gepubliceerd op 30 oktober 2015
Koninklijk besluit betreffende het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen
20 OKTOBER 2015. - Koninklijk besluit betreffende het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Ik heb de eer Uwe Majesteit een ontwerp van koninklijk besluit betreffende het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen voor te leggen.
Dit besluit strekt tot omzetting van de richtlijn 2013/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen en de uitvoeringsrichtlijn 2014/58/EU van de Commissie van 16 april 2014 voor het opzetten van een traceerbaarheidssysteem voor pyrotechnische artikelen overeenkomstig richtlijn 2007/23/EG van het Europees Parlement en de Raad.
Dit besluit stelt de essentiële veiligheidseisen vast waaraan pyrotechnische artikelen moeten voldoen om op de markt te kunnen worden aangeboden, zorgt voor veiliger vuurwerk en legt duidelijke verantwoordelijkheden voor de marktdeelnemers vast.
Omdat er zich ook nationale maatregelen bevinden in afdeling 4 van hoofdstuk 3 werd het ontwerp op 12 maart 2015 meegedeeld aan de Europese Commissie, met toepassing van artikel 8, eerste lid, van richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij. Er werden geen opmerkingen ontvangen.
Er werd daarnaast overleg gepleegd binnen een werkgroep vuurwerk waarop zowel vertegenwoordigers van de sector, consumenten, brandweer, steden en gemeenten, gewesten en andere bevoegde diensten uitgenodigd werden. De leden van deze werkgroep werden op 17 februari 2015 schriftelijk geraadpleegd.
Wat betreft de nationale maatregelen in voorliggend ontwerp van koninklijk besluit kunnen we het volgende stellen.
Het is aangewezen om het bezit door het publiek en de verkoop aan het grote publiek van sommige pyrotechnische artikelen te beperken.
Specifiek moet ook de geluidsoverlast beperkt worden. Aan consumenten wordt daarom enkel vuurwerk toegelaten tot categorie F2. Bijkomend worden aan consumenten wel pyrotechnische artikelen voor theatergebruik van categorie T1 van de volgende generieke types toegelaten: niet elektrisch aangestoken bengaals vuur en niet elektrisch aangestoken rookgeneratoren.
Het is ook nodig om te waarborgen dat consumenten geen pyrotechnische artikelen kunnen kopen waarvoor zij niet de vereiste leeftijd hebben.
Een controle van de leeftijd is vereist vooraleer pyrotechnische artikelen aan consumenten wordt overhandigd.
Enkele bepalingen uit het koninklijk besluit van 23 september 1958 houdende algemeen reglement betreffende het fabriceren, opslaan, onder zich houden, verkopen, vervoeren en gebruiken van springstoffen zijn strijdig met de bepalingen uit dit ontwerp van koninklijk besluit en worden voor de toepassing ervan dan ook buiten beschouwing gelaten.
Sommige bepalingen uit het koninklijk besluit van 23 september 1958 houdende algemeen reglement betreffende het fabriceren, opslaan, onder zich houden, verkopen, vervoeren en gebruiken van springstoffen die in het algemeen niet toepasselijk zijn op producten die onder dit besluit vallen, moeten toch nog blijven gelden voor bepaalde pyrotechnische artikelen en dit tot 4 juli 2017.
Op 30 juni 2015 werd door de afdeling Wetgeving van de Raad van State advies uitgebracht over het ontwerp van koninklijk besluit. Hierop werd het ontwerp van koninklijk besluit nog op bepaalde punten aangepast. Enkele zaken uit het advies moeten echter nader worden besproken. 1. Ten eerste handelt het advies van de Raad van State vooral over de rechtsgrond. 1.1. Conform het advies van de Raad van State (punt 3.3) werd het artikel 1, eerste lid van de wet van 28 mei 1956 betreffende ontplofbare en voor de deflagratie vatbare stoffen en mengsels en daarmee geladen tuigen toegevoegd teneinde een rechtsgrond te geven aan de artikelen 56 en 57 van het ontwerp van koninklijk besluit (artikelen 58 en 59 van het ontwerp dat aan de Raad van State werd overgemaakt). Bepaalde artikelen van het voornoemde koninklijk besluit van 1958 worden buiten toepassing gesteld voor de pyrotechnische artikelen bedoeld in voorliggend ontwerp van besluit. Deze wijziging van het besluit van 1958, genomen op basis van de wet van 1956, wordt dus gedaan op basis van de oorspronkelijke wet. Zoals hieronder verduidelijkt zal worden, heeft de niet toepasselijkheid van bepaalde artikelen van het besluit van 1958 tot gevolg dat bepaalde risico's verbonden aan pyrotechnische artikelen niet meer worden geregeld door deze specifieke reglementering. 1.2. De overige artikelen van het ontwerp van besluit vinden rechtsgrond in boek IX van het Wetboek van economisch recht, meer bepaald in de artikelen IX.4 en IX.11. 1.2.1. De Raad van State betwist artikel IX.4 van het Wetboek van economisch recht als rechtsgrond voor het ontwerp op basis van het feit dat er een specifieke regelgeving bestaat inzake de betreffende materie. Het is correct dat de Raad van State opmerkt dat artikel IX.1 van het Wetboek van economisch recht het volgende bepaalt: "Ten aanzien van producten en diensten waarvoor specifieke reglementering inzake veiligheid geldt, is dit boek alleen van toepassing voor de risico's die niet gereglementeerd worden in die specifieke reglementering.". Echter is het ten onrechte dat zij meent dat de risico's geregeld in het ontwerp van besluit zijn gedekt door een andere reglementering en dat artikel IX.4 niet kan dienen als rechtsgrond.
Boek IX van het Wetboek van economisch recht heeft de wet van 9 februari 1994 betreffende de veiligheid van producten en diensten in het Wetboek geïntegreerd. Deze wet van 1994 was van toepassing op alle producten met uitzondering van de voedingsmiddelen, de dierenvoeding, de farmaceutische producten, de chemische stoffen en preparaten, de biociden, de gewasbeschermingsmiddelen en de meststoffen (artikelen 1,1° en 4 van de wet). Boek IX voorziet geen dergelijke bepaling. De Memorie van toelichting m.b.t. boek IX (Doc. Parl., Kamer, : "Wetsontwerp houdende invoeging van het boek IX. "Veiligheid van producten en diensten" in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van de definities eigen aan boek IX in boek I van het Wetboek van economisch recht, sessie 2012/2013, n° 53 2610/001) preciseert dat de specifieke uitzonderingen niet langer één voor één worden vermeld maar "Zoals reeds vermeld zijn niet langer punctuele uitzonderingen opgenomen in de definitie van "product" voor voedingsmiddelen, dierenvoeding, de farmaceutische producten, de chemische stoffen en preparaten, de biociden, de gewasbeschermingsmiddelen en de meststoffen. Daarentegen is een algemene bepaling voorzien die bepaalt dat dit boek slechts van toepassing is, indien specifieke reglementering inzake veiligheid geldt, voor de risico's die niet gereglementeerd worden in die specifieke reglementering." Belangrijk is dus niet te weten of een product is gereglementeerd of kan worden door een specifieke regelgeving, maar wel of een risico gelinkt aan een product daadwerkelijk wordt gereglementeerd door een specifieke regelgeving.
Pyrotechnische artikelen zijn producten in de zin van boek IX (artikel IX.10 van het Wetboek). Boek IX van het Wetboek van economisch recht is dus van toepassing op pyrotechnische artikelen, behalve voor de risico's die worden gereglementeerd door een andere specifieke reglementering. Als risico's niet door een specifieke bepaling zijn gereglementeerd, kan de Koning maatregelen nemen om deze te reglementeren op basis van boek IX. Pyrotechnische artikelen werden geregeld door de voornoemde wet van 28 mei 1956 en haar uitvoeringsbesluiten. Deze wet regelt echter zelf niet de risico's verbonden aan pyrotechnische artikelen. Zij voorziet strafbepalingen en beperkt zich ertoe aan de Koning de macht toe te kennen om deze producten in het belang van de openbare veiligheid te reguleren. Concreet zijn de door voorliggend besluit gereglementeerde risico's dus niet rechtstreeks gereglementeerd door de wet van 1956.
Op basis van de delegatiemogelijkheid, voorzien bij de wet van 1956, heeft de Koning enkele risico's verbonden aan de pyrotechnische artikelen bij koninklijk besluit van 1958 gereglementeerd. Deze risico's waren dus gedekt door een specifieke bepaling. Het artikel 57 van het voorliggende ontwerp van besluit, genomen op basis van voornoemde wet van 28 mei 1956, maakt bepaalde artikelen van dit besluit niet van toepassing op de bedoelde pyrotechnische artikelen.
In toepassing van het artikel 57 zijn de risico's, gedekt door het ontwerp van besluit, niet langer gedekt door het besluit van 1958.
Daar de door het ontwerp van besluit beoogde risico's niet gereglementeerd zijn door een specifieke bepaling, kan de Koning deze risico's reglementeren teneinde de veiligheid van de producten op basis van artikel IX.4 van het Wetboek van economisch recht te verzekeren.
Inbreuken op dit besluit zullen bijgevolg worden opgespoord en vastgesteld conform het Wetboek van economisch recht. 1.2.2. De beoordeling van de conformiteit van een product door een onafhankelijke derde instantie maakt integraal deel uit van het productieproces en het op de markt brengen. Het voorzien van voorwaarden waaraan een dergelijke beoordeling moet voldoen, daaronder begrepen voorwaarden toepasbaar op de uitvoerder van de beoordeling, maken dus deel uit van de door artikel IX.4 aan de Koning toegekende bevoegdheid om de fabricatie en de verkoop van producten te regelen.
Hoewel dit niet noodzakelijk was, hebben we, conform het advies van de Raad van State, artikel IX.11 toegevoegd als rechtsgrond. 1.2.3. Enkel bepaalde artikelen van het koninklijk besluit van 1958 zijn niet van toepassing. De pyrotechnische artikelen, beoogd door dit besluit, blijven onderworpen aan de andere bepalingen van het besluit van 1958 wat de andere aspecten betreft (bijvoorbeeld opslag,...). De producten die niet worden geviseerd door dit besluit blijven vanzelfsprekend ook onderworpen aan het besluit van 1958. Inbreuken op dit besluit zullen worden opgespoord en vastgesteld volgens de wet van 1956. 2. Daarnaast werpt de Raad van State in punt 5.2. van haar advies op dat enkele bepalingen van de richtlijn m.b.t. het gebruik van talen woordelijk worden overgenomen in het ontwerp. Zij stelt dat de te gebruiken talen nog verder dienen te worden bepaald. Uit voetnoot 8 van het advies blijkt dat zij hier meer bepaald de verplichting van de fabrikanten, importeurs en distributeurs om pyrotechnische artikelen te doen vergezellen van instructies en veiligheidsinformatie in een taal die eindgebruikers eenvoudig kunnen begrijpen, viseert.
Allereerst dient hierbij te worden opgemerkt dat het hier in eerste instantie een verplichting betreft voor de fabrikanten om de producten die zij in de handel brengen te voorzien van instructies en informatie. Fabrikanten kunnen pyrotechnische artikelen aanbieden in diverse lidstaten, waarbij het aan elke lidstaat afzonderlijk is om te bepalen welke taalvereisten zij opleggen voor de aanbieding van pyrotechnische artikelen op hun grondgebied. Daarom wordt in het ontwerp van besluit algemeen gesteld dat de instructies en informatieverstrekking dient te gebeuren volgens hetgeen bepaald wordt door de betrokken lidstaat.
Wat daarnaast deze thematiek betreft voor het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen in België kan verwezen worden naar artikel IX.9 van het Wetboek van economisch recht dat stelt "dat producten bestemd voor consumenten de etikettering en de informatie die dwingend voorgeschreven zijn bij dit boek en bij zijn uitvoeringsbesluiten, de gebruiksaanwijzingen en de garantiebewijzen minstens moeten gesteld zijn in een voor de gemiddelde consument begrijpelijke taal, gelet op het taalgebied waar de producten of diensten op de markt worden gebracht". In dit artikel van het Wetboek van economisch recht wordt deze verplichting dus al afdoende omschreven, reden waarom in het ontwerp van besluit hieromtrent geen nadere bepalingen worden opgenomen. 3. Ten derde vraagt de Raad van State zich in punt 5.3 van het advies af of het besluit niet zou moeten worden vervolledigd met een beroepsprocedure tegen de beslissingen van de aangemelde instanties.
Eerst dient opgemerkt dat artikel 34 van de voormelde richtlijn voorziet dat lidstaten erover moeten waken dat een procedure beschikbaar is en niet zelf in deze procedure moeten voorzien (in tegenstelling tot wat de Nederlandstalige tekst van de richtlijn stelt). Vervolgens is deze verplichting vervuld door op te leggen dat de aangemelde instanties dienen geaccrediteerd te zijn. Immers legt accreditatie op dat interne beroepsprocedures voorzien worden tegen beslissingen van geaccrediteerde instanties. Een beroepsprocedure is dus beschikbaar. Voor de juridische duidelijkheid werd deze eis toch opgenomen in artikel 47 van het besluit. 4. Ten slotte wordt artikel 42 van de richtlijn volgens de Raad van State onvoldoende omgezet door het ontwerp van besluit, in tegenstelling tot wat het geval is voor de artikelen 39 en 41 van de richtlijn, waarbij net zoals voor artikel 42 wordt verwezen naar de procedures voorzien in het Wetboek van economisch recht. De richtlijn maakt een onderscheid tussen maatregelen ingeval van niet-conformiteiten waarbij pyrotechnische artikelen een risico vertonen (artikelen 39 en 41) en deze ingeval van formele niet-conformiteiten (artikel 42). Het Wetboek van economisch recht maakt dit onderscheid niet en bevat een volledig arsenaal van maatregelen die kunnen worden genomen ingeval van niet-conformiteiten, hetzij wanneer zich een risico vertoont, hetzij bij een formele niet-conformiteit. Hoewel er geen specifiek artikel m.b.t. formele niet-conformiteiten wordt opgenomen, laten de voorgestelde maatregelen toch toe aan de instanties om te reageren met in achtneming van artikel 42 van de richtlijn. In de praktijk zullen de feiten die in artikel 42 van de richtlijn staan aangemerkt als formele niet-conformiteiten, net als wat het geval is voor de artikelen 39 en 41 van de richtlijn, behandeld worden overeenkomstig de procedures voorzien in het Wetboek van economisch recht en in het bijzonder artikel IX.7 van het Wetboek en met in inachtneming van artikel 42 van de richtlijn. Andere richtlijnen (bijvoorbeeld de richtlijn 2009/48/EG van het Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de veiligheid van speelgoed) werden op dezelfde manier omgezet zonder dat dit heeft geleid tot opmerkingen van de Europese instanties. Een verdere omzetting van artikel 42 van de richtlijn is dus niet nodig.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Economie en Consumenten, K. PEETERS
Raad van state, afdeling Wetgeving, advies 57.597/1 van 30 juni 2015 over een ontwerp van koninklijk besluit `betreffende het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen' Op 29 mei 2015 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Economie en Consumenten verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `betreffende het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen'.
Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 18 en 25 juni 2015.
De kamer was samengesteld uit Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter, Wilfried VAN VAERENBERGH en Wouter PAS, staatsraden, Michel TISON, assessor, en Wim GEURTS, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Paul DEPUYDT, eerste auditeur-afdelingshoofd.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter.
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 30 juni 2015. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. STREKKING VAN HET ONTWERP 2. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt tot het omzetten in het interne recht van Richtlijn 2013/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 `betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen (herschikking)' en van Uitvoeringsrichtlijn 2014/58/EU van de Commissie van 16 april 2014 `voor het opzetten van een traceerbaarheidssysteem voor pyrotechnische artikelen overeenkomstig Richtlijn 2007/23/EG van het Europees Parlement en de Raad'. 3.1. Waar in het verleden voor de reglementering inzake springstoffen en producten die springstoffen bevatten rechtsgrond werd gezocht in artikel 1, eerste lid, van de wet van 28 mei 1956 `betreffende ontplofbare en voor de deflagratie vatbare stoffen en mengsels en daarmee geladen tuigen' en de daarin vervatte ruime delegatie van bevoegdheden aan de Koning1, wordt voor de ontworpen regeling als rechtsgrond beroep gedaan op artikel IX.4 van het Wetboek van economisch recht. Meer in het bijzonder wordt in artikel IX.4, § 1, eerste lid, 1°, van dat wetboek bepaald: "Met het oog op de bescherming van de veiligheid of de gezondheid van de gebruiker kan de Koning, op de voordracht van de minister: 1° voor een categorie van producten de vervaardiging, de invoer, de verwerking, de uitvoer, het aanbod, de tentoonstelling, de verkoop, de behandeling, het vervoer, de verdeling, zelfs kosteloos, de verhuring, het ter beschikking stellen, de levering na herstelling, de ingebruikstelling, het bezit, de etikettering, het verpakken, de omloop of de gebruikswijze verbieden of reglementeren alsmede de voorwaarden inzake veiligheid en gezondheid die in acht genomen moeten worden, bepalen". Het gegeven dat de steller van het ontwerp ervoor opteert om zich op artikel IX.4 van het Wetboek van economisch recht te steunen als rechtsgrond voor de ontworpen regeling roept een aantal vragen op waarop in dit advies nader wordt ingegaan onder de algemene opmerkingen sub 4. Onder dat voorbehoud kan erop gewezen worden dat de verwijzing naar artikel IX.4 van het voornoemde wetboek te beperkt is omdat de hierna vermelde artikelen van het ontwerp rechtsgrond vinden in andere bepalingen dan artikel IX.4 van het Wetboek van economisch recht. 3.2. Voor de bepalingen van het ontwerp die verband houden met de erkenning van de conformiteitsbeoordelingsinstanties (artikelen 24 tot 34), de aanmeldingsprocedure voor deze instanties (artikelen 35 tot 37), de operationele verplichtingen van de aangemelde instanties (artikelen 38 tot 49), en het toezicht en de sancties (artikelen 50 tot 55), moet als rechtsgrond in beginsel beroep worden gedaan op artikel IX.11 van het Wetboek van economisch recht, naar luid waarvan de Koning de erkennings- en werkingscriteria kan bepalen van de tussenkomende organismen, de regels betreffende hun organisatie en hun opdrachten, evenals de modaliteiten (lees: nadere regels) van de controle op de naleving ervan2. Ook hier geldt evenwel het voorbehoud dat, met verwijzing naar de algemene opmerkingen sub 4, onder randnummer 3.1 is gemaakt. 3.3. Wat de artikelen 58 en 59 van het ontwerp betreft, waarin respectievelijk voor de toepassing van het ARS3 een aantal begrippen worden omschreven en sommige bepalingen van het ARS buiten toepassing worden verklaard op de in het ontwerp bedoelde producten, kan rechtsgrond worden gevonden in het reeds vermelde artikel 1, eerste lid, van de wet van 28 mei 1956.
ALGEMENE OPMERKINGEN 4. De artikelen IX.4 en IX.11 van het Wetboek van economisch recht maken deel uit van boek IX, "Veiligheid van producten en diensten", van dat wetboek. Artikel IX.1 van het betrokken wetboek luidt: "Dit boek beoogt voornamelijk de bescherming van de veiligheid van de gebruiker en de omzetting van de Richtlijn 2001/95/EG van 3 december 2001 van het Europees Parlement en de Raad inzake de algemene productveiligheid.
Ten aanzien van producten en diensten waarvoor specifieke reglementering inzake veiligheid geldt, is dit boek alleen van toepassing voor de risico's die niet gereglementeerd worden in die specifieke reglementering." Bij en krachtens de voornoemde wet van 28 mei 1956 is een specifieke reglementering inzake veiligheid op het vlak van pyrotechnische artikelen tot stand gebracht. De ontworpen regeling kan overeenkomstig het bepaalde in artikel IX.1 van het Wetboek van economisch recht enkel rechtsgrond vinden in de artikelen IX.4 en IX.11 van dat wetboek indien de in het ontwerp geregelde risico's niet gereglementeerd worden in de specifieke reglementering die is vastgesteld bij en krachtens de wet van 28 mei 1956.
Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit bevat regels met het oog op de bescherming van de veiligheid of de gezondheid van de gebruikers. De artikelen IX.4 en IX.11 van het Wetboek van economisch recht bieden daarvoor nochtans enkel rechtsgrond in de mate datzelfde risico niet wordt gereglementeerd in de bij of krachtens de wet van 28 mei 1956 vastgestelde regels.
Waar het toepassingsgebied van boek IX van het Wetboek van economisch recht is toegespitst op de bescherming van de veiligheid of de gezondheid van de gebruiker4, is het toepassingsgebied van de wet van 28 mei 1956 minder strikt afgebakend5. Dat maakt het op zijn minst onduidelijk in welke mate de bij of krachtens de betrokken wet vastgestelde reglementering mede strekt tot het beschermen van de veiligheid of de gezondheid van de gebruikers. Het is nochtans voor de toepasselijkheid van de bepalingen van boek IX van het Wetboek van economisch recht noodzakelijk dat op dat vlak de nodige duidelijkheid zou bestaan.
Wat dat betreft is het zeer de vraag of het onderscheid tussen de in het Wetboek van economisch recht vervatte regels en die welke zijn vastgesteld bij of krachtens de wet van 28 mei 1956 met de vereiste rechtszekerheid valt te maken en of er zomaar kan van uitgegaan worden dat, waar het Wetboek van economisch recht strekt tot de bescherming van de veiligheid of de gezondheid van de gebruikers, de bij of krachtens de wet van 28 mei 1956 vastgestelde reglementering uitsluitend kan worden betrokken op professionele gebruikers.6 Uit wat voorafgaat volgt dat meer duidelijkheid zou moeten worden geschapen inzake de verhouding tussen de reglementering die het voorwerp vormt van het ontwerp en de reglementering die inzake pyrotechnische producten is vervat in de wet van 28 mei 1956 en de uitvoeringsbesluiten ervan. Het is zaak van de wetgever om hiervoor te zorgen. Dat is nodig voor de duidelijkheid in het rechtsverkeer, al was het maar om te vermijden dat de reglementering die bij of krachtens de voornoemde wet is tot stand gebracht voor een deel buiten toepassing zou worden gesteld omdat voortaan een beroep wordt gedaan op de regels die krachtens het Wetboek van economisch recht worden vastgesteld met het oog op de bescherming van de veiligheid of de gezondheid van de gebruikers. Dat is tevens belangrijk voor de rechtszekerheid, temeer daar de regelgeving inzake pyrotechnische producten het niet steeds toelaat om een absoluut onderscheid te maken tussen maatregelen inzake bescherming van de gebruiker en andere maatregelen.7 Het verdient aanbeveling om te voorzien in een eenduidige wettelijke bepaling die als rechtsgrond kan dienen voor de ontworpen regeling in haar geheel. Indien het daarbij de bedoeling zou zijn om aansluiting te zoeken bij de algemene regeling van boek IX van het Wetboek van economisch recht, met inbegrip van de erin vervatte bepalingen inzake toezicht en sanctionering, dient een aanpassing van de wet van 28 mei 1956 te worden overwogen opdat deze wet niet langer als een "specifieke reglementering" in de zin van artikel IX.1, tweede lid, van het voornoemde wetboek zou kunnen worden beschouwd. De wetgever zou in voorkomend geval ook kunnen overwegen om het bepaalde in artikel IX.1 van het Wetboek van economisch recht te herzien, rekening houdend met de gevolgen en de toepassingsproblemen waarmee dat artikel in de praktijk gepaard kan gaan, inzonderheid wat de materie van de pyrotechnische producten betreft. 5.1. Wat de met het ontwerp beoogde omzetting van Richtlijn 2013/29/EU en Uitvoeringsrichtlijn 2014/58/EU betreft, kan worden opgemerkt wat volgt. 5.2. Een aantal bepalingen van de voornoemde richtlijnen met betrekking tot het aanduiden van bevoegde autoriteiten door de lidstaten en het gebruik van de talen worden woordelijk overgenomen in het ontwerp. Daarbij gaat de steller van het ontwerp eraan voorbij dat de betrokken autoriteiten wel degelijk nog moeten worden aangewezen, wat België betreft, en dat de te gebruiken talen nog dienen te worden bepaald. De tekst van het ontwerp zal op die punten moeten worden aangepast of aangevuld.8 5.3. Overeenkomstig artikel 34 van Richtlijn 2013/29/EU voorzien de lidstaten in een beroepsprocedure tegen besluiten van de aangemelde instanties. Vraag is of het ontwerp op dat punt niet moet worden aangevuld met een dergelijke regeling of met een verwijzing naar een procedure waarin al wordt voorzien in een andere, al bestaande regeling. 5.4. Uit de aan de Raad van State, afdeling Wetgeving, meegedeelde concordantietabel valt af te leiden dat de steller van het ontwerp ervan uitgaat dat, voor de omzetting van de artikelen 39, 41 en 42 van Richtlijn 2013/29/EU, de procedures volstaan die worden geregeld in de artikelen IX.4 tot IX.7 van het Wetboek van economisch recht. Dit standpunt kan worden bijgetreden wat de omzetting van de artikelen 39 en 41 van de voornoemde richtlijn betreft. Wat daarentegen artikel 42 van de richtlijn betreft, valt op te merken dat de in die bepaling opgesomde gevallen van formele niet-conformiteit en de te nemen maatregelen zodanig specifiek zijn dat niet kan volstaan worden met een loutere verwijzing naar de voornoemde bepalingen van het Wetboek van economisch recht opdat daarmee de vereiste omzetting van artikel 42 van de richtlijn in het interne recht zou zijn gewaarborgd.
ONDERZOEK VAN DE TEKST Aanhef 6. Rekening houdend met hetgeen sub 3 is opgemerkt met betrekking tot de rechtsgrond voor het ontwerp, late men de aanhef aanvangen met de volgende twee leden: "Gelet op de wet van 28 mei 1956 betreffende ontplofbare en voor de deflagratie vatbare stoffen en mengsels en daarmee geladen tuigen, artikel 1, eerste lid; Gelet op het Wetboek van economisch recht, artikelen IX.4 en IX.11;". 7. In het tweede lid van de aanhef van het ontwerp, zoals het om advies is voorgelegd, wordt melding gemaakt van het koninklijk besluit van 23 september 1958.Het ontwerp beoogt dat koninklijk besluit niet te wijzigen of op te heffen. Aan dat koninklijk besluit wordt wel gerefereerd in de tekst van het ontwerp. Een vermelding van dat koninklijk besluit in de aanhef is evenwel niet noodzakelijk voor een goed begrip van de ontworpen regeling. Het betrokken lid wordt derhalve het best uit de aanhef weggelaten. 8. De aanhef bevat niet minder dan elf consideransen.Deze zijn niet noodzakelijk aangezien het ontworpen koninklijk besluit geen formele motivering behoeft. Indien de steller van het ontwerp het evenwel nuttig oordeelt om de aanleiding en de achtergrond voor de ontworpen regeling, en de verhouding ervan tot de overige wetgeving met betrekking tot pyrotechnische artikelen te duiden, kan worden overwogen om een verslag aan de Koning te redigeren. De consideransen kunnen dan uit de aanhef worden weggelaten, terwijl in het verslag aan de Koning in voorkomend geval ook nader kan worden ingegaan op de problematiek die in dit advies sub 4 wordt besproken.
Artikel 2 9. Ter wille van de transparantie van het ontwerp en de erbij gevoegde omvangrijke bijlagen verdient het aanbeveling om, naar analogie van artikel 1, lid 2, van Richtlijn 2013/29/EU, artikel 2 van het ontwerp aan te vullen met de volgende zin: "Deze eisen zijn opgenomen in bijlage 1 bij dit besluit". Artikel 5 10. In artikel 5, tweede lid, 1°, b) en c), van het ontwerp wordt melding gemaakt van een gebruik "buitenshuis" (à l'air libre).De steller van het ontwerp neemt op dat punt de terminologie over die wordt gebruikt in artikel 6, lid 1, van Richtlijn 2013/29/EU9. Vraag is of het niet veeleer de bedoeling is dat in de Nederlandse tekst van artikel 5, tweede lid, 1°, b) en c), van het ontwerp, melding zou worden gemaakt van een gebruik "in de openlucht".
Artikel 13 11. In artikel 13, § 2, tweede lid, van het ontwerp wordt bepaald dat "de voorwaarden waaraan een persoon moet voldoen om als persoon met gespecialiseerde kennis te worden beschouwd, [door Ons worden] bepaald".Dergelijke delegatiebepaling heeft geen zin in een ontwerp van koninklijk besluit, ermee rekening houdend dat de Koning zichzelf geen bevoegdheid kan delegeren. Indien de betrokken bepaling veeleer te beschouwen valt als een soort intentieverklaring vanwege de uitvoerende macht, hoort deze evenmin thuis in de tekst van het ontwerp.
Artikel 29 12. In artikel 29, 4°, van het ontwerp stemt de term "dossiers", in de Nederlandse tekst, niet overeen met de term "procès-verbaux", in de Franse tekst.Dit gebrek aan overeenkomst zou, de terminologie in Richtlijn 2013/29/EU ten spijt10, moeten worden verholpen.
Artikel 47 13. In de Nederlandse tekst van artikel 47 van het ontwerp vervange men de woorden "verlangt zij van die fabrikant" door de woorden "verzoekt zij die fabrikant". De redactie van artikel 48 van het ontwerp moet dan op gelijkaardige wijze worden aangepast.
Artikel 52 14. Ter wille van de terminologische eenvormigheid vervange men in de Franse tekst van artikel 52, tweede lid, van het ontwerp, het woord "limitation" door het woord "restriction".Het is immers deze laatste term die wordt gebruikt in de artikelen 51 en 55 van het ontwerp. 15. Ter wille van de overeenstemming met de terminologie die in artikel 52, eerste lid, van het ontwerp wordt gebruikt, schrijve men aan het einde van de Nederlandse tekst van artikel 52, tweede lid "op de datum van de mededeling". De voorziter, Marnix VAN DAMME De griffier, Wim GEURTS _______ Nota's (1) Artikel 1, eerste lid, van de wet van 28 mei 1956 luidt: "De Koning regelt in het belang van de openbare veiligheid en kan aan vergunning onderwerpen, het fabriceren, opslaan, te koop aanbieden, verkopen, afstaan, vervoeren, gebruiken, onder zich hebben, en dragen van ontplofbare of voor deflagratie vatbare stoffen en mengsels en van daarmee geladen tuigen".Deze bepaling bood rechtsgrond voor onder meer het koninklijk besluit van 3 maart 2010 `betreffende het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen', dat - met uitzondering van artikel 5 ervan - wordt opgeheven (artikel 57 van het ontwerp). (2) Eerder heeft de Raad van State, afdeling Wetgeving, in advies 47.605/1 van 16 december 2009 over een ontwerp van koninklijk besluit `betreffende het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen' opgemerkt dat voor bepalingen met betrekking tot de aanmelding van de instanties die bevoegd zijn voor een conformiteitsbeoordeling en met betrekking tot de voorwaarden waaraan deze instanties moeten voldoen, geen rechtsgrond wordt geboden door artikel 1 van de wet van 28 mei 1956. (3) Voor de toepassing van het ontworpen koninklijk besluit wordt onder "ARS" verstaan het koninklijk besluit van 23 september 1958 `houdende algemeen reglement betreffende het fabriceren, opslaan, onder zich houden, verkopen, vervoeren en gebruiken van springstoffen' (artikel 4, 26°, van het ontwerp). (4) Zie onder meer de inleidende zin van artikel IX.4, § 1, eerste lid, 1°, van het Wetboek van economisch recht. (5) Zo wordt in artikel 1, eerste lid, van de wet van 28 mei 1956 melding gemaakt van de "openbare veiligheid". (6) De gemachtigde verduidelijkte dat "m.b.t. professionele gebruikers andere bepalingen van toepassing blijven (...). Zo is er het Algemeen Reglement op de Springstoffen (23 september 1958) dat bijvoorbeeld de opslag, de verkoop regelt wat betreft de professionele gebruikers. In voorliggend ontwerp worden wat dat betreft [m.b.t.] de opslag, de aankoop, het vervoer door consumenten bijzondere regels opgenomen.
