Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 18 december 2006
gepubliceerd op 22 december 2006

Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92, op het stuk van de bedrijfsvoorheffing en tot invoering van de Vlaamse forfaitaire vermindering van de bedrijfsvoorheffing

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2006003586
pub.
22/12/2006
prom.
18/12/2006
ELI
eli/besluit/2006/12/18/2006003586/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

18 DECEMBER 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92, op het stuk van de bedrijfsvoorheffing en tot invoering van de Vlaamse forfaitaire vermindering van de bedrijfsvoorheffing (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, inzonderheid op : - artikel 245, derde lid, ingevoegd door de Programmawet (I) van 24 december 2002; - artikel 271, gewijzigd bij de wet van 6 juli 1994 en bij het koninklijk besluit van 20 december 1996 en bij de Programmawet (I) van 24 december 2002; - artikel 275, §§ 1 en 2; - artikel 469, gewijzigd bij de wet van 15 maart 1999 en bij de Programmawet (I) van 24 december 2002;

Gelet op het KB/WIB 92, inzonderheid op : - artikel 80, ingevoegd door het koninklijk besluit van 4 december 2003; - artikel 87, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 augustus 1993, 22 oktober 1993, 10 januari 1997, 20 mei 1997, 5 december 1997 en 24 juni 1999; - artikel 88; - artikel 2331, ingevoegd door het koninklijk besluit van 4 december 2003; - bijlage III, vervangen door het koninklijk besluit van 15 december 2005 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 februari 2006;

Gelet op de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, inzonderheid op artikel 6, § 2, 4°;

Gelet op de beslissing van het Overlegcomité « Federale Regering - Gemeenschaps- en Gewestregeringen » van 16 november 2005;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende : - dat dit besluit van toepassing moet zijn op de vanaf 1 januari 2007 betaalde of toegekende inkomsten; - dat het ten spoedigste ter kennis moet worden gebracht van de schuldenaars van de bedrijfsvoorheffing; - dat dit besluit dus dringend moet worden getroffen;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Bijlage III van het KB/WIB 92, vervangen door het koninklijk besluit van 15 december 2005 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 februari 2006, wordt vervangen door de bijlage van dit besluit.

Art. 2.De bedrijfsvoorheffing vastgesteld overeenkomstig de nrs. 11 tot 17 van de toepassingsregels opgenomen in bijlage III van het KB/WIB 92, laatst vervangen door de bijlage van dit besluit, op de bezoldigingen betaald of toegekend aan werknemers die rijksinwoner zijn en die op 1 januari van het inkomstenjaar hun woonplaats hebben in gemeenten die deel uitmaken van het Vlaamse Gewest, moet worden verminderd met de Vlaamse forfaitaire vermindering ingevoerd door het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 30 juni 2006 houdende de invoering van een forfaitaire vermindering in de personenbelasting.

De schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing mag, in geval van wijziging van de woonplaats in de loop van het inkomstenjaar, rekening houden met het nieuwe adres zodra hij daarover is ingelicht.

De Vlaamse forfaitaire vermindering van de bedrijfsvoorheffing bedraagt 10,40 EUR en wordt toegekend wanneer het jaarbedrag van de normale brutobezoldigingen in hoofde van de betrokken werknemer minstens 6.925,00 EUR en maximum 24.530,00 EUR bedraagt.

Art. 3.De bedrijfsvoorheffing vastgesteld overeenkomstig de nrs. 44 tot 48 van de toepassingsregels opgenomen in bijlage III van het KB/WIB 92, laatst vervangen door de bijlage van dit besluit, op de bezoldigingen betaald of toegekend aan bedrijfsleiders die rijksinwoner zijn en die op 1 januari van het inkomstenjaar hun woonplaats hebben in gemeenten die deel uitmaken van het Vlaamse Gewest, moet worden verminderd met de Vlaamse forfaitaire vermindering ingevoerd door het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 30 juni 2006 houdende de invoering van een forfaitaire vermindering in de personenbelasting.

De schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing mag in geval van adreswijziging in de loop van het inkomstenjaar, rekening houden met het nieuwe adres zodra hij daarover is ingelicht.

De Vlaamse forfaitaire vermindering van de bedrijfsvoorheffing bedraagt 10,40 EUR en wordt toegekend wanneer het jaarbedrag van de normale brutobezoldigingen in hoofde van de betrokken bedrijfsleider minstens 5.790,00 EUR en maximum 23.425,00 EUR bedraagt.

Art. 4.Onder « jaarbedrag van de normale brutobezoldigingen » vermeld in de artikelen 2 en 3 van dit besluit wordt verstaan : twaalf maal het belastbare normale maandelijkse brutobedrag van de bezoldigingen.

Onder het « belastbare normale maandelijkse brutobedrag van de bezoldigingen » moet worden verstaan : het totale bedrag van alle tijdens de in aanmerking genomen maand betaalde bezoldigingen (met uitzondering van de vervangingsinkomsten) die aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen zijn, d.w.z. : - de eigenlijke maandbezoldiging; - de commissielonen, vergoedingen, premies, gratificaties, en alle andere vaste of veranderlijke beloningen die periodiek worden betaald en geen toevallige of buitengewone toelagen zijn; - de voordelen van alle aard.

De bezoldigingen of voordelen van alle aard waarvoor een jaarlijkse waarde is vastgesteld, worden voor een twaalfde in aanmerking genomen.

Art. 5.§ 1. De schuldenaars van de bedrijfsvoorheffing moeten voor de periode waarin zij bezoldigingen hebben betaald of toegekend waarvoor de Vlaamse forfaitaire vermindering overeenkomstig de artikelen 2 tot 4 van dit besluit van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing werd afgetrokken, twee afzonderlijke aangiften in de bedrijfsvoorheffing overleggen volgens het in de paragrafen 2 en 3 vermelde onderscheid. § 2. De eerste aangifte in de bedrijfsvoorheffing heeft betrekking op de aan al de werknemers of bedrijfsleiders betaalde of toegekende bezoldigingen en moet de volgende specifieke vermeldingen bevatten : a) in het vak « belastbare inkomsten » : de door de werkgever of onderneming voor die periode betaalde of toegekende belastbare bezoldigingen;b) in het vak « verschuldigde bedrijfsvoorheffing » : de overeenkomstig bijlage III van het KB/WIB92 voor die periode verschuldigde bedrijfsvoorheffing. § 3. De tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing heeft uitsluitend betrekking op de bezoldigingen van werknemers of bedrijfsleiders voor wie de Vlaamse forfaitaire vermindering overeenkomstig de artikelen 2 tot 4 van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing werd afgetrokken en moet volgende specifieke vermeldingen bevatten : a) in het vak « aard der inkomsten » : de code 70;b) in het vak « belastbare inkomsten » : een bedrag gelijk aan nul;c) in het vak « verschuldigde bedrijfsvoorheffing » : een negatief bedrag gelijk aan de voor die periode toegestane Vlaamse forfaitaire vermindering van de bedrijfsvoorheffing.

Art. 6.Dit besluit is van toepassing op de vanaf 1 januari 2007 betaalde of toegekende inkomsten.

Art. 7.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 18 december 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS

BIJLAGE III VAN HET KONINKLIJK BESLUIT TOT UITVOERING VAN HET WETBOEK VAN DE INKOMSTENBELASTINGEN 1992 Schalen en regels die van toepassing zijn om de bedrijfsvoorheffing vast te stellen bij de bron verschuldigd op inkomsten betaald of toegekend vanaf 1 januari 2007 (Koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikel 88) TOEPASSINGSREGELS HOOFDSTUK I. - Voorafgaande begrippen Afdeling 1. - Grondslag

1. Aftrekken A.De bedrijfsvoorheffing op beroepsinkomsten (hoofdstukken II tot V) wordt vastgesteld op grondslag van de werkelijk betaalde of toegekende bruto-inkomsten, verminderd met de verplichte inhoudingen ter uitvoering van de sociale wetgeving of van een ermede gelijkgesteld wettelijk of reglementair statuut.

B. De brutobezoldigingen van werknemers en ermede gelijkgestelde inkomsten (hoofdstukken II en V) worden bovendien verminderd met de buitengewone beroepskosten als vermeld in artikel 89 van dit besluit.

C. De bedrijfsvoorheffing op maandelijkse bezoldigingen van bedrijfsleiders (nrs. 44 tot 47, 63 tot 65) die onderworpen zijn aan het sociaal statuut van de zelfstandigen wordt vastgesteld op grondslag van de werkelijk betaalde of toegekende bruto-inkomsten, verminderd zoals aangegeven in onderstaande tabel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2. Gehuwden en echtgenoten - wettelijk samenwonenden De wettelijk samenwonenden worden gelijkgesteld met gehuwden, en een wettelijk samenwonende wordt gelijkgesteld met een echtgenoot.3. Voordelen van alle aard A.De waarde van de voordelen van alle aard wordt aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen naar het volgende onderscheid : 1° de voordelen worden door de werkgever of door diens tussenkomst aan de verkrijger toegekend of geacht toegekend te zijn : de waarde van de voordelen wordt : - toegevoegd aan het bedrag van de bezoldigingen wanneer zij gelijktijdig met de betaling of toekenning van bezoldigingen worden toegekend of geacht worden toegekend te zijn; - behandeld als in nr. 18, A, vermelde exceptionele vergoedingen in het andere geval; 2° de voordelen worden, zonder tussenkomst van de werkgever, door een derde persoon aan de verkrijger toegekend of geacht toegekend te zijn : de waarde van de voordelen wordt aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen volgens de regels en het tarief van nr.24.

B. Voordelen wegens leningen tegen gunstvoorwaarden worden voor het jaar waarin de lening begint te lopen, voor het vaststellen van de bedrijfsvoorheffing en zolang de Koning de voor dat jaar in aanmerking te nemen referentierentevoeten niet heeft bepaald, berekend op basis van het verschil tussen de referentierentevoet die geldt voor het laatste vorige jaar en de werkelijk aangerekende rentevoet. 4. Fooien Voor werknemers wier bezoldiging geheel of gedeeltelijk uit fooien bestaat, moet, voor de toepassing van nr.1, onder bruto-inkomsten worden verstaan : a) wanneer de fooien worden berekend op de ontvangsten, ongeacht of die fooien al dan niet begrepen zijn in de door de klanten betaalde prijs : het bedrag van de vaste bezoldiging verhoogd met het aandeel van de werknemer in de fooien (waarbij het totaal van die fooien ten minste gelijk moet zijn aan het product verkregen door vermenigvuldiging van de ontvangsten die aanleiding gaven tot de inning van fooien met het percent dat in de onderneming gewoonlijk wordt toegepast) of, indien dit hoger is, het bedrag van de forfaitaire bezoldigingen die tot grondslag hebben gediend voor de berekening van de bijdragen welke door die werknemers en hun werkgever ter uitvoering van de wetgeving betreffende de sociale zekerheid verschuldigd zijn;b) in de andere gevallen : het bedrag van de forfaitaire bezoldigingen die tot grondslag hebben gediend voor de berekening van de bijdragen welke die werknemers en hun werkgever ter uitvoering van de wetgeving betreffende de sociale zekerheid verschuldigd zijn.5. Cumulatie van bepaalde pensioenen of renten (nrs.31 tot 35 en 38) A. In geval van cumulatie van pensioenen of renten verleend ter uitvoering van een wettelijk of reglementair statuut ten laste van eenzelfde schuldenaar van bedrijfsvoorheffing, wordt de bedrijfsvoorheffing per verkrijger overeenkomstig de regels van de nrs. 31 tot 35 vastgesteld op het totaalbedrag van de gecumuleerde pensioenen of renten.

