gepubliceerd op 22 juni 2007
Koninklijk besluit houdende diverse bepalingen inzake arbeidsongevallen
5 JUNI 2007. - Koninklijk besluit houdende diverse bepalingen inzake arbeidsongevallen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, inzonderheid op artikel 24bis, ingevoegd bij de wet van 29 december 1990 en gewijzigd bij de wetten van 12 augustus 2000, 10 augustus 2001 en 13 juli 2006, op artikel 28, vervangen bij het koninklijk besluit nr. 530 van 31 maart 1987, op artikel 29, vervangen bij de wet van 24 december 2002, op artikel 32, vervangen bij de wet van 24 december 2002, op artikel 45quinquies , ingevoegd bij de wet van 13 juli 2006, op artikel 53, hersteld bij de wet van 13 juli 2006, op artikel 60, gewijzigd bij de wetten van 1 augustus 1985, 22 februari 1998, 25 januari 1999, 10 augustus 2001 en 22 december 2003, op artikel 60bis, vervangen bij de wet van 13 juli 2006 en op artikel 65, vervangen bij het koninklijk besluit nr. 530 van 31 maart 1987 en gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2001;
Gelet op de programmawet van 24 december 2002, inzonderheid op de artikelen 147 en 148;
Gelet op de wet van 13 juli 2006 houdende diverse bepalingen inzake beroepsziekten en arbeidsongevallen en inzake beroepsherinschakeling, inzonderheid op artikel 91, 2°;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 december 1971 houdende uitvoering van sommige bepalingen van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, inzonderheid op artikel 1, 2°, op artikel 8, § 2, vervangen bij het koninklijk van 14 januari 1999 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 november 2001, op artikel 35, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 10 december 1987, op hoofdstuk III en op artikel 48, tweede lid, 4°, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 10 november 2001;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 december 1976 tot uitvoering van de artikelen 60 en 60bis van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 december 1999 en 11 oktober 2000;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 december 1987 betreffende de bijslagen verleend in het kader van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 september 2006;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 december 1987 houdende vaststelling van de wijze en voorwaarden van de bekrachtiging van de overeenkomsten door het Fonds voor arbeidsongevallen, inzonderheid op artikel 2, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 september 1993, 26 januari 1999, 10 november 1991 en 5 maart 2006, op artikel 12, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 31 maart 1992 en 18 november 1996, op artikel 14, eerste lid, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 november 1990, 3 mei 1991 en 31 maart 1992, op de bijlage I, punt 7, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 november 1990 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 mei 1995, 24 november 1997, 10 november 2001 en 8 juli 2005, op de bijlage II, punt 3, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 november 1990 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 mei 1991, 15 mei 1995, 24 november 1997, 10 november 2001 en 8 juli 2005, op de bijlage V, punt 7, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 november 1990 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 24 november 1997, 10 november 2001 en 8 juli 2005 en op de bijlage VI, punt 3, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 november 1990 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 24 november 1997, 10 november 2001 en 8 juli 2005;
Gelet op het koninklijk besluit van 17 oktober 2000 tot vaststelling van de voorwaarden en het tarief voor geneeskundige verzorging toepasselijk inzake arbeidsongevallen, inzonderheid op artikel 6;
Gelet op de adviezen van het Beheerscomité van het Fonds voor arbeidsongevallen van 20 november 2006 en 15 januari 2007;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 19 maart 2007;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 29 maart 2007;
Gelet op advies 42.679/1 van de Raad van State, gegeven op 17 april 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 21 december 1971 houdende uitvoering van sommige bepalingen van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971
Artikel 1.Artikel 1, 2°, van het koninklijk besluit van 21 december 1971 houdende uitvoering van sommige bepalingen van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 wordt vervangen als volgt : « 2° de Minister : de Minister die de toepassing van de wet onder zijn bevoegdheid heeft; ».
