Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 09 mei 2016
gepubliceerd op 23 mei 2016

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 april 2014 tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2016000319
pub.
23/05/2016
prom.
09/05/2016
ELI
eli/besluit/2016/05/09/2016000319/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

9 MEI 2016. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000409 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000407 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de hulpverleningszones sluiten tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit waarvan ik de eer heb het ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen beoogt de uitvoering van artikel 106 van de wet van 15 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2007 pub. 31/07/2007 numac 2007000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de civiele veiligheid sluiten betreffende de Civiele veiligheid.

De toepassing van het koninklijk besluit van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000409 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000407 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de hulpverleningszones sluiten tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones sedert 1 januari 2015 heeft aangetoond dat het noodzakelijk is de tekst op een aantal punten aan te passen.

Artikel 1 Een kandidaat die geslaagd is voor het federaal geschiktheidsattest basiskader en die zich kandidaat stelt voor een aanwerving in de graad van kapitein wordt vrijgesteld van de operationele handvaardigheidstest en de lichamelijke geschiktheidsproeven, aangezien deze dezelfde zijn voor het hoger en basiskader. De lichamelijke geschiktheidsproeven zijn slechts 2 jaar geldig, de vrijstelling is dus ook van beperkte duur.

Artikel 2 Om te vermijden dat niet-geslaagde kandidaten zich onmiddellijk opnieuw inschrijven, wordt een wachttermijn van 6 maanden ingevoerd.

Artikel 3 Deze technische correctie heeft als doel om te verduidelijken dat de op straffe van nietigheid voorgeschreven publiciteitsvereisten beperkt zijn tot een oproep tot nieuwe kandidaten. In geval van oproep tot geslaagde kandidaten in een zonale wervingsreserve hebben dergelijke publiciteitsvereisten immers geen zin.

Artikelen 4 en 5 Artikelen 4 en 5, eerste lid, hebben dezelfde inhoud, enerzijds voor aanwervingen als brandweerman, anderzijds voor aanwervingen als kapitein.

Een operationeel personeelslid dat zich kandidaat stelt voor een betrekking van brandweerman of kapitein, moet het federaal geschiktheidsattest niet behalen.

Dit geldt zowel voor een beroeps die in een andere zone vrijwilliger of beroeps wil worden, een vrijwilliger die beroeps wil worden of een vrijwilliger die in een ander zone vrijwilliger wil worden, via aanwerving.

Deze bepaling is enkel van toepassing op het operationeel personeelslid in de betekenis van het besluit, dus niet voor iemand die die hoedanigheid niet of niet meer heeft.

Voor de duidelijkheid: er wordt gepreciseerd dat dit artikel geen afbreuk doet aan de onverenigbaarheid tussen de functie van beroepspersoneelslid en vrijwillig personeelslid van dezelfde zone zoals voorzien in artikel 22, 1° van het koninklijk besluit van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000409 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000407 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de hulpverleningszones sluiten.

Het tweede lid van artikel 5 beoogt het volgende. Een personeelslid van de zone die geen officier is, wordt op basis van artikel 37, § 1/1 vrijgesteld van het behalen van het FGA basiskader indien hij kandidaat is voor een aanwerving in de graad van brandweerman. Indien hij kandidaat is voor een betrekking van kapitein, geniet hij geen vrijstelling voor het FGA hoger kader. Aangezien de operationele handvaardigheidstest en de lichamelijke geschiktheidsproeven dezelfde zijn voor het hoger en basiskader, wordt dit personeelslid vrijgesteld van deze proeven. Hij moet wel slagen voor de competentietest voor het hoger kader en uiteraard voldoen aan de andere aanwervingsvoorwaarden.

Artikel 6 In 1° gaat het om een technische correctie. De benoeming, in de strikte zin van het woord, gebeurt pas na de stage.

In 2° wordt de maximale duur van de stageperiode voor een vrijwillig stagiair verlengd tot 6 jaar. Zodoende krijgt de vrijwillig stagiair meer tijd om zijn brevet te halen en de periode van opleiding te combineren met zijn hoofdactiviteit en persoonlijk leven.

Artikel 7 Dit artikel bevat een technische verduidelijking. De artikelen 300, 1° en 301, 1° vermelden ontslag wegens negatieve evaluatie tijdens de aanwervingsstage als een wijze van beëindiging van het ambt.

In artikel 49 wordt daarom uitdrukkelijk gesteld dat het ontslag wegens negatieve evaluatie zowel tijdens de stage als op het einde ervan kan gegeven worden. Het is immers niet de bedoeling dat men het einde van de stage zou moeten afwachten om tot ontslag over te gaan.

Artikel 8 Enerzijds moet een referentie aan opgeheven artikelen opgeheven worden.

Anderzijds schaft het koninklijk besluit van 18 november 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/11/2015 pub. 07/12/2015 numac 2015000715 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten en tot wijziging van diverse koninklijke besluiten sluiten betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten en tot wijziging van diverse koninklijke besluiten alle anciënniteitsvoorwaarden af. De laatste zin wordt dus zonder voorwerp.

Artikel 9 In zones waar er geen gemeentelijk X-of Y-brandweerkorps was, zal de jury voor bevordering van officieren niet altijd kunnen samengesteld worden voor de bevordering tot de graad van kolonel. Immers in die zones zullen niet altijd andere officieren van deze bevorderingsgraad zijn. Daarom wordt voorzien dat officieren met de betreffende graad van buiten de zone kunnen zetelen in de jury. De zoneraad die de bevorderingsproef organiseert, duidt de officieren van buiten de zone aan.

