Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 januari 2007
gepubliceerd op 19 februari 2007

Koninklijk besluit houdende wijzigingen van diverse reglementaire bepalingen betreffende de controle van afwezigheden wegens ziekte van de personeelsleden van de rijksbesturen en betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen

bron
federale overheidsdienst personeel en organisatie
numac
2006002166
pub.
19/02/2007
prom.
17/01/2007
ELI
eli/besluit/2007/01/17/2006002166/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 JANUARI 2007. - Koninklijk besluit houdende wijzigingen van diverse reglementaire bepalingen betreffende de controle van afwezigheden wegens ziekte van de personeelsleden van de rijksbesturen en betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11, § 1, vervangen bij de wet van 22 juli 1993;

Gelet op de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, inzonderheid op artikel 31, vervangen bij de wet van 13 juni 1999;

Gelet op de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, inzonderheid op artikel 4, § 2, 1°, vervangen bij de wet van 20 mei 1997;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, inzonderheid op artikel 106;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid artikel 45, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 november 1998;

Gelet op het koninklijk besluit van 27 april 1981 houdende vaststelling van het bedrag der retributies verschuldigd voor bepaalde geneeskundige onderzoeken die door de Sociaal-Medische Rijksdienst worden uitgevoerd, inzonderheid op artikel 5, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 december 1994;

Gelet op het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst aangeworven in de federale overheidsdiensten, inzonderheid op artikel 3, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 augustus 1997, 27 oktober 2000, 28 januari 2002, 2 augustus 2002, 12 december 2002 en 3 augustus 2004;

Gelet op het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de Rijksbesturen, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij de koninklijk besluiten van 26 mei 1999, 10 juni 2002, 12 december 2002 en 12 oktober 2005, op artikel 2, op artikel 12, gewijzigd bij de koninklijk besluiten van 26 mei 1999, 12 december 2002 en 12 oktober 2005, op artikel 17, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 juni 2002, op artikel 42, op artikelen 47 tot 49, op de artikelen 50 tot 54, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 februari 2001, op de artikelen 55 tot 61, op de artikelen 62 tot 65, op artikel 125, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 28 januari 2002 en 10 juni 2002, op artikel 140, op artikel 143, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 juni 2002;

Overwegende dat de overheid wil komen tot een duidelijke en coherente regelgeving met betrekking tot de procedures rond de controle van de afwezigheden wegens ziekte;

Overwegende dat de bepalingen inzake het verlof en de disponibiliteit wegens ziekte en de verminderde prestaties wegens ziekte dienen verduidelijkt en aangevuld te worden;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 19 juni 2006;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 23 juni 2006;

Gelet op het protocol nr. 563 van 20 september 2006 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;

Gelet op advies 41.464/3 van de Raad van State, gegeven op 24 november 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en van Onze Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel

Artikel 1.Artikel 106 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel wordt aangevuld als volgt : « 7° wanneer de ambtenaar afwezig is van zijn dienst zonder dat hij een verlof of dienstvrijstelling gekregen heeft. » HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst aangeworven in de federale overheidsdiensten

Art. 2.Artikel 3, § 1, tweede lid, 2°, van het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst aangeworven in de federale overheidsdiensten wordt aangevuld als volgt : « c) uit een afwezigheid van de dienst zonder dat men daar een verlof of dienstvrijstelling voor gekregen heeft. » HOOFDSTUK III. - Wijziging van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen

Art. 3.Artikel 1, § 3, van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, gewijzigd bij de koninklijk besluiten van 26 mei 1999, 10 juni 2002, 12 december 2002 en 12 oktober 2005, wordt aangevuld als volgt : « 11° het verwittigen van de dienst van een afwezigheid ten gevolge van een ziekte of een ongeval, in toepassing van artikel 61, met uitzondering van het vierde lid, en de mogelijkheid voor het personeelslid om te opteren voor het gebruik van één dag jaarlijks vakantieverlof in het geval van een ongerechtvaardigde afwezigheid van één dag, in toepassing van artikel 62, § 2, zesde lid. »

Art. 4.Artikel 2, § 1, van hetzelfde besluit, wordt aangevuld met het volgende lid : « In afwijking van de bepalingen van het eerste lid, wordt onder werkdagen verstaan alle dagen met uitzondering van de zaterdagen, zondagen en feestdagen, bedoeld in artikel 14, § 1, voor de toepassing van artikel 52, eerste lid, artikel 53, § 2, artikel 62 en 63. »

Art. 5.In artikel 12, § 1, vierde lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijk besluiten van 26 mei 1999 en 12 december 2002, wordt het woord « vrouwelijk » geschrapt.

Art. 6.Artikel 17, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Dit verlof wordt toegestaan voor de normale duur van de stage of van de proefperiode. Indien het statuut geen stage of proefperiode voorziet is de maximumduur van dit verlof beperkt tot 2 jaar. »

Art. 7.In artikel 42, § 1, 2° van hetzelfde besluit worden de woorden « artikel 46 » vervangen door de woorden « artikel 46 en 47 ».

Art. 8.Artikel 47 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid : « De verlofdagen wegens ziekte ingevolge een arbeidsongeval dat of een beroepsziekte die de ambtenaar overkomen is bij een vorige werkgever, worden niet in aanmerking genomen om het aantal verlofdagen te bepalen dat de ambtenaar nog krachtens artikel 41 kan krijgen, voor zover dat de ambtenaar vergoedingen blijft genieten voor de ganse periode van tijdelijke arbeidsongeschiktheid, bedoeld in artikel 22 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, in artikel 34 van de wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970 of in iedere equivalente norm. »

Art. 9.In artikel 48 van hetzelfde besluit worden de woorden « artikel 112, 2° » vervangen door de woorden « artikel 112, § 3, 4° ».

Art. 10.Artikel 49 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 49.De ten gevolge van ziekte of ongeval afwezige ambtenaar staat onder het geneeskundig toezicht van het in het derde lid bedoelde bestuur, overeenkomstig de artikelen 62 tot 64.

Onverminderd de op het bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelslid van toepassing zijnde bepalingen, staat het personeelslid dat afwezig is ten gevolge van ziekte of ongeval onder het geneeskundig toezicht van het in het derde lid bedoelde bestuur.

Het Bestuur van de medische expertise wordt aangewezen om de controle uit te voeren op de afwezigheden ten gevolge van ziekte of ongeval. »

Art. 11.Artikel 50 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 9 februari 2001, wordt vervangen als volgt : «

Art. 50.Met het oog op zich opnieuw aan te passen aan het normale arbeidsritme, kan een ambtenaar zijn ambt met verminderde prestaties wegens ziekte uitoefenen. Deze verminderde prestaties moeten onmiddellijk aansluiten bij een ononderbroken afwezigheid wegens ziekte van tenminste dertig dagen.

De afwezigheden van een ambtenaar tijdens deze periode worden met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld.

De verminderde prestaties worden elke dag verricht. »

Art. 12.In artikel 51 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 9 februari 2001, worden de woorden « de sociaal-medische rijksdienst » vervangen door de woorden « het Bestuur van de medische expertise ».

Art. 13.Artikel 52 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 februari 2001, wordt vervangen als volgt : «

Art. 52.De wegens ziekte afwezige ambtenaar die verminderde prestaties wegens ziekte of een verlenging bedoeld in artikel 54, tweede lid, wenst te genieten, dient het advies verkregen te hebben van de arts van het Bestuur van de medische expertise ten minste vijf werkdagen voor de aanvang van de verminderde prestaties.