Art. 2.Artikel 8, § 2, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 januari 1999 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 november 2001, wordt aangevuld als volgt : « 3° de leden van het vast, stagedoend, tijdelijk of hulppersoneel, zelfs als zij onder arbeidsovereenkomst aangeworven zijn, die vallen onder het toepassingsgebied van de wet van 3 juli 1967 houdende de preventie en de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor de beroepsziekten in de overheidssector onderverdeeld in : a) risico arbeidsplaats « arbeiders »;b) risico arbeidsplaats « bedienden »;c) risico weg van en naar het werk « arbeiders » en « bedienden ».».
Art. 3.In artikel 35 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 10 december 1987, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het enig lid wordt aangevuld als volgt : « 4° De volgende aanpassingen aan de woning : - de traplift; - de monolift. »; 2° het artikel wordt aangevuld met het volgende lid : « Het slachtoffer heeft recht op prothesen of orthopedische toestellen waarvan de noodzakelijkheid erkend wordt op het ogenblik van de bekrachtiging van de overeenkomst tussen de partijen of van de beslissing bedoeld in artikel 24 van de wet of op elk ander ogenblik. »
Art. 4.Hoofdstuk III van hetzelfde besluit, bestaande uit de artikelen 38 tot 41, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 november 2001, wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK III. - De verplichte medische dienst
Art. 38.§ 1. De werkgever die de verplichting heeft om over te gaan tot de verkiezing van een ondernemingsraad overeenkomstig artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit van 25 mei 1999 betreffende de ondernemingsraden en de comités voor preventie en veiligheid op het werk kan een medische dienst, zoals bedoeld in artikel 29 van de wet, instellen voor alle in artikel 28 van de wet bedoelde zorgen, met uitzondering van de ziekenhuiszorgen.
Hij richt de aanvraag tot erkenning van die dienst tot de Minister die welzijn op het werk onder zijn bevoegdheid heeft, die het advies van de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg inwint. § 2. Bij zijn aanvraag, voegt de werkgever : 1° het bewijs dat de dienst een erkenning heeft op het niveau van de gemeenschappen;2° het bewijs dat hij met het oog op het verstrekken van de onmiddellijke hulp en de meest dringende zorgen, de maatregelen vastgesteld bij de artikelen 174 tot en met 183ter van het algemeen reglement op de arbeidsbescherming genomen heeft;3° het bewijs dat aan de voorwaarde vastgesteld in artikel 29, 3°, van de wet voldaan is.Het dossier bevat de namen van de zorgverstrekkers; 4° het advies van het comité voor preventie en bescherming op het werk waarin het geografisch vastlegt tot waar de verplichting geldt om zich tot de verplichte medische dienst te wenden.
Art. 39.De werkgever die deel uitmaakt van een groep van bedrijven, waarvan ten minste één over een erkende medische dienst beschikt, en de werkgever die zijn activiteit uitoefent in een zeehaven kunnen aansluiten bij een erkende medische dienst onder de volgende voorwaarden : 1° het comité voor preventie en bescherming op het werk of, bij ontstentenis ervan, de syndicale delegatie of, desgevallend, de werknemers via de rechtstreekse participatie bedoeld in artikel 53 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, hebben vooraf een gunstig advies uitgebracht;2° de namen van de zorgverstrekkers bedoeld in artikel 29, 3°, van de wet zijn vermeld in het arbeidsreglement;3° de werkgever bij wiens medische dienst men wenst aan te sluiten, en zijn comité voor preventie en bescherming op het werk werden geconsulteerd.
Art. 40.De erkenning van de medische dienst wordt, na advies van de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk, ingetrokken zo de voorwaarden vastgesteld in artikel 38 of 39 niet meer vervuld zijn of indien blijkt dat de werking van de medische dienst ernstige tekortkomingen vertoont.
De werkgever licht de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk en het comité voor preventie en bescherming op het werk in indien er zich een wijziging voordoet in de voorwaarden waaraan volgens artikel 38 of 39 moet worden voldaan.
De werkgever die de erkende medische dienst instelde, mag op ieder ogenblik om de intrekking ervan verzoeken. Hij richt zijn aanvraag aan de Minister.