Artikel 10 Dit artikel brengt een technische correctie aan.

Artikel 11 De bekendmaking in elke post van alle andere zones met personeel van dezelfde taalrol moet geschrapt worden. De zone die de vacature uitschrijft heeft immers geen controle over deze bekendmaking en zou dus geen zekerheid hebben over het correcte verloop van de procedure.

Deze wijziging is ook een maatregel van administratieve vereenvoudiging.

Artikel 12 Het gaat erom te preciseren dat de vereiste nuttige ervaring geen rekening houdt met de periode van de aanwervingsstage.

Artikel 13 Het gaat erom een discrepantie tussen de Nederlandse en de Franse versie van de tekst weg te werken.

Artikel 14 Dit artikel brengt een technische correctie aan.

Artikel 15 De bekendmaking in elke post van alle andere zones met personeel van dezelfde taalrol moet geschrapt worden. De zone die de vacature uitschrijft heeft immers geen controle over deze bekendmaking en zou dus geen zekerheid hebben over het correcte verloop van de procedure.

Deze wijziging is ook een maatregel van administratieve vereenvoudiging.

Artikel 16 De procedure inzake de professionalisering in dezelfde zone en de procedure inzake de bevordering door verhoging in graad beantwoorden niet aan dezelfde logica en maken dus het voorwerp uit van verschillende proeven die technisch gezien onverenigbaar zijn. Men dient artikel 3 van het statuut toe te passen. De raad beslist, naargelang de omstandigheden, of er wordt voorzien in een betrekking door aanwerving, door bevordering, door mobiliteit of door professionalisering. Er is geen prioriteit tussen de procedures onderling.

Artikel 17 Het gaat erom te preciseren dat de vereiste nuttige ervaring geen rekening houdt met de periode van de aanwervingsstage.

Artikel 18 Het gaat erom een discrepantie tussen de Nederlandse en de Franse versie van de tekst weg te werken.

Artikel 19 In zones waar er geen gemeentelijk X-of Y-brandweerkorps was, zal de jury niet altijd kunnen samengesteld worden voor de professionalisering in de graad van kolonel. Immers in die zones zullen niet altijd andere officieren van deze graad zijn. Daarom wordt voorzien dat officieren met de betreffende graad van buiten de zone kunnen zetelen in de jury. De zoneraad, duidt de officieren van buiten de zone aan.

Artikel 20 Dit artikel brengt een technische correctie aan.

Artikel 21 De procedure inzake de professionalisering in een andere zone en de procedure inzake de bevordering door verhoging in graad beantwoorden niet aan dezelfde logica en maken dus het voorwerp uit van verschillende proeven die technisch gezien onverenigbaar zijn. Men dient artikel 3 van het statuut toe te passen. De raad beslist, naargelang de omstandigheden, of er wordt voorzien in een betrekking door aanwerving, door bevordering, door mobiliteit of door professionalisering. Er is geen prioriteit tussen de procedures onderling.

Artikel 22 De bekendmaking in elke post van alle andere zones met personeel van dezelfde taalrol moet geschrapt worden. De zone die de vacature uitschrijft heeft immers geen controle over deze bekendmaking en zou dus geen zekerheid hebben over het correcte verloop van de procedure.

Deze wijziging is ook een maatregel van administratieve vereenvoudiging.

Artikel 23 Het gaat erom ook de herplaatsing om medische redenen in geval van definitieve medische ongeschiktheid mogelijk te maken, zoals artikel 300, 6°, van het statuut voorziet.

Artikel 24 Artikel 147 moet ook van toepassing zijn op de functie van de zonecommandant.

Artikel 25 De voortgezette opleiding is essentieel voor de veiligheid van de intervenanten. Een weigering om deel te nemen aan dit type opleiding moet het voorwerp uitmaken van een bijzondere motivering.

Artikel 26 De wekelijkse rustperiode van 36 uren kan voor een brandweervrijwilliger, die per definitie in een systeem van oproepbaarheidsdiensten werkt, niet wekelijks worden gegarandeerd, maar er zijn wel gelijkwaardige periodes van inhaalrust voorzien.

Artikel 5 van de richtlijn 2003/88/EG van het Europees parlement en de raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd bepaalt dat in sommige gevallen de wekelijkse ononderbroken periode van rust op 24 uren kan vastgesteld worden. Deze mogelijkheid wordt geboden door de Europese richtlijn.

Artikel 27 Het gaat erom de berekening van de compensatie van de feestdagen van het beroepspersoneel te vereenvoudigen, zowel voor de zone als voor het personeelslid.

De beroepspersoneelsleden in dagdienst zijn de personeelsleden die gewoonlijk overdag werken, van maandag tot en met vrijdag, ook al nemen zij deel aan wachtdiensten en kan het zijn dat zij prestaties moeten leveren buiten hun gewoonlijk arbeidsrooster.

Artikel 28 Het vakantieverlof wordt in evenredige mate verminderd wanneer het beroepspersoneelslid verminderde prestaties om medische redenen levert.

Artikel 29 Dit artikel maakt het personeelslid dat sinds ten minste een maand afwezig is om gezondheidsredenen mogelijk om het werk geleidelijk te hervatten. De verminderde prestaties moeten onmiddellijk aansluiten op de periode van afwezigheid wegens ziekte. Deze verminderde prestaties om medische redenen gebeuren op het verzoek van de betrokkene of op het initiatief van de medische controledienst. Er wordt een beroepsprocedure ingesteld bij een arts-scheidsrechter om de eventuele meningsverschillen tussen het personeelslid en de medische controledienst te regelen. Het stelsel wordt voorzien voor een maximale periode van 6 maanden. Deze tijd kan nodig zijn voor de re-integratie aangezien het een operationele functie betreft die een hoge fysieke geschiktheid vereist.

Artikel 30 Dit artikel beoogt een technische verbetering. De periode van opschorting wordt enkel in aanmerking genomen voor de dienstanciënniteit. Schaalanciënniteit is niet van toepassing op de vrijwilligers, aangezien er maar 1 weddeschaal per graad is. Voor de geldelijke anciënniteit moet de vrijwilliger 180 prestatieuren hebben voor 1 jaar anciënniteit. Gedurende de schorsing kunnen deze uren niet gepresteerd worden en de periode van schorsing kan niet gelijkgesteld worden voor de geldelijke anciënniteit.

Artikel 31 Dit artikel brengt een technische verbetering aan. De tuchtstraffen inhouding van wedde, tuchtschorsing met inhouding van wedde, lagere inschaling en afzetting zijn niet compatibel met het sui generis statuut van de vrijwillig brandweerman. Hij geniet immers geen wedde, maar een vergoeding en deze bevat maar 1 schaal per graad. Bovendien heeft hij geen recht op een overheidspensioen publieke sector.

Artikel 32 Dit artikel brengt een technische verbetering aan.

De zonecommandant of zijn afgevaardigde is belast met het aanleggen van het tuchtdossier.

Artikel 33 Het betrokken personeelslid kan zich tijdens elke hoorzitting laten bijstaan door een persoon naar keuze, ook tijdens een hoorzitting die niet voor de tuchtoverheid gebeurt, maar bijvoorbeeld voor de zonecommandant of zijn afgevaardigde, die het tuchtdossier aanlegt.

Artikel 34 Technische verbetering: er kan immers ook een hoorzitting zijn voor de commandant of zijn afgevaardigde.

Artikelen 35 tot 39 Deze artikelen brengen een technische verbetering aan. De vroegere tekst leidde tot lacunes in de tuchtprocedure waarbij de raad en het college elk een afgescheiden tuchtbevoegdheid hebben.

Artikel 39 voorziet dat de raad de zaak naar het college verwijst indien de raad meent dat de feiten bestraft moeten worden met een berisping of blaam. De raad beschikt over 10 werkdagen vanaf het pv van de hoorzitting om de zaak te verwijzen. Om te vermijden dat de raad op korte termijn moet bijeengeroepen worden, kan de raad al over deze verwijzing beslissen aansluitend op de hoorzitting, dus tijdens dezelfde zitting van de raad. Mutatis mutandis geldt hetzelfde voor artikel 38.

Artikel 40 Dit artikel wordt herschreven met het oog op de duidelijkheid. Het principe van de rechten van de verdediging is van toepassing voor de verhoren door de tuchtoverheid, niet voor een eventueel verhoor door de zonecommandant of zijn afgevaardigde.

Artikel 41 Dit artikel is overbodig aangezien er geen voorstel van tuchtsanctie voorzien is in de procedure.

Artikel 42 Dit artikel brengt een technische verduidelijking aan. Het betreft immers geen nieuwe aanwerving in de strikte betekenis van het woord, aangezien er geen aanwervingsvoorwaarden of procedure bepaald is.

Artikelen 43 en 44 De verlening van de eretitel van zijn graad kan van toepassing zijn in de situaties bedoeld in zowel artikel 304 als artikel 305. Het was dus duidelijker om er een specifiek artikel van te maken.

Artikelen 45 tot 47 Deze artikelen regelen de situatie van de kandidaat-onderluitenanten die geen diploma niveau A hebben en die ofwel opgenomen zijn in een werfreserve, die ofwel kandidaat zijn in een lopende aanwervingsprocedure ofwel stagiair zijn in een lopende stageperiode.

Door de integratie in de nieuwe graden van officier en het feit dat de aanwervingsgraad die van kapitein geworden is, waarbij een diploma niveau A vereist is, dreigden deze kandidaat-onderluitenanten in een juridisch vacuüm te belanden.

Voor deze situaties wordt als overgangsmaatregel voorzien dat zij aangeworven kunnen worden in de nieuwe graad van luitenant en wordt de inhoud van de stage geregeld.

Deze wijzigingen treden retroactief in werking op 1 januari 2015 om ook de periode van 1 januari 2015 tot aan de bekendmaking van onderhavig besluit te dekken.

Artikel 314 wordt ook gewijzigd wat betreft de lopende stageperiodes.

Om te vermijden dat de lopende stages verlengd worden en dat nieuwe verplichtingen in de loop van de stage opgelegd worden zoals driemaandelijkse evaluatie en het behalen van het rijbewijs C voor de beroepsstagiair, zullen de lopende stages verdergezet worden overeenkomstig de reglementering die van toepassing was vóór de overdracht naar de zone.

Deze wijzigingen treden retroactief in werking op 1 januari 2015, om ook de periode te dekken van 1 januari 2015 tot aan het verschijnen van dit besluit. Zodoende wordt geen ongelijkheid gecreëerd tussen de stagiairs die hun stage begonnen zijn voor de overdracht van de brandweerdiensten naar de hulpverleningszones.