Deze ambtenaar dient een geneeskundig getuigschrift en een plan voor reïntegratie voor te leggen van zijn behandelend arts. In het plan voor reïntegratie vermeldt de behandelend arts de vermoedelijke datum van de volledige werkhervatting. »

Art. 14.Artikel 53 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 53.§ 1. De arts die door het Bestuur van de medische expertise is aangewezen om de ambtenaar te onderzoeken, spreekt zich uit over diens lichaamsgeschiktheid om zijn ambt ten belope van 50 %, 60 % of 80 % van zijn normale prestaties weder op te nemen. Deze overhandigt zo spoedig mogelijk, eventueel na raadpleging van diegene die het in artikel 52 bedoelde geneeskundig getuigschrift heeft afgeleverd, zijn bevindingen schriftelijk aan de ambtenaar. Indien de ambtenaar op dat ogenblik kenbaar maakt dat hij niet akkoord gaat met de bevindingen van de arts van het Bestuur van de medische expertise, wordt dit door deze laatste vermeld op voornoemd geschrift. § 2. Binnen twee werkdagen na de overhandiging van de bevindingen door de arts van het Bestuur van de medische expertise, kan de meest belanghebbende partij met het oog op het beslechten van het medische geschil en in onderling akkoord een arts-scheidsrechter aanwijzen.

Indien geen akkoord kan worden bereikt binnen de twee werkdagen kan de meest belanghebbende partij met het oog op het beslechten van het medisch geschil een arts-scheidsrechter aanwijzen die voldoet aan de bepalingen van de wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde en voorkomt op de lijst die in uitvoering van voornoemde wet werd vastgesteld.

De arts-scheidsrechter voert het medisch onderzoek uit en beslist in het medisch geschil binnen drie werkdagen na zijn aanwijzing. Alle andere vaststellingen blijven onder het beroepsgeheim.

De kosten van deze procedure, alsmede de eventuele verplaatsingskosten van de ambtenaar, vallen ten laste van de verliezende partij De arts-scheidsrechter brengt diegene die het geneeskundig getuigschrift heeft afgeleverd en de arts van het Bestuur van de medische expertise op de hoogte van zijn beslissing. Het Bestuur van de medische expertise en de ambtenaar worden onmiddellijk schriftelijk bij een ter post aangetekende brief verwittigd door de arts-scheidsrechter. »

Art. 15.Artikel 54 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 9 februari 2001, wordt vervangen als volgt : «

Art. 54.Een ambtenaar zal zijn ambt opnieuw kunnen opnemen ten belope van 50 %, 60 % of 80 % van zijn normale prestaties voor een periode van maximum dertig kalenderdagen.

Nochtans mogen verlengingen worden toegestaan voor ten hoogste dezelfde periode, indien het Bestuur van de medische expertise bij een nieuw onderzoek oordeelt dat de gezondheidstoestand van de ambtenaar dit wettigt. De bepalingen van artikel 53 zijn van toepassing.

Bij elk onderzoek oordeelt het Bestuur van de medische expertise welk arbeidsstelsel het meest geschikt is. »

Art. 16.Hoofdstuk IX van hetzelfde besluit, bestaande uit de artikelen 55 tot 68, wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK IX. -- Disponibiliteit wegens ziekte

Art. 55.De disponibiliteit wegens ziekte wordt uitgesproken door de voorzitter van het directiecomité of de secretaris-generaal of door het hoofd van het bestuur aan wie hij deze bevoegdheid heeft toegekend.

Art. 56.§ 1. Onverminderd artikel 46 is de ambtenaar die wegens ziekte afwezig is na het maximum aantal verlofdagen hem toegekend bij artikel 41, van rechtswege in disponibiliteit wegens ziekte. § 2. Hij behoudt zijn recht op bevordering en op bevordering in zijn weddeschaal. § 3. De artikelen 47 en 62 tot 64 zijn van toepassing op de ambtenaar in disponibiliteit wegens ziekte.

