijziging van de collectieve
arbeidsovereenkomst 30 januari 2019 betreffende de wijziging en de coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN en het desbetreffende pensioenreglement - Gevolgen voor het sociaal sectoraal pensioenstelsel
Art. 21.§ 1. Wijziging of opheffing van de sectorale pensioentoezegging Het onderhavig pensioenreglement is afgesloten in uitvoering van artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 januari 2019 betreffende de wijziging en de coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN en het desbetreffende pensioenreglement.
Indien en in de mate dat deze collectieve arbeidsovereenkomst met betrekking tot de pensioentoezegging wordt gewijzigd of opgezegd, zal ook het pensioenreglement worden gewijzigd of stopgezet.
Ingeval van opzegging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 januari 2019 betreffende de wijziging en de coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN en het desbetreffende pensioenreglement, stelt de inrichter de pensioeninstelling hiervan onmiddellijk in kennis opdat deze laatste de aangeslotenen bij gewoon schrijven in kennis zou kunnen stellen van de opheffing van de pensioentoezegging en haar gevolgen.
In geval van opheffing van de pensioentoezegging worden de individuele rekeningen van de aangeslotenen premievrij gemaakt en blijven deze delen in de winst.
Bij de opheffing van de pensioentoezegging mag het financieringsfonds noch geheel, noch gedeeltelijk aan de inrichter of de werkgevers worden teruggestort. Het financieringsfonds wordt ten gunste van de aangeslotenen en de rentegenieters in verhouding tot hun opgebouwde reserves en het vestigingskapitaal van hun lopende rentes verdeeld. § 2. Wijziging van pensioeninstelling In zoverre bij collectieve arbeidsovereenkomst van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie (PSC 149.01) voor de uitvoering van de pensioentoezegging een andere pensioeninstelling wordt aangeduid, kunnen de reserves worden afgekocht met het oog op hun overdracht aan die andere pensioeninstelling.
De inrichter licht de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) voorafgaandelijk in over de verandering van de pensioeninstelling en van de eventueel daaruit voortvloeiende overdracht van de reserves. De inrichter stelt eveneens de aangeslotenen hiervan in kennis.
Bij wijziging van pensioeninstelling voor de uitvoering van de pensioentoezegging met overdracht van de reserves mag geen enkele vergoeding of verlies van winstdeling ten laste van de aangeslotenen worden gelegd, of van de op het ogenblik van overdracht verworven reserves worden afgetrokken.
Bij afkoop van de reserves met het oog op hun overdracht naar een andere pensioeninstelling behoudt de pensioeninstelling zich het recht voor vanwege de inrichter een vergoeding te vorderen overeenkomstig de bepalingen van de verzekeringsovereenkomst afgesloten tussen de pensioeninstelling en de inrichter. HOOFDSTUK IV. - Verwerking en bescherming van persoonsgegevens
Art. 22.§ 1. Inrichter 1. In het kader van de inrichting van dit sectoraal pensioenstelsel en de naleving in dit verband van de verplichtingen die onder andere voortvloeien uit de WAP, moeten een aantal persoonsgegevens van de aangeslotenen en/of hun begunstigden verwerkt worden door de inrichter. De inrichter verbindt er zich toe om bij de verwerking van die persoonsgegevens de toepasselijke wetgeving na te leven met inbegrip van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (afgekort als AVG of GDPR). In het kader deze wetgeving is de inrichter een verwerkingsverantwoordelijke.
De inrichter zal de persoonsgegevens die hij verzamelt en/of ontvangt in het kader van dit sectoraal pensioenstelsel uitsluitend verwerken met het oog op de inrichting, het beheer en de uitvoering van het sectoraal pensioenstelsel.
Hij verbindt er zich ertoe om deze gegevens bij te werken, te verbeteren, alsook de onjuiste of overbodige gegevens te verwijderen. 2. De inrichter neemt de gepaste technische en organisatorische maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de persoonsgegevens tegen onder meer toevallige of ongeoorloofde vernietiging, het toevallig verlies, de wijziging van of de toegang tot, en iedere andere niet toegelaten verwerking van persoonsgegevens. Hij voorziet de nodige maatregelen opdat elke persoon die door hem gemachtigd wordt om de persoonsgegevens te verwerken in het kader van dit sectoraal pensioenstelsel, de vertrouwelijke aard van deze gegevens zal respecteren. 3. Iedere aangeslotene of begunstigde waarvan persoonsgegevens bewaard en/of bewerkt worden, heeft het recht om inzage en verbetering van deze gegevens te verkrijgen, middels een schriftelijk verzoek aan de inrichter.De inrichter zal een passend gevolg geven aan deze verzoeken binnen de termijnen en de voorwaarden zoals voorzien in de toepasselijke wetgeving (met inbegrip van de AVG). 4. Op het moment van aansluiting wordt de wettelijk vereiste informatie omtrent de gegevensverwerking ter beschikking gesteld van de aangeslotene.De aangeslotene wordt geacht desgevallend zijn mogelijke begunstigde(n) die volgens de volgorde voorzien in artikel 14, § 2 eventueel aanspraak zouden kunnen maken op een overlijdensprestatie (echtgeno(o)t(e) of wettelijk samenwonende partner, kinderen,...) te informeren omtrent de verwerking van hun persoonsgegevens door de inrichter, voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van dit sectoraal pensioenstelsel. Wanneer de begunstigde effectief aanspraak maakt op een overlijdensprestatie, wordt hem/haar de wettelijk vereiste informatie omtrent de gegevensverwerking van zijn persoonsgegevens ter beschikking gesteld. 5. De naleving hiervan wordt onder meer opgevolgd door de functionaris voor gegevensbescherming (ook data protection officer of DPO) van de inrichter.De DPO kan door de aangeslotenen en begunstigden worden gecontacteerd per e-mail aan privacy@volta-org.be over alle aangelegenheden die verband houden met de verwerking van hun persoonsgegevens en de uitoefening van hun rechten in dit verband. § 2. Pensioeninstelling 1. Algemeen Inzake het beheer en de uitvoering van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, zoals vastgelegd in dit pensioenreglement, is de pensioeninstelling de verantwoordelijke voor de verwerking van de persoonsgegevens. De functionaris voor de gegevensbescherming van de pensioeninstelling kan gecontacteerd worden op de volgende adressen : Per post : AXA Belgium - Data Protection Officer (TR1/884), Troonplein 1, 1000 Brussel;
Via e-mail : privacy@axa.be. 2. Doeleinden van de gegevensverwerking en bestemmelingen van de gegevens De persoonsgegevens die door de betrokkene zelf worden meegedeeld of die op legitieme wijze door de pensioeninstelling worden ontvangen van ondernemingen van de groep AXA, van ondernemingen die in relatie staan met deze ondernemingen, van de inrichter, van de werkgever van de betrokkene of van derden, mogen door de pensioeninstelling verwerkt worden voor de volgende doeleinden : - Het beheer van het personenbestand : - dit zijn verwerkingen die uitgevoerd worden om de databases - in het bijzonder de identificatiegegevens - met betrekking tot alle natuurlijke en rechtspersonen die in het kader van deze pensioentoezegging in relatie staan met de pensioeninstelling, samen te stellen en up-to-date te houden; - deze verwerkingen zijn noodzakelijk voor het beheer en de uitvoering van het sociaal sectoraal pensioenstelsel en de verzekeringsovereenkomst tussen de inrichter en de pensioeninstelling en voor de naleving van de wettelijke verplichtingen door de pensioeninstelling; - Het beheer van de verzekeringsovereenkomst : - dit betreft de verwerking die wordt uitgevoerd met het oog op de - al dan niet geautomatiseerde - aanvaarding of weigering van risico's voor het sluiten van de verzekeringsovereenkomst of bij latere herwerkingen ervan; op de opmaak, bijwerking en beëindiging van de verzekeringsovereenkomst; op de - al dan niet geautomatiseerde - inning van de onbetaalde premies; op het beheer van de schadegevallen en de regeling van de verzekeringsprestaties; - deze verwerkingen zijn noodzakelijk voor de uitvoering van de verzekeringsovereenkomst en voor de naleving van wettelijke verplichtingen; - De dienstverlening aan de klanten : - dit betreft verwerkingen die worden