Artikel 48 De bepalingen aangeduid met een sterretje in bijlage 3 worden geschrapt. Deze kwestie wordt immers geregeld in de bepalingen over de gelijkstelling van de oude met de nieuwe brevetten in het koninklijk besluit van 18 november 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/11/2015 pub. 07/12/2015 numac 2015000715 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten en tot wijziging van diverse koninklijke besluiten sluiten betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten en tot wijziging van diverse koninklijke besluiten. Het opnemen van de regeling in het KB opleiding komt ook de leesbaarheid ten goede.

Artikel 49 Voor de nieuwe berekening van de feestdagen dient er bij voorkeur per volledig kalenderjaar gewerkt te worden.

Artikel 50 Zie de verantwoording van de artikelen 45 tot en met 47.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De minister van Binnenlandse Zaken, J. JAMBON

ADVIES 59.057/2 VAN 30 MAART 2016 VAN DE RAAD VAN STATE, AFDELING WETGEVING, OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT `TOT WIJZIGING VAN HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 19 APRIL 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000409 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000407 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de hulpverleningszones sluiten TOT BEPALING VAN ADMINISTRATIEF STATUUT VAN HET OPERATIONEEL PERSONEEL VAN DE HULPVERLENINGSZONES' Op 3 maart 2016 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000409 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000407 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de hulpverleningszones sluiten tot bepaling van administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones' .

Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 30 maart 2016.

De kamer was samengesteld uit Pierre Vandernoot, kamervoorzitter, Luc Detroux en Bernard Blero, staatsraden, Jacques Englebert en Marianne Dony, assessoren, en Colette Gigot, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Roger Wimmer, eerste auditeur .

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Wanda Vogel .

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 30 maart 2016.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Onderzoek van het ontwerp Aanhef Er behoort een nieuw lid te worden toegevoegd om te vermelden dat het voorafgaand vormvereiste inzake de impactanalyse vervuld is.

Dispositief Artikel 11 De vraag rijst of niet eveneens moet worden voorzien in een termijn voor het ter informatie overzenden aan de andere zones van oproepen tot kandidaatstelling.

Dezelfde opmerking geldt voor de artikelen 15 en 22.

Artikelen 13 en 18 Uit de ontworpen tekst vloeit voort dat in artikel 71, eerste lid, van het gewijzigde besluit een gebrek aan overeenstemming tussen beide taalversies blijft bestaan, doordat de woorden "l'aptitude" in de Franse tekst geacht worden overeen te stemmen met de Nederlandse woorden "de inzetbaarheid", die nochtans een andere betekenis hebben.

De bepaling moet worden herzien.

Artikel 25 In artikel 150, § 1, eerste lid, van het gewijzigde besluit wordt bepaald dat het personeelslid jaarlijks minimaal vierentwintig uur voortgezette opleiding volgt om zijn vroeger verworven competenties te behouden en reactief aan te passen en om proactief nieuwe technieken en competenties aan te leren zodat de huidig uitgeoefende functie op efficiënte wijze kan blijven uitgeoefend worden.

Het ontslag van ambtswege wordt uitgesproken door de raad wanneer het personeelslid niet het volledige jaarlijkse aantal uren voortgezette opleiding bedoeld in artikel 150, § 1, eerste lid, van het gewijzigde besluit volgt (artikel 302, eerste lid, 6°, van het gewijzigde besluit). Enkel overmacht kan de niet-naleving van de bepalingen bedoeld in artikel 150, § 1, eerste lid, van het gewijzigde besluit rechtvaardigen (artikel 302, tweede lid, van het gewijzigde besluit).

In het ontworpen artikel 151, vierde lid, wordt bepaald dat de beslissing tot weigering die betrekking heeft op de uren voortgezette opleiding bedoeld in "artikel 150, eerste lid" (lees: "artikel 150, § 1, eerste lid"), van het gewijzigde besluit, in het bijzonder gemotiveerd wordt.

In het ontwerp van verslag aan de Koning wordt op het volgende gewezen : "De voortgezette opleiding is essentieel voor de veiligheid van de intervenanten. Een weigering om deel te nemen aan dit type opleiding moet het voorwerp uitmaken van een bijzondere motivering." Er dient evenwel op gewezen te worden dat de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 sluiten `betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk', en de Codex `over het welzijn op het werk', waarbij aan de werkgevers verplichtingen inzake de opleiding van de werknemers worden opgelegd, eveneens van toepassing zijn op de hulpverleningszones en op de personeelsleden ervan.

Zo bepaalt artikel 21 van de Codex `over het welzijn op het werk' het volgende (1) : "De werkgever zorgt ervoor dat iedere werknemer een voldoende en aangepaste vorming in verband met het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk ontvangt die speciaal gericht is op zijn werkpost of functie.

Deze vorming wordt inzonderheid gegeven : 1° bij indienstneming;2° bij een overplaatsing of verandering van functie;3° bij de invoering van een nieuw arbeidsmiddel of verandering van een arbeidsmiddel;4° bij de invoering van een nieuw[e] technologie. Deze vorming wordt aangepast aan de ontwikkeling van de risico's en aan het ontstaan van nieuwe risico's en wordt indien nodig, op gezette tijden herhaald.

De kosten van de vorming mogen niet ten laste zijn van de werknemers.

Zij wordt gegeven tijdens de werktijd." Daaruit volgt dat de toegang tot de voortgezette opleiding bedoeld in artikel 150, § 1, eerste lid, van het gewijzigde besluit niet geweigerd mag worden.

Bijgevolg dient het ontworpen artikel 151, vierde lid, aldus te worden herzien dat de mogelijkheid om een opleiding te weigeren geen belemmering vormt voor het recht van het personeelslid om in aanmerking te komen voor de voortgezette opleiding. De woorden "in het bijzonder gemotiveerd" volstaan in dit verband immers niet.

Artikel 29 Boek 9, titel 1, hoofdstuk 3, afdeling 12, van het gewijzigde besluit bevat vier onderafdelingen. De nieuwe onderafdeling die bij artikel 29 van het ontwerp wordt ingevoegd, behoort derhalve vernummerd te worden door het cijfer "4" te vervangen door het cijfer "5". (1) Zie eveneens artikel 12 van richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 `betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk'. De griffier, C. Gigot.

De voorzitter, P. Vandernoot.

9 MEI 2016. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000409 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000407 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de hulpverleningszones sluiten tot bepaling van administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 15 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2007 pub. 31/07/2007 numac 2007000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de civiele veiligheid sluiten betreffende de civiele veiligheid, artikel 106;

Gelet op het koninklijk besluit van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000409 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000407 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de hulpverleningszones sluiten tot bepaling van administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones;

Gelet op de betrokkenheid van de gewesten;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 22 oktober 2015;

Gelet op het akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 10 december 2015;

Gelet op het protocol nr. 2015/05 van 26 januari 2016 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;

Gelet op de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenkomstig artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Gelet op advies 59.057/2 van de Raad van State, gegeven op 30 maart 2016, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 35 van koninklijk besluit van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000409 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014000407 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de hulpverleningszones sluiten tot bepaling van administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones wordt aangevuld met een paragraaf 8, luidend als volgt : "De kandidaat die een federaal geschiktheidsattest voor het basiskader behaald heeft en die kandidaat is voor een betrekking van kapitein zoals bedoeld in artikel 38, wordt vrijgesteld van de operationele handvaardigheidstest en de lichamelijke geschiktheidsproeven bedoeld in artikel 35, § 3, 2° en 3°, onverminderd de beperkte geldigheid van de lichamelijke geschiktheidsproeven, zoals bedoel in artikel 35, § 6.".

Art. 2.In hetzelfde besluit wordt een artikel 35/1 ingevoegd onder Hoofdstuk 1, luidend als volgt : "

Art. 35/1.De kandidaten die niet geslaagd zijn voor de geschiktheidsproeven bedoeld in artikel 35, kunnen zich pas opnieuw inschrijven voor de geschiktheidsproeven voor hetzelfde kader na een wachttermijn van zes maanden vanaf de kennisgeving van het niet slagen.

Art. 3.In artikel 36 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het tweede lid worden de woorden "tot de kandidaten" ingevoegd tussen de woorden "de oproep" en de woorden "wordt minstens";2° in het vierde lid worden de woorden "tot de kandidaten" ingevoegd tussen de woorden "de oproep" en het woord "vermeldt".

Art. 4.In artikel 37 van hetzelfde besluit wordt een paragraaf 1/1 ingevoegd, luidend als volgt : " § 1/1. Het personeelslid van een hulpverleningszone wordt geacht te hebben voldaan aan de in paragraaf 1, 7° bedoelde voorwaarde."

Art. 5.In artikel 38 van hetzelfde besluit wordt een paragraaf 1/1 ingevoegd, luidend als volgt : " § 1/1. De officier van een hulpverleningszone wordt geacht te hebben voldaan aan de in paragraaf 1, 7° bedoelde voorwaarde.

Het personeelslid van een hulpverleningszone dat geen officier is wordt vrijgesteld van de operationele handvaardigheidstest en de lichamelijke geschiktheidsproeven bedoeld in artikel 35, § 3, 2° en 3°. "

Art. 6.In artikel 39 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt vervangen door de zin "Elke benoeming wordt voorafgegaan door een stageperiode."; 2° in het zesde lid wordt het woord "vijf" vervangen door het woord "zes".

Art. 7.In artikel 49, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "tijdens de stage of op het einde van de stage" worden ingevoegd tussen de woorden "de stagiair" en de woorden " te ontslaan ";2° de woorden "deze laatste" worden vervangen door "de stagiair".

Art. 8.In artikel 55 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "onverminderd de artikelen 90, tweede lid, en 107, tweede lid" worden opgeheven;2° de zin "Voor wat betreft de leden van het vrijwillige personeel, om de graad van vrijwillig sergeant, luitenant of kapitein te behalen, wordt de graadanciënniteit berekend op basis van een jaar anciënniteit voor honderdtachtig uren prestaties, buiten de wachtdiensten in de kazerne, met dien verstande dat niet meer dan een jaar anciënniteit gevaloriseerd kan worden per periode van twaalf opeenvolgende maanden" wordt opgeheven.

Art. 9.In artikel 57, § 1, vierde lid van hetzelfde besluit, wordt tussen de woorden "verklaarde betrekking." en "Geen enkel lid" de volgende zin toegevoegd : "Als er niet voldoende houders zijn van een graad die ten minste gelijk is aan de graad van het betrokken personeelslid, zetelen personeelsleden van andere hulpverleningszones, houders van de betreffende graden, in de jury, na aanduiding door de raad waartoe het betrokken personeelslid behoort.".

Art. 10.In artikel 65, tweede lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden « deze laatste » vervangen door de woorden « de stagiair ».

Art. 11.In artikel 69 van hetzelfde besluit, wordt het derde lid vervangen door de volgende tekst : "Deze oproep wordt ten minste twintig werkdagen voor de uiterste datum voor de indiening van de kandidaturen bekendgemaakt op de website van de zone en op de website van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid van de FOD Binnenlandse Zaken. De oproep tot kandidaatstelling wordt binnen dezelfde termijn ter informatie overgemaakt aan alle andere zones die personeel van dezelfde taalrol tewerkstellen.".

Art. 12.In artikel 70 van hetzelfde besluit, wordt 3° vervangen door de volgende tekst : « 3° over een graadanciënniteit van ten minste twee jaar beschikken, aanwervingsstage niet inbegrepen;".

Art. 13.In artikel 71 van hetzelfde besluit worden de woorden "de beschikbaarheid" ingevoegd tussen de woorden "de inzetbaarheid" en de woorden "en de overeenstemming".

Art. 14.In artikel 82, eerste lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden "deze laatste" vervangen door de woorden "de stagiair".

Art. 15.In artikel 86 van hetzelfde besluit wordt het derde lid vervangen door de volgende tekst : "Deze oproep wordt ten minste twintig werkdagen voor de uiterste datum voor de indiening van de kandidaturen bekendgemaakt op de website van de zone en op de website van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid van de FOD Binnenlandse Zaken. De oproep tot kandidaatstelling wordt binnen dezelfde termijn ter informatie overgemaakt aan alle andere zones die personeel van dezelfde taalrol tewerkstellen.".

Art. 16.Artikel 90 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 17.In artikel 92 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Het eerste lid, 3°, wordt vervangen door de volgende tekst : "3° over een graadanciënniteit van ten minste twee jaar beschikken, aanwervingsstage niet inbegrepen;"; 2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt : "In afwijking van het eerste lid, 2°, wanneer de functiebeschrijving als beroepspersoneelslid voorwaarden bevat inzake rijbewijs of brevet van ambulancier die niet vermeld worden in de functiebeschrijving van de vrijwillige kandidaat, moet aan deze voorwaarden voldaan worden ten laatste op het einde van de professionaliseringsstage.In dit geval kan de professionaliseringsstage bedoeld in artikel 95 drie keer verlengd worden met een periode van drie maanden om de stagiair toe te laten te voldoen aan deze nieuwe voorwaarden."

Art. 18.In artikel 93 van hetzelfde besluit worden de woorden "de beschikbaarheid" ingevoegd tussen de woorden "de inzetbaarheid" en de woorden "en de overeenstemming".

Art. 19.In artikel 99, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : "met dien verstande dat, als er niet voldoende houders zijn van een graad die ten minste gelijk is aan de graad van het betrokken personeelslid, personeelsleden van andere hulpverleningszones, houders van de betreffende graden, in de jury zetelen, na aanduiding door de raad waartoe het betrokken personeelslid behoort.".

Art. 20.In artikel 104, eerste lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden « deze laatste » vervangen door de woorden « de stagiair ».

Art. 21.Artikel 107 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 22.In artikel 108 van hetzelfde besluit wordt het derde lid vervangen door de volgende tekst : "Deze oproep wordt ten minste twintig werkdagen voor de uiterste datum voor de indiening van de kandidaturen bekendgemaakt op de website van de zone en op de website van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid van de FOD Binnenlandse Zaken. De oproep tot kandidaatstelling wordt binnen dezelfde termijn ter informatie overgemaakt aan de andere zones die personeel van dezelfde taalrol tewerkstellen.".

Art. 23.Artikel 117 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid luidend als volgt : "In de mate van het mogelijke, wordt het personeelslid definitief wedertewerkgesteld door de raad indien hij of zij uit medisch oogpunt definitief ongeschikt verklaard wordt voor de uitoefening van zijn of haar ambt, maar wel geschikt verklaard wordt om een ander ambt in de zone uit te oefenen.".

Art. 24.In artikel 146 van hetzelfde besluit worden de woorden "en 144" vervangen door de woorden ", 144 en 147".

Art. 25.Artikel 151 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid luidend als volgt : "De beslissing tot weigering die betrekking heeft op uren voortgezette opleiding bedoeld in artikel 150, eerste lid, wordt in het bijzonder gemotiveerd en wordt vergezeld van een voorstel voor een andere voortgezette opleiding.".

Art. 26.Artikel 180 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid luidend als volgt : "Bovendien, indien objectieve, technische of arbeidsorganisatorische omstandigheden dit rechtvaardigen, kan voor een minimumrusttijd van vierentwintig uren worden gekozen.".

Art. 27.In artikel 195 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : " § 2.Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 198 geniet het beroepspersoneelslid in continudienst, per kalenderjaar, tien bijkomende jaarlijkse verlofdagen ter compensatie van de feestdagen.". 2° er wordt een paragraaf 2/1 ingevoegd, luidende : " § 2/1.Het beroepspersoneelslid in dagdienst is met verlof tijdens de tien wettelijke feestdagen.

Ter vervanging van de in het eerste lid bedoelde feestdag die samenvalt met een zaterdag of een zondag, bepaalt de raad een zonale feestdag voor alle beroepspersoneelsleden in dagdienst samen."

Art. 28.Artikel 198, tweede lid van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een 7° luidend als volgt : "7° de verminderde prestaties wegens medische redenen.".

Art. 29.Na artikel 239 van hetzelfde besluit wordt een onderafdeling 5 ingevoegd, luidend als volgt : "Onderafdeling 5. - Verminderde prestaties wegens medische redenen

Art. 239/1.Het personeelslid kan vragen om zijn functie uit te oefenen in het kader van verminderde prestaties wegens medische redenen om zich opnieuw aan te passen aan het normale arbeidsritme, na een ononderbroken afwezigheid wegens ziekte van ten minste dertig kalenderdagen.

De beoordeling van de medische toestand van het personeelslid en de toekenning van de verminderde prestaties wegens medische redenen wordt verzekerd door een controlearts van de medische controledienst bedoeld in artikel 234.

Art. 239/2.§ 1. Het personeelslid hervat zijn functie ten belope van ten minste 50% van zijn normale prestaties voor een periode van maximum zes maanden. § 2. De controlearts bepaalt het percentage van de normale prestaties dat het personeelslid kan presteren, evenals de te respecteren grenzen inzake de verdeling, over de maand, van deze verminderde prestaties.

Art. 239/3.De periode die niet gepresteerd werd omwille van verminderde prestaties wegens medische redenen wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

De machtiging om verminderde prestaties wegens medische redenen te verrichten, wordt tijdelijk opgeschort tijdens een afwezigheid wegens ziekte, arbeidsongeval, een ongeval op de weg en naar het werk en een beroepsziekte.

Art. 239/4.§ 1. Het personeelslid dat verminderde prestaties wegens medische redenen wenst te genieten moet ten minste vijf werkdagen voor het begin van de verminderde prestaties het akkoord hebben gekregen van de controlearts van de medische controledienst.

Het personeelslid moet een geneeskundig getuigschrift en een reintegratieplan opgesteld door zijn behandelende arts voorleggen. In het reintegratieplan, vermeldt de behandelende arts de vermoedelijke datum van volledige werkhervatting. § 2. De controlearts spreekt zich uit over de medische geschiktheid van het personeelslid om zijn functie te hervatten ten belope van ten minste 50% van de normale prestaties. De controlearts overhandigt, zo snel mogelijk, zijn schriftelijke vaststellingen aan het personeelslid. § 3. Na het overmaken van de beslissing van de controlearts in het kader van een aanvraag tot verminderde prestaties wegens medische redenen, kan het personeelslid een arts-scheidsrechter aanwijzen, in onderling akkoord met de medische controledienst, binnen de twee werkdagen die volgen op het overmaken van de vaststellingen, om het medisch geschil te regelen. Indien geen enkel akkoord kan worden bereikt binnen de twee werkdagen kan het personeelslid, met het oog op het beslechten van het medisch geschil, een arts-scheidsrechter aanwijzen die voldoet aan de bepalingen van de wet van 13 juni 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde type wet prom. 13/06/1999 pub. 23/11/1999 numac 1999015206 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdend instemming met de Overeenkomst betreffende de sociale zekerheid tussen het Koninkrijk België en de Republiek Chili, en administratieve schikking houdende de modaliteiten van toepassing van de Overeenkomst betreffende de sociale zekerheid tussen het Koninkrijk België en de Republiek Chili, gedaan te Brussel op 9 september 1996 (2) type wet prom. 13/06/1999 pub. 12/01/2000 numac 1999015095 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet tot aanpassing aan de totstandkoming van de Europese Economische Ruimte van sommige wetten en besluiten ter uitvoering van verordeningen en richtlijnen van de instellingen van de Europese Gemeenschappen type wet prom. 13/06/1999 pub. 26/10/1999 numac 1999015199 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag inzake een alomvattend verbod op kernproeven, en met het Protocol, ondertekend te New York op 24 september 1996 sluiten betreffende de controlegeneeskunde en voorkomt op de lijst die in uitvoering van voornoemde wet werd vastgesteld.

De arts-scheidsrechter voert het medisch onderzoek uit en beslist in het medisch geschil binnen drie werkdagen na zijn aanwijzing. Alle andere vaststellingen blijven onder het beroepsgeheim.

De kosten van deze procedure, alsmede de eventuele verplaatsingskosten van het personeelslid, vallen ten laste van de in het ongelijk gestelde partij.

De arts-scheidsrechter brengt, zo snel mogelijk, het personeelslid, de zone, de arts die het geneeskundig getuigschrift heeft afgeleverd en de controlearts van de medische controledienst op de hoogte van zijn beslissing.

Art. 239/5.Bovendien, indien de medische controledienst van mening is dat een personeelslid dat afwezig is wegens ziekte in staat is om de uitoefening van zijn functie te hervatten ten belope van meer dan 50% van de normale prestaties, dan bepaalt hij het percentage van de normale prestaties dat het personeelslid kan presteren, evenals de te respecteren grenzen inzake de verdeling, over de maand, van deze verminderde prestaties. De medische controledienst licht de zone hierover in, die het personeelslid uitnodigt het werk te hervatten. De beroepsprocedure voorzien in artikel 239/4, § 3 is van toepassing."

Art. 30.Artikel 246, derde lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende tekst : "De periode gedurende dewelke de benoeming van het vrijwillig personeelslid wordt opgeschort, wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de dienstanciënniteit. Het vrijwillig personeelslid behoudt zijn rechten op bevordering door verhoging in graad gedurende deze periode.".

Art. 31.Artikel 248 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende tekst : "

Art. 248.De tuchtsancties die kunnen worden uitgesproken ten aanzien van het beroepspersoneelslid zijn : 1° de berisping;2° de blaam;3° de inhouding van wedde;4° de tuchtschorsing met of zonder inhouding van wedde;5° de terugzetting of de lagere inschaling;6° het ontslag van ambtswege;7° de afzetting. De tuchtsancties die kunnen worden uitgesproken ten aanzien van het vrijwillig personeelslid zijn : 1° de berisping;2° de blaam;3° de tuchtschorsing;4° de terugzetting; 5° het ontslag van ambtswege."