Voor professionelen is dit niet het geval. Hier blijft het ARS van toepassing. Ik verwijs hierbij ook nog naar het artikel 5 van het KB van 3 maart 2010 m.b.t. de personen met gespecialiseerde kennis dat blijft gelden en niet opgeheven wordt door het ontwerp." (7) De met het ontwerp om te zetten Richtlijn 2013/29/EU is illustratief in dat verband: in bijvoorbeeld artikel 7, lid 3, van de richtlijn worden expliciet de fabrikanten, importeurs of distributeurs beoogd.De bescherming van de veiligheid van de niet-professionele gebruikers lijkt hier veeleer van indirecte aard te zijn. (8) Zie onder meer de artikelen 3, tweede lid, 1°, 6, §§ 7 tot 9, 7, § 2, 8, eerste lid, 10, §§ 2, tweede lid, 4, 7, 8 en 9, 11, §§ 2, tweede lid, 4 en 5, 18, eerste lid, 21, tweede lid, en 43 van het ontwerp.(9) In artikel 8, derde en vierde lid, van het ontwerp, wordt, naar analogie van artikel 10, leden 3 en 4, van Richtlijn 2013/29/EU, in de Nederlandse tekst telkens melding gemaakt van de term "buitenshuis" en in de Franse tekst van "à l'extérieur".(10) De desbetreffende termen komen ook voor in de Nederlandse en de Franse tekst van artikel 25, lid 7, d), van Richtlijn 2013/29/EU. 20 OKTOBER 2015. - Koninklijk besluit betreffende het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 28 mei 1956 betreffende ontplofbare en voor deflagratie vatbare stoffen en mengsels en de daarmede geladen tuigen, artikel 1, eerste lid;
Gelet op het Wetboek van economisch recht, de artikelen IX.4 en IX.11;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 maart 2010 betreffende het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen;
Gelet op het ministerieel besluit van 3 februari 2000 tot vaststelling van de bijzondere veiligheidsvoorschriften inzake feestvuurwerk bestemd voor particulieren;
Gelet op de mededeling aan de Europese Commissie, op 12 maart 2015, met toepassing van artikel 8, lid 1, van richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij;
Gelet op het overleg binnen een werkgroep vuurwerk waarop zowel vertegenwoordigers van de sector, consumenten, brandweer, steden en gemeenten, gewesten en bevoegde diensten werden uitgenodigd;
Gelet op de schriftelijke raadpleging van de leden van deze werkgroep op 17 februari 2015;
Gelet op advies 57.597/1 van de Raad van State, gegeven op 30 juni 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Economie en Consumenten, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen en definities
Artikel 1.Dit besluit strekt tot omzetting van de richtlijn 2013/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen en de uitvoeringsrichtlijn 2014/58/EU van de Commissie van 16 april 2014 voor het opzetten van een traceerbaarheidssysteem voor pyrotechnische artikelen overeenkomstig richtlijn 2007/23/EG van het Europees Parlement en de Raad.
Art. 2.Dit besluit stelt de essentiële veiligheidseisen vast waaraan pyrotechnische artikelen moeten voldoen om op de markt te kunnen worden aangeboden. Deze eisen zijn opgenomen in bijlage 1 bij dit besluit.
Art. 3.Dit besluit is van toepassing op pyrotechnische artikelen zoals gedefinieerd in artikel 4, 1° tot en met 4°.
Dit besluit is niet van toepassing op : 1° pyrotechnische artikelen bestemd voor niet-commercieel gebruik, overeenkomstig de nationale wetgeving, door strijdkrachten, politie of brandweer;2° uitrusting die onder het toepassingsgebied van het koninklijk besluit van 23 december 1998 inzake uitrusting van zeeschepen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement valt;3° pyrotechnische artikelen bestemd voor gebruik in de lucht- en ruimtevaartindustrie;4° klappertjes die speciaal zijn ontworpen voor speelgoed die onder het toepassingsgebied van het koninklijk besluit van 19 januari 2011 betreffende de veiligheid van speelgoed vallen;5° explosieven voor civiel gebruik, met CE-markering;6° munitie;7° vuurwerk dat door een fabrikant voor eigen gebruik is vervaardigd en dat door de lidstaat waarin de fabrikant is gevestigd uitsluitend voor gebruik op zijn grondgebied is goedgekeurd en dat op het grondgebied van die lidstaat blijft.
Art. 4.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° "pyrotechnisch artikel" : elk artikel dat explosieve stoffen of een explosief mengsel van stoffen bevat die tot doel hebben warmte, licht, geluid, gas of rook dan wel een combinatie van dergelijke verschijnselen te produceren door middel van zichzelf onderhoudende exotherme chemische reacties;2° "vuurwerk" : pyrotechnische artikelen ter vermaak;3° "pyrotechnische artikelen voor theatergebruik" : pyrotechnische artikelen die bestemd zijn voor binnenshuis of buitenshuis plaatsvindend podiumgebruik, met inbegrip van film- en tv-producties of soortgelijke vormen van gebruik;4° "pyrotechnische artikelen voor voertuigen" : een onderdeel van een veiligheidsvoorziening in een voertuig dat pyrotechnische stoffen bevat waarmee die of een andere voorziening wordt geactiveerd;5° "munitie" : projectielen en drijfladingen, alsmede losse flodders die worden gebruikt in draagbare vuurwapens, artillerie en andere vuurwapens;6° "persoon met gespecialiseerde kennis" : een persoon die van een lidstaat toestemming heeft gekregen om op zijn grondgebied vuurwerk van categorie F4, pyrotechnische artikelen voor theatergebruik van categorie T2 en/of andere pyrotechnische artikelen van categorie P2 te hanteren en/of te gebruiken;7° "op de markt aanbieden" : het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een pyrotechnisch artikel met het oog op distributie, consumptie of gebruik op de markt van de Unie;8° "in de handel brengen" : het voor het eerst in de Unie op de markt aanbieden van een pyrotechnisch artikel;9° "fabrikant" : een natuurlijke of rechtspersoon die een pyrotechnisch artikel vervaardigt of laat ontwerpen of vervaardigen, en dat pyrotechnisch artikel onder zijn naam of merknaam verhandelt;10° "importeur" : een in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die een pyrotechnisch artikel uit een derde land in de Unie in de handel brengt;11° "distributeur" : een natuurlijke of rechtspersoon in de leveringsketen, verschillend van de fabrikant of de importeur, die een pyrotechnisch artikel op de markt aanbiedt;12° "marktdeelnemers" : de fabrikant, de importeur en de distributeur;13° "technische specificatie" : een document dat de technische vereisten voorschrijft waaraan een pyrotechnisch artikel moet voldoen;14° "geharmoniseerde norm" : een geharmoniseerde norm zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad; 15° "accreditatie" : accreditatie zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 10, van Verordening (EG) nr.765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93; 16° "conformiteitsbeoordeling" : het proces waarin wordt aangetoond of voldaan is aan de essentiële veiligheidseisen van dit besluit voor een pyrotechnisch artikel;17° "conformiteitsbeoordelingsinstantie" : een instantie die conformiteitsbeoordelingsactiviteiten verricht, zoals onder meer ijken, testen, certificeren en inspecteren;18° "terugroepen" : maatregel waarmee wordt beoogd een pyrotechnisch artikel te doen terugkeren dat al aan de eindgebruiker ter beschikking is gesteld;19° "uit de handel nemen" : maatregel waarmee wordt beoogd te voorkomen dat een pyrotechnisch artikel dat zich in de toeleveringsketen bevindt, op de markt wordt aangeboden;20° "harmonisatiewetgeving van de Unie" : alle wetgeving van de Unie die de voorwaarden voor het verhandelen van producten harmoniseert;21° "CE-markering" : een markering waarmee de fabrikant aangeeft dat het pyrotechnische artikel in overeenstemming is met alle toepasselijke eisen van de harmonisatiewetgeving van de Unie die in het aanbrengen ervan voorziet. 22° "overheidsdienst" : de Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie; 23° "gemachtigde van de minister" : de directeur-generaal van de Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie; 24° "de met het toezicht belaste ambtenaren" : de daartoe door de gemachtigde van de minister aangewezen ambtenaren van de Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie; 25° "ARS" : het koninklijk besluit van 23 september 1958 houdende algemeen reglement betreffende het fabriceren, opslaan, onder zich houden, verkopen, vervoeren en gebruiken van springstoffen. HOOFDSTUK 2. - Categorieën pyrotechnische artikelen
Art. 5.Pyrotechnische artikelen worden door de fabrikant in een bepaalde categorie ondergebracht op grond van hun toepassing, doel en gevaar, met inbegrip van hun geluidsniveau. De categorisering wordt door de in artikel 21 bedoelde aangemelde instanties bevestigd als onderdeel van de in artikel 17 bedoelde conformiteitsbeoordelingsprocedures.
De categorieën zijn de volgende : 1° vuurwerk : a) categorie F1 : vuurwerk dat zeer weinig gevaar en een te verwaarlozen geluidsniveau oplevert en bestemd is voor gebruik in een besloten ruimte, inclusief vuurwerk dat bestemd is voor gebruik binnenshuis;b) categorie F2 : vuurwerk dat weinig gevaar en een laag geluidsniveau oplevert en bestemd is voor gebruik in de openlucht, in een afgebakende plaats;c) categorie F3 : vuurwerk dat middelmatig gevaar oplevert en bestemd is voor gebruik in de openlucht in een grote open ruimte, en waarvan het geluidsniveau niet schadelijk is voor de menselijke gezondheid;d) categorie F4 : vuurwerk dat veel gevaar oplevert en uitsluitend bestemd is voor gebruik door personen met gespecialiseerde kennis (veelal "vuurwerk voor professioneel gebruik" genoemd) en waarvan het geluidsniveau niet schadelijk is voor de menselijke gezondheid;2° pyrotechnische artikelen voor theatergebruik : a) categorie T1 : pyrotechnische artikelen voor podiumgebruik met gering gevaar;b) categorie T2 : pyrotechnische artikelen voor podiumgebruik die uitsluitend bestemd zijn om door personen met gespecialiseerde kennis te worden gebruikt;3° andere pyrotechnische artikelen : a) categorie P1 : andere pyrotechnische artikelen dan vuurwerk en pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, die weinig gevaar opleveren;b) categorie P2 : andere pyrotechnische artikelen dan vuurwerk en pyrotechnische artikelen voor theatergebruik die uitsluitend bestemd zijn om door personen met gespecialiseerde kennis te worden gehanteerd of gebruikt. HOOFDSTUK 3. - Verplichtingen van marktdeelnemers Afdeling 1. - Verplichtingen van de fabrikanten
Art. 6.§ 1. Wanneer fabrikanten hun pyrotechnische artikelen in de handel brengen, waarborgen zij dat deze werden ontworpen en vervaardigd overeenkomstig de essentiële veiligheidseisen in bijlage 1. § 2. Fabrikanten stellen de in bijlage 2 genoemde technische documentatie op en laten de in artikel 17 bedoelde toepasselijke conformiteitsbeoor-delingsprocedure uitvoeren.
Wanneer met die procedure is aangetoond dat een pyrotechnisch artikel aan de toepasselijke eisen voldoet, stellen fabrikanten een EU-conformiteitsverklaring op en brengen zij de CE- markering aan. § 3. Fabrikanten bewaren de technische documentatie en de EU-conformiteitsverklaring gedurende tien jaar nadat het pyrotechnische artikel in de handel is gebracht. § 4. Fabrikanten zorgen ervoor dat zij beschikken over procedures opdat de serieproductie in overeenstemming blijft met dit besluit. Er wordt terdege rekening gehouden met veranderingen in het ontwerp of in de kenmerken van het pyrotechnische artikel en met veranderingen in de geharmoniseerde normen of andere technische specificaties waarnaar in de conformiteitsverklaring van het pyrotechnische artikel is verwezen.
Indien dit gezien de risico's van een pyrotechnisch artikel passend wordt geacht, voeren fabrikanten met het oog op de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de consumenten op een met redenen omkleed verzoek van de bevoegde autoriteiten steekproeven uit op de verhandelde pyrotechnische artikelen, onderzoeken zij klachten, niet-conforme pyrotechnische artikelen en teruggeroepen pyrotechnische artikelen en houden zij daarvan zo nodig een register bij, en houden zij de distributeurs op de hoogte van dergelijk toezicht. § 5. Fabrikanten zorgen ervoor dat door hen in de handel gebrachte pyrotechnische artikelen overeenkomstig artikel 8 of artikel 9 zijn geëtiketteerd. § 6. Fabrikanten vermelden hun naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerde merknaam en het postadres waarop contact met hen kan worden opgenomen op het pyrotechnische artikel of, wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking ervan of in een bij het pyrotechnische artikel gevoegd document. Het adres vermeldt één enkel punt waar contact met de fabrikant opgenomen kan worden. De contactgegevens worden gesteld in een voor eindgebruikers en markttoezichtautoriteiten gemakkelijk te begrijpen taal. § 7. Fabrikanten zien erop toe dat pyrotechnische artikelen vergezeld gaan van instructies en informatie aangaande de veiligheid, in een taal die de consumenten en andere eindgebruikers gemakkelijk kunnen begrijpen, zoals bepaald door de betrokken lidstaat. Die instructies en informatie aangaande de veiligheid, alsmede eventuele etikettering, zijn duidelijk en begrijpelijk. § 8. Fabrikanten die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een door hen in de handel gebracht pyrotechnisch artikel niet in overeenstemming is met dit besluit, nemen onmiddellijk de corrigerende maatregelen die nodig zijn om dat pyrotechnische artikel in overeenstemming te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Bovendien brengen fabrikanten, indien het pyrotechnische artikel een risico vertoont, de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten waar zij het pyrotechnische artikel op de markt hebben aangeboden hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de niet-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven. § 9. Fabrikanten verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit aan deze autoriteit op papier of elektronisch alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van het pyrotechnische artikel met dit besluit aan te tonen, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen. Op verzoek van deze autoriteit verlenen zij medewerking aan alle genomen maatregelen om de risico's van de door hen in de handel gebrachte pyrotechnische artikelen uit te sluiten.
Art. 7.§ 1. Om de traceerbaarheid van pyrotechnische artikelen te vergemakkelijken, etiketteren de fabrikanten die artikelen met een registratienummer dat wordt toegewezen door de aangemelde instantie die de conformiteitsbeoordeling krachtens artikel 17 verricht.
Het registratienummer bevat de volgende elementen : 1° het viercijferige identificatienummer van de aangemelde instantie die de verklaring van EG-typeonderzoek in overeenstemming met de conformiteitsbeoordelingsprocedure zoals bedoeld in artikel 17, 1° (module B), of de verklaring van overeenstemming in overeenstemming met de conformiteitsbeoordelingsprocedure zoals bedoeld in artikel 17, 2° (module G), of de goedkeuring van het kwaliteitssysteem in overeenstemming met de conformiteitsbeoordelingsprocedure zoals bedoeld in artikel 17, 3° (module H), heeft opgesteld;2° de afkorting van de categorie van het pyrotechnische artikel waarvoor de conformiteit is gecertificeerd, in hoofdletters : a) F1, F2, F3 of F4 voor vuurwerk uit de respectieve categorieën 1, 2, 3 en 4, b) T1 of T2 voor pyrotechnische artikelen voor theatergebruik uit de categorieën T1 en T2, c) P1 of P2 voor andere pyrotechnische artikelen uit de categorieën P1 en P2;3° het verwerkingsnummer dat door de aangemelde instantie voor het pyrotechnische artikel wordt gebruikt. De structuur van het registratienummer is als volgt "XXXX-YY-ZZZZ..."; hierbij verwijst XXXX naar het tweede lid, 1°, YY naar het tweede lid, 2° en ZZZZ... naar het tweede lid, 3°. § 2. Fabrikanten van pyrotechnische artikelen : 1° houden een register bij met alle registratienummers van pyrotechnische artikelen die zij op de markt hebben aangeboden, vergezeld van de handelsnaam, het algemene type en het subtype, indien van toepassing, en de plaats van vervaardiging, voor ten minste tien jaar nadat het artikel in de handel is gebracht;2° dragen het register over aan de bevoegde autoriteiten bij staking van hun activiteiten;3° verstrekken aan de bevoegde autoriteiten en markttoezichtautoriteiten van alle lidstaten, op hun met redenen omkleed verzoek, de onder 1° bedoelde informatie.
Art. 8.De fabrikanten zorgen ervoor dat andere pyrotechnische artikelen dan pyrotechnische artikelen voor voertuigen zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar zijn geëtiketteerd in de officiële taal of talen van de lidstaat waar het pyrotechnisch artikel aan de consument wordt aangeboden. Die etikettering is duidelijk en begrijpelijk.
