gepubliceerd op 17 juni 2011
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 april 2009 houdende vaststelling van het vakantiegeld van het personeel van de politiediensten
11 JUNI 2011. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 april 2009Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/04/2009 pub. 08/05/2009 numac 2009009303 bron federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende vaststelling van het vakantiegeld van het personeel van de politiediensten sluiten houdende vaststelling van het vakantiegeld van het personeel van de politiediensten
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, geeft gevolg aan arrest nr. 212.774 van de Raad van State van 26 april 2011, waarbij de artikelen 3 en 4 van het
koninklijk besluit van 29 april 2009Relevante gevonden documenten
type
koninklijk besluit
prom.
29/04/2009
pub.
08/05/2009
numac
2009009303
bron
federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Koninklijk besluit houdende vaststelling van het vakantiegeld van het personeel van de politiediensten
sluiten houdende vaststelling van het vakantiegeld van het personeel van de politiediensten, werden vernietigd.
Het voornoemde besluit strekt er toe om aan alle leden van het politiepersoneel een vakantiegeld ten belope van 92 % van een maandwedde toe te kennen. Krachtens de voornoemde artikelen 3 en 4 was voor het jaar 2009 het percentage van 92 % van toepassing op de agenten van politie en enkel op de inspecteurs en de hoofdinspecteurs die op 1 oktober 2008 de volle leeftijd van 57 jaar hebben bereikt, terwijl een percentage van 65 % van toepassing was op de andere personeelsleden van het operationeel kader; voor het jaar 2010 was het percentage van 92 % van toepassing op de agenten van politie, op de inspecteurs en enkel op de hoofdinspecteurs die op 1 oktober 2008 de volle leeftijd van 57 jaar hebben bereikt, terwijl een percentage van 65 % van toepassing was op de andere personeelsleden van het operationeel kader.
Vanaf het jaar 2011 is het percentage van 92 % van toepassing op alle personeelsleden van het operationeel kader.
Het gemaakte onderscheid strekte er toe om personeelsleden op korte termijn (periode 2009-2010) aan te zetten om aan het werk te blijven en, in voorkomend geval, hun pensioenplannen voor die periode uit te stellen.
In zijn voornoemd arrest vond de Raad van State dit een objectieve en legitieme reden, maar oordeelde anderzijds dat niet werd verantwoord waarom dat voordeel beperkt kon blijven tot de in die artikelen vermelde personeelsleden en dat de officieren derhalve die maatregel niet konden genieten.
Uit punt 18 van het arrest blijkt duidelijk dat de door de Raad van State aan de kaak gestelde discriminatie het feit betreft dat geen enkele officier in 2009 en 2010 een vakantiegeld aan 92 % kon genieten; dit in tegenstelling tot leden van het basis- en middenkader met een bepaalde leeftijd die dit wel konden. Het algemene progressiepad wordt niet bekritiseerd.
Gelet op de verwevenheid van de in de artikelen 3 en 4 bedoelde regelingen, die een gedeeltelijke vernietiging niet zou hebben toegelaten, heeft de Raad van State die artikelen echter volledig vernietigd. Die volledige vernietiging noopt nu tot dit reparatiebesluit, want indien dit niet wordt genomen, zouden alle politieambtenaren voor de jaren 2009 en 2010 aanspraak maken op een vakantiegeld ten belope van 92 % van een maandwedde, wat de federale staat en de politiezones ettelijke miljoenen euros zou kosten, meer bepaald 31,5 miljoen voor de politiezones en 16 miljoen voor de federale politie.
Krachtens de nieuwe artikelen 3 en 4 zullen de leden van het operationeel kader in 2009 en 2010 recht hebben op een vakantiegeld ten belope van 65 %, behalve de agenten van politie, aan wie vanaf 2009 92 % wordt toegekend, en de leden van het basiskader, aan wie dit in 2010 eveneens wordt toegekend.
Gelet op het dictum van het arrest, wordt geen enkel onderscheid meer gemaakt volgens de leeftijd van personeelsleden van bepaalde kaders.
Er wordt wel opnieuw geopteerd voor de stapsgewijze invoering van het vakantiegeld ten belope van 92 % van een maandwedde, namelijk eerst aan de agenten van politie in 2009, vervolgens aan het basiskader in 2010 en in 2011 aan de hogere kaders.
Het spreekt vanzelf dat een dergelijke - zij het zeer korte - spreiding in de tijd ingegeven is door budgettaire motieven. Ook de Raad van State, in zijn voornoemde arrest, heeft geoordeeld dat een dergelijke beleidskeuze niet kennelijk onredelijk is.
Personeelsleden mogen alleen niet op onverantwoorde wijze ongelijk behandeld worden; de maatregel moet kunnen verantwoord worden door een criterium waarvoor een objectieve verantwoording bestaat die als redelijk wordt ervaren en niet buiten proportie is. Welnu, de verhoging van het vakantiegeld door in 2009 aan alle personeelsleden minstens 65 % van een maandwedde toe te kennen (92 % voor de agenten), het volgende jaar ook 92 % aan de inspecteurs om in 2011 ook voor de hogere kaders op 92 % uit te komen, maakt zeer zeker een objectief onderscheid - volgens kader - en is allerminst onredelijk of disproportioneel.
Immers, hoe hoger het kader, hoe hoger de daaraan verbonden loonschalen. De loonschalen van de agenten zijn lager dan die van de inspecteurs, die op hun beurt lager zijn dan die van de hogere kaders.
Op zich genomen is het feit van een algemene verhoging van de bezoldiging prioritair toe te kennen aan de personeelsleden met de laagste inkomens om dan binnen een periode van amper twee jaar die maatregel te veralgemenen tot alle anderen, zeker niet onredelijk. Uit het protocol nr. 125/1 van het Comité A (gemeenschappelijk onderhandelingscomité voor alle overheidsdiensten), dat de aanzet is geweest voor de verhoging van het vakantiegeld in de openbare sector, dus ook voor het politiepersoneel, blijkt dat de overheid zich ook had verbonden ten aanzien van de vakorganisaties om prioritair het vakantiegeld te verhogen voor de lagere niveaus eerst.
Een dergelijke maatregel wordt dus niet als onredelijk, noch als disproportioneel ervaren. Bovendien, het weze herhaald, wordt in 2009 wel degelijk ieders vakantiegeld verhoogd tot minimum 65 % van een maandwedde, ook voor de hogere kaders en dus de grotere inkomens.
Daarbij moet men ook weten dat de overgang van het oude vakantiegeld naar het nieuwe tot gevolg heeft dat men van een vakantiegeld waarvan een groot deel bestond uit een vast gedeelte, gelijk voor alle personeelsleden, evolueert naar een systeem waarbij de hoogte ervan volledig proportioneel is met die van de maandwedde van het betrokken personeelslid. Derhalve is het nominale verschil, in euros, tussen oud en nieuw vakantiegeld (= de « winst » door de invoering van het nieuwe systeem) groter naar gelang de wedde van het betrokken personeelslid groter is. Bij wijze van voorbeeld : een personeelslid met een hoog inkomen kan zijn vakantiegeld met meer zien toenemen aan 65 % van een maandwedde dan een personeelslid met een lager inkomen aan 92 %.
Dit fenomeen maakt dus ook dat het criterium - het kader en dus de loonschalengroepen - volgens hetwelke de trapsgewijze verhoging van het vakantiegeld wordt ingevoerd, een heel redelijk criterium is.
Tot slot moet worden vastgesteld dat een verschillende behandeling van personeelsleden volgens hun kader, noch nieuw, noch onredelijk is.
Reeds in zijn arrest 102/2003 van 22 juli 2003 oordeelde het Grondwettelijk Hof (in punt B.38.4 van dat arrest) dat de - van andere kaders afwijkende - inschaling van officieren niet onredelijk bleek vermits zij tot gevolg had dat hen een gunstiger loon werd toegekend dan in hun oud statuut; bovendien had de verzoeker nog bevorderingskansen die hij niet kon genieten in zijn oud statuut.
Dezelfde redenering kan - mutatis mutandis - gevolgd worden in het raam van het vakantiegeld : hoewel de hogere kaders initieel een lager percentage van een maandwedde als vakantiegeld genieten, gaan zij er nominaal, ook aan 65 %, stevig op vooruit.
Bovendien bereiken allen reeds in 2011 hetzelfde percentage, zijnde 92 % van de maandwedde. Zulks kan derhalve niet als onredelijk worden beschouwd, wel integendeel.
Door alzo en snel te handelen, vrijwaart de overheid de budgetten en werking van de politiediensten alsook de sociale vrede. Door het algemene progressiepad op identieke wijze te herstellen respecteert de overheid de essentie van het sociaal akkoord van 2008 en opteert zij dus voor een ongewijzigd beleid. Uiteraard is dit ook ingegeven door de regeringstoestand van lopende zaken en de in acht te nemen beperkte bevoegdheden van de bij dit besluit betrokken ministers. Het zal de volgende Regering met volle bevoegdheid toekomen om zich uit te spreken over een eventuele aanpassing van de vernietigde leeftijdsmaatregel. Het lijkt billijk om zolang geen terugvorderingen in te stellen, ook dit met het oog op de sociale vrede en het voorkomen van nog meer burgerrechtelijke geschillen.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Justitie, S. DE CLERCK De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. A. TURTELBOOM
ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling Wetgeving, tweede kamer, op 27 mei 2011 door de Minister van Binnenlandse Zaken verzocht haar, binnen een termijn van vijf werkdagen van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 april 2009Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/04/2009 pub. 08/05/2009 numac 2009009303 bron federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende vaststelling van het vakantiegeld van het personeel van de politiediensten sluiten houdende vaststelling van het vakantiegeld van het personeel van de politiediensten », heeft het volgende advies gegeven : Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht op het feit dat, wegens het ontslag van de regering, de bevoegdheid van deze laatste beperkt is tot het afhandelen van de lopende zaken. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de regering in aanmerking kan nemen als ze te oordelen heeft of het vaststellen of het wijzigen van een verordening noodzakelijk is.
Overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 sluiten en vervangen bij de wet van 2 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/04/2003 pub. 14/05/2003 numac 2003000376 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van sommige aspecten van de wetgeving met betrekking tot de inrichting en de werkwijze van de afdeling wetgeving van de Raad van State type wet prom. 02/04/2003 pub. 02/05/2003 numac 2003000309 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle en tot regeling van de overdracht van sommige personeelsleden van de Dienst Veiligheid van de Staat op het gebied van de kernenergie type wet prom. 02/04/2003 pub. 16/04/2003 numac 2003000298 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen, en van het Kieswetboek sluiten, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.
De motivering in de brief luidt als volgt : « L'urgence est motivée par le fait que, suite à l'arrêt n° 212.774 du Conseil d'Etat du 26 avril 2011, le manque de dispositions transitoires concernant l'augmentation du pécule de vacances du personnel des services de police pour les années 2009 et 2010 menace de déséquilibrer la situation budgétaire de la police intégrée ainsi que le fonctionnement lui-même des zones de police et de la police fédérale; raison pour laquelle il est indispensable d'édicter sans plus attendre de nouvelles règles transitoires, cependant dans les limites de ce que peut faire un Gouvernement en affaires courantes ».
Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/04/2003 pub. 14/05/2003 numac 2003000376 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van sommige aspecten van de wetgeving met betrekking tot de inrichting en de werkwijze van de afdeling wetgeving van de Raad van State type wet prom. 02/04/2003 pub. 02/05/2003 numac 2003000309 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle en tot regeling van de overdracht van sommige personeelsleden van de Dienst Veiligheid van de Staat op het gebied van de kernenergie type wet prom. 02/04/2003 pub. 16/04/2003 numac 2003000298 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen, en van het Kieswetboek sluiten, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten, haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Op die drie punten behoeft over het ontwerp geen enkele opmerking te worden gemaakt.
De kamer was samengesteld uit : De heer Y. Kreins, kamervoorzitter;
De heer P. Vandernoot en Mevr. M. Baguet, staatsraden;
De heer Y. De Cordt, assessor van de afdeling Wetgeving;
Mevr. B. Vigneron, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer R. Wimmer, auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Vandernoot.
De griffier, B. Vigneron.
De voorzitter, Y. Kreins.
11 JUNI 2011. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 april 2009Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/04/2009 pub. 08/05/2009 numac 2009009303 bron federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende vaststelling van het vakantiegeld van het personeel van de politiediensten sluiten houdende vaststelling van het vakantiegeld van het personeel van de politiediensten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, artikel 121, vervangen bij de wet van 26 april 2002;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001000327 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (RPPol);
Gelet op het koninklijk besluit van 29 april 2009Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/04/2009 pub. 08/05/2009 numac 2009009303 bron federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende vaststelling van het vakantiegeld van het personeel van de politiediensten sluiten houdende vaststelling van het vakantiegeld van het personeel van de politiediensten;
Gelet op het protocol van onderhandelingen nr 284 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten, gesloten op 31 mei 2011;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 19 mei 2011;
Gelet op het advies van de Adviesraad van burgemeesters, gegeven op 24 mei 2011;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, d.d. 25 mei 2011;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken, d.d. 27 mei 2011;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat het ontbreken van overgangsmaatregelen inzake de verhoging van het vakantiegeld voor het politiepersoneel voor de jaren 2009 en 2010, ingevolge het arrest nr. 212.774 van de Raad van State van 26 april 2011, de budgettaire toestand met betrekking tot de geïntegreerde politie dreigt te ontwrichten alsmede het functioneren van de politiezones en de federale politie;
Dat het daarom onontbeerlijk is dat onmiddellijk nieuwe overgangsmaatregelen worden uitgevaardigd, weliswaar binnen de perken van wat een Regering in lopende zaken vermag te doen;
Gelet op het advies 49.771/2 van de Raad van State, gegeven op 6 juni 2011, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In het koninklijk besluit van 29 april 2009Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/04/2009 pub. 08/05/2009 numac 2009009303 bron federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende vaststelling van het vakantiegeld van het personeel van de politiediensten sluiten houdende vaststelling van het vakantiegeld van het personeel van de politiediensten wordt in de plaats van artikel 3, vernietigd bij arrest nr. 212.774 van de Raad van State van 26 april 2011, het als volgt luidende artikel 3 ingevoegd : «
Art. 3.Voor de leden van het basis-, midden- en officierenkader van het operationeel kader, wordt, in het uitbetalingsjaar 2009, « 92 % » in het artikel XI.III.4bis, eerste lid, RPPol, evenwel gelezen als « 65 % ». ».
Art. 2.In hetzelfde besluit wordt in de plaats van artikel 4, vernietigd bij arrest nr. 212.774 van de Raad van State van 26 april 2011, het als volgt luidende artikel 4 ingevoegd : «
Art. 4.Voor de leden van het midden- en officierenkader van het operationeel kader, wordt, in het uitbetalingsjaar 2010, « 92 % » in het artikel XI.III.4bis, eerste lid, RPPol, evenwel gelezen als « 65 % ». »
Art. 3.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2009.
Art. 4.De Minister bevoegd voor Justitie en de Minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 11 juni 2011.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. A. TURTELBOOM