Etaamb.openjustice.be
Decreet van 30 januari 2014
gepubliceerd op 12 mei 2014

Decreet betreffende de financiering van onderzoek in de universiteiten

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2014029278
pub.
12/05/2014
prom.
30/01/2014
ELI
eli/decreet/2014/01/30/2014029278/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 JANUARI 2014. - Decreet betreffende de financiering van onderzoek in de universiteiten (1)


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Financiering van een speciaal onderzoeksfonds in de universiteiten

Artikel 1.Er wordt een subsidie aan de universiteiten toegekend voor de financiering van de speciale onderzoeksfondsen.

Die subsidie bedraagt minstens 15.119.000 euro.

Dat bedrag wordt gekoppeld aan de schommelingen van de gezondheidsindex van de consumptieprijzen, door dit te vermenigvuldigen met een aanpassingscijfer dat wordt berekend volgens de formule : Gezondheidsindex van januari van het betrokken begrotingsjaar Gezondheidsindex van januari 2013

Art. 2.Elk jaar wordt de in het vorige artikel bedoelde subsidie over de universiteiten verdeeld op grond van de verhouding tussen het vierjaarlijkse gemiddelde van het aantal academische graden die door elke universiteit worden uitgereikt en het aantal academische graden die door alle universiteiten worden uitgereikt.

De in het vorige lid bedoelde vierjaarlijkse gemiddelden worden gekregen door de som van de academische graden die respectief door de bedoelde universiteit of door het geheel van de universiteiten worden uitgereikt door vier te delen, voor het betrokken academiejaar en de drie jaren die voorafgaan.

Voor de berekening van het aantal academische graden bedoeld in de vorige leden, wordt geen rekening gehouden met de graad van GHSO.

Art. 3.Elke universiteit richt een speciaal onderzoeksfonds op waarvoor het deel van de haar toegekende subsidie wordt bestemd.

Elke universiteit trekt bovendien op haar eigen geldmiddelen, met inbegrip van de werkingstoelage, een minimumgeld uit dat overeenstemt met een zeker percentage van het deel van de subsidie die haar wordt toegekend krachtens het vorige artikel, en bestemt dat bedrag voor het wetenschappelijk onderzoek.

Het in het tweede lid bedoelde percentage bedraagt 17,5 % vanaf het begrotingsjaar 2014. Voor de volgende begrotingsjaren, kan het door de Regering uiterlijk op 30 juni van het jaar dat aan het bedoelde jaar voorafgaat, worden gewijzigd, waarbij het echter niet lager kan zijn dan 15 procent, noch hoger dan 20 procent.

Art. 4.De aanwending van de in artikel 1 bedoelde subsidie wordt aan de controle van de commissarissen of afgevaardigden van de Regering onderworpen. HOOFDSTUK II. - Financiering van de overlegde onderzoeksacties in de universiteiten

Art. 5.Er wordt een subsidie aan de universiteit toegekend voor de financiering van overlegde onderzoeksacties.

Die subsidie bedraagt minstens 15.203.000 euro. Dat bedrag wordt gekoppeld aan de schommelingen van de gezondheidsindex van de consumptieprijzen, door dit te vermenigvuldigen met een aanpassingscijfer dat wordt berekend volgens de formule : Gezondheidsindex van januari van het betrokken begrotingsjaar Gezondheidsindex van januari 2013

Art. 6.§ 1. Elk jaar wordt 60 % van de in het vorige artikel bedoelde subsidie over de universiteiten verdeeld op grond van de verhouding tussen het vierjaarlijkse gemiddelde van het aantal academische graden die door elke universiteit worden uitgereikt en het vierjaarlijkse gemiddelde van het aantal academische graden die door alle universiteiten worden uitgereikt.

De in het vorige lid bedoelde vierjaarlijkse gemiddelden worden gekregen door de som van de academische graden die respectief door de bedoelde universiteit of door het geheel van de universiteiten worden uitgereikt door vier te delen, voor het betrokken academiejaar en de drie jaren die voorafgaan.

Voor de berekening van het aantal academische graden bedoeld in de vorige leden, wordt geen rekening gehouden met de graad van GHSO. § 2. Elk jaar wordt 20 % van de in het vorige artikel bedoelde subsidie over de universiteiten verdeeld op grond van de verhouding tussen het vierjaarlijkse gemiddelde van het aantal academische graden van de derde cyclus die door elke universiteit worden uitgereikt en het vierjaarlijkse gemiddelde van het aantal academische graden die door alle universiteiten worden uitgereikt.

De in het vorige lid bedoelde vierjaarlijkse gemiddelden worden gekregen door de som van de academische graden van de derde cyclus die respectief door de bedoelde universiteit of door het geheel van de universiteiten worden uitgereikt door vier te delen, voor het betrokken academiejaar en de drie jaren die voorafgaan. § 3. Elk jaar, wordt 20 % van de in het vorige lid bedoelde subsidie verdeeld op grond van de volgende criteria, op gelijke wijze gewogen : a) het respectieve aandeel van elke universiteit in het totale bedrag van de financiering, voortvloeiend uit het kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling van de Europese Unie, die aan het geheel van de universiteiten wordt toegekend;b) de verhouding tussen het aantal VE-postdoctorale vorsers voor onbepaalde tijd van elke universiteit en het aantal postdoctorale vorsers voor bepaalde tijd van het geheel van de universiteiten;c) de verhouding tussen het aantal VE-leden van het academisch personeel van elke universiteit die hun doctoraatsthesis hebben verdedigd in een andere universiteit dan deze die ze tewerkstelt en het aantal leden van het academisch personeel van dezelfde categorie van het geheel van de universiteiten;d) het aantal wetenschappelijke publicaties;e) het aantal citaties. Elk in het vorige lid bedoeld criterium wordt in aanmerking genomen volgens een vierjaarlijks gemiddelde dat wordt berekend door de gegevens van het betrokken academiejaar en die van de drie voorafgaande jaren door vier te delen.

Als een doctoraatsthesis met een dubbele voogdij wordt georganiseerd, en voor de berekening van het in punt c) bedoelde verslag, wordt het betrokken personeelslid geacht zijn doctoraatsthesis te hebben verdedigd in een andere universiteit dan deze die het tewerkstelt.

Art. 7.De Regering bepaalt op uiterlijk 31 december 2015, na de aanvraag om advies van de raad van universiteiten van de ARES, de nadere regels voor de inaanmerkingneming van de criteria bedoeld in artikel 6, § 3, d) en e). Ze keurt een besluit goed voor elk van beide criteria. Als het onmogelijk is of bijna onmogelijk is om het ene of het andere, of zelfs elk van beide criteria bedoeld in artikel 6, § 3, d) en e) in aanmerking te nemen, worden die criteria niet meegerekend voor de verdeling van de subsidie bedoeld in artikel 5. De Regering zorgt ervoor de specificiteiten van de verschillende onderzoeksgebieden in acht te nemen en de publicaties en citaties zo te wegen dat ze de werkelijke omvang van het onderzoek weergeven.

Art. 8.Elke universiteit kent één vijfde van het aandeel van de subsidie toe die haar krachtens artikel 5 wordt toegekend voor de financiering van overlegde onderzoeksacties die worden gevoerd met ten minste één excellentiecentrum van een andere universiteit.

Art. 9.De overlegde onderzoeksacties moeten ertoe bijdragen één of meer van de volgende doelstellingen te bereiken : a) de ontwikkeling, binnen de universiteiten, van excellentiecentra voor fundamenteel onderzoek die door die als prioritair worden beschouwd;b) de ontwikkeling van interuniversitaire excellentiecentra;c) de ontwikkeling, binnen de universiteiten, van excellentiecentra die op geïntegreerde wijze het fundamenteel onderzoek en het toegepast onderzoek uitvoeren.

Art. 10.De overlegde onderzoeksacties worden voor een maximumduur van vijf maal twaalf maanden gefinancierd.

De subsidie wordt bestemd om de uitgaven voor personeel, uitrusting en werking te dekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het onderzoeksprogramma.

Het aandeel van de financiering dat voor de personeelsuitgaven gedurende de gehele onderzoeksactie wordt bestemd, zal niet lager zijn dan de helft van het totale bedrag van de subsidie van die overlegde onderzoeksactie.

Art. 11.De aanwending van de in artikel 5 bedoelde subsidie wordt aan de controle van de commissarissen of afgevaardigden van de Regering onderworpen. HOOFDSTUK III. - Bepalingen die de hoofdstukken I en II gemeen zijn

Art. 12.95 % van de subsidies die in de artikelen 1 en 5 bepaald zijn, wordt vóór 31 maart van het betrokken begrotingsjaar vereffend.

Het saldo wordt vereffend gedurende het laatste trimester van hetzelfde begrotingsjaar.

Art. 13.Over de subsidies bedoeld in de artikelen 1 en 5 wordt een jaarlijks verslag door de universiteiten opgemaakt en overgezonden aan het "Fonds national de la Recherche scientifique "(F.R.S. - FNRS) alsook aan het bestuur wetenschappelijk onderzoek.

Art. 14.De beurs of het mandaat, die worden gefinancierd door de subsidies die krachtens dit decreet worden toegekend, worden verlengd voor een periode die gelijk is aan die van de schorsing, ofwel wegens moederschapsverlof, vaderschapsverlof of adoptie, ofwel wegens ziekteverlof met een duur die hoger is dan of gelijk is aan één maand.

Art. 15.De onderzoeksraad, ingesteld bij het koninklijk besluit van 14 juni 1978 houdende instelling van een onderzoeksraad aan de universitaire instellingen, verleent de raad van bestuur van de universiteiten bijstand voor het beheer van de speciale onderzoeksfondsen en de overlegde onderzoeksacties. HOOFDSTUK IV. - Overgangsbepaling

Art. 16.In het kader van de opdrachten die aan de ARES (Academie Onderzoek en Hoger Onderwijs) worden toegewezen krachtens de artikelen 21, eerste lid, 11°, en 37, tweede lid, 1°, van het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies sluiten tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies zal de ARES, uiterlijk voor 30 juni 2015, de gegevens inwinnen die noodzakelijk zijn voor de effectieve vaststelling van de criteria voor de verdeling van de subsidies. Die gegevens zullen toegankelijk worden gemaakt voor de betrokken overheden. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 17.Het decreet van 30 maart 2007Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/03/2007 pub. 04/07/2007 numac 2007201992 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende diverse maatregelen inzake onderzoek in de universitaire instellingen sluiten houdende diverse maatregelen inzake onderzoek in de universitaire instellingen wordt opgeheven.

Art. 18.Voor de jaren 2014 en 2015, zijn de verhoudingen bedoeld in de §§ 1 en 3 van artikel 6 respectief 80 % en 0 %.

Voor de jaren 2016 en 2017, zijn de verhoudingen in §§ 1 en 3 van artikel 6 respectief 70 % en 10 %.

Art. 19.§ 1. In 2014, 2015 en 2016 wordt het bedrag van het in artikel 1 bedoelde speciale onderzoeksfonds over elke instelling verdeeld in verhouding tot respectief 25 %, 50 % en 75 % van de relatieve aandelen bedoeld in artikel 2, en 75 %, 50 % en 25 % van de aandelen die worden gekregen door de verdeelsleutel te gebruiken die in 2013 tussen de universiteiten werd toegepast : 35,48 % voor de UCL, 27,57 % voor de ULB, 26,28 % voor de ULG, 4,89 % voor de UMons, 4,13 % voor de UNamur en 1,65 % voor de USLB. § 2. In 2014, 2015 en 2016, wordt het bedrag van de overlegde onderzoeksacties bedoeld in artikel 5 verdeeld over elke instelling in verhouding tot respectief 25 %, 50 % en 75 % van de relatieve aandelen bedoeld in artikel 6, en 75 %, 50 % en 25 % van de aandelen die worden gekregen door de verdeelsleutel te gebruiken die in 2013 tussen de universiteiten werd toegepast, te weten : 35,48 % voor de UCL, 25,07 % voor de ULB, 26,28 % voor de ULG, 7,39 % voor de UMons, 4,13 % voor de UNamur en 1,65 % voor de USLB.

Art. 20.De in artikel 8 bedoelde verhouding wordt, voor de jaren 2014 tot 2016, tot 10 % herleid, en voor de jaren 2017 tot 2019, tot 15 %.

Art. 21.Dit decreet heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2014.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 30 januari 2014.

De Minister-President van de Regering van de Franse Gemeenschap, R. DEMOTTE De Vice-President en Minister van Kind, Onderzoek en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Vice-President en Minister van Begroting, Financiën en Sport, A. ANTOINE De Vice-President en Minister van Hoger Onderwijs, J.-Cl. MARCOURT De Minister van Jeugd, Mevr. E. HUYTEBROECK De Minister van Cultuur, Audiovisuele Sector, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. F. LAANAN De Minister van Leerplichtonderwijs en van Onderwijs voor Sociale Promotie, Mevr. M.- M. SCHYNS _______ Nota (1) Zitting 2013-2014. Stukken van het Parlement. - Ontwerp van decreet, nr. 590-1. Verslag, nr. 590-2.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 29 januari 2014.

^