Het etiket van pyrotechnische artikelen vermeldt ten minste de in artikel 6, paragraaf 6, vermelde gegevens over de fabrikant en, als de fabrikant niet in de Unie is gevestigd, de in artikel 6, paragraaf 6 respectievelijk artikel 10, paragraaf 3, vermelde gegevens over de fabrikant en de importeur, alsook de naam en het type van het pyrotechnische artikel, het registratienummer en het product-, partij- of serienummer ervan, de in artikel 13, paragrafen 1 en 2, genoemde minimumleeftijdsgrenzen, de desbetreffende categorie en gebruiksaanwijzingen, het productiejaar bij vuurwerk van categorie F3 en F4 en, in voorkomend geval, een minimale veiligheidsafstand. Het etiket vermeldt tevens de netto explosieve massa.
Op vuurwerk staat ook ten minste de volgende informatie : 1° categorie F1 : in voorkomend geval : "uitsluitend buitenshuis te gebruiken" en een minimale veiligheidsafstand;2° categorie F2 : "uitsluitend buitenshuis te gebruiken" en, in voorkomend geval, de minimale veiligheidsafstand(en);3° categorie F3 : "uitsluitend buitenshuis te gebruiken" en de minimale veiligheidsafstand(en);4° categorie F4 : "uitsluitend door personen met gespecialiseerde kennis te gebruiken" en de minimale veiligheidsafstand(en). Op pyrotechnische artikelen voor theatergebruik staat ook ten minste de volgende informatie : 1° categorie T1 : in voorkomend geval : "uitsluitend buitenshuis te gebruiken" en de minimale veiligheidsafstand(en);2° categorie T2 : "uitsluitend door personen met gespecialiseerde kennis te gebruiken" en de minimale veiligheidsafstand(en). Indien op het pyrotechnische artikel niet voldoende plaats is voor de vereiste informatie als bedoeld in het tweede, derde en vierde lid, wordt de informatie op de kleinste verpakkingseenheid weergegeven.
Art. 9.§ 1. Het etiket van pyrotechnische artikelen voor voertuigen vermeldt de in artikel 6, paragraaf 6, vermelde gegevens over de fabrikant, de naam en het type van het pyrotechnische artikel, het registratienummer en het product-, partij- of serienummer ervan en, indien noodzakelijk, de veiligheidsvoorschriften. § 2. Als het pyrotechnische artikel voor voertuigen niet voldoende plaats biedt voor de etiketteringsvoorschriften van paragraaf 1, wordt de vereiste informatie op de verpakking van het artikel vermeld. § 3. Een veiligheidsinformatieblad voor het pyrotechnische artikel voor voertuigen dat is opgesteld volgens bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen en dat rekening houdt met de specifieke behoeften van de professionele gebruikers wordt aan die gebruikers verstrekt in de door hen gevraagde taal.
Het veiligheidsinformatieblad mag op papier of elektronisch worden geleverd, op voorwaarde dat de professionele gebruiker over de nodige middelen beschikt om er toegang toe te hebben. Afdeling 2. - Verplichtingen van importeurs
Art. 10.§ 1. Importeurs brengen alleen pyrotechnische artikelen in de handel die aan de gestelde eisen voldoen. § 2. Alvorens een pyrotechnisch artikel in de handel te brengen, zien importeurs erop toe dat de fabrikant de in artikel 17 bedoelde conformiteitsbeoordelingsprocedure heeft uitgevoerd. Zij zorgen ervoor dat de fabrikant de technische documentatie heeft opgesteld, dat het pyrotechnische artikel voorzien is van de CE-markering en vergezeld gaat van de voorgeschreven documenten, en dat de fabrikant aan de eisen van artikel 6, paragrafen 5 en 6, heeft voldaan.
Wanneer een importeur van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat een pyrotechnisch artikel niet in overeenstemming is met de essentiële veiligheidseisen in bijlage 1, mag hij het pyrotechnische artikel niet in de handel brengen alvorens het in overeenstemming is gebracht. Wanneer het pyrotechnische artikel een risico vertoont, brengt de importeur de fabrikant en de markttoezichtautoriteiten hiervan bovendien op de hoogte. § 3. Importeurs vermelden hun naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerde merknaam en het postadres waarop contact met hen kan worden opgenomen op het pyrotechnische artikel, of wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking ervan of in een bij het pyrotechnische artikel gevoegd document. De contactgegevens worden gesteld in een voor eindgebruikers en markttoezichtautoriteiten gemakkelijk te begrijpen taal. § 4. Importeurs zien erop toe dat het pyrotechnische artikel vergezeld gaat van instructies en informatie aangaande de veiligheid, in een door de betrokken lidstaat bepaalde taal die de consumenten en andere eindgebruikers gemakkelijk kunnen begrijpen. § 5. Importeurs zorgen gedurende de periode dat zij voor een pyrotechnisch artikel verantwoordelijk zijn, voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden ervan dat de conformiteit van het pyrotechnische artikel met de essentiële veiligheidseisen in bijlage 1 niet in het gedrang komt. § 6. Indien dit gezien de risico's van een pyrotechnisch artikel passend wordt geacht, voeren importeurs met het oog op de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de consumenten op een met redenen omkleed verzoek van de bevoegde autoriteiten steekproeven uit op de verhandelde pyrotechnische artikelen, onderzoeken zij klachten, niet-conforme pyrotechnische artikelen en teruggeroepen pyrotechnische artikelen en houden zij daarvan zo nodig een register bij, en houden zij de distributeurs steeds op de hoogte van dit toezicht. § 7. Importeurs die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een door hen in de handel gebracht pyrotechnisch artikel niet in overeenstemming is met dit besluit, nemen onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om dat pyrotechnische artikel in overeenstemming te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Bovendien brengen importeurs, indien het pyrotechnische artikel een risico vertoont, de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten waar zij het pyrotechnische artikel op de markt hebben aangeboden hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de niet-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven. § 8. Importeurs houden gedurende tien jaar nadat het pyrotechnische artikel in de handel is gebracht, een kopie van de EU-conformiteitsverklaring ter beschikking van de markttoezichtautoriteiten en zorgen ervoor dat de technische documentatie op verzoek aan die autoriteiten kan worden verstrekt. § 9. Importeurs verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit aan deze autoriteit op papier of elektronisch alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van een pyrotechnisch artikel aan te tonen, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen. Op verzoek van deze autoriteit verlenen zij medewerking aan alle genomen maatregelen om de risico's van de door hen in de handel gebrachte pyrotechnische artikelen uit te sluiten. § 10. Importeurs van pyrotechnische artikelen : 1° houden een register bij met alle registratienummers van pyrotechnische artikelen die zij op de markt hebben aangeboden, vergezeld van de handelsnaam, het algemene type en het subtype, indien van toepassing, en de plaats van vervaardiging, voor ten minste tien jaar nadat het artikel in de handel is gebracht;2° dragen het register over aan de bevoegde autoriteiten bij staking van hun activiteiten;3° verstrekken aan de bevoegde autoriteiten en markttoezichtautoriteiten van alle lidstaten, op hun met redenen omkleed verzoek, de onder 1° bedoelde informatie. Afdeling 3. - Verplichtingen van distributeurs
Art. 11.§ 1. Distributeurs die een pyrotechnisch artikel op de markt aanbieden, nemen de nodige zorgvuldigheid in acht in verband met de eisen van dit besluit. § 2. Alvorens een pyrotechnisch artikel op de markt aan te bieden, controleren distributeurs of het pyrotechnische artikel voorzien is van de CE-markering en vergezeld gaat van de voorgeschreven documenten en van instructies en informatie aangaande de veiligheid, in een taal die de consumenten en andere eindgebruikers in de lidstaat waar het pyrotechnische artikel op de markt wordt aangeboden, gemakkelijk kunnen begrijpen, en of de fabrikant en de importeur aan de voorschriften van respectievelijk artikel 6, paragrafen 5 en 6, en artikel 10, paragraaf 3, hebben voldaan.
Wanneer een distributeur van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat een pyrotechnisch artikel niet in overeenstemming is met de essentiële veiligheidseisen in bijlage 1, mag hij het pyrotechnische artikel pas op de markt aanbieden nadat het in overeenstemming is gebracht. Wanneer het pyrotechnische artikel een risico vertoont, brengt de distributeur voorts de fabrikant of de importeur hiervan op de hoogte, evenals de markttoezichtautoriteiten. § 3. Distributeurs zorgen gedurende de periode dat zij voor een pyrotechnisch artikel verantwoordelijk zijn, voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden ervan dat de conformiteit van het pyrotechnische artikel met de essentiële veiligheidseisen in bijlage 1 niet in het gedrang komt. § 4. Distributeurs die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een door hen op de markt aangeboden pyrotechnisch artikel niet in overeenstemming is met dit besluit, zien erop toe dat de nodige corrigerende maatregelen worden genomen om het pyrotechnische artikel in overeenstemming te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Bovendien brengen distributeurs, indien het pyrotechnische artikel een risico vertoont, de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten waar zij het pyrotechnische artikel op de markt hebben aangeboden hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de niet-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven. § 5. Distributeurs verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit aan deze autoriteit op papier of elektronisch alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van een pyrotechnisch artikel aan te tonen. Op verzoek van deze autoriteit verlenen zij medewerking aan alle genomen maatregelen om de risico's van de door hen op de markt aangeboden pyrotechnische artikelen uit te sluiten. Afdeling 4. - Het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen
aan consumenten
Art. 12.Marktdeelnemers bieden enkel de volgende pyrotechnische artikelen op de markt aan consumenten aan : 1° vuurwerk van categorie F1;2° vuurwerk van categorie F2;3° pyrotechnische artikelen voor theatergebruik van categorie T1 van de volgende generieke types : - niet elektrisch aangestoken bengaals vuur; - niet elektrisch aangestoken rookgeneratoren; 4° andere pyrotechnische artikelen van categorie P1 met uitsluiting van andere pyrotechnische artikelen van categorie P1 voor voertuigen. Het op de markt aanbieden aan consumenten van andere pyrotechnische artikelen van categorie P1 voor voertuigen die zijn ingebouwd in een voertuig of in een verwijderbaar voertuigonderdeel is toegelaten.
Art. 13.§ 1. Het is verboden de in artikel 12 vermelde producten op de markt aan te bieden aan consumenten jonger dan : 1° 12 jaar voor categorie F1;2° 16 jaar voor categorie F2;3° 18 jaar voor de categorieën T1 en P1. Marktdeelnemers controleren de leeftijd van de consumenten wanneer zij hen pyrotechnische artikelen overhandigen. § 2. Marktdeelnemers bieden de pyrotechnische artikelen die niet in artikel 12 worden vermeld uitsluitend aan personen met gespecialiseerde kennis op de markt aan. Afdeling 5. - Gevallen waarin de verplichtingen van fabrikanten van
toepassing zijn op importeurs en distributeurs
Art. 14.Een importeur of distributeur wordt voor de toepassing van dit besluit als een fabrikant beschouwd en hij moet aan de in artikel 6 vermelde verplichtingen van de fabrikant voldoen wanneer hij een pyrotechnisch artikel onder zijn eigen naam of merknaam in de handel brengt of een reeds in de handel gebracht pyrotechnisch artikel zodanig wijzigt dat de conformiteit met de eisen van dit besluit in het gedrang kan komen. Afdeling 6. - Identificatie van marktdeelnemers
Art. 15.Marktdeelnemers delen, op verzoek, aan de markttoezichtautoriteiten mee : 1° welke marktdeelnemer een pyrotechnisch artikel aan hen heeft geleverd;2° aan welke marktdeelnemer zij een pyrotechnisch artikel hebben geleverd. Marktdeelnemers moeten tot tien jaar nadat het pyrotechnische artikel aan hen is geleverd en tot tien jaar nadat zij het pyrotechnische artikel hebben geleverd, de in het eerste lid bedoelde informatie kunnen verstrekken. HOOFDSTUK 4. - Overeenstemming van pyrotechnische artikelen
Art. 16.Pyrotechnische artikelen die in overeenstemming zijn met geharmoniseerde normen of delen daarvan worden geacht in overeenstemming te zijn met de eisen die door die normen of delen daarvan worden bestreken, zoals beschreven in bijlage 1.
Art. 17.Voor de beoordeling van de conformiteit van pyrotechnische artikelen volgt de fabrikant een van de volgende procedures bedoeld in bijlage 2 : 1° het EU-typeonderzoek (module B), en naar keuze van de fabrikant een van de volgende procedures : a) conformiteit met het type op basis van interne productiecontrole en productcontroles onder toezicht met willekeurige tussenpozen (module C2);b) conformiteit met het type op basis van kwaliteitsborging van het productieproces (module D);c) conformiteit met het type op basis van productkwaliteitsborging (module E);2° conformiteit op basis van eenheidskeuring (module G);3° conformiteit op basis van volledige kwaliteitsborging (module H), voor zover het gaat om vuurwerk van categorie F4.
Art. 18.In de EU-conformiteitsverklaring wordt vermeld dat aangetoond is dat aan de essentiële veiligheidseisen in bijlage 1 is voldaan.
De EU-conformiteitsverklaring komt qua structuur overeen met het model van bijlage 3, bevat de in de desbetreffende modules van bijlage 2 vermelde elementen en wordt voortdurend bijgewerkt. Zij wordt vertaald in de taal of talen zoals gevraagd door de lidstaat waar het pyrotechnische artikel in de handel wordt gebracht of op de markt wordt aangeboden.
Indien voor een pyrotechnisch artikel uit hoofde van meer dan één handeling van de Unie een EU-conformiteitsverklaring vereist is, wordt één EU-conformiteitsverklaring met betrekking tot al die handelingen van de Unie opgesteld. In die verklaring moet duidelijk worden aangegeven om welke handelingen van de Unie het gaat, met vermelding van de publicatiereferenties ervan.
Door de EU-conformiteitsverklaring op te stellen, neemt de fabrikant de verantwoordelijkheid voor de conformiteit van het pyrotechnische artikel met de eisen van dit besluit op zich.
Art. 19.De CE-markering is onderworpen aan de algemene beginselen die zijn vastgesteld in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93.
Art. 20.§ 1. De CE-markering wordt zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar op de pyrotechnische artikelen aangebracht. Wanneer dit gezien de aard van het pyrotechnische artikel niet mogelijk of niet gerechtvaardigd is, wordt de CE-markering aangebracht op de verpakking en in de begeleidende documenten. § 2. De CE-markering wordt aangebracht voordat het pyrotechnische artikel in de handel wordt gebracht. § 3. De CE-markering wordt gevolgd door het identificatienummer van de aangemelde instantie wanneer een dergelijke instantie betrokken is bij de productiecontrolefase.
Het identificatienummer van de aangemelde instantie wordt aangebracht door die instantie zelf dan wel overeenkomstig haar instructies door de fabrikant. § 4. De CE-markering en, indien van toepassing, het identificatienummer van de aangemelde instantie, kunnen worden gevolgd door een ander teken dat een bijzonder risico of gebruik aanduidt. HOOFDSTUK 5. - Conformiteitsbeoor-delingsinstanties Afdeling 1. - Erkenningsvoorwaarden voor
conformiteitsbeoordelingsinstanties
Art. 21.De conformiteitsbeoordelingsinstantie is naar Belgisch recht opgericht en heeft rechtspersoonlijkheid.
Art. 22.De conformiteitsbeoordelingsinstantie is een derde partij die onafhankelijk is van de door haar beoordeelde organisaties of pyrotechnische artikelen.
Art. 23.Een conformiteitsbeoordelingsinstantie, haar hoogste leidinggevenden en het personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken verricht, zijn niet de ontwerper, fabrikant, leverancier, installateur, koper, eigenaar, gebruiker of onderhouder van de pyrotechnische artikelen en/of explosieve stoffen, noch de vertegenwoordiger van een van die partijen. Dit belet echter niet het gebruik van pyrotechnische artikelen en/of explosieve stoffen die nodig zijn voor de activiteiten van de conformiteitsbeoordelingsinstantie of het gebruik van pyrotechnische artikelen voor persoonlijke doeleinden.