Art. 32.In artikel 257, § 3, van hetzelfde besluit worden de woorden "de tuchtoverheid" vervangen door de woorden "de commandant of diens afgevaardigde".

Art. 33.In artikel 258 van hetzelfde besluit worden de woorden « tijdens zijn verdediging voor de tuchtoverheid » vervangen door de woorden « telkens hij gehoord wordt ».

Art. 34.In artikel 264 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "op de hoorzitting" worden opgeheven;2° de woorden "de commandant of diens afgevaardigde of" worden ingevoegd tussen de woorden "zonder geldige reden, stelt" en de woorden "de tuchtoverheid".

Art. 35.Artikel 265 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende tekst : "

Art. 265.Wanneer de commandant of diens afgevaardigde van mening is dat de feiten bestraft dienen te worden met een berisping of blaam, dan bezorgt hij dit tuchtdossier aan het college binnen de tien werkdagen vanaf het proces-verbaal van de hoorzitting, van afzien of van niet-verschijning."

Art. 36.In hetzelfde besluit wordt een artikel 265/1 ingevoegd, luidend als volgt : "

Art. 265/1.Wanneer de commandant of diens afgevaardigde van mening is dat de feiten bestraft dienen te worden met een andere sanctie dan een berisping of een blaam, dan bezorgt hij het tuchtdossier aan de raad binnen de tien werkdagen vanaf het proces-verbaal van de hoorzitting, van afzien of van niet-verschijning.".

Art. 37.In artikel 266 van hetzelfde besluit worden de woorden "de raad" en "van de raad" respectievelijk vervangen door de woorden "het college of de raad, naargelang het geval," en de woorden "van het college of van de raad, naargelang het geval".

Art. 38.Artikel 267 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende tekst : "

Art. 267.Wanneer het college van mening is dat de feiten bestraft dienen te worden met een andere sanctie dan de berisping of de blaam, dan verwijst het de zaak, binnen de tien werkdagen vanaf het proces verbaal van de hoorzitting, van afzien of van niet verschijning".

Art. 39.In hetzelfde besluit wordt een artikel 267/1 ingevoegd, luidend als volgt : "

Art. 267/1.Wanneer de raad van mening is dat de feiten bestraft dienen te worden met een berisping of een blaam, dan verwijst hij de zaak binnen de tien werkdagen vanaf het proces verbaal van de hoorzitting, van afzien of van niet verschijning."

Art. 40.Artikel 269 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende tekst : "

Art. 269.Het lid van het college of van de raad, naargelang het geval, dat niet aanwezig was gedurende alle hoorzittingen voor het college of de raad, naargelang het geval, mag niet deelnemen aan de beraadslaging, noch deelnemen aan de stemming over de uit te spreken tuchtstraf.".

Art. 41.Artikel 278 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 42.In artikel 303, § 2 van hetzelfde besluit wordt het woord "aangeworven" vervangen door het woord "benoemd".

Art. 43.In artikel 305 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid geschrapt.

Art. 44.Een nieuw artikel 305/1 wordt ingevoegd in Boek 14 van hetzelfde besluit, luidend als volgt : "

Art. 305/1.Aan het personeelslid dat eervol uit zijn ambt ontslagen wordt, kan de eretitel van zijn graad worden verleend."

Art. 45.Artikel 312 van hetzelfde besluit, wordt aangevuld met twee leden, luidend als volgt : "In afwijking van artikel 38 kan de geslaagde kandidaat bedoeld in het tweede lid, die geen houder is van een diploma van niveau A, door de zone aangeworven worden in de graad van luitenant.

Tijdens de stage bedoeld in titel 2 van boek 4 volgt deze stagiair de opleidingen tot het behalen van de brevetten B01, B02, M01, M02 en OFF1."

Art. 46.In artikel 313 van hetzelfde besluit worden de twee volgende leden ingevoegd na het eerste lid : "In afwijking van artikel 38 kan de kandidaat-onderluitenant, die geen houder is van een diploma van niveau A, door de zone aangeworven worden in de graad van luitenant.

Tijdens de stage bedoeld in titel 2 van boek 4 volgt deze stagiair de opleidingen tot het behalen van de brevetten B01, B02, M01, M02 en OFF1."

Art. 47.Artikel 314 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "

Art. 314.Vanaf de overdracht naar de zone worden de binnen de zone op het niveau van de gemeenten lopende periodes van aanwervingsstage verdergezet overeenkomstig de bepalingen die van toepassing waren vóór de overdracht, met dien verstande dat de rol van evaluator uitgevoerd wordt door de stagebegeleider aangeduid door de commandant.

In afwijking van artikel 38 kan de luitenant die geen houder is van een diploma van niveau A op het einde van zijn stage benoemd worden tot luitenant."

Art. 48.In de bijlage 3 bij hetzelfde besluit worden de bepalingen onder * en ** geschrapt.

Art. 49.Artikel 27 krijgt uitwerking met ingang van 1 januari 2016.

Art. 50.De artikelen 45 tot en met 47 krijgen uitwerking met ingang van 1 januari 2015, behalve voor de prezones vermeld in artikel 220, § 1, tweede lid, van de wet van 15 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2007 pub. 31/07/2007 numac 2007000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de civiele veiligheid sluiten betreffende de civiele veiligheid, voor wie de artikelen 45 tot en met 47 in werking treden op de datum bepaald door de raad waarop de brandweerdienst in de zone geïntegreerd wordt, en ten laatste op 1 januari 2016.

Art. 51.De minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 9 mei 2016.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, J. JAMBON

^