uitgevoerd in het kader van de digitale diensten, bijkomend aan de verzekeringsovereenkomst, aan de klanten (bijvoorbeeld de ontwikkeling van een digitale klantenzone); - deze verwerkingen zijn noodzakelijk voor de uitvoering van de verzekeringsovereenkomst en/of van deze bijkomende digitale diensten; - Het beheer van de relatie tussen de pensioeninstelling en de verzekeringstussenpersoon : - dit betreft verwerkingen uitgevoerd in het kader van de samenwerking tussen de pensioeninstelling en de verzekeringstussenpersoon; - deze verwerkingen zijn noodzakelijk voor de behartiging van gerechtvaardigde belangen van de pensioeninstelling die bestaan uit de uitvoering van de overeenkomsten tussen de pensioeninstelling en de verzekeringstussenpersoon; - De opsporing, preventie en bestrijding van fraude : - dit betreft verwerkingen die worden uitgevoerd om - al dan niet op geautomatiseerde wijze - verzekeringsfraude op te sporen, te voorkomen en te bestrijden; - deze verwerkingen zijn noodzakelijk voor de behartiging van gerechtvaardigde belangen van de pensioeninstelling die bestaan uit de vrijwaring of het herstel van het technische en finan-ciële evenwicht van het product, de tak of de verzekeringsmaatschappij zelf; - De bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme : - dit betreft verwerkingen die worden uitgevoerd om al - dan niet op geautomatiseerde wijze - het witwassen van geld en de financiering van terrorisme op te sporen, te voorkomen en te bestrijden; - deze verwerkingen zijn noodzakelijk voor de uitvoering van een wettelijke verplichting die de pensioeninstelling moet naleven; - Bewaking van de portefeuille : - dit betreft verwerkingen die uitgevoerd worden om - al dan niet op geautomatiseerde wijze - het technische en financiële evenwicht van de verzekeringsportefeuilles te controleren en in voorkomend geval te herstellen; - deze verwerkingen zijn noodzakelijk voor de behartiging van gerechtvaardigde belangen van de pensioeninstelling die bestaan uit de vrijwaring of het herstel van het technische en finan-ciële evenwicht van het product, de tak of de verzekeringsmaatschappij zelf; - Statistische studies : - dit betreft verwerkingen uitgevoerd door de pensioeninstelling of een derde met het oog op statistische studies voor diverse doeleinden, zoals aanvaarding van risico's en tarifering; - deze verwerkingen zijn noodzakelijk voor de behartiging van gerechtvaardigde belangen van de pensioeninstelling die bestaan uit het maatschappelijke engagement, het streven naar efficiëntie en de verbetering van de kennis van haar vakgebieden.
In de mate dat de mededeling van persoonsgegevens noodzakelijk is voor de hiervoor opgesomde doeleinden, mogen de persoonsgegevens meegedeeld worden aan andere ondernemingen van de AXA Groep en aan ondernemingen en/of personen die ermee in verbinding staan (advocaten, experts, adviserende artsen, herverzekeraars, medeverzekeraars, verzekeringstussenpersonen, dienstverleners, andere verzekeringsmaatschappijen, vertegenwoordigers, follow-up bureaus voor tarifering, schaderegelingsbureaus, Datassur).
Deze gegevens mogen ook meegedeeld worden aan de controle-instanties, aan de bevoegde overheidsdiensten en aan elk ander overheids- of privéorganisme waarmee de pensioeninstelling persoonsgegevens kan uitwisselen in overeenstemming met de toepasselijke wetgeving.
Als de betrokkene ook klant is van AXA Bank Belgium, mogen deze persoonsgegevens door de pensioeninstelling verwerkt worden in gezamenlijke bestanden met het oog op het beheer van het personenbestand, en meer bepaald het beheer en de update van de identificatiegegevens. 3. Overdracht van gegevens buiten de Europese Unie De andere ondernemingen van de AXA Groep, de ondernemingen en/of personen die ermee in verbinding staan en aan wie de persoonsgegevens worden meegedeeld, kunnen zich zowel in de Europese Unie als erbuiten bevinden.In geval van overdracht van persoonsgegevens naar derden die zich buiten de Europese Unie bevinden, houdt de pensioeninstelling zich aan de wettelijke en reglementaire bepalingen die van kracht zijn voor dergelijke overdrachten. De pensioeninstelling waarborgt namelijk een adequaat beschermingsniveau voor de aldus overgedragen persoonsgegevens, op basis van de door de Europese Commissie ingestelde alternatieve mechanismen, zoals de standaard contractuele voorwaarden of ook de bindende ondernemingsregels voor de AXA Groep in geval van overdrachten binnen de groep (Belgisch Staatsblad van 6 oktober 2014, p. 78547).
De betrokkene kan van de door de pensioeninstelling getroffen maatregelen om persoonsgegevens te mogen overdragen buiten de Europese Unie een kopie verkrijgen door zijn aanvraag te sturen naar de pensioeninstelling op het hierna vermelde adres (paragraaf "Contact opnemen met de pensioeninstelling"). 4. Gegevensbewaring De pensioeninstelling bewaart de persoonsgegevens die verzameld worden met betrekking tot de verzekeringsovereenkomst tijdens de hele duur van de contractuele relatie of de hele uitkeringsperiode van prestaties krachtens deze pensioentoezegging, met bijwerking ervan telkens de omstandigheden dit vereisen, dit verlengd met de wettelijke bewaartermijn of met de verjaringstermijn om het hoofd te kunnen bieden aan een vordering of eventueel verhaal, ingesteld na het einde van de contractuele relatie of na de afsluiting van het schadedossier. De pensioeninstelling bewaart de persoonsgegevens met betrekking tot geweigerde offertes of offertes waaraan de pensioeninstelling geen gevolg heeft gegeven tot vijf jaar na de uitgifte van de offerte of de weigering om een contract af te sluiten. 5. Noodzaak om persoonsgegevens mee te delen De persoonsgegevens met betrekking tot de betrokkene die de pensioeninstelling vraagt om mee te delen, zijn noodzakelijk voor de afsluiting en de uitvoering van de verzekeringsovereenkomst.De niet-mededeling van deze gegevens kan de afsluiting of de goede uitvoering van de verzekeringsovereenkomst onmogelijk maken. 6. Vertrouwelijkheid De pensioeninstelling heeft alle vereiste maatregelen getroffen om de vertrouwelijkheid van de persoonsgegevens te vrijwaren en om zich te wapenen tegen niet-gemachtigde toegang, misbruik, wijziging of wissing van deze gegevens. De pensioeninstelling volgt hiertoe de standaarden inzake veiligheid en continuïteit van de dienstverlening en evalueert regelmatig het veiligheidsniveau van zijn processen, systemen en toepassingen, alsook dat van zijn partners. 7. Rechten van de betrokkene De betrokkene heeft het recht : - om van de pensioeninstelling de bevestiging te krijgen of de hem betreffende persoonsgegevens verwerkt of niet verwerkt worden, en om deze gegevens - indien ze verwerkt worden - te raadplegen; - om zijn persoonsgegevens die onjuist of onvolledig zijn, te laten rechtzetten en in voorkomend geval te laten aanvullen; - om zijn persoonsgegevens in bepaalde omstandigheden te laten wissen; - om de verwerking van zijn persoonsgegevens in bepaalde omstandigheden te laten beperken; - om zich, om redenen die verband houden met zijn specifieke situatie, te verzetten tegen een verwerking van de persoonsgegevens op basis van de gerechtvaardigde belangen van de pensioeninstelling. De verantwoordelijke voor de verwerking verwerkt dan de persoonsgegevens niet langer, tenzij zij aantoont dat er rechtmatige en dwingende redenen voor de verwerking zijn die zwaarder wegen dan de belangen, rechten en vrijheden van de betrokkene; - om zich te verzetten tegen de verwerking van zijn persoonsgegevens met het oog op direct marketing, met inbegrip van de profilering die wordt verricht met het oog op direct marketing; - om bezwaar te maken tegen een beslissing die uitsluitend gebaseerd is op een geautomatiseerde verwerking, met inbegrip van profilering, waaraan voor hem rechtsgevolgen zijn verbonden of die hem aanmerkelijk treft; als deze geautomatiseerde verwerking echter noodzakelijk is voor de afsluiting of de uitvoering van een contract, heeft de persoon het recht op een menselijke tussenkomst van de pensioenstelling, om zijn standpunt te uiten en om de beslissing van de pensioeninstelling te