De conformiteitsbeoordelingsinstantie, haar hoogste leidinggevenden en het personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken verricht, zijn niet rechtstreeks of als vertegenwoordiger van de betrokken partijen betrokken bij het ontwerpen, vervaardigen of bouwen, verhandelen, installeren, gebruiken of onderhouden van pyrotechnische artikelen en/of explosieve stoffen. Zij oefenen geen activiteiten uit die hun onafhankelijk oordeel of hun integriteit met betrekking tot conformiteitsbeoordelingsactiviteiten waarvoor zij zijn aangemeld in het gedrang kunnen brengen. Dit geldt met name voor adviesdiensten.
Conformiteitsbeoordelingsinstanties zorgen ervoor dat de activiteiten van hun dochterondernemingen of onderaannemers geen afbreuk doen aan de vertrouwelijkheid, objectiviteit of onpartijdigheid van hun conformiteitsbeoordelingsactiviteiten.
Art. 24.Conformiteitsbeoordelingsinstanties en hun personeel voeren de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten uit met de grootste mate van beroepsintegriteit en met de vereiste technische bekwaamheid op het specifieke gebied en zij zijn vrij van elke druk en beïnvloeding, met name van financiële aard, die hun oordeel of de resultaten van hun conformiteitsbeoordelingsactiviteiten kunnen beïnvloeden, met name van personen of groepen van personen die belang hebben bij de resultaten van deze activiteiten.
Art. 25.De conformiteitsbeoordelingsinstantie is in staat alle conformiteitsbeoordelingstaken te verrichten die in bijlage 2 aan haar zijn toegewezen en waarvoor zij is aangemeld, ongeacht of deze taken door de conformiteitsbeoordelingsinstantie zelf of namens haar en onder haar verantwoordelijkheid worden verricht.
Een conformiteitsbeoordelingsinstantie beschikt te allen tijde, voor elke conformiteitsbeoordelingsprocedure en voor elke soort of elke categorie pyrotechnische artikelen waarvoor zij is aangemeld over : 1° het benodigde personeel met technische kennis en voldoende passende ervaring om de conformiteitsbeoordelingstaken te verrichten;2° de beschrijvingen van de procedures voor de uitvoering van de conformiteitsbeoordeling, waarbij de transparantie en de mogelijkheid tot reproductie van deze procedures worden gewaarborgd.3° procedures voor de uitoefening van haar activiteiten die naar behoren rekening houden met de omvang van een onderneming, de sector waarin zij actief is, de structuur ervan, de relatieve complexiteit van de producttechnologie in kwestie en het massa- of seriële karakter van het productieproces. Zij voert een gepast beleid en beschikt over geschikte procedures om een onderscheid te maken tussen taken die zij als aangemelde instantie verricht en andere activiteiten.
Zij beschikt over de middelen die nodig zijn om de technische en administratieve taken in verband met de beoordelingsactiviteiten ten behoeve van de overeenstemming op passende wijze uit te voeren en heeft toegang tot alle vereiste apparatuur en faciliteiten.
Art. 26.Het voor de uitvoering van de conformiteitsbeoordelingstaken verantwoordelijke personeel beschikt over : 1° een gedegen technische en beroepsopleiding die alle relevante conformiteitsbeoordelingsactiviteiten omvat waarvoor de conformiteitsbeoor-delingsinstantie is aangemeld;2° een bevredigende kennis van de eisen inzake de beoordelingen die het verricht en voldoende bevoegdheden om deze beoordelingen uit te voeren;3° voldoende kennis over en inzicht in de essentiële veiligheidseisen in bijlage 1, de toepasselijke geharmoniseerde normen en de relevante bepalingen van de harmonisatiewetgeving van de Unie en van de Belgische wetgeving;4° de bekwaamheid om certificaten, verslagen en rapporten op te stellen die aantonen dat de beoordelingen zijn verricht.
Art. 27.De onpartijdigheid van de conformiteitsbeoordelingsinstanties, hun hoogste leidinggevenden en het personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken verricht, moet worden gewaarborgd.
De verloning van de hoogste leidinggevenden en het personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken van een conformiteitsbeoordelingsinstantie verricht, hangt niet af van het aantal uitgevoerde beoordelingen of van de resultaten daarvan.
Art. 28.Conformiteitsbeoordelingsinstanties sluiten een burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering af.
Art. 29.Het personeel van een conformiteitsbeoordelingsinstantie is gebonden aan het beroepsgeheim ten aanzien van alle informatie waarvan het kennisneemt bij de uitoefening van haar taken in uitvoering van dit besluit, behalve ten opzichte van de Belgische bevoegde instanties en de bevoegde instanties van de lidstaat waarin de werkzaamheden plaatsvinden.
Art. 30.Conformiteitsbeoordelingsinstanties nemen deel aan, of zorgen ervoor dat het personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken verricht, op de hoogte is van de desbetreffende normalisatieactiviteiten en de activiteiten van de coördinatiegroep van aangemelde instanties die is opgericht uit hoofde van de desbetreffende harmonisatiewetgeving van de Unie, en hanteren de door die groep genomen administratieve beslissingen en geproduceerde documenten als algemene richtsnoeren.
Art. 31.Om als conformiteitsbeoordelingsinstantie te kunnen erkend worden, moet een instantie het bewijs leveren dat ze werd geaccrediteerd overeenkomstig het koninklijk besluit van 31 januari 2006 tot oprichting van een BELAC accreditatiesysteem van instellingen voor de conformiteitsbeoordeling, voor de taken waarvoor ze aangemeld wil worden. Afdeling 2. - Aanmeldingsprocedure
Art. 32.Een conformiteitsbeoordelingsinstantie dient een aanmeldingsaanvraag in bij de gemachtigde van de minister.
Deze aanvraag gaat vergezeld van een beschrijving van de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten, de conformiteitsbeoordelingsmodule(s), de pyrotechnische artikelen waarvoor de instantie wenst aangemeld te worden en het accreditatiecertificaat dat is afgegeven door de accreditatieinstelling BELAC, waarin wordt verklaard dat de conformiteitsbeoordelingsinstantie voldoet aan de eisen van de artikelen 21 tot 30.
Art. 33.De aanmeldingsaanvraag wordt onderzocht door de overheidsdienst. Dit onderzoek is gesteund op de bij het aanvraagdossier gevoegde stukken, iedere beschikbare informatie alsook op elk nodig geacht onderzoek ter plaatse.
De overheidsdienst onderzoekt de ontvankelijkheid en volledigheid van de aanvraag en stelt de aanvrager hiervan in kennis. Hij deelt hem mee welke stukken en inlichtingen er nog ontbreken.
Binnen zestig dagen na de vaststelling van de volledigheid van het dossier neemt de minister een beslissing om al dan niet de instantie aan te melden bij de Europese Commissie. Deze beslissing heeft slechts uitwerking vijftien dagen na de aanmelding bij de Europese Commissie overeenkomstig artikel 34, § 1, eerste lid, en voor zover er door de Europese Commissie of de andere lidstaten geen bezwaren werden ingediend binnen twee weken na de aanmelding.
Art. 34.§ 1. In geval van een positieve beslissing meldt de gemachtigde van de minister de erkende instantie onverwijld aan bij de Europese Commissie.
De gemachtigde van de minister stelt de betrokken instantie in kennis van de beslissing van de minister en van het feit dat er bezwaren werden ingediend door de Europese Commissie of de andere lidstaten binnen twee weken na de aanmelding. § 2. In geval van een negatieve beslissing wordt deze onverwijld ter kennis gebracht van de betrokken instantie door de gemachtigde van de minister. Afdeling 3
Operationele verplichtingen van aangemelde instanties
Art. 35.De conformiteitsbeoordelingsinstanties die zijn aangemeld overeenkomstig artikel 34, § 1, eerste lid, hierna "aangemelde instanties" genaamd, zijn ertoe gehouden de instructies na te leven welke hun door de minister of zijn gemachtigde worden gegeven met betrekking tot de taken waarvoor ze aangemeld zijn.
Deze instructies houden in dat de aangemelde instanties rechtstreeks of via vertegenwoordigers deelnemen aan de werkzaamheden van de coördinatiegroep van conformiteitsbeoordelingsinstanties opgericht door de Europese Commissie.
Art. 36.De aangemelde instanties brengen de gemachtigde van de minister op de hoogte van : 1° elke weigering, beperking, opschorting of intrekking van certificaten;2° omstandigheden die van invloed zijn op de werkingssfeer van en de voorwaarden voor aanmelding;3° informatieverzoeken over conformiteitsbeoordelingsactiviteiten die zij van markttoezichtautoriteiten ontvangen;4° elke wijziging van de statuten van de instantie;5° een jaarlijks verslag omvattende een financieel verslag alsook een syntheseverslag betreffende hun activiteiten als aangemelde instantie;6° op verzoek, de binnen de werkingssfeer van hun aanmelding verrichte conformiteitsbeoordelingsactiviteiten en andere activiteiten, waaronder grensoverschrijdende activiteiten en uitbesteding. Aangemelde instanties verstrekken de andere aangemelde instanties die soortgelijke conformiteitsbeoordelingsactiviteiten voor dezelfde pyrotechnische artikelen verrichten, relevante informatie over negatieve conformiteitsbeoordelingsresultaten, en op verzoek ook over positieve conformiteitsbeoordelingsresultaten.
Art. 37.Wanneer de aangemelde instantie specifieke taken in verband met de conformiteitsbeoordeling uitbesteedt of door een dochteronderneming laat uitvoeren, waarborgt zij dat de onderaannemer of dochteronderneming aan de eisen in artikelen 21 tot 31 voldoet, en brengt zij de gemachtigde van de minister hiervan op de hoogte. De aangemelde instantie maakt een gedetailleerd dossier op betreffende de aard van de taken welke in onderaanneming zouden worden gegeven, de identiteit en de kwalificaties van de onderaannemer en de modaliteiten van de contracten van onderaanneming.
Art. 38.Aangemelde instanties nemen de volledige verantwoordelijkheid op zich voor de taken die worden verricht door onderaannemers of dochteraannemingen, ongeacht waar deze gevestigd zijn.
Art. 39.Activiteiten mogen uitsluitend met instemming van de klant worden uitbesteed of door een dochteronderneming worden uitgevoerd.
Art. 40.Aangemelde instanties houden de relevante documenten over de beoordeling van de kwalificaties van de onderaannemer of de dochteronderneming en over de door de onderaannemer of dochteronderneming uitgevoerde werkzaamheden ter beschikking van de overheidsdienst.
Art. 41.Aangemelde instanties voeren conformiteitsbeoordelingen uit volgens de conformiteitsbeoordelingsprocedures bepaald in artikel 17.
Art. 42.De conformiteitsbeoordelingen worden op evenredige wijze uitgevoerd, waarbij voorkomen wordt de marktdeelnemers onnodig te belasten. De aangemelde instantie houdt bij de uitoefening van haar activiteiten naar behoren rekening met de omvang van een onderneming, de sector waarin zij actief is, haar structuur, de relatieve technologische complexiteit van de producttechnologie en het massa- of seriële karakter van het productieproces.
Hierbij eerbiedigt ze hoe dan ook de striktheid en het beschermingsniveau die nodig zijn opdat het pyrotechnische artikel voldoet aan de bepalingen van de van toepassing zijnde reglementering.
Art. 43.§ 1. Aangemelde instanties die conformiteitsbeoordelingen verrichten, kennen registratienummers toe ter identificatie van pyrotechnische artikelen die aan een conformiteitsbeoordeling zijn onderworpen en van de fabrikanten ervan, en houden een register bij, volgens het model in bijlage 4, met de registratienummers van pyrotechnische artikelen waarvoor zij certificaten hebben afgegeven.
Het register van pyrotechnische artikelen bevat ten minste de in bijlage 4 vermelde informatie over de producten. Deze informatie wordt gedurende ten minste tien jaar bewaard na de datum waarop de aangemelde instanties de in het eerste lid genoemde verklaringen of goedkeuringen hebben afgegeven.
Aangemelde instanties werken het register regelmatig bij en maken het bekend via het internet. § 2. Wanneer de aanmelding van een conformiteitsbeoordelingsinstantie wordt ingetrokken, moet deze instantie de registers overdragen aan een andere aangemelde instantie of aan de overheidsdienst.
Art. 44.Wanneer een aangemelde instantie vaststelt dat een fabrikant niet heeft voldaan aan de eisen van bijlage 1, of van de overeenkomstige geharmoniseerde normen of andere technische specificaties, verzoekt zij die fabrikant dat hij passende corrigerende maatregelen neemt en verleent zij geen conformiteitscertificaat.
Art. 45.Wanneer een aangemelde instantie bij het toezicht op de conformiteit na verlening van een certificaat vaststelt dat een pyrotechnisch artikel niet meer in overeenstemming is, verzoekt zij de fabrikant dat hij passende corrigerende maatregelen neemt en zo nodig schort zij het certificaat op of trekt dit in.
Art. 46.Wanneer geen corrigerende maatregelen worden genomen of de genomen maatregelen niet het vereiste effect hebben, worden de certificaten door de aangemelde instantie naargelang het geval beperkt, opgeschort of ingetrokken.
Art. 47.De aangemelde instantie voorziet de beroepsprocedure met betrekking tot haar beslissing om een certificaat te beperken, op te schorten of in te trekken. Afdeling 4. - Toezicht en sancties
Art. 48.De aangemelde instanties verlenen vrije toegang tot hun lokalen aan de met het toezicht belaste ambtenaren die door de gemachtigde van de minister werden belast met een onderzoek of een audit om te controleren of de werking van de aangemelde instantie in overeenstemming is met de bepalingen van dit besluit en om te controleren of de erkenningsvoorwaarden nageleefd zijn. Zij stellen alle documenten en gegevens welke nodig zijn voor het uitvoeren van de opdracht ter beschikking van deze ambtenaren. Op aanvraag worden deze documenten of een kopie ervan, aan deze ambtenaren toevertrouwd.
Art. 49.Onverminderd de controlemodaliteiten die zijn voorzien in het koninklijk besluit van 27 april 2007 ter bepaling van de werkingscriteria en de modaliteiten van de controle op de werking van tussenkomende organismen, kan de minister de erkenning beperken, schorsen of intrekken indien de met het toezicht belaste ambtenaren vaststellen dat een van de eisen van de artikelen 21 tot 30 niet meer wordt nageleefd of indien de aangemelde instantie zich niet houdt aan de uit de bepalingen van de artikelen 35 tot 48 voortvloeiende verplichtingen. De minister neemt de beslissing om erkenningen te beperken, te schorsen of in te trekken op basis van de ernst van het niet-voldoen aan die eisen of het niet-nakomen van die verplichtingen.
De minister kan de erkenning eveneens beperken of intrekken indien, na een periode van drie jaar te rekenen vanaf de datum van de in artikel 34, § 1, eerste lid, bedoelde aanmelding, blijkt dat de instantie geen enkele activiteit heeft uitgeoefend in het domein waarop de erkenning betrekking heeft of dat deze activiteit verwaarloosbaar is.
Art. 50.De beslissingen genomen in uitvoering van de bepalingen van het artikel 49 worden aan de betrokken instantie medegedeeld.
Indien de beslissing de beperking, schorsing of de intrekking van de erkenning als gevolg heeft, treedt zij in werking op de datum van de mededeling.
Art. 51.De erkenning wordt van rechtswege ingetrokken indien de in artikel 31 bedoelde accreditatie door de accreditatieinstelling BELAC werd ingetrokken of niet werd hernieuwd. De intrekking van de erkenning treedt in werking wanneer, na verloop van de procedure die volgt uit het bij de accreditatieinstelling eventueel ingediend beroep, deze instelling de intrekking of niet hernieuwing van de accreditatie bevestigt.
Art. 52.In afwijking van hetgeen wordt bepaald in de artikelen 31, 32, tweede lid, en 51 kan een conformiteitsbeoordelingsinstantie worden aangemeld tot 30 juni 2017 wanneer ze op 1 juli 2015 een aanvraag tot accreditatie heeft ingediend bij de accreditatieinstelling BELAC maar de aanvraag tot accreditatie nog niet werd afgerond.
Art. 53.De gemachtigde van de minister wijzigt onverwijld de aanmelding bij de Commissie van de Europese Unie om deze in overeenstemming te brengen met de beperking, schorsing of intrekking in uitvoering van de artikelen 49 tot 51, en brengt de Commissie en de andere lidstaten hiervan onmiddellijk op de hoogte.