Art. 57.De ambtenaar die in disponibiliteit wegens ziekte is, ontvangt een wachtgeld dat gelijk is aan 60 % van zijn laatste activiteitswedde.

Het bedrag van dit wachtgeld mag echter in geen geval lager liggen dan : 1° de vergoedingen die de betrokkene in dezelfde toestand zou ontvangen indien de sociale-zekerheidsregeling op hem toepasselijk was geweest sinds het begin van zijn afwezigheid;2° het pensioen dat hij zou verkregen hebben indien hij, op de datum van zijn indisponibiliteitstelling, tot de vervroegde oppensioenstelling wegens lichamelijke ongeschiktheid was toegelaten. Het wachtgeld wordt vastgesteld op grondslag van de laatste activiteitswedde, in voorkomend geval herzien bij toepassing van artikel 9 van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der federale overheidsdiensten.

In geval van cumulatie van betrekkingen wordt het wachtgeld slechts toegekend op grond van het hoofdambt.

Art. 58.In afwijking van artikel 57, ontvangt de ambtenaar die in disponibiliteit wegens ziekte is een maandelijks wachtgeld dat gelijk is aan het bedrag van zijn laatste activiteitswedde indien de ziekte waaraan hij lijdt door het Bestuur van de medische expertise als een ernstige en langdurige ziekte wordt erkend. De arts van het Bestuur van de medische expertise bepaalt de aanvangsdatum van het recht.

Art. 59.De disponibiliteit wegens ziekte maakt geen einde aan de stelsels van loopbaanonderbreking bedoeld in hoofdstuk XIII, noch aan het verlof voor verminderde prestaties bedoeld in hoofdstuk XIV, noch aan de stelsels van halftijdse vervroegde uittreding en van vrijwillige vierdagenweek zoals bedoeld in de wet van 10 april 1995 betreffende de arbeidsherverdeling in de openbare sector.

Voor de toepassing van artikel 58, is de laatste activiteitswedde deze, welke verschuldigd was overeenkomstig het prestatiestelsel op het ogenblik waarop de ambtenaar zich in disponibiliteit bevond.

Art. 60.§ 1. De minister beslist, volgens de behoeften van de dienst, of de betrekking waarvan de in disponibiliteit gestelde ambtenaar titularis was, als vacant moet worden beschouwd.

Hij kan die beslissing nemen zodra de disponibiliteit van de ambtenaar één jaar bereikt. § 2. Aan de in § 1 bedoelde ministeriële beslissing moet het advies van de voorzitter van het directiecomité of van de secretaris-generaal voorafgaan. »

Art. 17.Een hoofdstuk IXbis wordt ingevoegd in hetzelfde besluit, luidende : « HOOFDSTUK IXbis. - Controle op de afwezigheden tengevolge van ziekte of ongeval

Art. 61.De ambtenaar, die wegens ziekte of ongeval verhinderd is zijn ambt normaal uit te oefenen, is verplicht de overheid waaronder hij ressorteert, hiervan onmiddellijk op de hoogte te brengen volgens de modaliteiten bepaald door de voorzitter van het directiecomité of de secretaris-generaal.

Voor een afwezigheid wegens ziekte of ongeval die langer duurt dan één dag, dient de ambtenaar zo snel mogelijk een geneeskundig getuigschrift in te dienen bij het Bestuur van de medische expertise.

Het geneeskundig getuigschrift maakt melding van de ziekte, de waarschijnlijke duur ervan, de verblijfplaats van de ambtenaar en of de ambtenaar zich met het oog op de controle al dan niet naar een andere plaats mag begeven.

In afwijking van de bepalingen van het tweede lid, dient de ambtenaar onmiddellijk een geneeskundig getuigschrift in bij het Bestuur van de medische expertise wanneer de afwezigheid ten gevolge van ziekte of ongeval maar één dag bedraagt en wanneer de ambtenaar tijdens het lopende kalenderjaar reeds twee maal afwezig geweest is ten gevolge van ziekte of ongeval met een duur van één dag.