betwisten; - om zijn persoonsgegevens die hij aan de pensioeninstelling heeft meegedeeld, te ontvangen in een gestructureerd, gangbaar en machine leesbaar formaat; om deze gegevens door te zenden aan een andere verwerkingsverantwoordelijke, als (i) de verwerking van zijn persoonsgegevens gebaseerd is op zijn toestemming of noodzakelijk is voor de uitvoering van een contract en (ii) de verwerking gebeurt aan de hand van geautomatiseerde processen; en te verkrijgen dat zijn persoonsgegevens rechtstreeks van de ene naar de andere verwerkingsverantwoordelijke worden doorgezonden, als dat technisch haalbaar is; - om zijn toestemming te allen tijde in te trekken, zonder afbreuk te doen aan de verwerkingen die rechtmatig gebeurden vóór de intrekking ervan, als de verwerking van zijn persoonsgegevens gebaseerd is op zijn toestemming. 8. Contact opnemen met de pensioeninstelling Als de betrokkene klant is bij de pensioeninstelling, kan hij zijn Klantenzone op AXA.be raadplegen en daar zijn persoonsgegevens en zijn voorkeuren inzake direct marketing beheren, en ook zijn persoonsgegevens raadplegen.
De betrokkene kan de pensioeninstelling contacteren om zijn rechten uit te oefenen, door invulling van het formulier beschikbaar op de pagina "Ons contacteren" via de knop "Bescherming van uw gegevens", toegankelijk via een hyperlink onderaan op de homepagina op de site AXA.be.
De betrokkene die zijn rechten wil uitoefenen, kan de pensioeninstelling ook contacteren door per post een gedateerde en ondertekende brief te sturen, vergezeld van een recto verso fotokopie van zijn identiteitskaart, naar het adres : AXA Belgium - Data Protection Officer (TR1/884), Troonplein 1, 1000 Brussel.
De pensioeninstelling zal de aanvragen verwerken binnen de wettelijk voorziene termijnen. Behoudens duidelijk ongegronde of overmatige aanvragen, zal geen enkele betaling gevorderd worden voor de verwerking van zijn aanvragen. 9. Klacht indienen Als de betrokkene meent dat de pensioeninstelling de reglementering ter zake niet naleeft, wordt hij verzocht eerst contact op te nemen met de pensioeninstelling. De betrokkene kan ook een klacht indienen bij de Autoriteit voor de Bescherming van Persoonsgegevens op het volgende adres : Drukpersstraat 35, 1000 Brussel Tel. + 32 2 274 48 00 Fax + 32 2 274 48 35 contact@apd-gba.be De betrokkene kan ook klacht indienen bij de rechtbank van eerste aanleg van zijn woonplaats. 10. Klachtenbehandeling Elk probleem in verband met de groepsverzekering kan door de inrichter, de werkgever, de aangeslotene, de begunstigde(n) of rechthebbenden van deze personen aan de pensioeninstelling worden voorgelegd via de gebruikelijke tussenpersonen.Als de inrichter, de werkgever, de aangeslotene, de begunstigde(n) of rechthebbenden van deze personen het niet eens zijn met het standpunt van de pensioeninstelling, kunnen zij een beroep doen op de dienst "Customer Protection" van de pensioeninstelling (Troonplein 1, 1000 Brussel, e-mail : customer.protection@axa.be, tel. : 02 678 61 11, Fax : 02 678 93 40).
Als de inrichter, de werkgever, de aangeslotenen, de begunstigde(n) of de rechthebbenden van deze personen vinden dat ze op die manier niet de gepaste oplossing hebben gekregen, kunnen zij zich richten tot de Dienst Ombudsman Verzekeringen (de Meeûsplatsoen 35, 1000 Brussel, e-mail : info@ombudsman.as, Fax : 02 547 59 75) als bevoegde entiteit.
De inrichter, de werkgever, de aangeslotene en de begunstigde(n) hebben altijd de mogelijkheid om de tussenkomst van het gerecht te vragen.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 17 augustus 2019.
De Minister van Werk, W. BEKE