Wanneer de aanmelding wordt beperkt, opgeschort of ingetrokken of de aangemelde instantie haar activiteiten staakt, dan kan de gemachtigde van de minister opdragen dat de dossiers worden overgedragen aan een andere aangemelde instantie, dan wel op een andere manier ter beschikking worden gehouden voor inzage op verzoek door de verantwoordelijke aanmeldende autoriteiten en markttoezichtautoriteiten. HOOFDSTUK 6. - Slot- en overgangsbepalingen
Art. 54.Het ministerieel besluit van 3 februari 2000 tot vaststelling van de bijzondere veiligheidsvoorschriften inzake feestvuurwerk bestemd voor particulieren, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 13 november 2002 en 24 mei 2004, wordt opgeheven op 4 juli 2017.
Art. 55.Het koninklijk besluit van 3 maart 2010 betreffende het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen, gewijzigd bij het besluit van 15 september 2013, wordt opgeheven, met uitzondering van artikel 5.
Art. 56.Voor de toepassing van het ARS wordt onder feestvuurwerk verstaan, de pyrotechnische artikelen zoals bepaald in artikel 12, eerste lid, 1° tot 3°.
Voor de toepassing van het ARS wordt onder spektakelvuurwerk verstaan, de pyrotechnische artikelen van categorie F4 en van de categorieën F3, T1 en T2, met uitzondering van de artikelen bepaald in artikel 12, eerste lid, 3°.
Voor de toepassing van het ARS wordt onder vuurwerk voor technisch gebruik en/of seinvuurwerk verstaan, de pyrotechnische artikelen van de categorieën P1 en P2.
Art. 57.De artikelen 2, 3, 4 en 264 van het ARS zijn niet van toepassing op de producten die onder dit besluit vallen, onverminderd de bepalingen van artikel 58 van dit besluit.
Art. 58.§ 1. Pyrotechnische artikelen die in overeenstemming zijn met richtlijn 2007/23/EG en die vóór 1 juli 2015 in de handel zijn gebracht, mogen op de markt worden aangeboden. § 2. De vergunningen voor feestvuurwerk die zijn verleend voor 4 juli 2010 blijven op het Belgische grondgebied geldig tot 4 juli 2017 of tot hun vervaldatum, indien deze eerder is. De betrokken producten blijven zolang onderworpen aan de bepalingen van artikel 264 van het ARS. § 3. Certificaten die overeenkomstig het voormelde koninklijk besluit van 3 maart 2010 verstrekt zijn, zijn krachtens dit besluit geldig.
Art. 59.De artikelen 7, § 1, tweede en derde lid, 7, § 2, 10, § 10, 43, § 1, tweede en derde lid en 43, § 2 treden in werking op 17 oktober 2016.
Art. 60.De minister bevoegd voor Economie en de Bescherming van de Veiligheid van de Consumenten is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 oktober 2015.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie en Consumenten, K. PEETERS
Bijlage 1 ESSENTI"LE VEILIGHEIDSEISEN 1. Elk pyrotechnisch artikel moet de prestaties leveren die de fabrikant bij de aangemelde instantie heeft opgegeven om maximale veiligheid en betrouwbaarheid te garanderen.2. Elk pyrotechnisch artikel moet zo zijn ontworpen en gefabriceerd dat men zich er met behulp van een passend proces veilig van kan ontdoen met minimale gevolgen voor het milieu.3. Elk pyrotechnisch artikel moet correct functioneren wanneer het gebruikt wordt waarvoor het is bestemd. Elk pyrotechnisch artikel moet onder realistische omstandigheden worden getest. Indien dit niet mogelijk is in een laboratorium, moeten de tests worden uitgevoerd onder de omstandigheden waarin het pyrotechnische artikel zal worden gebruikt.
De volgende gegevens en eigenschappen moeten in voorkomend geval worden gecontroleerd of getest : a) ontwerp, constructie en kenmerkende eigenschappen, inclusief gedetailleerde chemische samenstelling (massa en percentage van de gebruikte stoffen) en afmetingen;b) fysische en chemische stabiliteit van het pyrotechnische artikel in alle normale, te verwachten omgevingsomstandigheden;c) gevoeligheid voor de normale, te verwachten hantering en vervoersomstandigheden;d) compatibiliteit van alle componenten wat chemische stabiliteit betreft;e) weerstand van het pyrotechnische artikel tegen vocht wanneer het bestemd is om in vochtige of natte omstandigheden te worden gebruikt en vocht de veiligheid of betrouwbaarheid negatief kan beïnvloeden;f) weerstand tegen lage en hoge temperaturen wanneer het pyrotechnische artikel bestemd is om bij dergelijke temperaturen te worden bewaard of gebruikt en het afkoelen of opwarmen van een component of van het pyrotechnische artikel in zijn geheel de veiligheid of betrouwbaarheid negatief kan beïnvloeden;g) veiligheidsvoorzieningen om voortijdige of onbedoelde inwerkingstelling of ontsteking te voorkomen;h) passende instructies en, waar nodig, markeringen inzake het veilig hanteren, opslaan, gebruiken (inclusief veiligheidsafstand) en verwijderen;i) weerstand van het pyrotechnische artikel, de verpakking ervan of andere componenten tegen aantasting onder normale, te verwachten opslagomstandigheden;j) specificatie van alle benodigde apparatuur en accessoires en van gebruiksaanwijzingen voor de veilige werking van het pyrotechnische artikel. Tenzij anders vermeld in de instructies van de fabrikant, moeten de pyrotechnische artikelen hun pyrotechnische samenstelling bevatten tijdens het vervoer en bij normale hantering daarvan. 4. Pyrotechnische artikelen mogen geen andere detonatie-explosieven dan zwart kruit of een samenstelling voor een lichtflits bevatten tenzij het pyrotechnische artikelen van de categorieën P1, P2, T2 en vuurwerk van categorie F4 betreft die aan de volgende voorwaarden voldoen : a) het detonatie-explosief kan niet gemakkelijk uit het pyrotechnische artikel worden verwijderd;b) met betrekking tot categorie P1 : het pyrotechnische artikel mag niet als detonator werken of mag, zoals het ontworpen en gefabriceerd is, niet de ontsteking van secundaire explosieven inleiden;c) met betrekking tot de categorieën F4, T2 en P2 : het pyrotechnische artikel is ontworpen en bedoeld om niet als detonator te werken, of, als het is ontworpen om te detoneren, mag het, zoals het ontworpen en gefabriceerd is, niet de ontsteking van secundaire explosieven inleiden.5. De verschillende groepen pyrotechnische artikelen moeten ten minste ook aan de volgende voorschriften voldoen : A.Vuurwerk 1. De fabrikant brengt vuurwerk krachtens artikel 5 onder in verschillende categorieën op basis van netto explosieve massa, veiligheidsafstanden, geluidsniveau en dergelijke.De categorie staat duidelijk vermeld op het etiket. a) Voor vuurwerk van categorie F1 moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan : i) de veiligheidsafstand bedraagt minstens 1 m.Indien nodig, kan de veiligheidsafstand echter minder bedragen; ii) het maximale geluidsniveau op de veiligheidsafstand is niet meer dan 120 dB (A, imp) of een gelijkwaardig geluidsniveau gemeten aan de hand van een andere geschikte methode; iii) categorie F1 bevat geen rotjes en ratelbanden, al dan niet met flitspoeder; iv) knalerwten in categorie F1 bevatten niet meer dan 2,5 mg zilverfulminaat. b) Voor vuurwerk van categorie F2 moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan : i) de veiligheidsafstand bedraagt minstens 8 m.Indien nodig, kan de veiligheidsafstand echter minder bedragen; ii) het maximale geluidsniveau op de veiligheidsafstand is niet meer dan 120 dB (A, imp) of een gelijkwaardig geluidsniveau gemeten aan de hand van een andere geschikte methode. c) Voor vuurwerk van categorie F3 moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan : i) de veiligheidsafstand bedraagt minstens 15 m.Indien nodig, kan de veiligheidsafstand echter minder bedragen; ii) het maximale geluidsniveau op de veiligheidsafstand is niet meer dan 120 dB (A, imp) of een gelijkwaardig geluidsniveau gemeten aan de hand van een andere geschikte methode. 2. Vuurwerk mag uitsluitend gebouwd zijn met materialen die de risico's van brokstukken voor de gezondheid, gebouwen of het milieu zoveel mogelijk beperken.3. De ontstekingsmethode moet duidelijk zichtbaar zijn en worden aangegeven aan de hand van etiketten of instructies.4. Vuurwerk mag niet op een grillige en onvoorspelbare manier bewegen.5. Vuurwerk van de categorieën F1, F2 en F3 moet beschermd zijn tegen onbedoelde ontsteking, hetzij door een beschermlaag, hetzij door de verpakking, hetzij door de constructie van het artikel.Vuurwerk van categorie F4 moet tegen onbedoelde ontsteking beschermd zijn door methoden die door de fabrikant worden gespecificeerd.
B. Andere pyrotechnische artikelen 1. Pyrotechnische artikelen moeten zo zijn ontworpen dat de risico's voor de gezondheid, gebouwen en het milieu bij normaal gebruik zo klein mogelijk zijn.2. De ontstekingsmethode moet duidelijk zichtbaar zijn en worden aangegeven aan de hand van etiketten of instructies.3. Het pyrotechnische artikel moet zo zijn ontworpen dat het risico van brokstukken voor de gezondheid, gebouwen of het milieu bij onbedoelde inwerkingtreding zo klein mogelijk is.4. In voorkomend geval moet het pyrotechnische artikel naar behoren werken tot de houdbaarheidsdatum die de fabrikant heeft opgegeven. C. Ontstekers 1. Ontstekers moeten op betrouwbare wijze in werking kunnen worden gesteld en moeten onder alle normale, te verwachten gebruiksomstandigheden voldoende ontstekingscapaciteit hebben.2. Ontstekers moeten beschermd zijn tegen elektrostatische ontlading onder normale, te verwachten opslag- en gebruiksomstandigheden.3. Elektrische ontstekers moeten beschermd zijn tegen elektromagnetische velden onder normale, te verwachten opslag- en gebruiksomstandigheden.4. Het omhulsel van de lonten moet de juiste mechanische sterkte hebben en de explosieve vulling afdoende beschermen wanneer deze aan normale, te verwachten mechanische spanning wordt blootgesteld.5. De parameters voor de brandduur van lonten moeten bij het pyrotechnische artikel zijn gevoegd.6. De elektrische kenmerken (bv.minimuminleidingsstroom, weerstand enz.) van elektrische ontstekers moeten bij het pyrotechnische artikel zijn gevoegd. 7. De draden van elektrische ontstekers moeten voldoende geïsoleerd en mechanisch sterk genoeg zijn, inclusief de verbinding met de ontsteker, rekening houdend met het bedoelde gebruik. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 20 oktober 2015 betreffende het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie en Consumenten, K. PEETERS
Bijlage 2 CONFORMITEITSBEOORDELINGSPROCEDURES MODULE B : EU-typeonderzoek 1. Met "EU-typeonderzoek" wordt dat gedeelte van een conformiteitsbeoordelingsprocedure bedoeld waarin de aangemelde instantie het technisch ontwerp van een pyrotechnisch artikel onderzoekt om te controleren of het voldoet aan de toepasselijke eisen van dit besluit, en een verklaring hierover verstrekt.2. Het EU-typeonderzoek wordt verricht als een beoordeling van de geschiktheid van het technisch ontwerp van het pyrotechnische artikel door middel van de bestudering van de technische documentatie en het bewijsmateriaal bedoeld in punt 3, alsmede een onderzoek van een voor de betrokken productie representatief monster van het volledige product (combinatie van productietype en ontwerptype).3. De fabrikant dient een aanvraag voor het EU-typeonderzoek in bij een aangemelde instantie van zijn keuze. De aanvraag omvat : a) naam en adres van de fabrikant;b) een schriftelijke verklaring dat er geen gelijkluidende aanvraag bij een andere aangemelde instantie is ingediend;c) de technische documentatie.Aan de hand van de technische documentatie moet kunnen worden beoordeeld of het pyrotechnische artikel aan de toepasselijke eisen van dit besluit voldoet; zij omvat een adequate risicoanalyse en -beoordeling. In de technische documentatie worden de toepasselijke eisen vermeld; zij heeft, voor zover relevant voor de beoordeling, betrekking op het ontwerp, de fabricage en de werking van het pyrotechnische artikel. De technische documentatie bevat, indien van toepassing, ten minste de volgende elementen : i) een algemene beschrijving van het pyrotechnische artikel; ii) ontwerp- en fabricagetekeningen, alsmede schema's van componenten, onderdelen, circuits, enz.; iii) beschrijvingen en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van die tekeningen en schema's en van de werking van het pyrotechnische artikel; iv) een lijst van de geheel of gedeeltelijk toegepaste geharmoniseerde normen waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, en indien de geharmoniseerde normen niet zijn toegepast, een beschrijving van de wijze waarop aan de essentiële veiligheidseisen van dit besluit is voldaan, inclusief een lijst van andere relevante technische specificaties die zijn toegepast. Bij gedeeltelijk toegepaste geharmoniseerde normen wordt in de technische documentatie gespecificeerd welke delen zijn toegepast; v) berekeningen voor ontwerpen, uitgevoerde controles enz.; vi) testrapporten; d) de monsters, die representatief zijn voor de betrokken productie. De aangemelde instantie kan meer monsters verlangen als dit voor het testprogramma nodig is; e) het bewijsmateriaal voor de geschiktheid van het technisch ontwerp. Hierin worden de gevolgde documenten vermeld, in het bijzonder wanneer de desbetreffende geharmoniseerde normen niet volledig zijn toegepast.
Zo nodig worden ook de resultaten vermeld van tests die overeenkomstig andere relevante technische specificaties door het geschikt laboratorium van de fabrikant of namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid door een ander laboratorium zijn verricht. 4. De aangemelde instantie verricht de volgende handelingen : Voor het pyrotechnische artikel : 4.1. onderzoekt zij de technische documentatie en het bewijsmateriaal om te beoordelen of het technisch ontwerp van het pyrotechnische artikel geschikt is.
Voor het monster/de monsters : 4.2. controleert zij of zij overeenkomstig de technische documentatie zijn vervaardigd en stelt zij vast welke elementen overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van de relevante geharmoniseerde normen zijn ontworpen, alsook welke elementen zijn ontworpen overeenkomstig andere relevante technische specificaties; 4.3. verricht zij de nodige onderzoeken en tests, of laat zij die verrichten om, ingeval de fabrikant heeft gekozen voor de oplossingen uit de relevante geharmoniseerde normen, te controleren of deze op de juiste wijze zijn toegepast; 4.4. verricht zij de nodige onderzoeken en tests, of laat zij die verrichten om, ingeval de oplossingen uit de relevante geharmoniseerde normen niet zijn toegepast, te controleren of de door de fabrikant die gekozen oplossingen, met inbegrip van andere relevante technische specificaties die zijn toegepast, aan de desbetreffende essentiële veiligheidseisen van dit besluit voldoen; 4.5. stelt zij in overleg met de fabrikant de plaats vast waar de onderzoeken en tests zullen worden uitgevoerd. 5. De aangemelde instantie stelt een evaluatieverslag op over de overeenkomstig punt 4 verrichte activiteiten en de resultaten daarvan. Onverminderd haar verplichtingen jegens de aanmeldende autoriteiten maakt de aangemelde instantie de inhoud van het verslag uitsluitend met instemming van de fabrikant geheel of gedeeltelijk openbaar. 6. Indien het type voldoet aan de voor het betrokken pyrotechnische artikel toepasselijke eisen van dit besluit, verstrekt de aangemelde instantie de fabrikant een certificaat van EU-typeonderzoek.Dat certificaat bevat naam en adres van de fabrikant, de conclusies van het onderzoek, de eventuele voorwaarden voor de geldigheid van het certificaat en de noodzakelijke gegevens voor de identificatie van het goedgekeurde type. Het certificaat van EU- typeonderzoek kan vergezeld gaan van een of meer bijlagen.
Het certificaat van EU-typeonderzoek en de bijlagen bevatten alle informatie die nodig is om de conformiteit van de gefabriceerde pyrotechnische artikelen met het onderzochte type te kunnen toetsen en controles tijdens het gebruik te kunnen verrichten.