Over de intrekking wordt door Ons beslist.
Art. 41.Ons besluit houdende erkenning of intrekking van een medische dienst wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Het kan bijkomende voorwaarden vaststellen, zo de omstandigheden die vereisen.
Het comité voor preventie en bescherming op het werk brengt jaarlijks ten behoeve van de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg verslag uit over de werking van de erkende medische dienst. »
Art. 5.In artikel 48, tweede lid, 4°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 10 november 2001, worden de woorden « medische, farmaceutische of verplegingsdiensten » vervangen door de woorden « verplichte medische diensten ». HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 30 december 1976 tot uitvoering van de artikelen 60 en 60 bis van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971
Art. 6.In het opschrift van het koninklijk besluit van 30 december 1976 tot uitvoering van de artikelen 60 en 60bis van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, wordt het woord « 45quinquies , » ingevoegd tussen de woorden « de artikelen » en de woorden « 60 en 60bis ».
Art. 7.Artikelen 1 en 1bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 9 december 1999, worden vervangen als volgt : «
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de wet : de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971;2° het Fonds : het Fonds voor arbeidsongevallen;3° de Minister : de minister die de toepassing van de wet onder zijn bevoegdheid heeft;4° de verzekeringsonderneming : de verzekeringsonderneming bedoeld in artikel 49 van de wet.
Art. 1bis.Wanneer het verhaal van de vergoedingen bedoeld bij artikel 60, derde lid, van de wet dient te worden verricht door een terugvordering met gedwongen tenuitvoerlegging en deze invordering al te onzeker of al te bezwarend in verhouding tot de in te vorderen sommen blijkt, kan het Fonds van de terugvordering van die vergoedingen door een gedwongen tenuitvoerlegging afzien, binnen de perken van een reglement dat het beheerscomité heeft vastgesteld, dat door de Minister is goedgekeurd en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 1ter.Het beheerscomité van het Fonds kan in behartigenswaardige gevallen gedeeltelijk afzien van het verhaal, bedoeld in artikel 2, indien het met een eenparigheid van stemmen getroffen gemotiveerde beslissing aanvaardt dat : 1° de niet-verzekering niet te wijten is aan de fout of nalatigheid van de werkgever of het gevolg is van uitzonderlijke omstandigheden;2° of de grootte van het terug te vorderen bedrag niet in verhouding is tot de ernst van de overtreding;3° of bij wijze van uitzondering de vrijstelling verantwoord is wegens dwingende redenen van federaal of gewestelijk economisch belang. De werkgever moet evenwel minstens 10 pct. van de gevorderde bedragen betaald hebben.
Art. 1quater.Het aangetekend schrijven waarbij het Fonds kennis geeft aan de getroffene of de rechthebbende van zijn beslissing tot terugvordering van ten onrechte betaalde vergoedingen bevat navolgende vermeldingen : 1° de vaststelling dat er onverschuldigde uitkeringen zijn betaald, het totale bedrag en de berekeningswijze ervan;2° de inhoud en de refertes van de bepalingen in strijd waarmee de betalingen zijn gedaan;3° de in aanmerking genomen verjaringstermijn;4° de mogelijkheid om de beslissing te betwisten bij de arbeidsrechtbank door middel van hetzij een deurwaardersexploot dat door een gerechtsdeurwaarder aan het Fonds wordt betekend, hetzij een proces-verbaal van vrijwillige verschijning;5° de termijn binnen welke, op straffe van verval, de getroffene of rechthebbende de beslissing dient te betwisten voor de arbeidsrechtbank;6° het adres van de bevoegde arbeidsrechtbank;7° de inhoud van de bepalingen van artikel 728, §§ 1, 2 en 3, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek en van artikel 68 van de wet;8° de mogelijkheid om, onverminderd de rechtsvordering ingesteld voor de arbeidsrechtbank, een verzoek in te dienen bij het Fonds om een gehele of gedeeltelijke verzaking aan de terugvordering te verkrijgen, evenals de procedure die hiervoor moet worden gevolgd;9° de mogelijkheid om, onverminderd de rechtsvordering ingesteld bij de arbeidsrechtbank, een verzoek in te dienen bij het Fonds om een met redenen omkleed voorstel tot terugbetaling in schijven voor te leggen;10° de refertes van het dossier en van de dienst die het beheert;11° de mogelijkheid om opheldering te verkrijgen omtrent de beslissing bij de dienst die het dossier beheert;12° de verjaringstermijn binnen welke de uitkeringen kunnen opgeëist worden, evenals de mogelijke wijze van stuiting van de verjaring.»
Art. 8.In artikel 2 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « voor arbeidsongevallen » vervallen telkens;2° de woorden « arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, ingevoegd bij de wet van 24 december 1976 » worden vervangen door het woord « wet »;3° de woorden « belangwekkende gevallen » worden in de nederlandse tekst vervangen door de woorden « behartigenswaardige gevallen ».
Art. 9.Artikel 3, de artikelen 3bis en 3ter, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 11 oktober 2000 en artikel 4 van hetzelfde besluit, worden vervangen als volgt : «
Art. 3.Het Fonds kan afzien van de terugvordering van de ten onrechte betaalde uitkeringen bedoeld bij artikel 60bis, § 1, van de wet door een gedwongen tenuitvoerlegging, binnen de perken van een reglement dat het beheerscomité heeft vastgesteld, goedgekeurd door de Minister en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, wanneer de terugvordering al te onzeker of al te bezwarend blijkt in verhouding tot de terug te vorderen sommen.
Art. 3bis.Behoudens in het geval van bedrog of arglist, wordt door het Fonds en de verzekeringsondernemingen ambtshalve afgezien van de terugvordering van ten onrechte betaalde uitkeringen bij het overlijden van degene aan wie ze betaald zijn, indien hem op dat ogenblik nog geen kennis was gegeven van de beslissing tot terugvordering.
Nochtans kunnen de ten onrechte betaalde uitkeringen wel in mindering worden gebracht van de reeds vervallen uitkeringen die nog niet aan de in artikel 11 van het koninklijk besluit van 24 december 1987 tot uitvoering van artikel 42, tweede lid, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, betreffende de uitbetaling van de jaarlijkse vergoedingen, van de renten en van de bijslagen bedoelde personen zijn uitbetaald.
Art. 3ter.De verzekeringsonderneming verzaakt onder de voorwaarden van het tweede lid, geheel of gedeeltelijk aan de terugvordering van de ten onrechte betaalde uitkeringen, bedoeld bij artikel 45quinquies van de wet, wanneer de schuldenaar geen enkele fout of nalatigheid treft.
De vrijstelling wordt vastgesteld aan de hand van volgende formule : E = I-R/2 waarbij - E = het bedrag van de vrijstelling - I = het bedrag van de onverschuldigde betaling - R = het globale belastbare inkomen dat vermeld wordt op het laatste aanslagbiljet, verminderd met 12 maal het bedrag bedoeld in artikel 1409 van het Gerechtelijk Wetboek.
Art. 4.Het Fonds kan de invordering van de bedragen bedoeld in artikel 60bis, § 1, tweede lid, van de wet toevertrouwen aan de Administratie van de belastingen over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen overeenkomstig artikel 94 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit gecoördineerd door het koninklijk besluit van 17 juli 1991.
De door de Administratie van de belastingen over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen ingevorderde bedragen worden aan het Fonds overgemaakt onder inhouding van de eventuele kosten. » HOOFDSTUK III. - Wijziging van het koninklijk besluit van 10 december 1987 betreffende de bijslagen verleend in het kader van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971
Art. 10.In het koninklijk besluit van 10 december 1987 betreffende de bijslagen verleend in het kader van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 september 2006, wordt een artikel 15bis ingevoegd, luidende : «
Art. 15bis.Voor de ongevallen overkomen vóór 1 januari 1988, wordt in geval van herziening van de graad van behoefte van geregelde hulp van een ander persoon overeenkomstig artikel 24bis, derde lid, van de wet het bedrag van de bijslagen verminderd tot beloop van de vermindering van de vergoeding voor hulp van een ander persoon verhoogd met de bijslag erop. » HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 10 december 1987 houdende vaststelling van de wijze en voorwaarden van de bekrachtiging van de overeenkomsten door het Fonds voor arbeidsongevallen
Art. 11.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 10 december 1987 houdende vaststelling van de wijze en voorwaarden van de bekrachtiging van de overeenkomsten door het Fonds voor arbeidsongevallen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 september 1993, 26 januari 1999, 10 november 1991 en 5 maart 2006, wordt het laatste lid geschrapt.