Indien de ambtenaar het nalaat van een geneeskundig getuigschrift in te dienen bij het Bestuur van de medische expertise overeenkomstig de bepalingen van dit artikel, dan bevindt hij zich van rechtswege in non-activiteit.

Art. 62.§ 1. De ambtenaar is verplicht de arts aangeduid door het Bestuur van de medische expertise, die voldoet aan de bepalingen van de wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde, hierna de controlearts, te ontvangen of in te gaan op de oproep om zich aan te melden bij de controlearts. De ambtenaar kan het medisch onderzoek niet weigeren.

De controle van de ambtenaar kan gebeuren op vraag van de overheid waaronder de ambtenaar ressorteert of op initiatief van het Bestuur van de medische expertise.

De controle van de ambtenaar kan gebeuren vanaf de eerste dag van de afwezigheid en tijdens de volledige periode van de afwezigheid ten gevolge van ziekte of ongeval.

Het medisch onderzoek vindt plaats in de woon- of verblijfplaats van de ambtenaar. Bij afwezigheid van de ambtenaar, laat de controlearts bericht achter waarin de ambtenaar wordt verzocht zich op het vermelde uur aan te melden bij de controlearts. De ambtenaar die de woon- of verblijfplaats mag verlaten, kan door het Bestuur van de medische expertise eveneens opgeroepen worden om zich voor een onderzoek aan te melden bij de controlearts.

De ambtenaar die het medisch onderzoek weigert of die het de controlearts onmogelijk maakt om het medisch onderzoek uit te voeren wordt van rechtswege in non-activiteit geplaatst. § 2. De controlearts gaat na of de afwezigheid ten gevolge van ziekte of ongeval gerechtvaardigd is en kan daarbij hoogstens constateren dat : 1° de afwezigheid ten gevolge van ziekte of ongeval medisch gerechtvaardigd is, 2° de afwezigheid ten gevolge van ziekte of ongeval medisch gerechtvaardigd is voor een kortere periode dan vermeld werd in het geneeskundig getuigschrift;3° de afwezigheid ten gevolge van ziekte of ongeval medisch ongerechtvaardigd is. De controlearts oefent zijn opdracht uit overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 van de wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde.

De controlearts overhandigt onmiddellijk, eventueel na raadpleging van diegene die het in artikel 61 bedoelde geneeskundig getuigschrift heeft afgeleverd, zijn bevindingen schriftelijk aan de ambtenaar.

Indien de ambtenaar op dat ogenblik kenbaar maakt dat hij niet akkoord gaat met de bevindingen van de controlearts, wordt dit door deze laatste vermeld op voornoemd geschrift.

In het geval bedoeld in het eerste lid, 2° en 3° gaat de werkhervatting in respectievelijk op de door de controlearts vastgestelde datum of, onverminderd artikel 63, op de eerste dag volgend op het onderzoek.

Wanneer de ambtenaar één dag afwezig is ten gevolge van ziekte of ongeval en geen arts heeft geraadpleegd, en de controlearts oordeelt na medisch onderzoek dat de afwezigheid ten gevolge van ziekte of ongeval niet gerechtvaardigd is, dan bevindt de ambtenaar zich van rechtswege in non-activiteit.

Niettemin kan de ambtenaar opteren voor het gebruik van één dag jaarlijks vakantieverlof met akkoord van de voorzitter van het directiecomité of de secretaris-generaal of diens afgevaardigde voor een afwezigheid van één dag waarvoor de ambtenaar geen arts geraadpleegd heeft wanneer de controlearts geoordeeld heeft dat de afwezigheid ten gevolge van ziekte of ongeval ongerechtvaardigd is. »

Art. 63.Binnen twee werkdagen na de overhandiging van de bevindingen door de controlearts, kan de meest belanghebbende partij met het oog op het beslechten van het medische geschil en in onderling akkoord een arts-scheidsrechter aanwijzen. Indien geen akkoord kan worden bereikt binnen de twee werkdagen kan de meest belanghebbende partij met het oog op het beslechten van het medisch geschil een arts-scheidsrechter aanwijzen die voldoet aan de bepalingen van de wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde en voorkomt op de lijst die in uitvoering van voornoemde wet werd vastgesteld.

Het Bestuur van de medische expertise kan de controlearts en de ambtenaar kan diegene die hem het geneeskundig getuigschrift overhandigd heeft, uitdrukkelijk machtiging geven om de arts-scheidsrechter aan te wijzen.

De arts-scheidsrechter voert het medisch onderzoek uit en beslist in het medisch geschil binnen drie werkdagen na zijn aanwijzing. Alle andere vaststellingen blijven onder het beroepsgeheim.

Indien de arts-scheidsrechter een negatieve beslissing neemt, wordt, de periode tussen de datum van werkhervatting bepaald door de controlearts en de datum van de beslissing van de arts-scheidsrechter, omgezet in non-activiteit.

De kosten van deze procedure, alsmede de eventuele verplaatsingskosten van de ambtenaar, vallen ten laste van de verliezende partij.

De arts-scheidsrechter brengt diegene die het geneeskundig getuigschrift heeft afgeleverd en de controlearts op de hoogte van zijn beslissing. Het Bestuur van de medische expertise en de ambtenaar worden schriftelijk bij een ter post aangetekende brief verwittigd.

Art. 64.Wanneer een ambtenaar tijdens een afwezigheid ten gevolge van ziekte of ongeval in het buitenland wil verblijven, dient hij hiervoor voorafgaand de toestemming te krijgen van het Bestuur van de medische expertise. »

Art. 18.Artikel 125, tweede lid, van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 10 juni 2002, wordt vervangen als volgt : « Het adoptieverlof, het opvangverlof, het moederschapsverlof en het vaderschapsverlof stellen een einde aan de stelsels van voltijdse en halftijdse loopbaanonderbreking. »

Art. 19.In artikel 140 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2, derde lid, wordt aangevuld als volgt : « Een wijziging van de werkkalender tijdens een lopende periode van verminderde prestaties moet steeds ingaan op de eerste dag van de maand.» 2° § 3 wordt vervangen als volgt : « § 3.De machtiging om verminderde prestaties te leveren wordt toegekend voor een periode van ten minste drie en ten hoogste vierentwintig maanden.

De ambtenaar die verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid wenst te genieten bij toepassing van dit artikel, deelt aan de overheid onder welke hij ressorteert de datum mee waarop de verminderde prestaties zullen aanvangen en de duur ervan. Die mededeling gebeurt schriftelijk minstens drie maanden vóór de aanvang van de verminderde prestaties, tenzij de overheid op verzoek van de betrokkene een kortere periode aanvaardt.

Voor elke verlenging wordt een aanvraag van de betrokken ambtenaar vereist. Zij moet ten minste een maand voor het verstrijken van het lopende verlof worden ingediend. »

Art. 20.Artikel 143, 1°, van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt : « 1° moederschapsverlof, vaderschapsverlof, ouderschapsverlof, adoptieverlof en opvangverlof; ». HOOFDSTUK IV.. - Slotbepalingen

Art. 21.Artikel 5 van het koninklijk besluit van 27 april 1981 houdende vaststelling van het bedrag der retributies verschuldigd voor bepaalde geneeskundige onderzoeken die door het Bestuur van de medische expertise worden uitgevoerd, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 april 1994, wordt opgeheven.

Art. 22.Artikel 45 van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 november 1998, wordt opgeheven.

Art. 23.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2007, met uitzondering van het artikel 7, dat uitwerking heeft met ingang van 1 december 1998.

Art. 24.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 januari 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Ambtenarenzaken, C. DUPONT De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^