Wanneer het type niet aan de toepasselijke eisen van dit besluit voldoet, weigert de aangemelde instantie een certificaat van EU-typeonderzoek te verstrekken en brengt zij de aanvrager hiervan op de hoogte met vermelding van de precieze redenen voor de weigering. 7. De aangemelde instantie houdt zich op de hoogte van elke verandering in de algemeen erkende stand van de techniek;indien het goedgekeurde type vanwege deze ontwikkeling mogelijk niet meer aan de toepasselijke eisen van dit besluit voldoet, beoordeelt zij of nader onderzoek nodig is. Als dit het geval is, stelt de aangemelde instantie de fabrikant daarvan in kennis.
De fabrikant brengt de aangemelde instantie die de technische documentatie betreffende het certificaat van EU -typeonderzoek bewaart op de hoogte van alle wijzigingen van het goedgekeurde type die van invloed kunnen zijn op de conformiteit van het pyrotechnische artikel met de essentiële veiligheidseisen van dit besluit of de voorwaarden voor de geldigheid van dat certificaat. Dergelijke wijzigingen vereisen een aanvullende goedkeuring in de vorm van een aanvulling op het oorspronkelijke certificaat van EU-typeonderzoek. 8. Elke aangemelde instantie brengt de autoriteiten die haar hebben aangemeld op de hoogte van de door haar verstrekte of ingetrokken certificaten van EU-typeonderzoek en aanvullingen daarop en verstrekt deze autoriteiten op gezette tijden of op verzoek een lijst van dergelijke geweigerde, geschorste of anderszins beperkte certificaten en aanvullingen daarop. Elke aangemelde instantie brengt de andere aangemelde instanties op de hoogte van de door haar geweigerde, ingetrokken, geschorste of anderszins beperkte certificaten van EU-typeonderzoek en aanvullingen daarop alsmede, op verzoek, van dergelijke door haar verstrekte certificaten en aanvullingen daarop.
De Commissie, de lidstaten en de andere aangemelde instanties kunnen op verzoek een kopie van de certificaten van EU-typeonderzoek en aanvullingen daarop ontvangen. De Commissie en de lidstaten kunnen op verzoek een kopie van de technische documentatie en de resultaten van het door de aangemelde instantie verrichte onderzoek ontvangen. De aangemelde instantie bewaart een kopie van het certificaat van EU-typeonderzoek, de bijlagen en aanvullingen, alsook het technisch dossier, met inbegrip van de door de fabrikant overgelegde documentatie, tot het einde van de geldigheidsduur van dat certificaat. 9. De fabrikant houdt tot tien jaar na het in de handel brengen van het pyrotechnische artikel een kopie van het certificaat van EU-typeonderzoek, de bijlagen en aanvullingen, samen met de technische documentatie, ter beschikking van de nationale autoriteiten. MODULE C2 : conformiteit met het type op basis van interne productiecontrole en productcontroles onder toezicht met willekeurige tussenpozen 1. Met "conformiteit met het type op basis van interne productiecontrole en productcontroles onder toezicht met willekeurige tussenpozen" wordt het gedeelte van een conformiteitsbeoordelingsprocedure bedoeld waarin de fabrikant de verplichtingen in de punten 2, 3 en 4 nakomt en op eigen verantwoording garandeert en verklaart dat de betrokken pyrotechnische artikelen in overeenstemming zijn met het type beschreven in het certificaat van EU- typeonderzoek en voldoen aan de op hen toepasselijke eisen van dit besluit.2. Fabricage De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricage- en controleproces waarborgt dat de vervaardigde pyrotechnische artikelen in overeenstemming zijn met het type als beschreven in het certificaat van EU-typeonderzoek en met de toepasselijke eisen van dit besluit.3. Productcontroles Met willekeurige, door de instantie te bepalen tussenpozen worden productcontroles uitgevoerd om de kwaliteit van de interne productcontroles te verifiëren, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met de technologische complexiteit van de pyrotechnische artikelen en de geproduceerde hoeveelheid;deze controles worden door of namens een door de fabrikant hem gekozen aangemelde instantie uitgevoerd. Voordat de producten in de handel worden gebracht, trekt de aangemelde instantie op de plaats van fabricage een adequate steekproef van de eindproducten, die aan een onderzoek wordt onderworpen en waarop passende tests als omschreven in de relevante delen van de geharmoniseerde normen en/of gelijkwaardige tests opgenomen in andere technische specificaties, worden verricht om te controleren of het pyrotechnische artikel met het type als beschreven in het certificaat van EU-typeonderzoek en met de desbetreffende eisen van dit besluit overeenstemt. Indien een monster geen aanvaardbaar kwaliteitsniveau heeft, neemt de instantie passende maatregelen.
De monsternameprocedure is bedoeld om te beoordelen of de prestaties van het fabricageproces van het betrokken pyrotechnische artikel binnen aanvaardbare marges vallen, teneinde de conformiteit van het pyrotechnische artikel te waarborgen.
De fabrikant brengt, onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie, tijdens het fabricageproces het identificatienummer van deze instantie aan. 4. CE-markering en EU-conformiteitsverklaring 4.1. De fabrikant brengt de CE-markering aan op elk afzonderlijk pyrotechnisch artikel dat in overeenstemming is met het type als beschreven in het certificaat van EU-typeonderzoek en voldoet aan de toepasselijke eisen van dit besluit. 4.2. De fabrikant stelt voor elk productmodel een EU-conformiteitsverklaring op en houdt deze verklaring tot tien jaar na het in de handel brengen van het pyrotechnische artikel ter beschikking van de nationale autoriteiten. In de EU- conformiteitsverklaring wordt het pyrotechnische artikel beschreven.
Een kopie van de EU-conformiteitsverklaring wordt op verzoek aan de relevante autoriteiten verstrekt.
MODULE D : conformiteit met het type op basis van kwaliteitsborging van het productieproces 1. Met "conformiteit met het type op basis van kwaliteitsborging van het productieproces" wordt het gedeelte van een conformiteitsbeoordelingsprocedure bedoeld waarin de fabrikant de verplichtingen in de punten 2 en 5 nakomt en op eigen verantwoording garandeert en verklaart dat de betrokken pyrotechnische artikelen overeenstemmen met het type als beschreven in het certificaat van EU-typeonderzoek en voldoen aan de op hen toepasselijke eisen van dit besluit.2. Fabricage De fabrikant past op de productie, de eindproductcontrole en de beproeving van de betrokken pyrotechnische artikelen een goedgekeurd kwaliteitssysteem als bedoeld in punt 3 toe, waarop overeenkomstig punt 4 toezicht wordt uitgeoefend. 3. Kwaliteitssysteem 3.1. De fabrikant dient voor de betrokken pyrotechnische artikelen bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag tot beoordeling van zijn kwaliteitssysteem in.
De aanvraag omvat : a) naam en adres van de fabrikant;b) een schriftelijke verklaring dat er geen gelijkluidende aanvraag bij een andere aangemelde instantie is ingediend;c) alle relevante informatie voor de bedoelde categorie pyrotechnische artikelen;d) de documentatie over het kwaliteitssysteem;e) de technische documentatie betreffende het goedgekeurde type en een kopie van het certificaat van EU-typeonderzoek. 3.2. Het kwaliteitssysteem waarborgt dat de pyrotechnische artikelen in overeenstemming zijn met het type als beschreven in het certificaat van EU-typeonderzoek en met de toepasselijke eisen van dit besluit.
Alle door de fabrikant vastgestelde gegevens, eisen en bepalingen dienen systematisch en geordend bijeen te worden gebracht in een document met schriftelijk vastgelegde beleidsmaatregelen, procedures en instructies. Aan de hand van de documentatie van het kwaliteitssysteem moeten de kwaliteitsprogramma's, plannen, handboeken en dossiers eenduidig kunnen worden geïnterpreteerd.
Zij dient met name een behoorlijke beschrijving te bevatten van : a) de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot de productkwaliteit;b) de daarbij gebruikte fabricage-, kwaliteitsbeheersings- en kwaliteitsborgingstechnieken en -procedés, alsmede de in dat verband systematisch toe te passen maatregelen;c) de onderzoeken en tests die vóór, tijdens of na de fabricage worden verricht en de frequentie waarmee dat zal gebeuren; d) de kwaliteitsdossiers, zoals controleverslagen, test- en ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz., en e) de middelen om toezicht uit te oefenen op het bereiken van de vereiste productkwaliteit en de doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem. 3.3. De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om te controleren of het aan de in punt 3.2 bedoelde eisen voldoet.
Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan voor elementen van het kwaliteitssysteem die voldoen aan de desbetreffende specificaties van de relevante geharmoniseerde norm.
Het auditteam moet ervaring hebben met kwaliteitsmanagementsystemen; bovendien moet ten minste één lid van het team ervaring hebben met beoordelingen van het betrokken productgebied en de betrokken producttechnologie en op de hoogte zijn van de toepasselijke eisen van dit besluit. De audit omvat een inspectiebezoek aan de fabrikant. Het auditteam evalueert de in punt 3.1, onder e), bedoelde technische documentatie om te controleren of de fabrikant zich bewust is van de toepasselijke eisen van dit besluit en het vereiste onderzoek kan verrichten om te waarborgen dat het pyrotechnische artikel aan deze eisen voldoet.
De fabrikant wordt van de beslissing in kennis gesteld. In deze kennisgeving zijn de conclusies van de audit opgenomen, evenals de met redenen omklede beoordelingsbeslissing. 3.4. De fabrikant verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft. 3.5. De fabrikant brengt de aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd op de hoogte van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem.
De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem blijft voldoen aan de in punt 3.2 bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.
Zij stelt de fabrikant van haar beslissing in kennis. In deze kennisgeving zijn de conclusies van het onderzoek opgenomen, evenals de met redenen omklede beoordelingsbeslissing. 4. Toezicht onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie. 4.1. Het toezicht heeft tot doel te controleren of de fabrikant naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem. 4.2. De fabrikant verleent de aangemelde instantie voor inspectiedoeleinden toegang tot de fabricage-, controle-, test- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name : a) de documentatie over het kwaliteitssysteem;b) de kwaliteitsdossiers, zoals controleverslagen, test- en ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel, enz. 4.3. De aangemelde instantie verricht periodieke audits om te controleren of de fabrikant het kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en verstrekt de fabrikant een auditverslag. 4.4. De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken aan de fabrikant brengen. Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig producttests verrichten of laten verrichten om te controleren of het kwaliteitssysteem goed functioneert. De aangemelde instantie verstrekt de fabrikant een verslag van het bezoek en, indien tests zijn verricht, een testverslag. 5. CE-markering en EU-conformiteitsverklaring 5.1. De fabrikant brengt de CE-markering en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 3.1 bedoelde aangemelde instantie, het identificatienummer van die instantie aan op elk afzonderlijk pyrotechnisch artikel dat in overeenstemming is met het type als beschreven in het certificaat van EU-typeonderzoek en met de toepasselijke eisen van dit besluit. 5.2. De fabrikant stelt voor elk productmodel een EU-conformiteitsverklaring op en houdt deze verklaring tot tien jaar na het in de handel brengen van het pyrotechnische artikel ter beschikking van de nationale autoriteiten. In de EU- conformiteitsverklaring wordt het pyrotechnische artikel beschreven.
Een kopie van de EU-conformiteitsverklaring wordt op verzoek aan de relevante autoriteiten verstrekt. 6. De fabrikant houdt gedurende een periode van tien jaar nadat het pyrotechnische artikel in de handel is gebracht de volgende gegevens ter beschikking van de nationale autoriteiten : a) de in punt 3.1 bedoelde documentatie; b) de informatie over de in punt 3.5 bedoelde wijzigingen zoals deze zijn goedgekeurd; c) de in de punten 3.5, 4.3 en 4.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie. 7. Elke aangemelde instantie brengt de autoriteiten die haar hebben aangemeld op de hoogte van de verleende en ingetrokken goedkeuringen voor kwaliteitssystemen en verstrekt deze autoriteiten op gezette tijden of op verzoek een lijst van geweigerde, geschorste of anderszins beperkte goedkeuringen voor kwaliteitssystemen. Elke aangemelde instantie brengt de andere aangemelde instanties op de hoogte van de door haar geweigerde, geschorste, ingetrokken of anderszins beperkte goedkeuringen voor kwaliteitssystemen alsmede, op verzoek, van de door haar verleende goedkeuringen voor kwaliteitssystemen.
MODULE E : conformiteit met het type op basis van productkwaliteitsborging 1. Met "conformiteit met het type op basis van productkwaliteitsborging" wordt het gedeelte van een conformiteitsbeoordelingsprocedure bedoeld waarin de fabrikant de verplichtingen in de punten 2 en 5 nakomt en op eigen verantwoording garandeert en verklaart dat de betrokken pyrotechnische artikelen in overeenstemming zijn met het type als beschreven in het certificaat van EU-typeonderzoek en voldoen aan de op hen toepasselijke eisen van dit besluit.2. Fabricage De fabrikant past op de productie, de eindproductcontrole en de beproeving van de betrokken pyrotechnische artikelen een goedgekeurd kwaliteitssysteem als bedoeld in punt 3 toe, waarop overeenkomstig punt 4 toezicht wordt uitgeoefend. 3. Kwaliteitssysteem 3.1. De fabrikant dient voor de betrokken pyrotechnische artikelen bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag tot beoordeling van zijn kwaliteitssysteem in.
De aanvraag omvat de volgende informatie : a) naam en adres van de fabrikant;b) een schriftelijke verklaring dat er geen gelijkluidende aanvraag bij een andere aangemelde instantie is ingediend;c) alle relevante informatie voor de bedoelde categorie pyrotechnische artikelen;d) de documentatie over het kwaliteitssysteem;e) de technische documentatie betreffende het goedgekeurde type en een kopie van het certificaat van EU-typeonderzoek. 3.2. Het kwaliteitssysteem waarborgt dat de pyrotechnische artikelen in overeenstemming zijn met het type als beschreven in het certificaat van EU-typeonderzoek en met de toepasselijke eisen van dit besluit.
Alle door de fabrikant vastgestelde gegevens, eisen en bepalingen dienen systematisch en geordend bijeen te worden gebracht in een document met schriftelijk vastgelegde beleidsmaatregelen, procedures en instructies. Aan de hand van de documentatie van het kwaliteitssysteem moeten de kwaliteitsprogramma's, plannen, handboeken en dossiers eenduidig kunnen worden geïnterpreteerd.
Zij dient met name een behoorlijke beschrijving te bevatten van : a) de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot de productkwaliteit;b) de onderzoeken en tests die na de fabricage worden uitgevoerd; c) de kwaliteitsdossiers, zoals controleverslagen, test- en ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel, enz.; d) de middelen om toezicht uit te oefenen op de doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem. 3.3. De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om te controleren of het aan de in punt 3.2 bedoelde eisen voldoet.
Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan voor elementen van het kwaliteitssysteem die voldoen aan de desbetreffende specificaties van de relevante geharmoniseerde norm.
Het auditteam moet ervaring hebben met kwaliteitsmanagementsystemen; bovendien moet ten minste één lid van het team ervaring hebben met beoordelingen van het betrokken productgebied en de betrokken producttechnologie en op de hoogte zijn van de toepasselijke eisen van dit besluit. De audit omvat een inspectiebezoek aan de fabrikant. Het auditteam evalueert de in punt 3.1, onder e), bedoelde technische documentatie om te controleren of de fabrikant zich bewust is van de toepasselijke eisen van dit besluit en het vereiste onderzoek kan verrichten om te waarborgen dat het pyrotechnische artikel aan deze eisen voldoet.
De fabrikant wordt van de beslissing in kennis gesteld. In deze kennisgeving zijn de conclusies van de audit opgenomen, evenals de met redenen omklede beoordelingsbeslissing. 3.4. De fabrikant verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft. 3.5. De fabrikant brengt de aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd op de hoogte van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem.
De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem blijft voldoen aan de in punt 3.2 bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.
Zij stelt de fabrikant van haar beslissing in kennis. In deze kennisgeving zijn de conclusies van het onderzoek opgenomen, evenals de met redenen omklede beoordelingsbeslissing. 4. Toezicht onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie 4.1. Het toezicht heeft tot doel te controleren of de fabrikant naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem. 4.2. De fabrikant verleent de aangemelde instantie voor inspectiedoeleinden toegang tot de fabricage-, controle-, test- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name : a) de documentatie over het kwaliteitssysteem;b) de kwaliteitsdossiers, zoals controleverslagen, test- en ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel, enz. 4.3. De aangemelde instantie verricht periodieke audits om te controleren of de fabrikant het kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en verstrekt de fabrikant een auditverslag. 4.4. De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken aan de fabrikant brengen. Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig producttests verrichten of laten verrichten om te controleren of het kwaliteitssysteem goed functioneert. De aangemelde instantie verstrekt de fabrikant een verslag van het bezoek en, indien tests zijn verricht, een testverslag. 5. CE-markering en EU-conformiteitsverklaring 5.1. De fabrikant brengt de CE-markering en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 3.1 bedoelde aangemelde instantie, het identificatienummer van die instantie aan op elk afzonderlijk pyrotechnisch artikel dat in overeenstemming is met het type als beschreven in het certificaat van EU-typeonderzoek en met de toepasselijke eisen van dit besluit. 5.2. De fabrikant stelt voor elk productmodel een EU-conformiteitsverklaring op en houdt deze verklaring tot tien jaar na het in de handel brengen van het pyrotechnische artikel ter beschikking van de nationale autoriteiten. In de EU- conformiteitsverklaring wordt het pyrotechnische artikel beschreven.
Een kopie van de EU-conformiteitsverklaring wordt op verzoek aan de relevante autoriteiten verstrekt. 6. De fabrikant houdt gedurende een periode van tien jaar nadat het pyrotechnische artikel in de handel is gebracht de volgende gegevens ter beschikking van de nationale autoriteiten : a) de in punt 3.1 bedoelde documentatie; b) de informatie over de in punt 3.5 bedoelde wijzigingen zoals deze zijn goedgekeurd; c) de in de punten 3.5, 4.3 en 4.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie. 7. Elke aangemelde instantie brengt de autoriteiten die haar hebben aangemeld op de hoogte van de verleende en ingetrokken goedkeuringen voor kwaliteitssystemen en verstrekt deze autoriteiten op gezette tijden of op verzoek een lijst van geweigerde, geschorste of anderszins beperkte goedkeuringen voor kwaliteitssystemen. Elke aangemelde instantie brengt de andere aangemelde instanties op de hoogte van de door haar geweigerde, geschorste of ingetrokken goedkeuringen voor kwaliteitssystemen alsmede, op verzoek, van de door haar verleende goedkeuringen voor kwaliteitssystemen.
MODULE G : conformiteit op basis van eenheidskeuring 1. Met "conformiteit op basis van eenheidskeuring" wordt de conformiteitsbeoordelingsprocedure bedoeld waarbij de fabrikant de verplichtingen in de punten 2, 3 en 5 nakomt en op eigen verantwoording garandeert en verklaart dat de betrokken pyrotechnische artikelen waarop de bepalingen van punt 4 zijn toegepast, aan de toepasselijke eisen van dit besluit voldoen.2. Technische documentatie De fabrikant stelt de technische documentatie samen en stelt deze ter beschikking van de in punt 4 bedoelde aangemelde instantie.Aan de hand van deze documentatie moet kunnen worden beoordeeld of het pyrotechnische artikel aan de relevante eisen voldoet; zij omvat een adequate risicoanalyse en -beoordeling. In de technische documentatie worden de toepasselijke eisen vermeld; zij heeft, voor zover relevant voor de beoordeling, betrekking op het ontwerp, de fabricage en de werking van het pyrotechnische artikel. De technische documentatie bevat, indien van toepassing, ten minste de volgende elementen : a) een algemene beschrijving van het pyrotechnische artikel; b) ontwerp- en fabricagetekeningen, alsmede schema's van componenten, onderdelen, circuits, enz.; c) beschrijvingen en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van die tekeningen en schema's en van de werking van het pyrotechnische artikel;d) een lijst van de geheel of gedeeltelijk toegepaste geharmoniseerde normen waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, en indien de geharmoniseerde normen niet zijn toegepast, een beschrijving van de wijze waarop aan de essentiële veiligheidseisen van dit besluit is voldaan, inclusief een lijst van andere toegepaste relevante technische specificaties.Bij gedeeltelijk toegepaste geharmoniseerde normen wordt in de technische documentatie gespecificeerd welke delen zijn toegepast; e) berekeningen voor ontwerpen, uitgevoerde controles, enz.; f) testverslagen. De fabrikant houdt tot tien jaar na het in de handel brengen van het pyrotechnische artikel de technische documentatie ter beschikking van de relevante nationale autoriteiten. 3. Fabricage De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricage- en controleproces waarborgt dat de vervaardigde pyrotechnisch artikelen aan de toepasselijke eisen van dit besluit voldoen.4. Keuring Een door de fabrikant gekozen aangemelde instantie verricht de nodige onderzoeken en tests als omschreven in de relevante geharmoniseerde normen en/of gelijkwaardige tests opgenomen in andere relevante technische specificaties, of laat die verrichten, om te controleren of het pyrotechnische artikel met de toepasselijke eisen van dit besluit overeenstemt.Indien er geen geharmoniseerde normen zijn, beslist de aangemelde instantie over de te verrichten passende tests.
De aangemelde instantie geeft een conformiteitscertificaat af voor de verrichte onderzoeken en tests, en brengt haar identificatienummer aan op het goedgekeurde pyrotechnisch artikel of laat dit onder haar verantwoordelijkheid aanbrengen.
De fabrikant houdt de conformiteitscertificaten tot tien jaar na het in de handel brengen van het pyrotechnische artikel ter beschikking van de nationale autoriteiten. 5. CE-markering en EU-conformiteitsverklaring 5.1. De fabrikant brengt de CE-markering en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 4 bedoelde aangemelde instantie, het identificatienummer van die instantie aan op elk pyrotechnisch artikel dat aan de toepasselijke eisen van dit besluit voldoet. 5.2. De fabrikant stelt een EU-conformiteitsverklaring op en houdt deze verklaring tot tien jaar na het in de handel brengen van het pyrotechnische artikel ter beschikking van de nationale autoriteiten.
In de EU-conformiteitsverklaring wordt het pyrotechnische artikel beschreven.
Een kopie van de EU-conformiteitsverklaring wordt op verzoek aan de relevante autoriteiten verstrekt.
MODULE H : conformiteit op basis van volledige kwaliteitsborging 1. Met "conformiteit op basis van volledige kwaliteitsborging" wordt de conformiteitsbeoordelingsprocedure bedoeld waarbij de fabrikant de verplichtingen in de punten 2 en 5 nakomt en op eigen verantwoording garandeert en verklaart dat de betrokken pyrotechnische artikelen aan de op hen toepasselijke eisen van dit besluit voldoen.2. Fabricage De fabrikant past op het ontwerp, de fabricage, de eindproductcontrole en de beproeving van de betrokken pyrotechnische artikelen een goedgekeurd kwaliteitssysteem als bedoeld in punt 3 toe, waarop overeenkomstig punt 4 toezicht wordt uitgeoefend. 3. Kwaliteitssysteem 3.1. De fabrikant dient voor de betrokken pyrotechnische artikelen bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag tot beoordeling van zijn kwaliteitssysteem in.
De aanvraag omvat : a) naam en adres van de fabrikant;b) de technische documentatie voor één model van elke te vervaardigen categorie pyrotechnische artikelen.De technische documentatie bevat, indien van toepassing, ten minste de volgende elementen : - een algemene beschrijving van het pyrotechnische artikel; - ontwerp- en fabricagetekeningen, alsmede schema's van componenten, onderdelen, circuits, enz.; - beschrijvingen en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van die tekeningen en schema's en van de werking van het pyrotechnische artikel; - een lijst van de geheel of gedeeltelijk toegepaste geharmoniseerde normen waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, en indien de geharmoniseerde normen niet zijn toegepast, een beschrijving van de wijze waarop aan de essentiële veiligheidseisen van dit besluit is voldaan, inclusief een lijst van andere relevante technische specificaties die zijn toegepast. Bij gedeeltelijk toegepaste geharmoniseerde normen wordt in de technische documentatie gespecificeerd welke delen zijn toegepast; - berekeningen voor ontwerpen, uitgevoerde controles, enz.; - testrapporten; c) de documentatie over het kwaliteitssysteem;d) een schriftelijke verklaring dat er geen gelijkluidende aanvraag bij een andere aangemelde instantie is ingediend. 3.2. Het kwaliteitssysteem waarborgt dat de pyrotechnische artikelen in overeenstemming zijn met de toepasselijke eisen van dit besluit.
Alle door de fabrikant vastgestelde gegevens, eisen en bepalingen dienen systematisch en geordend bijeen te worden gebracht in een document met schriftelijk vastgelegde beleidsmaatregelen, procedures en instructies. Aan de hand van deze documentatie van het kwaliteitssysteem moeten de kwaliteitsprogramma's, plannen, handboeken en dossiers eenduidig kunnen worden geïnterpreteerd.
Zij dient met name een behoorlijke beschrijving te bevatten van : a) de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot het ontwerp en de productkwaliteit;b) de specificaties van het technisch ontwerp, met inbegrip van normen, die worden toegepast en, indien de relevante geharmoniseerde normen niet volledig worden toegepast, de middelen waarmee wordt gewaarborgd dat aan de essentiële veiligheidseisen van dit besluit wordt voldaan;c) de controle- en keuringstechnieken voor het ontwerp, de procedés en de systematische maatregelen die zullen worden toegepast bij het ontwerpen van de pyrotechnische artikelen van de betrokken categorie;d) de daarbij gebruikte fabricage-, kwaliteitsbeheersings- en kwaliteitsborgingstechnieken en -procedés, alsmede de in dat verband systematisch toe te passen maatregelen;e) de onderzoeken en tests die vóór, tijdens of na de fabricage worden verricht en de frequentie waarmee dat zal gebeuren; f) de kwaliteitsdossiers, zoals controleverslagen, test- en ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel, enz.; g) de middelen om controle uit te oefenen op het bereiken van de vereiste ontwerp- en productkwaliteit en de doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem. 3.3. De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om na te gaan of dit voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen.
Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan voor elementen van het kwaliteitssysteem die voldoen aan de desbetreffende specificaties van de relevante geharmoniseerde norm.
Het auditteam moet ervaring hebben met kwaliteitsmanagementsystemen; bovendien moet ten minste één lid van het team ervaring hebben met beoordelingen van het betrokken productgebied en de betrokken producttechnologie en op de hoogte zijn van de toepasselijke eisen van dit besluit. De audit omvat een inspectiebezoek aan de fabrikant. Het auditteam evalueert de in punt 3.1, onder b), bedoelde technische documentatie om te controleren of de fabrikant zich bewust is van de toepasselijke eisen van dit besluit en het vereiste onderzoek kan verrichten om te waarborgen dat het pyrotechnische artikel aan deze eisen voldoet.
De fabrikant wordt van de beslissing in kennis gesteld.
In deze kennisgeving zijn de conclusies van de audit opgenomen, evenals de met redenen omklede beoordelingsbeslissing. 3.4. De fabrikant verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft. 3.5. De fabrikant brengt de aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd op de hoogte van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem.
De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem blijft voldoen aan de in punt 3.2 bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.
Zij stelt de fabrikant van haar beslissing in kennis. In deze kennisgeving zijn de conclusies van het onderzoek opgenomen, evenals de met redenen omklede beoordelingsbeslissing. 4. Toezicht onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie 4.1. Het toezicht heeft tot doel te controleren of de fabrikant naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem. 4.2. De fabrikant verleent de aangemelde instantie voor inspectiedoeleinden toegang tot de ontwerp-, fabricage-, controle-, test- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name : a) de documentatie over het kwaliteitssysteem; b) de kwaliteitsdossiers als bedoeld in het deel van het kwaliteitssysteem dat betrekking heeft op het ontwerp, zoals resultaten van analyses, berekeningen, tests, enz.; c) de kwaliteitsdossiers als bedoeld in het deel van het kwaliteitssysteem dat betrekking heeft op de fabricage, zoals controleverslagen, test- en ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel. 4.3. De aangemelde instantie verricht periodieke audits om te controleren of de fabrikant het kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en verstrekt de fabrikant een auditverslag. 4.4. De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken aan de fabrikant brengen. Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig producttests verrichten of laten verrichten om te controleren of het kwaliteitssysteem goed functioneert. Zij verstrekt de fabrikant een verslag van het bezoek en, indien tests zijn verricht, een testverslag. 5. CE-markering en EU-conformiteitsverklaring 5.1. De fabrikant brengt de CE-markering en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 3.1 bedoelde aangemelde instantie, het identificatienummer van die instantie aan op elk pyrotechnisch artikel dat aan de toepasselijke eisen van dit besluit voldoet.5.2. De fabrikant stelt voor elk productmodel een EU-conformiteitsverklaring op en houdt deze verklaring tot tien jaar na het in de handel brengen van het pyrotechnische artikel ter beschikking van de nationale autoriteiten. In de EU- conformiteitsverklaring wordt het pyrotechnische artikel beschreven.
Een kopie van de EU-conformiteitsverklaring wordt op verzoek aan de relevante autoriteiten verstrekt. 6. De fabrikant houdt gedurende een periode van tien jaar nadat het pyrotechnisch artikel in de handel is gebracht de volgende gegevens ter beschikking van de nationale autoriteiten : a) de in punt 3.1 bedoelde technische documentatie; b) de in punt 3.1 bedoelde documentatie over het kwaliteitssysteem; c) de informatie over de in punt 3.5 bedoelde wijzigingen zoals deze zijn goedgekeurd; d) de in de punten 3.5, 4.3 en 4.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie. 7. Elke aangemelde instantie brengt de autoriteiten die haar hebben aangemeld op de hoogte van de verleende en ingetrokken goedkeuringen voor kwaliteitssystemen en verstrekt deze autoriteiten op gezette tijden of op verzoek een lijst van geweigerde, geschorste of anderszins beperkte goedkeuringen voor kwaliteitssystemen. Elke aangemelde instantie brengt de andere aangemelde instanties op de hoogte van de door haar geweigerde, geschorste of ingetrokken goedkeuringen voor kwaliteitssystemen alsmede, op verzoek, van de door haar verleende goedkeuringen voor kwaliteitssystemen.
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 20 oktober 2015 betreffende het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie en Consumenten, K. PEETERS
Bijlage 3 EU-CONFORMITEITSVERKLARING (Nr. XXXX) 1. Registratienummer overeenkomstig artikel 7 : .. . . . 2. Product-, partij- of serienummer : .. . . . 3. Naam en adres van de fabrikant : .. . . . 4. Deze conformiteitsverklaring wordt verstrekt onder volledige verantwoordelijkheid van de fabrikant : 5.Voorwerp van de verklaring (beschrijving aan de hand waarvan het product kan worden getraceerd) : . . . . . . . . . . 6. Het hierboven beschreven voorwerp is in overeenstemming met de desbetreffende harmonisatiewetgeving van de Unie : .. . . . 7. Vermelding van de toegepaste relevante geharmoniseerde normen of van de andere technische specificaties waarop de conformiteitsverklaring betrekking heeft : .. . . . 8. De aangemelde instantie ... (naam, nummer) heeft een . . . . . . .. (werkzaamheden beschrijven) uitgevoerd en het certificaat verstrekt : . . . . . 9. Aanvullende informatie : .. . . .
Ondertekend voor en namens : . . . . . (plaats en datum van afgifte) : . . . . . (naam, functie) (handtekening) : . . . . .
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 20 oktober 2015 betreffende het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie en Consumenten, K. PEETERS
Bijlage 4
Registratie- nummer
Datum van afgifte van de verklaring van EG-typeonderzoek (module B), de verklaring van overeenstemming (module G) of goedkeuring van het kwaliteitssysteem (module H) en datum waarop de geldigheid verstrijkt, indien van toepassing
Fabrikant
Producttype (algemeen) en subtype, indien van toepassing
Conformiteitsmodule voor de productiefase (1)
Aangemelde instantie die de conformiteitsbeoordeling van de productiefase uitvoert (1)
Aanvullende informatie
(1) Altijd in te vullen indien die onder de verantwoordelijkheid valt van de aangemelde instantie die de conformiteitsbeoordelingsprocedure als bedoeld in artikel 20, 1° (module B) uitvoert.Niet vereist voor conformiteitsbeoordelingsprocedures als bedoeld in artikel 20, 2° en 3°, (modules G en H). Informatie moet worden verstrekt (indien bekend), indien een andere aangemelde instantie is betrokken.
Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 20 oktober 2015 betreffende het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie en Consumenten, K. PEETERS