Art. 12.In artikel 12, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 31 maart 1992 en 18 november 1996, worden de woorden « om een verergeringsbijslag of een bijslag wegens overlijden » vervangen door de woorden « om een verergeringsbijslag of een bijslag wegens overlijden of om toekenning van een prothese die een weerslag heeft op de bijkomende vergoeding voor de hulp van een ander persoon ».
Art. 13.In artikel 14, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 november 1990, 3 mei 1991 en 31 maart 1992, worden de woorden « IX en X » vervangen door de woorden « IX, X en XI ».
Art. 14.In bijlage I, punt 7, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 november 1990 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 mei 1995, 24 november 1997, 10 november 2001 en 8 juli 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het lid dat aanvangt met de woorden « De bijkomende vergoeding », wordt vervangen door de volgende tekst : « De bijkomende vergoeding voor de geregelde hulp van een ander persoon vangt aan op ............... (datum) en bedraagt .............. (gewaarborgd gemiddeld maandelijks minimumloon dat vastgesteld is bij collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten in de Nationale Arbeidsraad voor een werknemer van minstens 21 en een half jaar oud met ten minste 6 maanden anciënniteit in de onderneming, en dat van kracht is op het ogenblik van de consolidatie x 12) x ...... % = ............. euro per jaar.
Deze bijkomende vergoeding volgt de indexaanpassingen en de aanpassingen van het gewaarborgd gemiddeld maandelijks minimumloon, zoals die voortvloeien uit de collectieve arbeidsovereenkomst waarnaar verwezen wordt »; 2° het lid dat aanvangt met het woord « Bijgevolg » wordt geschrapt; 3° na het lid dat aanvangt met de woorden « De jaarlijkse vergoeding wordt aangepast », wordt het volgende lid ingevoegd : « Voor de getroffenen die de geregelde hulp van een ander persoon volstrekt nodig hebben, wordt de voorafgaande zin aangevuld met hetgeen volgt : Bijgevolg bedraagt de jaarlijkse vergoeding in totaal ........ euro ».
Art. 15.In bijlage II, punt 3, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 november 1990 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 mei 1991, 15 mei 1995, 24 november 1997, 10 november 2001 en 8 juli 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het lid dat aanvangt met de woorden « Ingevolge de opgetreden wijziging wordt een bijkomende vergoeding », wordt vervangen als volgt : « Ingevolge de opgetreden wijziging wordt een bijkomende vergoeding voor de geregelde hulp van een ander persoon vastgesteld.Deze bijkomende vergoeding, die op ...... % en op ............ euro per jaar was vastgesteld, wordt met ingang van .............. (datum) op ...... % en op .............. euro per jaar gebracht (gewaarborgd gemiddeld maandelijks minimumloon dat vastgesteld is bij collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten in de Nationale Arbeidsraad voor een werknemer van minstens 21 en een half jaar oud met ten minste 6 maanden anciënniteit in de onderneming, en dat van kracht is op het ogenblik van de herziening x 12) x ...... %.
