Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 02 februari 2006
gepubliceerd op 02 maart 2006

Koninklijk besluit tot wijziging, wat de cumulatie van uitkeringen met een beroepsinkomen betreft, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2006022194
pub.
02/03/2006
prom.
02/02/2006
ELI
eli/besluit/2006/02/02/2006022194/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

2 FEBRUARI 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging, wat de cumulatie van uitkeringen met een beroepsinkomen betreft, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op de artikelen 104, gewijzigd bij de wet van 24 december 2002, 108, eerste lid, 3°, en 113, tweede lid, vervangen bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op de artikelen 219ter, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 13 april 1997 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 februari 2000, 5 maart 2002 en 11 juli 2003, 230, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 maart 2002 en 19 februari 2003, 231, hernummerd bij het koninklijk besluit van 19 februari 2003, en 235;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de uitkeringsverzekering voor werknemers van de Dienst voor uitkeringen van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, gegeven op 13 juli 2004 en 15 september 2004;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 22 oktober 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 4 mei 2005;

Gelet op het Advies 38.552/1 van de Raad van State, gegeven op 30 juni 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 219ter van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 13 april 1997 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 februari 2000, 5 maart 2002 en 11 juli 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, tweede lid, wordt vervangen door het volgende lid : « Het bedrag van de uitkering wordt evenwel beperkt overeenkomstig artikel 230, § 1, rekening houdend met het bedrag van het in werkdagen gewaardeerde beroepsinkomen, dat de gerechtigde ontvangt, hetzij na de aanpassing van de arbeidsomstandigheden of de risicogebonden werktijden, hetzij na de verandering van de arbeidsplaats.»; 2° § 1, derde lid, wordt opgeheven;3° § 2, tweede lid, wordt vervangen door het volgende lid : « Die uitkering wordt beperkt tot het bedrag van de uitkering berekend op de som van de lonen, bedoeld in artikel 113, derde lid, van de gecoördineerde wet die zij ontving vóór de voormelde maatregel inzake moederschapsbescherming en beperkt overeenkomstig artikel 230, § 1, rekening houdend met het bedrag van het in werkdagen gewaardeerde beroepsinkomen dat de gerechtigde verder ontvangt ingevolge de voormelde maatregel inzake moederschapsbescherming.»; 4° § 2, derde lid, wordt opgeheven;5° § 4 wordt opgeheven.

Art. 2.In artikel 230 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 maart 2002 en 19 februari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, derde lid, wordt vervangen door het volgende lid : « Het brutobedrag van het beroepsinkomen wordt verminderd met het bedrag van de socialezekerheidsbijdragen ten laste van de gerechtigde. Het bedrag van het in werkdagen gewaardeerde beroepsinkomen wordt bovendien slechts in aanmerking genomen ten belope van het volgende percentage, bepaald per inkomensschijf : eerste schijf van 9,06 euro : 0 pct. tweede schijf van 9,06 euro : 25 pct. derde schijf van 9,06 euro : 50 pct. vierde schijf hoger dan het totaal van de vorige schijven : 75 pct. »; 2° § 1, laatste lid, wordt vervangen door het volgende lid : « De voordelen toegekend door de instellingen die als opdracht de sociale en beroepsreclassering van de mindervaliden hebben, of door de contracterende ondernemingen of openbare instellingen, overeenkomstig het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 19 juni 1990 houdende oprichting van een « Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit einer Behinderung », het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap, het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 17 maart 1994 « relatif à l'intégration sociale et professionnelle des personnes handicapées », en het decreet van het Waalse Gewest van 6 april 1995 « relatif à l'intégration des personnes handicapées », en de uitvoeringsbesluiten ervan, worden niet in aanmerking genomen voor de beperking van de arbeidsongeschiktheidsuitkering overeenkomstig de bepalingen van het eerste lid.De gerechtigde vraagt aan de betrokken instelling, onderneming of openbare instelling een verklaring die vaststelt dat de voordelen toegekend worden in overeenstemming met het betrokken decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan. Deze verklaring wordt bij het dossier van de gerechtigde gevoegd. »

Art. 3.Artikel 231 van hetzelfde besluit, hernummerd bij het koninklijk besluit van 19 februari 2003, wordt opgeheven.

Art. 4.Artikel 235, § 2, van hetzelfde besluit, wordt vervangen door de volgende bepalingen : « § 2. Onverminderd de bepalingen van de wetgeving inzake rust- en overlevingspensioenen, kan de gerechtigde, die, enerzijds, in het genot is van een ouderdoms-, een rust-, een anciënniteitspensioen of eender welk als dergelijk geldend voordeel, toegekend hetzij door een Belgische of een buitenlandse instelling van sociale zekerheid, hetzij door een openbaar bestuur, een openbare instelling of een instelling van openbaar nut, en, anderzijds, een tegemoetkoming bedoeld in artikel 229, eerste lid, respectievelijk aanspraak maken, naargelang hij personen ten laste heeft of niet, op een bedrag gelijk aan het verschil tussen 170 of 145 pct. van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, vastgesteld voor de gerechtigde met personen ten laste, en het bedrag van het pensioen of als dergelijk pensioen geldend voordeel, toegekend in één der hierboven bedoelde toestanden, en de tegemoetkoming bedoeld in artikel 229, eerste lid, samen in werkdagen gewaardeerd, zonder het dagbedrag van de uitkering te mogen overschrijden dat hem zou toegekend worden indien er geen cumulatie was.

Voor de toepassing van het vorig lid wordt geen rekening gehouden met de tegemoetkomingen, bedoeld in artikel 229, derde lid. »

Art. 5.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2005.

Art. 6.Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 2 februari 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, R. DEMOTTE

^