B. In geval van cumulatie van pensioenen of renten als vermeld in punt A, betaald : - ofwel door de Rijksdienst voor Pensioenen (hierna de Rijksdienst) en de Administratie der Pensioenen (hierna de Administratie); - ofwel door de Rijksdienst en/of de Administratie en door een andere instelling vermeld in artikel 68, § 1, l, van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, wordt het percentage van de per verkrijger op elk pensioen of rente in te houden bedrijfsvoorheffing vastgesteld en medegedeeld door de Rijksdienst of door de Administratie, naar analogie van de artikelen 68 tot 68quinquies van voormelde wet.

In geval van cumulatie van een of meerdere pensioenen of renten verleend ter uitvoering van een wettelijk of reglementair statuut, waarvan tenminste een wordt betaald door de Rijksdienst of door de Administratie, met één of meerdere pensioenen of renten die niet worden verleend ter uitvoering van dergelijk statuut, is het eerste lid eveneens van toepassing voor de vaststelling van het percentage van de per verkrijger op elk pensioen of rente verleend ter uitvoering van een wettelijk of reglementair statuut in te houden bedrijfsvoorheffing.

Het percentage wordt berekend op grond van het bedrag van de bedrijfsvoorheffing verkregen door toepassing van de nrs. 31 tot 35 op het verschil tussen : - eensdeels, het totale brutobedrag van de wettelijke pensioenen en aanvullende voordelen als vermeld in artikel 68, § 1, a en c, van voormelde wet van 30 maart 1994, met uitzondering van de in de vorm van kapitaal uitbetaalde voordelen, zoals dat bedrag voor de toepassing van de artikelen 68 tot 68quinquies van dezelfde wet werd medegedeeld; - anderdeels, de verplichte sociale inhoudingen vermeld in nr. 1, A, of een forfait van 5 pct.

Dit percentage wordt afgerond tot het hogere of lagere tiende van een punt naargelang het cijfer van de honderdsten van een punt al dan niet 5 bereikt.

Bij wijziging van het percentage moet de schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing de nieuwe toestand in aanmerking nemen zodra hij daarover is ingelicht. 5bis. Pensioenen, renten en als zodanig geldende toelagen die aan beide echtgenoten samen worden betaald of toegekend (gezinspensioenen).

Voor de berekening van de bedrijfsvoorheffing worden pensioenen, renten en als zodanig geldende toelagen die aan beide echtgenoten samen worden betaald of toegekend, aangemerkt als inkomsten van de echtgenoot in wiens beroepswerkzaamheid zij voor het geheel of voor het grootste gedeelte hun oorsprong vinden. Afdeling 2. - Verminderingen wegens gezinslasten

6. Gezinstoestand Voor de toepassing van de bedrijfsvoorheffing wordt verstaan : 1° onder echtgenoten : de gehuwden die zich niet in een van de in sub 2°, b vermelde gevallen bevinden;2° onder alleenstaanden : a) de ongehuwde personen;b) de gehuwde personen : - voor het jaar van het huwelijk of van de verklaring van wettelijke samenwoning; - voor het jaar waarin de wettelijk samenwonenden met elkaar in het huwelijk treden, worden zij als gehuwden aangemerkt, tenzij de verklaring van wettelijke samenwoning tijdens hetzelfde jaar is afgelegd. - vanaf het jaar na dat waarin de feitelijke scheiding heeft plaatsgevonden, voor zover die scheiding in het belastbare tijdperk niet ongedaan is gemaakt; - voor het jaar van de ontbinding van het huwelijk of van de scheiding van tafel en bed of van de beëindiging van de wettelijke samenwoning; - die rijksinwoners zijn, indien de echtgenoot beroepsinkomsten heeft van meer dan 8.720,00 EUR per jaar die bij overeenkomst zijn vrijgesteld en die niet in aanmerking komen voor de berekening van de belasting op de andere inkomsten van het gezin; - die niet-inwoners zijn, indien slechts één van de echtgenoten in België aan de belasting onderworpen inkomsten verkrijgt en de andere echtgenoot binnenlandse beroepsinkomsten die bij overeenkomst zijn vrijgesteld of buitenlandse beroepsinkomsten heeft van meer dan 8.720,00 EUR per jaar.

Om de vermindering van de bedrijfsvoorheffing wegens gezinslasten vast te stellen, moet de gezinstoestand van de verkrijger van de inkomsten in aanmerking worden genomen zoals die zich voordoet op 1 januari van het jaar waarin de inkomsten worden betaald of toegekend.

De schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing : - mag echter, bij wijziging van de gezinstoestand in de loop van het jaar, de nieuwe toestand in aanmerking nemen zodra hij daarover is ingelicht; - moet evenwel rekening houden met de gezinstoestand die hem door de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit zou zijn medegedeeld en zulks vanaf de eerste betaling of toekenning van inkomsten tijdens de tweede maand die op de mededeling volgt. 7. Gezinslasten A.Wanneer beide echtgenoten beroepsinkomsten verkrijgen, worden de verminderingen wegens gezinslasten, behalve die voor de gehandicapte echtgenoot aan de door hen gekozen echtgenoot toegekend.

Die keuze moet worden uitgedrukt door middel van een attest waarvan het model is vastgesteld door de bevoegde administratie van de Federale Overheidsdienst FINANCIEN. De vermindering voor de gehandicapte echtgenoot, wordt aan de betrokkene zelf toegekend.

B. Wanneer een kind ten laste of een in artikel 136, 2° tot 4°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde persoon ten laste overlijdt, wordt de vermindering voor dat kind of die persoon verder toegestaan tot het einde van het jaar van overlijden.

C. Met betrekking tot de vermindering bepaald in nr. 11, A, b, 5 en 6, en met betrekking tot de afwijking bepaald in nrs. 11,B, 13,B, 31,B, 33,B, 44,B en 46,B, dienen de grenzen inzake beroepsinkomsten van respectievelijk 183,00 EUR, 366,00 EUR en 110,00 EUR NETTO per maand als volgt te worden vastgesteld : - de brutoberoepsinkomsten verminderen met de verplichte inhoudingen of bijdragen ter uitvoering van de sociale wetgeving of van een ermede gelijkgesteld wettelijk of reglementair statuut; - vervolgens het verschil verminderen met 20 pct. 8. Gehandicapten A.Gehandicapt kind Hieronder wordt verstaan : - het kind dat tot ten minste 66 pct. is getroffen door ontoereikende of verminderde lichamelijke of geestelijke geschiktheid wegens één of meer aandoeningen; - het kind van wie, ongeacht de leeftijd, is vastgesteld dat ingevolge feiten overkomen en vastgesteld vóór de leeftijd van 65 jaar : a) ofwel zijn lichamelijke of geestelijke toestand zijn verdienvermogen heeft verminderd tot één derde of minder van wat een valide persoon door een of ander beroep op de algemene arbeidsmarkt kan verdienen;b) ofwel zijn gezondheidstoestand een volledig gebrek aan, of een vermindering van zelfredzaamheid van ten minste 9 punten tot gevolg heeft, gemeten volgens de handleiding en de medisch-sociale schaal van toepassing in het kader van de wetgeving met betrekking tot de tegemoetkomingen aan gehandicapten;c) ofwel, na de periode van primaire ongeschiktheid bepaald in artikel 87 van de gecoördineerde wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, zijn verdienvermogen is verminderd tot een derde of minder, zoals bepaald in artikel 100 van dezelfde gecoördineerde wet;d) ofwel hij, ingevolge een administratieve of gerechtelijke beslissing, tot ten minste 66 pct.blijvend lichamelijk of geestelijk gehandicapt of arbeidsongeschikt is verklaard.

B. Gehandicapte andere persoon Hieronder wordt verstaan : - diegene van wie vóór 1 januari 1989 is vastgesteld dat hij tot ten minste 66 pct. is getroffen door ontoereikende of verminderde lichamelijke of geestelijke geschiktheid wegens één of meer aandoeningen; - diegene van wie, ongeacht de leeftijd, is vastgesteld dat ingevolge feiten overkomen en vastgesteld vóór de leeftijd van 65 jaar : a) ofwel zijn lichamelijke of geestelijke toestand zijn verdienvermogen heeft verminderd tot één derde of minder van wat een valide persoon door een of ander beroep op de algemene arbeidsmarkt kan verdienen;b) ofwel zijn gezondheidstoestand een volledig gebrek aan of een vermindering van zelfredzaamheid van ten minste 9 punten tot gevolg heeft, gemeten volgens de handleiding en de medisch-sociale schaal van toepassing in het kader van de wetgeving met betrekking tot de tegemoetkomingen aan gehandicapten;c) ofwel, na de periode van primaire ongeschiktheid bepaald in artikel 87 van de gecoördineerde wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, zijn verdienvermogen is verminderd tot een derde of minder, zoals bepaald in artikel 100 van dezelfde gecoördineerde wet;d) ofwel hij, ingevolge een administratieve of gerechtelijke beslissing, tot ten minste 66 pct.blijvend lichamelijk of geestelijk gehandicapt of arbeidsongeschikt is verklaard. Afdeling 3. - Afronding

9. Het bedrag van de bedrijfsvoorheffing wordt steeds op de lagere cent afgerond. HOOFDSTUK II. - Bezoldigingen van werknemers en ermede gelijkgestelde inkomsten 1 0. Dit hoofdstuk is van toepassing op : A.Rijksinwoners B. Niet-inwoners die gedurende het volledige belastbare tijdperk in België een tehuis hebben behouden.

C. Niet-inwoners die niet gedurende het volledige belastbare tijdperk in België een tehuis hebben behouden maar die bezoldigingen genieten - voor in België geleverde arbeidsprestaties, - ingevolge een arbeidsovereenkomst die het volledige kalenderjaar bestrijkt, - en voor zover die arbeidsprestaties ten minste 75 pct. van de wettelijk voorziene arbeidsduur bedragen Afdeling 1. - Maandelijkse brutobezoldigingen tot 7.500,00 EUR

11. De verkrijger van de inkomsten is een alleenstaande OF de echtgenoot van de verkrijger van de inkomsten heeft eveneens beroepsinkomsten (schaal I) A.Wanneer de maandelijkse brutobezoldigingen niet hoger zijn dan 7.500,00 EUR wordt de bedrijfsvoorheffing vastgesteld volgens schaal I. Van de bedrijfsvoorheffing vastgesteld volgens die schaal mogen evenwel nog de volgende verminderingen worden afgetrokken : a) Vermindering voor kinderen ten laste Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld b) Verminderingen voor andere gezinslasten Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld c) Vermindering voor groepsverzekering en voor extrawettelijke verzekering tegen ouderdom of vroegtijdige dood Na toekenning van de onder sub a en b vermelde verminderingen wordt de bedrijfsvoorheffing nog verminderd met 30 pct.van : - de verplichte inhoudingen ter uitvoering van een groepsverzekeringscontract; - de verplichte inhoudingen ter uitvoering van een extrawettelijke voorzorgsregeling van verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood. - de inhoudingen die betrekking hebben op de individuele voortzetting van een pensioentoezegging overeenkomstig artikel 1453, 3de lid, van het WIB 92 d) Vermindering voor bezoldigingen ingevolge het presteren van overwerk dat recht geeft op een overwerktoeslag. Deze vermindering is van toepassing op werknemers : - die onderworpen zijn aan de arbeidswet van 16 maart 1971 en die tewerkgesteld zijn door een werkgever onderworpen aan de wet van 5 december 1968 aangaande de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités; - en die overwerk hebben gepresteerd dat, overeenkomstig artikel 29 van de arbeidswet van 16 maart 1971 of artikel 7 van het koninklijk besluit nr. 213 van 26 september 1983 betreffende de arbeidsduur in de ondernemingen die onder het paritair comité voor het bouwbedrijf ressorteren, recht geeft op een overwerktoeslag.

Deze vermindering is slechts van toepassing op de berekeningsgrondslag voor de overwerktoeslag betreffende de eerste 65 uren die de werknemer als overwerk heeft gepresteerd.

De vermindering wordt toegepast na de onder sub a, b en c vermelde verminderingen en bedraagt 24,75 pct. van het « sociale brutobedrag » van de bezoldigingen (dit is vóór aftrek van de verplichte inhoudingen ter uitvoering van de sociale wetgeving of van een ermede gelijkgesteld wettelijk of reglementair statuut), dat als berekeningsgrondslag voor de berekening van de overwerktoeslag heeft gediend.

B. In afwijking van punt A wordt de bedrijfsvoorheffing vastgesteld volgens de regels van nr. 12 wanneer de echtgenoot van de verkrijger van de inkomsten persoonlijke beroepsinkomsten heeft die uitsluitend bestaan uit pensioenen, renten of ermede gelijkgestelde inkomsten waarvan het bedrag niet hoger is dan 110,00 EUR NETTO per maand.

De nettoberoepsinkomsten worden vastgesteld volgens de regels van nr. 7, C. 12. De echtgenoot van de verkrijger van de inkomsten heeft geen beroepsinkomsten (schaal II) Wanneer de maandelijkse brutobezoldigingen niet hoger zijn dan 7.500,00 EUR wordt de bedrijfsvoorheffing vastgesteld volgens schaal II. Van de bedrijfsvoorheffing volgens die schaal mogen evenwel nog de volgende verminderingen worden afgetrokken : a) Vermindering voor kinderen ten laste Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld b) Verminderingen voor andere gezinslasten Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld c) Vermindering voor groepsverzekering en voor extrawettelijke verzekering tegen ouderdom of vroegtijdige dood Na toekenning van de onder sub a en b vermelde verminderingen wordt de bedrijfsvoorheffing nog verminderd met 30 pct.van : - de verplichte inhoudingen ter uitvoering van een groepsverzekeringscontract; - de verplichte inhoudingen ter uitvoering van een extrawettelijke voorzorgsregeling van verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood. - de inhoudingen die betrekking hebben op de individuele voortzetting van een pensioentoezegging overeenkomstig artikel 1453, 3de lid, van het WIB 92. d) Vermindering voor bezoldigingen ingevolge het presteren van overwerk dat recht geeft op een overwerktoeslag. Deze vermindering is van toepassing op werknemers : - die onderworpen zijn aan de arbeidswet van 16 maart 1971 en die tewerkgesteld zijn door een werkgever onderworpen aan de wet van 5 december 1968 aangaande de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités; - en die overwerk hebben gepresteerd dat, overeenkomstig artikel 29 van de arbeidswet van 16 maart 1971 of artikel 7 van het koninklijk besluit nr. 213 van 26 september 1983 betreffende de arbeidsduur in de ondernemingen die onder het paritair comité voor het bouwbedrijf ressorteren, recht geeft op een overwerktoeslag.

Deze vermindering is slechts van toepassing op de berekeningsgrondslag voor de overwerktoeslag betreffende de eerste 65 uren die de werknemer als overwerk heeft gepresteerd.

De vermindering wordt toegepast na de onder sub a, b en c vermelde verminderingen en bedraagt 24,75 pct. van het « sociale brutobedrag » van de bezoldigingen (dit is vóór aftrek van de verplichte inhoudingen ter uitvoering van de sociale wetgeving of van een ermede gelijkgesteld wettelijk of reglementair statuut), dat als berekeningsgrondslag voor de berekening van de overwerktoeslag heeft gediend. Afdeling 2. - Maandelijkse brutobezoldigingen boven 7.500,00 EUR

13. De verkrijger van de inkomsten is een alleenstaande OF de echtgenoot van de verkrijger van de inkomsten heeft eveneens beroepsinkomsten A.Wanneer de maandelijkse brutobezoldigingen hoger zijn dan 7.500,00 EUR wordt de bedrijfsvoorheffing als volgt vastgesteld : a) de maandelijkse brutobezoldigingen afronden op het lagere veelvoud van vijftien euro; b) de bedrijfsvoorheffing op dat afgeronde bedrag is gelijk aan 3.420,83 EUR verhoogd met 53,50 pct. van het gedeelte van de maandelijkse brutobezoldiging boven 7.500,00 EUR; c) van de bedrijfsvoorheffing berekend overeenkomstig b mogen evenwel nog de verminderingen worden afgetrokken die zijn vermeld in nr.11, A, a tot d.

B. In afwijking van punt A wordt de bedrijfsvoorheffing vastgesteld volgens de regels van nr. 14 wanneer de echtgenoot van de verkrijger van de inkomsten persoonlijke beroepsinkomsten heeft die uitsluitend bestaan uit pensioenen, renten of ermede gelijkgestelde inkomsten waarvan het bedrag niet hoger is dan 110,00 EUR NETTO per maand.

De nettoberoepsinkomsten worden vastgesteld volgens de regels van nr. 7, C. 14. De echtgenoot van de verkrijger van de inkomsten heeft geen beroepsinkomsten Wanneer de maandelijkse brutobezoldigingen hoger zijn dan 7.500,00 EUR wordt de bedrijfsvoorheffing als volgt vastgesteld : a) de maandelijkse brutobezoldiging afronden op het lagere veelvoud van vijftien euro; b) de bedrijfsvoorheffing op dat afgeronde bedrag is gelijk aan 3.117,62 EUR verhoogd met 53,50 pct. van het gedeelte van de maandelijkse brutobezoldiging boven 7.500,00 EUR; c) van de bedrijfsvoorheffing berekend overeenkomstig punt b mogen evenwel nog de verminderingen worden afgetrokken die zijn vermeld in nr.12, a tot d. Afdeling 3. - Bijzondere regels

15. Betalingen per veertien dagen Voor de per veertien dagen betaalde bezoldigingen bedraagt de bedrijfsvoorheffing de helft van de voorheffing die volgens de regels van nrs.11 tot 14 per maand verschuldigd is op tweemaal de bezoldiging per veertien dagen. 16. Betalingen per week Voor de per week betaalde bezoldigingen bedraagt de bedrijfsvoorheffing het vierde van de voorheffing die volgens de regels van nrs.11 tot 14 per maand verschuldigd is op viermaal de bezoldiging per week. 17. Betalingen per werkdag Voor de per werkdag betaalde bezoldigingen bedraagt de bedrijfsvoorheffing het twintigste van de voorheffing die volgens de regels van nrs.11 tot 14 per maand verschuldigd is op twintigmaal de bezoldiging per werkdag. 18. Exceptionele vergoedingen A.Voor andere exceptionele vergoedingen en toelagen dan opzeggingsvergoedingen die een werkgever, buiten de normale bezoldigingen aan leden van zijn personeel betaalt (vergoedingen voor extrawerk, toevallige commissielonen op een geheel van verrichtingen, bijzondere en exceptionele vergoedingen, vakantiegeld, enz.), wordt de bedrijfsvoorheffing vastgesteld volgens het in punt a vermelde tarief, gelet op het jaarbedrag van de normale brutobezoldigingen van de verkrijger van de inkomsten.

Wanneer echter het jaarbedrag van de normale brutobezoldiging niet meer bedraagt dan het grensbedrag dat volgens het aantal kinderen ten laste vermeld is in tabel b, wordt de exceptionele vergoeding vrijgesteld ten belope van het verschil tussen het voornoemde grensbedrag en het jaarbedrag van de normale brutobezoldiging.

Wanneer de verkrijger van een exceptionele vergoeding niet meer dan vijf kinderen ten laste heeft en het jaarbedrag van zijn normale brutobezoldiging niet hoger is dan het bedrag dat -volgens het aantal kinderen ten laste- in kolom 3 van tabel c vermeld is, wordt een vermindering toegekend op de bedrijfsvoorheffing die volgens de twee vorige leden op de exceptionele vergoeding is verschuldigd; die vermindering wordt volgens het aantal kinderen ten laste berekend met het percent vermeld in kolom 2 van tabel c. a) Tarief Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld b) Vrijstelling wegens kinderlast Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld c) Vermindering wegens kinderlast Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld B.In afwijking van punt A : a) wordt de bedrijfsvoorheffing eenvormig op 16,15 pct.(zonder vrijstelling) vastgesteld voor de eindejaarspremies die in één keer worden uitbetaald en afhankelijk zijn van prestaties die per stuk of taak worden bezoldigd; b) is geen bedrijfsvoorheffing verschuldigd wanneer het twaalfde van het totaal van het jaarbedrag van de normale brutobezoldigingen en de exceptionele vergoedingen en toelagen volgens de regels van nr.11 (schaal I) of nr. 12 (schaal II) inzake per maand betaalde bezoldigingen geen aanleiding geeft tot bedrijfsvoorheffing. 19. Achterstallen A.Voor achterstallige bezoldigingen (onder meer bezoldigingen waarvan de uitbetaling of de toekenning door toedoen van de overheid of wegens het bestaan van een geschil slechts heeft plaatsgehad na het verstrijken van het belastbare tijdperk waarop zij in werkelijkheid betrekking hebben) wordt de bedrijfsvoorheffing vastgesteld volgens het in punt a vermelde tarief, gelet op de referentiebezoldiging, d.w.z. het jaarbedrag van de normale brutobezoldiging die onmiddellijk vóór het jaar waarop de achterstallen betrekking hebben aan de verkrijger van de inkomsten is betaald.

In afwijking van hetgeen voorafgaat, is de referentiebezoldiging gelijk aan de normale brutobezoldigingen van het laatste jaar van normale activiteit dat het jaar van de betaling van de achterstallen voorafgaat, mits de verkrijger hiervan het bewijs levert.

Wanneer echter de referentiebezoldiging niet meer bedraagt dan het grensbedrag dat volgens het aantal kinderen ten laste vermeld is in tabel b, worden de achterstallige bezoldigingen vrijgesteld ten belope van het verschil tussen het voornoemde grensbedrag en de referentiebezoldiging. a) Tarief Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld b) Vrijstelling wegens kinderlast Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld B.In afwijking van punt A is geen bedrijfsvoorheffing verschuldigd wanneer het twaalfde van de referentiebezoldiging volgens de regels van nr. 11 (schaal I) of nr. 12 (schaal II) inzake per maand betaalde bezoldigingen geen aanleiding geeft tot bedrijfsvoorheffing. 20. Opzeggingsvergoedingen Opzeggingsvergoedingen worden als volgt aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen : a) wanneer zij bruto niet meer dan 800,00 EUR bedragen, de opzeggingsvergoedingen als een maandbezoldiging beschouwen en de bedrijfsvoorheffing vaststellen volgens de regels van nr.11 (schaal I) of nr. 12 (schaal II); b) wanneer zij bruto meer dan 800,00 EUR bedragen, de bedrijfsvoorheffing vaststellen volgens de regels van nr.19, A, met dien verstande dat voor het bepalen van het tarief van de bedrijfsvoorheffing de in aanmerking te nemen referentiebezoldiging die is welke tot grondslag diende voor het vaststellen van de vergoeding of, bij gebreke daaraan, de bezoldiging die de verkrijger heeft ontvangen tijdens de laatste periode van normale activiteit in dienst van de werkgever die de vergoeding uitbetaalt.

In afwijking van punt b, is de referentiebezoldiging gelijk aan de normale brutobezoldigingen van het laatste jaar van normale activiteit dat het jaar van de betaling van de opzeggingsvergoedingen voorafgaat, mits de verkrijger hiervan het bewijs levert. 21. Schadeloosstelling van tijdelijke derving van bezoldigingen, winst of baten A.Wettelijke of extrawettelijke vergoedingen betaald of toegekend als schadeloosstelling van een tijdelijke derving van bezoldiging bijvoorbeeld ingevolge ongeval, ziekte, invaliditeit of andere soortgelijke gebeurtenissen, zijn aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen naar het volgende onderscheid : 1° wanneer de vergoedingen door de werkgever of door diens tussenkomst, a) samen met de normale bezoldigingen van éénzelfde periode aan de verkrijger worden betaald of toegekend : volgens de regels van nrs.11 tot 17 op het totaalbedrag van de normale bezoldigingen en de vergoedingen in kwestie; b) niet samen met de normale bezoldigingen van éénzelfde periode aan de verkrijger worden betaald of toegekend : - volgens de regels van nr.18, A, gelet op de referentiebezoldiging, d.w.z. de normale jaarbezoldiging die tot grondslag voor het berekenen van de schadeloosstelling heeft gediend; - bij gebreke aan voormelde referentiebezoldiging bedraagt de bedrijfsvoorheffing 26,75 p.c. (zonder vermindering); 2° wanneer die vergoedingen, zonder tussenkomst van de werkgever, door een verzekeringsinstelling of door een andere instelling of een andere tussenpersoon aan de verkrijger worden betaald : tegen het tarief van 11,11 pct.of 22,20 pct. (zonder vermindering) naargelang het gaat om wettelijke of om extrawettelijke vergoedingen.

B. In afwijking van punt A wordt, in de hiernavolgende gevallen, de bedrijfsvoorheffing respectievelijk overeenkomstig de volgende regels vastgesteld. 1. Primaire ongeschiktheid a) Wettelijke ziekte- en invaliditeitsuitkeringen betaald of toegekend gedurende de periode van primaire arbeidsongeschiktheid bepaald in artikel 87 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, zijn aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen tegen het tarief van 11,11 pct.(zonder vermindering), voor zover die periode van primaire ongeschiktheid aanvangt na 31.12.2003. b) De overeenkomstig sub a berekende bedrijfsvoorheffing mag er evenwel niet toe leiden dat het bedrag van de uiteindelijk verschuldigde uitkering minder bedraagt dan het bedrag van de minimuminvaliditeitsuitkering vermeld in artikel 93bis van voormelde gecoördineerde wet, behalve wanneer die uitkering wordt gecumuleerd met inkomsten als vermeld in artikel 104 van dezelfde wet of wanneer prestaties worden geweigerd of verminderd krachtens artikel 136, § 2, van dezelfde wet.c) - Wettelijke ziekte- en invaliditeitsuitkeringen betaald of toegekend gedurende de eerste 6 maanden van de periode van primaire arbeidsongeschiktheid bepaald in artikel 87, derde lid, van dezelfde wet en die aansluit op een periode van volledige of gedeeltelijke werkloosheid als vermeld in nr.22, A, zijn aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen tegen het tarief van 10,09 pct. (zonder vermindering). - Er moet evenwel geen bedrijfsvoorheffing worden ingehouden op wettelijke ziekte- en invaliditeitsuitkeringen betaald of toegekend gedurende de eerste 6 maanden van de hiervoor bedoelde periode van primaire arbeidsongeschiktheid, aan volledig werkloze werknemers als vermeld in nr. 22, B. - Vanaf de 1ste dag van de 7de maand van diezelfde periode van primaire arbeidsongeschiktheid, zijn de onder het eerste en tweede streepje vermelde uitkeringen aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen tegen het tarief van 11,11 pct. (zonder vermindering). 2. Wachtgeld ingevolge disponibiliteit wegens ziekte Wachtgelden die krachtens artikel 66 van afdeling 3 van hoofdstuk IX van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, worden betaald of toegekend aan ambtenaren in disponibiliteit wegens ziekte, zijn aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen tegen het tarief van 11,11 pct.(zonder vermindering), voor zover de periode van disponibiliteit aanvangt na 31.12.2003. 3. Zeelieden Uitkeringen betaald of toegekend krachtens artikel 88 van het koninklijk besluit van 24 oktober 1936 houdende wijziging en samenordening van de statuten der Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden, zijn aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen tegen het tarief van 11,11 pct.(zonder vermindering), voor zover de werkongeschiktheidsperiode aanvangt na 31.12.2003. 4. Overzeese sociale zekerheid Uitkeringen betaald of toegekend krachtens artikel 35, § 1, van de wet van 17 juli 1963 betreffende de overzeese sociale zekerheid, zijn aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen tegen het tarief van 11,11 pct. (zonder vermindering), voor zover de periode van primaire arbeidsongeschiktheid aanvangt na 31.12.2003. 5. Moederschapsbescherming Uitkeringen betaald of toegekend krachtens artikel 113 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, zijn aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen tegen het tarief van 11,11 pct. (zonder vermindering), voor zover de periode van moederschapsbescherming aanvangt na 31.12.2003. 6. Borstvoedingspauze Uitkeringen betaald of toegekend krachtens artikel 116bis van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, zijn aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen tegen het tarief van 11,11 pct. (zonder vermindering), voor zover de borstvoedingspauze aanvangt na 31.12.2003. 7. Vaderschapsverlof Uitkeringen betaald of toegekend krachtens artikel 30, § 2, 3de lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, zijn aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen tegen het tarief van 11,11 pct. (zonder vermindering), voor zover de periode van vaderschapsverlof aanvangt na 31.12.2003. 8. Adoptieverlof Uitkeringen betaald of toegekend krachtens artikel 30, § 3, 3de lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, zijn aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen tegen het tarief van 11,11 pct. (zonder vermindering), zover de periode van adoptieverlof aanvangt na 31.12.2003. 9. Wettelijke onderbrekingsuitkeringen a) Wettelijke onderbrekingsuitkeringen betaald of toegekend aan werknemers die voltijds hun beroepsloopbaan onderbreken, zijn aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen tegen het tarief van 10,13 pct.. b) Wettelijke onderbrekingsuitkeringen betaald of toegekend aan werknemers die deeltijds hun beroepsloopbaan onderbreken, zijn aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen tegen het tarief van 17,15 pct.. 10. Halftijdse vervroegde uittreding Wettelijke premies toegekend aan de personeelsleden van overheidsdiensten ter gelegenheid van hun halftijdse vervroegde uittreding, zijn aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen tegen het tarief van 17,15 pct.(zonder vermindering).

C. Zelfstandigen en meewerkende echtgenoten 1. Primaire ongeschiktheid a) Wettelijke ziekte- en invaliditeitsuitkeringen betaald of toegekend gedurende het tijdvak van primaire ongeschiktheid bepaald in artikel 7 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten, zijn aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen tegen het tarief van 11,11 pct. (zonder vermindering), voor zover die periode van primaire ongeschiktheid aanvangt na 31.12.2003. b) De overeenkomstig sub a berekende bedrijfsvoorheffing mag er evenwel niet toe leiden dat het bedrag van de uiteindelijk verschuldigde primaire ongeschiktheidsuitkering minder bedraagt dan het bedrag van de minimuminvaliditeitsuitkering vermeld in artikel 93bis van de gecoördineerde wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, behalve wanneer die uitkering wordt geweigerd of verminderd krachtens artikel 28 of artikel 29, § 1, 1° tot 4°, van voormeld koninklijk besluit.2. Moederschapsverzekering Moederschapsuitkeringen betaald of toegekend overeenkomstig artikel 94 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten, zijn aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen tegen het tarief van 11,11 pct. (zonder vermindering), voor zover het tijdvak van moederschapsrust aanvangt na 31.12.2003.

D. Aanvullende vergoedingen als vermeld in artikel 31bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betaald of toegekend door de gewezen werkgever als schadeloosstelling van een tijdelijke derving van bezoldigingen, zijn aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen tegen het tarief van 26,75 pct. (zonder vermindering).

E. Wettelijke of extrawettelijke vergoedingen betaald of toegekend als schadeloosstelling van een tijdelijke derving van winst of baten, zelfs indien ze op een vorige beroepswerkzaamheid betrekking hebben, en die door een verzekeringsinstelling of door een andere instelling of een andere tussenpersoon aan de verkrijger worden betaald, zijn aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen tegen het tarief van 11,11 pct. of 22,20 pct. (zonder vermindering) naargelang het gaat om wettelijke of om extrawettelijke vergoedingen.

F. Evenwel moet geen bedrijfsvoorheffing worden ingehouden wanneer de vergoeding is verkregen door een werknemer die bewijst dat het twaalfde van het jaarbedrag van de bezoldiging die tot grondslag diende voor het berekenen van de vergoeding volgens de regels van nrs. 11 tot 14, inzake per maand betaalde bezoldigingen, geen aanleiding geeft tot bedrijfsvoorheffing.

G. Ook is geen bedrijfsvoorheffing verschuldigd op andere wettelijke vergoedingen dan die vermeld onder punt B, toegekend krachtens de wetgeving betreffende de verzekering tegen ziekte en invaliditeit. 22. Werkloosheidsuitkeringen A.Wettelijke en extrawettelijke uitkeringen van alle aard, wachtuitkeringen inbegrepen, verkregen als volledig of gedeeltelijk herstel van een tijdelijke derving van bezoldigingen ten gevolge van volledige of gedeeltelijke werkloosheid en niet vermeld in nr. 21, D, zijn aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen tegen het tarief van 10,09 pct. (zonder vermindering).

B. In afwijking van punt A moet geen bedrijfsvoorheffing worden ingehouden op de wettelijke werkloosheids- of wachtuitkeringen van volledig werkloze werknemers die generlei inkomen uit beroepswerkzaamheid verkrijgen en die in de zin van de reglementering inzake werkloosheid de hoedanigheid hebben : - ofwel van samenwonende met recht op een toeslag voor het verlies van een enig inkomen; - ofwel van samenwonende die noch recht heeft op een toeslag voor het verlies van een enig inkomen noch op een aanpassingstoeslag, en, indien de werknemer samenwoont met een echtgenoot, op voorwaarde dat de beroepsinkomsten van die echtgenoot uitsluitend uit vervangingsinkomsten bestaan; - ofwel van samenwonende die slechts over werkloosheidsuitkeringen beschikt, bestaande uit het al of niet verhoogde wettelijk forfait; - ofwel van alleenwonende; - ofwel van werknemer die recht heeft op een wachtuitkering; - ofwel van werknemer die een vrijstelling geniet wegens sociale en familiale redenen. 23. Brugpensioenen Vergoedingen, in het kader of naar aanleiding van een brugpensioenregeling aan ontslagen of op rust gestelde werknemers betaald of toegekend, zijn van de bedrijfsvoorheffing vrijgesteld in zover hun totaalbedrag het maximumbedrag inzake werkloosheidsuitkering niet te boven gaat. Voor het gedeelte van het totaalbedrag van die vergoedingen dat het hierboven vermelde maximumbedrag inzake werkloosheidsuitkeringen te boven gaat, moeten de schuldenaars van dat gedeelte bedrijfsvoorheffing inhouden en storten. Die bedrijfsvoorheffing wordt volgens de regels van de nrs. 31 tot 35 berekend op het totaalbedrag van de vergoedingen.

Van de bedrijfsvoorheffing berekend overeenkomstig het vorige lid mag evenwel nog de vermindering voor groepsverzekering en voor extrawettelijke verzekering tegen ouderdom of vroegtijdige dood vermeld in nr. 11, A, c, worden afgetrokken. 24. Toevallig of periodiek en bijkomstig betaalde vergoedingen en toelagen A.Niet in de nrs. 18 tot 23 vermelde vergoedingen en toelagen die een schuldenaar van bedrijfsvoorheffing uitbetaalt aan personen die slechts toevallig of periodiek en bijkomstig door hem of door zijn tussenkomst worden bezoldigd (toevallige commissielonen, vergoedingen, presentiegelden, enz.) zijn volgens onderstaand tarief (zonder verminderingen) aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld B. In afwijking van punt A is op de gewestelijke weerwerkpremie, die krachtens artikel 171, 7°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, afzonderlijk in de personenbelasting wordt belast, een bedrijfsvoorheffing verschuldigd van 11,11 pct. (zonder vermindering). 25. Schuldvorderingen die de hoedanigheid van bezoldigingen hebben en vermeld zijn in artikel 270, 6°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 Voor de schuldvorderingen met de hoedanigheid van bezoldigingen als bedoeld in artikel 30, 1° en 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 die worden gehonoreerd door curatoren in faillissementen, vereffenaars van gerechtelijke akkoorden, vereffenaars van vennootschappen of personen die gelijkaardige functies uitoefenen, wordt de bedrijfsvoorheffing eenvormig (zonder vermindering) vastgesteld op 26,75 pct.26. Bezoldigingen voor stukwerk De bedrijfsvoorheffing op bezoldigingen toegekend aan werklieden die stukwerk verrichten en van wie de onregelmatige en door de werkgever niet gecontroleerde prestaties niet worden uitgedrukt in dagen, weken, veertien dagen of maanden arbeid, wordt berekend volgens de regels van nrs.11 tot 17, met inachtneming van de duur van het tijdperk waarop de bezoldigingen betrekking hebben. De bedrijfsvoorheffing mag in deze gevallen echter nooit minder bedragen dan 11,11 pct. van de bezoldigingen. 27. a) Artiesten en musici De bedrijfsvoorheffing wordt eenvormig (zonder vermindering) bepaald op 11,11 pct.voor de bezoldigingen die door ondernemingen voor vertoningen en vermakelijkheden worden betaald aan artiesten en musici die niet tot het vast personeel van de onderneming behoren en niet kunnen beschouwd worden als zijnde door de onderneming bijkomstig bezoldigd; b) Personen behorend tot bijzondere categorieën bepaald door de ambtenaar belast met de algemene leiding van de Administratie der directe belastingen (sector taxatie) De bedrijfsvoorheffing wordt eenvormig (zonder vermindering) bepaald op 11,11 pct.voor de bezoldigingen betaald aan personen die behoren tot de categorieën bepaald door de ambtenaar belast met de algemene leiding van de Administratie der directe belastingen (sector taxatie) en die, gelet op de omstandigheden waarin zij hun beroepswerkzaamheid uitoefenen, volgens bijzondere regels worden bezoldigd. 28. Vakantiegeld betaald door verlofkassen De vakantiegelden die zonder tussenkomst van de werkgever door de kassen voor jaarlijks verlof worden betaald of toegekend, zijn volgens het onderstaande tarief (zonder vermindering) aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 29.Studenten In afwijking van de vorige regels is geen bedrijfsvoorheffing verschuldigd op : - de bezoldigingen betaald of toegekend aan studenten wier tewerkstelling, in het kader van een schriftelijke arbeidsovereenkomst, tijdens de maanden juli, augustus en september geen drieëntwintig arbeidsdagen overschrijdt; - de bezoldigingen betaald of toegekend aan studenten wier tewerkstelling, in het kader van een schriftelijke arbeidsovereenkomst, tijdens de periodes van niet verplichte aanwezigheid in de onderwijsinstellingen, met uitzondering van de maanden juli, augustus en september, geen drieëntwintig arbeidsdagen overschrijdt; en op voorwaarde dat voor die bezoldigingen geen bijdragen ter uitvoering van de wetgeving betreffende de sociale zekerheid, met uitzondering van de solidariteitsbijdrage, verschuldigd zijn. 30. Jonge werknemers In afwijking van de vorige regels is geen bedrijfsvoorheffing verschuldigd op de bezoldigingen betaald of toegekend tijdens de maanden oktober, november of december aan jonge werknemers die voldoen aan de in artikel 36, § 1, eerste lid, 1° tot 3°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering gestelde voorwaarden en wier tewerkstelling in het kader van een arbeidsovereenkomst aanvangt tijdens voornoemde maanden oktober, november of december, op voorwaarde dat het bedrag van die bezoldigingen 2.200,00 EUR bruto per maand niet overschrijdt. HOOFDSTUK III. - Pensioenen, renten, kapitalen, afkoopwaarden en ermede gelijkgestelde inkomsten Afdeling 1. - Maandelijkse pensioenen of renten tot 7.500,00 EUR

31. De verkrijger van de inkomsten is een alleenstaande OF de echtgenoot van de verkrijger van de inkomsten heeft eveneens beroepsinkomsten (schaal I) A.Wanneer de maandelijkse pensioenen of renten niet hoger zijn dan 7.500,00 EUR wordt de bedrijfsvoorheffing vastgesteld volgens schaal I. Van de bedrijfsvoorheffing volgens die schaal mogen evenwel nog worden afgetrokken : a) de vermindering voor kinderen ten laste vermeld in nr.11, A, tabel a; b) de verminderingen voor andere gezinslasten vermeld in nr.11, A, tabel b, behalve de vermindering voor alleenstaanden (vermeld in nr. 11, A, tabel b, punt 1).

B. In afwijking van punt A wordt de bedrijfsvoorheffing vastgesteld volgens de regels van nr. 32 wanneer de echtgenoot van de verkrijger van de inkomsten persoonlijke beroepsinkomsten heeft die uitsluitend bestaan uit pensioenen, renten of ermede gelijkgestelde inkomsten waarvan het bedrag niet hoger is dan 110,00 EUR NETTO per maand.

De nettoberoepsinkomsten worden vastgesteld volgens de regels van nr. 7, C. 32. De echtgenoot van de verkrijger van de inkomsten heeft geen beroepsinkomsten (schaal II) Wanneer de maandelijkse pensioenen of renten niet hoger zijn dan 7.500,00 EUR wordt de bedrijfsvoorheffing vastgesteld volgens schaal II. Van de bedrijfsvoorheffing volgens die schaal mogen evenwel nog de verminderingen voor kinderen ten laste en voor andere gezinslasten worden afgetrokken; die verminderingen zijn vermeld in de tabellen a en b van nr. 12. Afdeling 2. - Maandelijkse pensioenen of renten boven 7.500,00 EUR

33. De verkrijger van de inkomsten is een alleenstaande OF de echtgenoot van de verkrijger van de inkomsten heeft eveneens beroepsinkomsten A.Wanneer de maandelijkse pensioenen of renten hoger zijn dan 7.500,00 EUR wordt de bedrijfsvoorheffing als volgt vastgesteld : a) de maandelijkse pensioenen of renten afronden op het lagere veelvoud van vijftien euro; b) de bedrijfsvoorheffing op dat afgeronde bedrag is gelijk aan 3.504,56 EUR verhoogd met 53,50 pct. van het gedeelte van de maandelijkse pensioenen of renten boven 7.500,00 EUR; c) van de bedrijfsvoorheffing berekend overeenkomstig punt b, mogen evenwel nog de volgende verminderingen worden afgetrokken : 1° de vermindering voor kinderen ten laste vermeld in nr.11, A, tabel a; 2° de verminderingen voor andere gezinslasten vermeld in nr.11, A, tabel b, behalve de vermindering voor alleenstaanden (vermeld in nr. 11, A, tabel b, punt 1).

B. In afwijking van punt A wordt de bedrijfsvoorheffing vastgesteld volgens de regels van nr. 34 wanneer de echtgenoot van de verkrijger van de inkomsten persoonlijke beroepsinkomsten heeft die uitsluitend bestaan uit pensioenen, renten of ermede gelijkgestelde inkomsten waarvan het bedrag niet hoger is dan 110,00 EUR NETTO per maand.

De nettoberoepsinkomsten worden vastgesteld volgens de regels van nr. 7,c. 34. De echtgenoot van de verkrijger van de inkomsten heeft geen beroepsinkomsten Wanneer de maandelijkse pensioenen of renten hoger zijn dan 7.500,00 EUR wordt de bedrijfsvoorheffing als volgt vastgesteld : a) de maandelijkse pensioenen of renten afronden op het lagere veelvoud van vijftien euro; b) de bedrijfsvoorheffing op dat afgeronde bedrag is gelijk aan 3.201,35 EUR verhoogd met 53,50 pct. van het gedeelte van de maandelijkse pensioenen of renten boven 7.500,00 EUR; c) van de bedrijfsvoorheffing berekend overeenkomstig punt b, mogen evenwel nog de verminderingen voor kinderen ten laste en voor andere gezinslasten worden afgetrokken;die verminderingen zijn vermeld in de tabellen a en b van nr. 12. Afdeling 3. - Bijzondere regels

35. Betalingen anders dan per maand Voor anders dan per maand betaalde pensioenen of renten, bedraagt de bedrijfsvoorheffing het dertigste van het product verkregen door vermenigvuldiging van het bedrag van de bedrijfsvoorheffing dat zou verschuldigd zijn op het overeenstemmende maandelijks pensioen of rente, met het aantal dagen van het tijdperk waarop het pensioen of de rente betrekking heeft. 36. Achterstallen Pensioen- of rente-achterstallen (d.w.z. pensioenen of renten waarvan de uitbetaling of de toekenning door toedoen van de overheid of wegens het bestaan van een geschil slechts heeft plaatsgehad na het verstrijken van het belastbare tijdperk waarop zij in werkelijkheid betrekking hebben) zijn aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen volgens de regels van nr. 19, A, met dien verstande dat het toe te passen tarief mutatis mutandis bepaald wordt volgens het jaarbedrag van de normale brutopensioenen of -renten die onmiddellijk vóór het jaar waarop de achterstallen betrekking hebben aan de verkrijger zijn betaald of, bij gebreke daarvan, volgens het jaarbedrag van de normale brutobezoldigingen, verhoogd met de eventuele pensioen- of rentevoorschotten, die de verkrijger tijdens zijn laatste jaar van normale activiteit heeft ontvangen. 37. Vakantiegeld De bedrijfsvoorheffing op vakantiegelden toegekend aan personen die een rust- of overlevingspensioen genieten ten laste van het pensioenstelsel voor loontrekkers, is gelijk aan twaalf maal het verschil tussen : - eensdeels, de voorheffing die volgens de regels van de nrs.31 tot 34 verschuldigd zou zijn op het pensioen van de maand waarin het vakantiegeld wordt betaald, verhoogd met een twaalfde van dat vakantiegeld; - anderdeels, de voorheffing die volgens dezelfde regels op dat afzonderlijk beschouwde maandbedrag van het pensioen verschuldigd is. 38. Pensioenen en renten niet verleend in het kader van het pensioensparen, noch ter uitvoering van een wettelijk of reglementair statuut A.Rust- en overlevingspensioenen of -renten die niet verleend worden in het kader van het pensioensparen, noch ter uitvoering van de sociale wetgeving of van een wettelijk of reglementair statuut dat de betrokkenen uit het toepassingsgebied van de sociale wetgeving sluit, eensdeels, en ouderdoms- en weduwrenten die verzekeringsinstellingen verlenen als tegenwaarde van stortingen die vrij zijn verricht in het kader van de wetgeving betreffende het bediendepensioen, anderdeels, zijn volgens het onderstaande tarief (zonder vermindering) aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld B. In afwijking van punt A moet geen bedrijfsvoorheffing worden ingehouden : a) op de pensioenen en renten indien en in zoverre die pensioenen of renten zijn verleend ter uitvoering van contracten die het voorwerp zijn geweest van een taks op het lange termijnsparen als bepaald in titel XIII van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen;b) wanneer de verkrijger van de pensioenen of renten aantoont dat het twaalfde van het totale jaarbedrag van zijn wettelijk en zijn aanvullend pensioen volgens de nrs.31 tot 34 geen aanleiding geeft tot bedrijfsvoorheffing. 39. Toelagen of renten verleend naar aanleiding van een ongeval, een ziekte of een invaliditeit Toelagen of renten die rechtstreeks of onrechtstreeks betrekking hebben op een in artikel 23, § 1, 1°, 2° en 4°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde beroepswerkzaamheid of die het herstel van een bestendige derving van bezoldigingen, winst of baten uitmaken en die worden verleend naar aanleiding van een ongeval, een ziekte, een invaliditeit of andere soortgelijke gebeurtenissen, zijn aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen naar het volgende onderscheid : 1° wanneer die toelagen of renten door de werkgever of door diens tussenkomst aan de verkrijger worden betaald : volgens de regels van nr.18, A, met dien verstande dat het toe te passen tarief bepaald wordt volgens het jaarbedrag van de normale brutobezoldigingen die tot grondslag dienden voor het berekenen van die toelagen of renten; 2° wanneer die toelagen of renten zonder tussenkomst van de werkgever, door een verzekeringsinstelling of door een andere instelling of een tussenpersoon aan de verkrijger worden betaald : tegen het tarief van 11,11 pct.of van 22,20 pct. (zonder vermindering) naargelang het gaat om wettelijke of extrawettelijke toelagen of renten. In dit geval moet echter geen bedrijfsvoorheffing worden ingehouden wanneer de verkrijger van de renten of toelagen aantoont dat het twaalfde van de jaarbezoldiging die tot grondslag diende voor de berekening van de schadeloosstelling volgens de regels van de nrs. 31 tot 34 geen aanleiding geeft tot bedrijfsvoorheffing. 40. Kapitalen en afkoopwaarden niet verleend in het kader van het pensioensparen A.Kapitalen en afkoopwaarden, of de schijven daarvan, die krachtens artikel 169, § 1, of 515bis, 4e en 7e lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 volgens het omzettingsstelsel in de personenbelasting worden belast, worden voor de berekening van de bedrijfsvoorheffing slechts in aanmerking genomen tot het bedrag van de lijfrente die voortvloeit uit hun omzetting volgens de in artikel 73 van dit besluit bepaalde coëfficiënten.

De rente wordt tegen 11,11 pct. (zonder vermindering) aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen.

B. Op kapitalen en afkoopwaarden die krachtens artikel 171, 2°, b en d, of 515quater, § 1, b, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 afzonderlijk in de personenbelasting worden belast, is een bedrijfsvoorheffing verschuldigd van 10,09 pct. (zonder vermindering).

C. Op kapitalen en afkoopwaarden, op kapitalen geldend als renten of pensioenen en op de afkoop van de gekapitaliseerde waarde van een deel van het wettelijk rust- of overlevingspensioen die krachtens artikel 171, 4°, f tot h; 515bis, 5e lid; 515quater, § 1, c, of 515octies, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 of krachtens artikel 104, 2e lid, van de wet van 28 december 1992 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen afzonderlijk in de personenbelasting worden belast, is een bedrijfsvoorheffing verschuldigd van 16,66 pct. (zonder vermindering).

D. Een bedrijfsvoorheffing van 33,31 pct. (zonder vermindering) is verschuldigd op : 1° kapitalen en afkoopwaarden die krachtens artikel 171, 1°, d, f, of h of 515quater, § 1, a, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 afzonderlijk in de personenbelasting worden belast;2° kapitalen, afkoopwaarden en op kapitalen geldend als renten of pensioenen, of op de schijven daarvan, die niet worden bedoeld onder de punten A tot D, 1°, hiervoor. E. In afwijking van de punten B tot D hiervoor moet geen bedrijfsvoorheffing worden ingehouden indien en in zoverre de kapitalen, afkoopwaarden en de kapitalen geldend als renten of pensioenen zijn verleend ter uitvoering van contracten die het voorwerp zijn geweest van een taks op het lange termijnsparen als bepaald in titel XIII van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen of in artikel 119, 1°, van de wet van 28 december 1992 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen. 41. Pensioensparen A.Pensioenen en renten van een spaarverzekering worden volgens het onderstaande tarief (zonder vermindering) aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld B. Spaartegoeden van spaarrekeningen en kapitalen en afkoopwaarden van spaarverzekeringen die krachtens de artikelen 171, 2°, e, 174 en 515ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en krachtens artikel 105 van de wet van 28 december 1992 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen afzonderlijk in de personenbelasting worden belast, worden aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen tegen het tarief van 10,09 pct. (zonder vermindering), met dien verstande dat voor spaartegoeden het belastbare bedrag moet worden bepaald overeenkomstig de artikelen 34, § 3, en 515bis, derde lid, van hetzelfde Wetboek.

C. Spaartegoeden van spaarrekeningen en kapitalen en afkoopwaarden van spaarverzekeringen die krachtens de artikelen 515bis, vijfde lid, en 515ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en krachtens artikel 104, tweede lid, van de wet van 28 december 1992 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen afzonderlijk in de personenbelasting worden belast, worden aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen tegen het tarief van 16,66 pct. (zonder vermindering), met dien verstande dat voor spaartegoeden het belastbare bedrag moet worden bepaald overeenkomstig de artikelen 34, § 3, en 515bis, derde lid, van hetzelfde Wetboek.

Het vorige lid is eveneens van toepassing op spaartegoeden, kapitalen en afkoopwaarden als vermeld in artikel 9, § 4, van het koninklijk besluit van 22 december 1986 tot invoering van een stelsel van derdeleeftijds- of pensioensparen.

D. Een bedrijfsvoorheffing van 33,31 pct. (zonder vermindering) is verschuldigd op : 1° spaartegoeden van spaarrekeningen en op kapitalen en afkoopwaarden van spaarverzekeringen die krachtens artikel 171, 1°, g, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 afzonderlijk in de personenbelasting worden belast, met dien verstande dat voor spaartegoeden het belastbare bedrag moet worden bepaald overeenkomstig de artikelen 34, § 3, en 515bis, derde lid, van hetzelfde Wetboek;2° spaartegoeden van spaarrekeningen en op kapitalen en afkoopwaarden van spaarverzekeringen die niet bedoeld zijn onder de punten B tot D, 1°, hiervoor.Bovendien moet voor spaartegoeden het belastbare bedrag worden bepaald overeenkomstig artikel 515bis, derde lid, van hetzelfde Wetboek.

Het vorige lid is eveneens van toepassing op de overdrachten als vermeld in artikel 34, § 2, 3°, van hetzelfde Wetboek.

E. In afwijking van de punten B tot D hiervoor moet geen bedrijfsvoorheffing worden ingehouden indien en in zoverre de spaartegoeden van spaarrekeningen en de kapitalen en afkoopwaarden van spaarverzekeringen zijn verleend ter uitvoering van contracten die het voorwerp zijn geweest van een taks op het lange termijnsparen als bepaald in titel XIII van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen of in artikel 119 van de wet van 28 december 1992 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen. HOOFDSTUK IV. - Bezoldigingen van bedrijfsleiders 4 2. Dit hoofdstuk is van toepassing op : A.Rijksinwoners B. Niet-inwoners die gedurende het volledige belastbare tijdperk in België een tehuis hebben behouden.

C. Niet-inwoners die niet gedurende het volledige belastbare tijdperk in België een tehuis hebben behouden maar die bezoldigingen genieten - voor in België geleverde arbeidsprestaties, - ingevolge een arbeidsovereenkomst die het volledige kalenderjaar bestrijkt, - en voor zover die arbeidsprestaties ten minste 75 pct. van de wettelijk voorziene arbeidsduur bedragen 43. Herkwalificatie van huurinkomsten Bezoldigingen voortvloeiend uit de in artikel 32, tweede lid, 3°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde herkwalificatie van onroerende inkomsten, worden voor het vaststellen van de bedrijfsvoorheffing en zolang de Koning de voor dat jaar in aanmerking te nemen revalorisatiecoëfficiënt niet heeft bepaald, berekend op basis van de revalorisatiecoëfficiënt die geldt voor het laatste vorige jaar. Afdeling 1. - Maandelijkse brutobezoldigingen tot 7.500,00 EUR

44. De verkrijger van de inkomsten is een alleenstaande OF de echtgenoot van de verkrijger van de inkomsten heeft eveneens beroepsinkomsten (schaal I) A.Wanneer de maandelijkse brutobezoldigingen niet hoger zijn dan 7.500,00 EUR wordt de bedrijfsvoorheffing vastgesteld volgens schaal I. Van de bedrijfsvoorheffing volgens die schaal mogen evenwel nog de verminderingen worden afgetrokken die zijn vermeld in nr. 11, A, a tot c.

B. In afwijking van punt A wordt de bedrijfsvoorheffing vastgesteld volgens de regels van nr. 45 wanneer de echtgenoot van de verkrijger van de inkomsten persoonlijke beroepsinkomsten heeft die uitsluitend bestaan uit pensioenen, renten of ermede gelijkgestelde inkomsten waarvan het bedrag niet hoger is dan 110,00 EUR NETTO per maand.

De nettoberoepsinkomsten worden vastgesteld volgens de regels van nr. 7, C. 45. De echtgenoot van de verkrijger van de inkomsten heeft geen beroepsinkomsten (schaal II) Wanneer de maandelijkse brutobezoldigingen niet hoger zijn dan 7.500,00 EUR wordt de bedrijfsvoorheffing vastgesteld volgens schaal II. Van de bedrijfsvoorheffing volgens die schaal mogen evenwel nog de verminderingen worden afgetrokken die zijn vermeld in nr. 12, a tot c. Afdeling 2. - Maandelijkse brutobezoldigingen boven 7.500,00 EUR

46. De verkrijger van de inkomsten is een alleenstaande OF de echtgenoot van de verkrijger van de inkomsten heeft eveneens beroepsinkomsten A.Wanneer de maandelijkse brutobezoldigingen hoger zijn dan 7.500,00 EUR wordt de bedrijfsvoorheffing als volgt vastgesteld : a) de maandelijkse brutobezoldiging afronden op het lagere veelvoud van vijftien euro; b) de bedrijfsvoorheffing op dat afgeronde bedrag is gelijk aan 3.420,83 EUR verhoogd met 53,50 pct. van het gedeelte van de maandelijkse brutobezoldiging boven 7.500,00 EUR; c) van de bedrijfsvoorheffing berekend overeenkomstig b mogen evenwel nog de verminderingen worden afgetrokken die zijn vermeld in nr.11, A, a tot c.

B. In afwijking van punt A wordt de bedrijfsvoorheffing vastgesteld volgens de regels van nr. 47 wanneer de echtgenoot van de verkrijger van de inkomsten persoonlijke beroepsinkomsten heeft die uitsluitend bestaan uit pensioenen, renten of ermede gelijkgestelde inkomsten waarvan het bedrag niet hoger is dan 110,00 EUR NETTO per maand.

De nettoberoepsinkomsten worden vastgesteld volgens de regels van nr. 7, C. 47. De echtgenoot van de verkrijger van de inkomsten heeft geen beroepsinkomsten Wanneer de maandelijkse brutobezoldigingen hoger zijn dan 7.500,00 EUR wordt de bedrijfsvoorheffing als volgt vastgesteld : a) de maandelijkse brutobezoldiging afronden op het lagere veelvoud van vijftien euro; b) de bedrijfsvoorheffing op dat afgeronde bedrag is gelijk aan 3.117,62 EUR verhoogd met 53,50 pct. van het gedeelte van de maandelijkse brutobezoldiging boven 7.500,00 EUR; c) van de bedrijfsvoorheffing berekend overeenkomstig b mogen evenwel nog de verminderingen worden afgetrokken die zijn vermeld in nr.12, a tot c. Afdeling 3. - Bijzondere regels

48. Periodieke betalingen anders dan per maand Voor periodieke bezoldigingen die anders dan per maand worden betaald, bedraagt de bedrijfsvoorheffing het twintigste van het product, verkregen door vermenigvuldiging van het bedrag van de bedrijfsvoorheffing die volgens de regels van de nrs.44 tot 47 verschuldigd is op de overeenstemmende maandbezoldiging, met het aantal werkdagen van het tijdperk waarop de bezoldiging betrekking heeft. 49. Niet-periodieke bezoldigingen De bedrijfsvoorheffing op niet-periodieke bezoldigingen is gelijk aan twaalf maal het verschil tussen : - eensdeels, de voorheffing die volgens de regels van de nrs.44 tot 47 verschuldigd is op een inkomen gelijk aan de periodieke bezoldigingen van de maand waarin de niet-periodieke bezoldiging wordt betaald of toegekend, verhoogd met een twaalfde van de niet-periodieke bezoldiging; - anderdeels, de voorheffing die volgens dezelfde regels verschuldigd is op de periodieke bezoldigingen van de maand waarin de niet-periodieke bezoldiging wordt betaald of toegekend. HOOFDSTUK V. - Bezoldigingen en brugpensioenen betaald of toegekend aan andere niet-inwoners dan diegenen vermeld in de nrs. 10, B en C en 42, B en C Afdeling 1. - Bezoldigingen van werknemers en ermede gelijkgestelde

inkomsten 50. In afwijking van de nrs.11 tot 20 en 26 wordt de bedrijfsvoorheffing op bezoldigingen van werknemers betaald of toegekend aan andere niet-inwoners dan diegenen vermeld in de nrs. 10, B en C, vastgesteld overeenkomstig de hierna volgende regels.

Onderafdeling 1. - Maandelijkse brutobezoldigingen tot 7.500,00 EUR 51. Wanneer de maandelijkse brutobezoldigingen niet hoger zijn dan 7.500,00 EUR wordt de bedrijfsvoorheffing vastgesteld volgens schaal III. 51bis. Van de bedrijfsvoorheffing vastgesteld volgens die schaal mogen evenwel nog de volgende verminderingen worden afgetrokken : a) Vermindering voor groepsverzekering en voor extrawettelijke verzekering tegen ouderdom of vroegtijdige dood De bedrijfsvoorheffing wordt verminderd met 30 pct.van : - de verplichte inhoudingen ter uitvoering van een groepsverzekeringscontract; - de verplichte inhoudingen ter uitvoering van een extrawettelijke voorzorgsregeling van verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood. - de inhoudingen die betrekking hebben op de individuele voortzetting van een pensioentoezegging overeenkomstig artikel 1453, 3de lid, van het WIB 92. b) Vermindering voor bezoldigingen ingevolge het presteren van overwerk dat recht geeft op een overwerktoeslag Deze vermindering is van toepassing op werknemers : - die onderworpen zijn aan de arbeidswet van 16 maart 1971 en die tewerkgesteld zijn door een werkgever onderworpen aan de wet van 5 december 1968 aangaande de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités; - en die overwerk hebben gepresteerd dat, overeenkomstig artikel 29 van de arbeidswet van 16 maart 1971 of artikel 7 van het koninklijk besluit nr. 213 van 26 september 1983 betreffende de arbeidsduur in de ondernemingen die onder het paritair comité voor het bouwbedrijf ressorteren, recht geeft op een overwerktoeslag.

Deze vermindering is slechts van toepassing op de berekeningsgrondslag voor de overwerktoeslag betreffende de eerste 65 uren die de werknemer als overwerk heeft gepresteerd.

De vermindering wordt toegepast na de onder sub a vermelde vermindering en bedraagt 24,75 pct. van het « sociale brutobedrag » van de bezoldigingen (dit is vóór aftrek van de verplichte inhoudingen ter uitvoering van de sociale wetgeving of van een ermede gelijkgesteld wettelijk of reglementair statuut), dat als berekeningsgrondslag heeft gediend voor de berekening van de overwerktoeslag.

Onderafdeling 2. - Maandelijkse brutobezoldigingen boven 7.500,00 EUR 52. A.Wanneer de maandelijkse brutobezoldigingen hoger zijn dan 7.500,00 EUR wordt de bedrijfsvoorheffing als volgt vastgesteld : a) de maandelijkse brutobezoldiging afronden op het lagere veelvoud van vijftien euro; b) de bedrijfsvoorheffing op dat afgeronde bedrag is gelijk aan 3.535,41 EUR verhoogd met 53,50 pct. van het gedeelte van de maandelijkse brutobezoldiging boven 7.500,00 EUR. B. Van de bedrijfsvoorheffing berekend overeenkomstig punt A mogen evenwel nog de vermindering voor groepsverzekering en voor extrawettelijke verzekering tegen ouderdom of vroegtijdige dood en de vermindering voor bezoldigingen ingevolge het presteren van overwerk dat recht geeft op een overwerktoeslag worden afgetrokken; die verminderingen zijn vermeld in nr. 51 bis.

Onderafdeling 3. - Bijzondere regels 53. Betalingen per veertien dagen Voor de per veertien dagen betaalde bezoldigingen bedraagt de bedrijfsvoorheffing de helft van de voorheffing die volgens de regel van nr.51 of 52 per maand verschuldigd is op tweemaal de bezoldiging per veertien dagen. 54. Betalingen per week Voor de per week betaalde bezoldigingen bedraagt de bedrijfsvoorheffing het vierde van de voorheffing die volgens de regel van nr.51 of 52 per maand verschuldigd is op viermaal de bezoldiging per week. 55. Betalingen per werkdag Voor de per werkdag betaalde bezoldigingen bedraagt de bedrijfsvoorheffing het twintigste van de voorheffing die volgens de regel van nr.51 of 52 per maand verschuldigd is op twintigmaal de bezoldiging per werkdag. 56. Exceptionele vergoedingen Voor de exceptionele vergoedingen (vergoedingen voor extrawerk, commissielonen, vakantiegeld, eindejaarspremies, enz.) die een werkgever, buiten de normale bezoldigingen aan leden van zijn personeel betaalt, wordt de bedrijfsvoorheffing (zonder vermindering) vastgesteld volgens het onderstaande tarief, gelet op het jaarbedrag van de normale in België betaalde of toegekende brutobezoldigingen van de verkrijger van de inkomsten.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 57. Achterstallen en opzeggingsvergoedingen Voor achterstallige bezoldigingen (m.a.w. bezoldigingen waarvan de uitbetaling of de toekenning door toedoen van de overheid of wegens het bestaan van een geschil slechts heeft plaatsgehad na het verstrijken van het belastbare tijdperk waarop zij in werkelijkheid betrekking hebben) en voor de opzeggingsvergoedingen, wordt de bedrijfsvoorheffing (zonder vermindering) vastgesteld volgens het onderstaande tarief, gelet op de referentiebezoldiging, d.w.z. : - ofwel het jaarbedrag van de normale in België betaalde of toegekende brutobezoldiging die onmiddellijk vóór de herziening die tot de uitbetaling van de achterstallen aanleiding gaf aan de verkrijger van de inkomsten werd betaald; - ofwel de bezoldiging die tot grondslag diende voor het vaststellen van de opzeggingsvergoeding of, bij gebreke daaraan, de bezoldiging die de verkrijger heeft ontvangen tijdens de laatste periode van normale activiteit in dienst van de werkgever die de vergoeding uitbetaalt.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 58. Bezoldigingen voor stukwerk De bedrijfsvoorheffing op bezoldigingen toegekend aan werklieden die stukwerk verrichten en van wie de onregelmatige en door de werkgever niet gecontroleerde prestaties niet worden uitgedrukt in dagen, weken, veertien dagen of maanden arbeid, wordt berekend volgens de regels van de nrs.51 tot 55, met inachtneming van de duur van het tijdperk waarop de bezoldigingen betrekking hebben. Afdeling 2. - Brugpensioenen

59. In afwijking van nr.23 wordt de bedrijfsvoorheffing op brugpensioenen van werknemers betaald of toegekend aan andere niet-inwoners dan diegenen vermeld in de nrs. 10, B en C, vastgesteld overeenkomstig de hierna volgende regels. 60. Brugpensioenen Vergoedingen, in het kader of naar aanleiding van een brugpensioenregeling aan ontslagen of op rust gestelde werknemers betaald of toegekend, zijn van de bedrijfsvoorheffing vrijgesteld in zover hun totaalbedrag het maximumbedrag inzake werkloosheidsuitkering niet te boven gaat. Voor het gedeelte van het totaalbedrag van die vergoedingen dat het hierboven vermelde maximumbedrag inzake werkloosheidsuitkering te boven gaat, moeten de schuldenaars van dat gedeelte bedrijfsvoorheffing inhouden en storten. Die bedrijfsvoorheffing wordt volgens de regels van de nrs. 61 en 62 berekend op het totaalbedrag van de vergoedingen. 61. Maandelijkse brugpensioenen A.Wanneer het totaalbedrag van deze maandelijkse vergoedingen niet hoger is dan 7.500,00 EUR wordt de bedrijfsvoorheffing vastgesteld volgens schaal III. B. Wanneer het totaalbedrag van deze maandelijkse vergoedingen hoger is dan 7.500,00 EUR wordt de bedrijfsvoorheffing als volgt vastgesteld : a) het maandelijkse totaalbedrag afronden op het lagere veelvoud van vijftien euro; b) de bedrijfsvoorheffing op dat afgeronde bedrag is gelijk aan 3.583,56 EUR verhoogd met 53,50 pct. van het gedeelte van het maandelijkse totaalbedrag boven 7.500,00 EUR. 62. Anders dan per maand betaalde brugpensioenen Voor de anders dan per maand betaalde brugpensioenen bedraagt de bedrijfsvoorheffing het dertigste van het product verkregen door vermenigvuldiging van het bedrag van de bedrijfsvoorheffing dat zou verschuldigd zijn op het overeenstemmende maandelijkse totaalbedrag van het brugpensioen, met het aantal dagen van het tijdperk waarop het brugpensioen betrekking heeft. Afdeling 3. - Bezoldigingen van bedrijfsleiders

63. In afwijking van de nrs.44 tot 49 wordt de bedrijfsvoorheffing op bezoldigingen van bedrijfsleiders, betaald of toegekend aan andere niet-inwoners dan diegenen vermeld in de nrs. 42, B en C, vastgesteld overeenkomstig de hierna volgende regels.

Onderafdeling 1. - Maandelijkse brutobezoldigingen tot 7.500,00 EUR 64. Wanneer de maandelijkse brutobezoldigingen niet hoger zijn dan 7.500,00 EUR wordt de bedrijfsvoorheffing vastgesteld volgens schaal III. 64bis. De bedrijfsvoorheffing vastgesteld volgens die schaal wordt verminderd met 30 pct. van - de verplichte inhoudingen ter uitvoering van een groepsverzekeringscontract; - de verplichte inhoudingen ter uitvoering van een extrawettelijke voorzorgsregeling van verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood. - de inhoudingen die betrekking hebben op de individuele voortzetting van een pensioentoezegging overeenkomstig artikel 1453, 3e lid, van het WIB 92.

Onderafdeling 2. - Maandelijkse brutobezoldigingen boven 7.500,00 EUR 65. Wanneer de maandelijkse brutobezoldigingen hoger zijn dan 7.500,00 EUR wordt de bedrijfsvoorheffing als volgt vastgesteld : a) de maandelijkse brutobezoldiging afronden op het lagere veelvoud van vijftien euro; b) de bedrijfsvoorheffing op dat afgeronde bedrag is gelijk aan 3.535,41 EUR verhoogd met 53,50 pct. van het gedeelte van de maandelijkse brutobezoldiging boven 7.500,00 EUR. 65bis. Van de bedrijfsvoorheffing berekend overeenkomstig nr. 65 mag nog de vermindering voor groepsverzekering en voor extrawettelijke verzekering tegen ouderdom of vroegtijdige dood worden afgetrokken; die vermindering is vermeld onder nr 64bis.

Onderafdeling 3. - Bijzondere regels 66. Periodieke betalingen anders dan per maand Voor periodieke bezoldigingen die anders dan per maand worden betaald, bedraagt de bedrijfsvoorheffing het twintigste van het product, verkregen door vermenigvuldiging van het bedrag van de bedrijfsvoorheffing, dat volgens de regel van nr.64 of 65 verschuldigd is op de overeenstemmende maandbezoldiging, met het aantal werkdagen van het tijdperk waarop de bezoldiging betrekking heeft. 67. Niet-periodieke bezoldigingen De bedrijfsvoorheffing op niet-periodieke bezoldigingen is gelijk aan twaalf maal het verschil tussen : - eensdeels, de voorheffing die volgens de regels van de nrs.64 tot 66 verschuldigd is op een inkomen gelijk aan de periodieke bezoldigingen van de maand waarin de niet-periodieke bezoldiging wordt betaald of toegekend, verhoogd met een twaalfde van de niet-periodieke bezoldiging; - anderdeels, de voorheffing die volgens dezelfde regels verschuldigd is op de periodieke bezoldigingen van de maand waarin de niet-periodieke bezoldiging wordt betaald of toegekend. HOOFDSTUK VI. - Presentiegelden 6 8. Presentiegelden die baten zijn als vermeld in artikel 23, § 1, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 Presentiegelden betaald of toegekend aan personen voor wie die presentiegelden baten zijn als vermeld in artikel 23, § 1, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (leden van provincie- en gemeenteraden, van agglomeratieraden, van raden voor maatschappelijk welzijn, van beheerscomités van openbare instellingen of lichamen, enz.) zijn voor hun brutobedrag aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen tegen het in nr. 24 vermelde tarief. 69.... HOOFDSTUK VII. - Prijzen, subsidies, renten of pensioenen vermeld in artikel 90, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 7 0. Grondslag en tarief De bedrijfsvoorheffing bedraagt 18,17 pct.van het brutobedrag voor de prijzen, subsidies, renten of pensioenen die Belgische of buitenlandse openbare machten of openbare instellingen zonder winstoogmerken in België betalen of toekennen aan geleerden, schrijvers of kunstenaars, met uitzondering van de sommen die zijn betaald of toegekend als bezoldiging van bewezen diensten en beroepsinkomsten zijn.

Evenwel bedraagt de bedrijfsvoorheffing 26,75 pct. van het brutobedrag voor de prijzen, subsidies, renten of pensioenen die Belgische openbare machten of openbare instellingen betalen of toekennen aan geleerden, schrijvers of kunstenaars die niet-inwoner zijn, met uitzondering van de sommen die betaald of toegekend zijn als bezoldiging van bewezen diensten en beroepsinkomsten zijn. 71. Vrijstelling Met betrekking tot de prijzen en de gedurende twee jaar betaalde of toegekende subsidies is geen bedrijfsvoorheffing verschuldigd op de eerste schijf van 3.250,00 EUR. Bovendien zijn de prijzen en subsidies niet aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen, indien zij overeenkomstig artikel 53 van dit besluit zijn vrijgesteld. HOOFDSTUK VIII. - Onderhoudsuitkeringen en kapitalen vermeld in artikel 90, 3° en 4°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, die aan niet-rijksinwoners worden betaald 7 2. Uitkeringen Op het bedrag van de in artikel 90, 3° en 4°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde uitkeringen die rijksinwoners aan niet-rijksinwoners betalen, is een bedrijfsvoorheffing verschuldigd van 26,75 pct.op 80 pct. van het bedrag van die uitkeringen. 73. Kapitalen A.Wanneer in nr. 72 vermelde uitkeringen worden vervangen door een kapitaal dat wordt betaald aan een niet-inwoner die gedurende het volledige belastbare tijdperk in België een tehuis heeft behouden, bedraagt de bedrijfsvoorheffing 26,75 pct. van 80 pct. van het jaarbedrag van die uitkeringen.

Het jaarbedrag van de uitkeringen wordt vastgesteld door op het kapitaal artikel 73 van dit besluit toe te passen.

B. Wanneer nochtans in nr. 72 vermelde uitkeringen worden vervangen door een kapitaal dat wordt betaald aan een niet-inwoner die niet gedurende het volledige belastbare tijdperk een tehuis in België heeft behouden, bedraagt de bedrijfsvoorheffing 26,75 pct. van 80 pct. van dat kapitaal. HOOFDSTUK IX. - In artikel 87, 5°, a tot c en e, van dit besluit vermelde inkomsten, betaald of toegekend aan niet-inwoners vermeld in die bepaling 7 4. Grondslag en tarief Voor de inkomsten vermeld in artikel 87, 5°, a tot c en e, van dit besluit, betaald of toegekend aan aldaar vermelde niet-inwoners, moet de bedrijfsvoorheffing onderscheidenlijk als volgt worden berekend : a) op 30,28 pct.van het brutobedrag voor de winst en baten vermeld in artikel 87, 5°, a; b) volgens de regels en het tarief van nr.24 voor de inkomsten vermeld in artikel 87, 5°, b; c) op 3,40 pct.van het brutobedrag van de premies betreffende de in België gedane verrichtingen voor de winst vermeld in artikel 87, 5°, c; d) op 32,29 pct.van het brutobedrag voor de winst vermeld in artikel 87, 5°, e. HOOFDSTUK X. - Inkomsten van podiumkunstenaars en sportbeoefenaars die niet-inwoners zijn 7 5. Grondslag en tarief In afwijking van de bepalingen van de hoofdstukken II en V en van nr. 74, a en b, wordt de bedrijfsvoorheffing eenvormig vastgesteld op 18 pct. van het brutobedrag van de inkomsten vermeld in artikel 87, 5°, d, van dit besluit, verminderd met een forfaitair bedrag voor kosten opgenomen in onderstaande tabel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Het forfait wordt per schuldenaar van bedrijfsvoorheffing vastgesteld naargelang van de in België door de sportbeoefenaar of podiumkunstenaar gepresteerde dagen waarvoor hij wordt vergoed.

Volgende bedragen mogen in aanmerking genomen worden : - 400,00 EUR voor de eerste dag; - 100,00 EUR voor elke volgende gepresteerde dag.

Het aantal gepresteerde dagen dient evenwel per schuldenaar van bedrijfsvoorheffing voor elke sportbeoefenaar of podiumkunstenaar te worden beperkt tot 10 dagen per kalenderjaar. HOOFDSTUK XI. - Winst en baten van niet-inwonende vennoten of leden van burgerlijke vennootschappen of van verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, vermeld in artikel 229, § 3, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 7 6. Grondslag en tarief De in artikel 87, 7°, van dit besluit vermelde inkomsten van iedere vennoot of ieder lid zijn aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen naar het volgende onderscheid : A Inkomsten die worden geacht te zijn toegekend aan niet-rijksinwoners vermeld in artikel 227, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 : de bedrijfsvoorheffing wordt vastgesteld volgens het onderstaande tarief (zonder vermindering) : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld B.Inkomsten die worden geacht te zijn toegekend aan niet-inwoners vermeld in artikel 227, 2°, van voormeld Wetboek : de bedrijfsvoorheffing wordt éénvormig vastgesteld op 33,99 pct. HOOFDSTUK XII. - In artikel 87, 8°, van dit besluit vermelde meerwaarden, verwezenlijkt door niet-inwoners in het kader van hun beroepswerkzaamheid 7 7. De in artikel 87, 8°, van dit besluit vermelde meerwaarden, vastgesteld krachtens artikel 235, 1° of 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zijn aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen naar het volgende onderscheid : A.Meerwaarden verwezenlijkt door niet-rijksinwoners vermeld in artikel 227, 1°, van voormeld Wetboek, zijn aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen tegen het in nr. 76, A, vermelde tarief (zonder vermindering).

In afwijking van vorig lid worden meerwaarden verwezenlijkt op onroerende goederen die op het ogenblik van hun vervreemding sedert meer dan 5 jaar voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt, aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen tegen het tarief van 17,66 pct. (zonder vermindering).

B. Meerwaarden verwezenlijkt door niet-inwoners vermeld in artikel 227, 2°, van voormeld Wetboek : de bedrijfsvoorheffing wordt éénvormig vastgesteld op 33,99 pct. HOOFDSTUK XIII. - Aanvullende inhoudingen 7 8. Algemeen A.Ten laatste vanaf de eerste betaling tijdens de tweede maand na de datum van de schriftelijke aanvraag die de verkrijger van de inkomsten daartoe tot de schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing richt, MOET deze laatste, boven de inhoudingen volgens de nrs. 1 tot 74, aanvullende inhoudingen van bedrijfsvoorheffing doen.

Deze aanvullende inhoudingen moeten bij elke betaling of toekenning van inkomsten gebeuren volgens een vast bedrag dat door de verkrijger zelf in zijn aanvraag wordt voorgesteld.

De verkrijger van de inkomsten is door zijn aanvraag gebonden tot hij ze herroept. De herroeping heeft slechts uitwerking vanaf de eerste betaling tijdens de derde maand die op de herroeping volgt.

B. Buiten de regeling van punt A MOGEN de schuldenaars van de bedrijfsvoorheffing op de inkomsten die zij betalen of toekennen en op aanvraag van de verkrijgers daarvan, hogere bedragen inhouden dan die welke volgen uit de toepassing van de nrs. 1 tot 74. 79. Bedrijfsvoorheffing vermeld in artikel 158 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 Om als bedrijfsvoorheffing voor de toepassing van artikel 158 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 in aanmerking te kunnen komen, moeten de in nr.78 vermelde aanvullende inhoudingen op bezoldigingen vermeld in de nrs. 42 tot 49 : a) gedaan worden op alle vaste en veranderlijke bezoldigingen die de werkgever in de loop van het jaar aan de verkrijgers betaalt of toekent;b) binnen de gestelde termijn bij de ontvanger van de belastingen worden gestort; c) bovendien, wanneer het aanvullende inhoudingen betreft als vermeld in nr.78, B : - ofwel een eenvormig gedeelte vertegenwoordigen van de bedrijfsvoorheffing berekend volgens de nrs. 42 tot 49; - ofwel het verschil vertegenwoordigen tussen het bedrag dat voor het hele jaar wordt berekend tegen een forfaitair percent en de bedrijfsvoorheffing berekend volgens de nrs. 42 tot 49.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 18 december 2006.

ALBERT Van Koningswege :De Minister van Financiën, D. REYNDERS ______ Nota's (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 10 april 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juli 1992. Wet van 6 juli 1994, Belgisch Staatsblad van 16 juli 1994.

Wet van 15 maart 1999, Belgisch Staatsblad van 27 maart 1999.

Programmawet (I) van 24 december 2002, Belgisch Staatsblad van 31 december 2002 (1ste uitgave).

Koninklijk besluit van 20 december 1996, Belgisch Staatsblad van 31 december 1996 (4e uitgave).

Koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, Belgisch Staatsblad van 13 september 1993.

Koninklijk besluit van 22 oktober 1993, Belgisch Staatsblad van 29 oktober 1993.

Koninklijk besluit van 10 januari 1997, Belgisch Staatsblad van 11 februari 1997.

Koninklijk besluit van 20 mei 1997, Belgisch Staatsblad van 10 juni 1997.

Koninklijk besluit van 5 december 1997, Belgisch Staatsblad van 31 december 1997.

Koninklijk besluit van 24 juni 1999, Belgisch Staatsblad van 14 augustus 1999.

Koninklijk besluit van 4 december 2003, Belgisch Staatsblad van 17 december 2003 (1ste uitgave).

Koninklijk besluit van 15 december 2005, Belgisch Staatsblad van 28 december 2005 (1e uitgave).

Koninklijk besluit van 2 februari 2006, Belgisch Staatsblad van 14 februari 2006 (2e uitgave).

Bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en Gewesten, Belgisch Staatsblad van 17 januari 1989.

Wetten op de Raad van State, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 12 januari 1973, Belgisch Staatsblad van 21 maart 1973.

Wet van 4 juli 1989, Belgisch Staatsblad van 25 juli 1989.

Wet van 4 augustus 1996, Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1996, err. 8.10.1996.

^