Deze bijkomende vergoeding volgt de indexaanpassingen en de aanpassingen van het gewaarborgd gemiddeld maandelijks minimumloon, zoals die voortvloeien uit de collectieve arbeidsovereenkomst waarnaar verwezen wordt »; 2° het lid dat aanvangt met de woorden « Bijgevolg » wordt geschrapt; 3° na het lid dat aanvangt met de woorden « De gewijzigde jaarlijkse vergoeding wordt aangepast », wordt het volgende lid ingevoegd : « Voor de getroffenen die volstrekt de geregelde hulp van een ander persoon nodig hebben, wordt de voorafgaande zin aangevuld met hetgeen volgt : Bijgevolg bedraagt de jaarlijkse vergoeding in totaal ............ euro ».
Art. 16.In bijlage V, punt 7, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 november 1990 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 24 november 1997, 10 november 2001 en 8 juli 2005, wordt het lid dat aanvangt met de woorden « De bijkomende vergoeding », vervangen als volgt : « De bijkomende vergoeding voor de geregelde hulp van een ander persoon vangt aan op .............. (datum) en bedraagt .............. (gewaarborgd gemiddeld maandelijks minimumloon dat vastgesteld is bij collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten in de Nationale Arbeidsraad voor een werknemer van minstens 21 en een half jaar oud met ten minste 6 maanden anciënniteit in de onderneming, en dat van kracht is op het ogenblik van de consolidatie x 12) x ...... % ».
Art. 17.In bijlage VI, punt 3, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 november 1990 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 24 november 1997, 10 november 2001 en 8 juli 2005, wordt het lid dat aanvangt met de woorden « Ingevolge de opgetreden wijziging wordt een bijkomende vergoeding », vervangen door de volgende tekst : « Ingevolge de opgetreden wijziging wordt een bijkomende vergoeding voor de geregelde hulp van een ander persoon vastgesteld. Deze bijkomende vergoeding, die op ...... % en op .............. euro per jaar was vastgesteld, wordt met ingang van .............. (datum) op ........ % en op .............. euro per jaar gebracht (gewaarborgd gemiddeld maandelijks minimumloon dat vastgesteld is bij collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten in de Nationale Arbeidsraad voor een werknemer van minstens 21 en een half jaar oud met ten minste 6 maanden anciënniteit in de onderneming, en dat van kracht is op het ogenblik van de herziening X 12) x ...... % ». HOOFDSTUK V. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 17 oktober 2000 tot vaststelling van de voorwaarden en het tarief voor geneeskundige verzorging toepasselijk inzake arbeidsongevallen
Art. 18.In het koninklijk besluit van 17 oktober 2000 tot vaststelling van de voorwaarden en het tarief voor geneeskundige verzorging toepasselijk inzake arbeidsongevallen wordt een artikel 4bis ingevoegd, luidende : «
Art. 4bis.Indien de getroffene die geen vrije keuze van zorgverstrekker heeft, zich niet wendt tot de verplichte medische dienst, is, onverminderd de toepassing van artikel 29, tweede lid, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, de tussenkomst van de verzekeringsonderneming gelijk aan het terugbetalingstarief zoals dit geldt voor de wetgeving betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.
Wanneer de getroffene wegens dringende noodzaak een beroep moet doen op een andere zorgverstrekker dan deze van de verplichte medische dienst, vallen de kosten ten laste van de verzekeringsonderneming volgens de voorwaarden en volgens het tarief die gelden voor de getroffene die vrije keuze van zorgverstrekker heeft. »
Art. 19.In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de woorden « artikel 32, eerste lid » vervangen door de woorden « artikel 32, tweede lid ». HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 20.De artikelen 137, 138, 139 en 140 van de programmawet (I) van 24 december 2002 treden in werking op de dag van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad en zijn van toepassing op de aanvragen om erkenning ingediend vanaf die datum.
De erkenningen bedoeld in artikel 147 van de programmawet (I) van 24 december 2002 vervallen van rechtswege op 1 januari 2010.
Art. 21.Artikel 45 van de wet van 13 juli 2006 houdende diverse bepalingen inzake beroepsziekten en arbeidsongevallen en inzake beroepsherinschakeling treedt in werking de dag waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 22.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt met uitzondering van artikel 2, dat in werking treedt op 1 januari 2008.
Art. 23.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 5 juni 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN