gepubliceerd op 20 juni 1997
Koninklijk besluit houdende vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren van het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau
20 MEI 1997. Koninklijk besluit houdende vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren van het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11, vervangen door de wet van 22 juli 1993;
Gelet op het koninklijk besluit van 23 januari 1980 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de Belgische Dienst voor Bedrijfsleven en Landbouw en vaststelling van zijn weddeschalen;
Gelet op het koninklijk besluit van 15 juli 1985 houdende hiërarchische indeling van de graden waarvan de personeelsleden van de Belgische Dienst voor Bedrijfsleven en Landbouw titularis kunnen zijn;
Gelet op het koninklijk besluit van 17 augustus 1989 tot vaststelling van de weddeschalen verbonden aan de bijzondere graden bij het Ministerie van Economische Zaken;
Gelet op het koninklijk besluit van 14 september 1994 houdende vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren in de rijksbesturen die behoren tot de niveaus 2, 3 en 4;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 februari 1995 houdende coördinatie van de wet van 10 november 1967 houdende oprichting van het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 april 1995 houdende vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren in de rijksbesturen die behoren tot de niveaus 1 et 2 +;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddeschalen der aan verscheidene ministeries gemene graden;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 oktober 1995 houdende oprichting van de onthaalpersoneelsformatie van het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 juni 1996 houdende wijziging van diverse verordeningsbepalingen toepasselijk op de rijksambtenaren;
Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau;
Gelet op het advies van de Afgevaardigde van de Minister van Financiën bij het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 21 oktober 1996;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 21 oktober 1996, Gelet op het protocol nr. 97-03-13/7 van 13 maart 1997, waarin de conclusies van de onderhandeling in het sectorcomité V zijn vermeld;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de loopbaan van de ambtenaren in dienst bij het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau, onverwijld moet worden aangepast in het functioneel belang van dat Bureau;
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau worden de volgende bijzondere graden geschrapt : - vanaf 1 januari 1994 in rang 13 : rechtskundig adviseur in rang 20 : adjunct-controleur of controleur 2e klasse in rang 32 : eerstaanwezend boekhoudingsklerk - vanaf de inwerkingtredingsdatum van dit besluit in rang 12 : eerstaanwezend inspecteur-hoofd van dienst in rang 11 : eerstaanwezend inspecteur in rang 11 : inspecteur-revisor
Art. 2.1 : De ambtenaren die titularis zijn van één van de graden geschrapt in artikel 1, en die hierna in de linkerkolom voorkomen, worden ambtsthalve benoemd op de in artikel 1 vermelde respectievelijke data in de graad die ernaast in de rechterkolom voorkomt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2 : De ambtenaren, die krachtens 1 benoemd zijn, behouden in hun nieuwe graad de graadanciënniteit welke verkregen was in de graad waarvan ze titularis waren. 3 : Voor de berekening van de graadanciënniteit van de ambtenaren die in een graad van rang 10 worden benoemd, worden de in aanmerking komende diensten die gepresteerd zijn in een graad van de rangen 11 of 12 geacht verricht te zijn in de graad van rang 10. 4 : Voor de berekening van de graadanciënniteit van de ambtenaren die in een graad van rang 30 worden benoemd, worden de in aanmerking komende diensten die gepresteerd zijn in een graad van rang 32 geacht verricht te zijn in de graad van rang 30. 5 : De door deze ambtenaren verkregen wedde-anciënniteit wordt geacht verkregen te zijn in de nieuwe weddeschaal.
Art. 3.1 : Voor de ambtenaren die ambtshalve benoemd worden in een in 1 van artikel 2 van dit besluit vermelde gemene graden, wordt de wedde respectievelijk vastgesteld op de datum en in de schaal die in tabel 1 als bijlage aan dit besluit is opgenomen. 2 : In afwijking van artikel 2 1 van het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddeschalen der aan verscheidene ministeries gemene graden, behoudt de ambtenaar ambtshalve benoemd in de graad van klerk, voorheen bekleed met de geschrapte graad van eerstaanwezend boekhoudingsklerk en die in dienst is op 1 januari 1994, het voordeel van de weddeschaal 32/3.
Art. 4.Als overgangsmaatregel, kan de ambtenaar, houder van het diploma van landbouwkundig ingenieur, die op 1 januari 1994 ambtshalve in de hoedanigheid van bestuurssecretaris werd overgeheveld van de Centrale Dienst voor Contingenten en Vergunningen (Ministerie van Economische Zaken) naar het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau (BIRB), met ingang van die datum, door verandering van graad, op een in de personeelsformatie vacante betrekking worden benoemd tot de graad van landbouwkundig ingenieur, op de uitdrukkelijke voorwaarde dat hij geslaagd is voor het door het Vast Wervingssecretariaat georganiseerd vergelijkend examen voor landbouwkundig ingenieurs in het kader van de betrekkingen van lange duur van de Samenwerking met de ontwikkelingslanden.
Art. 5.Opgeheven worden voor het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau : 1) het koninklijk besluit van 23 januari 1980 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de Belgische Dienst voor Bedrijfsleven en Landbouw en vaststelling van zijn weddeschalen;2) het koninklijk besluit van 15 juli 1985 houdende hiërarchische indeling van de graden waarvan de personeelsleden van de Belgische Dienst voor Bedrijfsleven en Landbouw titularis kunnen zijn;3) het koninklijk besluit van 17 augustus 1989 tot vaststelling van de weddeschalen verbonden aan de bijzondere graden bij het Ministerie van Economische Zaken Art.6. Dit besluit treedt in werking de dag van de inwerkingtreding van de definitieve personeelsformatie van het Belgisch Interventie- en Restitutie bureau, die de nieuwe loopbanen integreert welke met de niveaus 1 en 2+ verbonden zijn.
Art. 7.Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 mei 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN CONVERSIETABEL VAN DE GESCHRAPTE GRADEN EN DE ERAAN VERBONDEN WEDDESCHALEN Bijlage 1 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 20 mei 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN