Etaamb.openjustice.be
Decreet van 04 april 2024
gepubliceerd op 30 mei 2024

Decreet inzake de financiering van onderzoek in instellingen voor hoger onderwijs

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2024004444
pub.
30/05/2024
prom.
04/04/2024
ELI
eli/decreet/2024/04/04/2024004444/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 APRIL 2024. - Decreet inzake de financiering van onderzoek in instellingen voor hoger onderwijs (1)


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt: TITEL I. - DEFINITIES

Artikel 1.In dit decreet wordt verstaan onder: 1° "STEAM-bewustmakingsactor": operator met als hoofd- of nevenactiviteit het communiceren over de rol van wetenschap en technologie of het verhogen van de aantrekkelijkheid van studies op het gebied van STEAM of het verbeteren van het imago van wetenschap en wetenschappelijke of technologische loopbanen;2° "Administratie": de administratie die belast is met wetenschappelijk onderzoek;3° "De-minimissteun": de steun bedoeld in Verordening (EU) 2023/2831 van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun;4° "ARES": de Académie de Recherche et d'Enseignement Supérieur bedoeld in artikel 20 van het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies type decreet prom. 07/11/2013 pub. 28/01/2014 numac 2014029028 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende instemming met het Facultatief Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, opgemaakt te New York op 10 december 2008 type decreet prom. 07/11/2013 pub. 03/01/2014 numac 2013029634 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende het bewijs van de taalkennis vereist door de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 sluiten tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies; 5° "Aspirant": onderzoeker die profiteert van een doctoraatsbeurs toegekend door het F.R.S.-FNRS als laureaat van een oproep tot "aspirant"-kandidaten; 6° "Onderzoeksbeurs": financiële steun die voor een bepaalde periode wordt toegekend aan een student die een doctoraatsthesis voorbereidt of aan een postdoctoraatsonderzoeker;7° "Interuniversitair excellentiecentrum": een groep onderzoekers van verschillende universiteiten die op zodanige wijze samenwerken dat zij internationaal worden erkend; 8° "CHANGE": financieringsprogramma voor onderzoeksprojecten van het F.R.S.-FNRS in het kader van zijn Fonds de recherche fondamentale stratégique (FRFS), voor projecten geleid door een hoofdpromotor uit de humane en sociale wetenschappen rond strategische maatschappelijke thema's, zoals de grote transities, alsook de opkomst van interdisciplinaire benaderingen; 9° "Onderzoeker": elke persoon die is tewerkgesteld in, verbonden aan of aangesteld binnen een instelling voor hoger onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap of door het F.R.S.-FNRS of door een universitair ziekenhuis, om een onderzoeksactiviteit uit te voeren in de zin van artikel 5 van het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies type decreet prom. 07/11/2013 pub. 28/01/2014 numac 2014029028 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende instemming met het Facultatief Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, opgemaakt te New York op 10 december 2008 type decreet prom. 07/11/2013 pub. 03/01/2014 numac 2013029634 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende het bewijs van de taalkennis vereist door de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 sluiten tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies. Houders van een doctoraats- of postdoctoraatsbeurs worden eveneens als onderzoekers beschouwd; 10° "Clinicus-onderzoeker": doctorale of postdoctorale gespecialiseerde arts die een klinische activiteit uitoefent in een universitair ziekenhuis of een ziekenhuisdienst die erkend is als universitair en een deeltijdse onderzoeksactiviteit uitoefent;11° " Decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies type decreet prom. 07/11/2013 pub. 28/01/2014 numac 2014029028 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende instemming met het Facultatief Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, opgemaakt te New York op 10 december 2008 type decreet prom. 07/11/2013 pub. 03/01/2014 numac 2013029634 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende het bewijs van de taalkennis vereist door de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 sluiten": decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies type decreet prom. 07/11/2013 pub. 28/01/2014 numac 2014029028 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende instemming met het Facultatief Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, opgemaakt te New York op 10 december 2008 type decreet prom. 07/11/2013 pub. 03/01/2014 numac 2013029634 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende het bewijs van de taalkennis vereist door de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 sluiten tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;12° "EOS": intercommunautair programma voor fundamenteel onderzoek "Excellence of science" dat streeft naar excellentie en alle wetenschappelijke domeinen bestrijkt;13° "ESA": école supérieure des arts zoals bedoeld in artikel 12 van het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies type decreet prom. 07/11/2013 pub. 28/01/2014 numac 2014029028 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende instemming met het Facultatief Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, opgemaakt te New York op 10 december 2008 type decreet prom. 07/11/2013 pub. 03/01/2014 numac 2013029634 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende het bewijs van de taalkennis vereist door de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 sluiten;14° "Instelling voor hoger onderwijs": instelling zoals bedoeld in artikelen 10 tot 12 van het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies type decreet prom. 07/11/2013 pub. 28/01/2014 numac 2014029028 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende instemming met het Facultatief Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, opgemaakt te New York op 10 december 2008 type decreet prom. 07/11/2013 pub. 03/01/2014 numac 2013029634 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende het bewijs van de taalkennis vereist door de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 sluiten; 15° "F.R.S.-FNRS": stichting van openbaar nut genaamd "Fonds de la Recherche scientifique - FNRS" met ondernemingsnummer 885.324.344; 16° "Academische graad": academische graad zoals gedefinieerd in artikel 15, § 1, eerste lid, 41° van het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies type decreet prom. 07/11/2013 pub. 28/01/2014 numac 2014029028 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende instemming met het Facultatief Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, opgemaakt te New York op 10 december 2008 type decreet prom. 07/11/2013 pub. 03/01/2014 numac 2013029634 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende het bewijs van de taalkennis vereist door de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 sluiten;17° "Hogeschool": hogeschool zoals bedoeld in artikel 11 van het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies type decreet prom. 07/11/2013 pub. 28/01/2014 numac 2014029028 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende instemming met het Facultatief Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, opgemaakt te New York op 10 december 2008 type decreet prom. 07/11/2013 pub. 03/01/2014 numac 2013029634 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende het bewijs van de taalkennis vereist door de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 sluiten;18° "Mandaat voor wetenschappelijke promotie": instrument voor de financiering van onderzoeksprojecten ter ondersteuning van jonge vaste onderzoekers die binnen hun universitaire instelling een wetenschappelijke eenheid willen oprichten met betrekking tot een toekomstdomein; 19° "Onderzoeksmandaat": financiële steun in de vorm van een beurs of arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde duur, aangeboden door het F.R.S.-FNRS, waardoor een persoon zich kan wijden aan zijn of haar onderzoek; 20° "Beheersorgaan van de hogeschool": orgaan zoals bedoeld in artikel 2, 5°, van het decreet van 21 februari 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 21/02/2019 pub. 14/03/2019 numac 2019040626 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot vaststelling van de organisatie van het hoger onderwijs in de hogescholen sluiten tot vaststelling van de organisatie van het hoger onderwijs in de hogescholen;21° "Postdoctoraatsonderzoeker": onderzoeker met doctoraatsdiploma die nog niet langer dan 10 jaar gefinancierd wordt en niet benoemd is aan een universiteit;22° "Onderzoeksproject": project dat erop gericht is nieuwe kennis of resultaten te verkrijgen op basis van originele concepten (en hun interpretatie) of hypothesen, waarvan het resultaat onzeker is en waarvan de uitvoering is gepland en de financieringsmodaliteiten zijn vastgesteld.Een onderzoeksproject moet voldoen aan vijf basiscriteria: nieuw, creatief, onzeker, systematisch en overdraagbaar en reproduceerbaar zijn; 23° "STEAM": acroniem voor Science, Technology, Engineering, Arts and Mathematics (wetenschap, technologie, techniek, kunst en wiskunde);24° "Universiteit" of "Universiteit van de Franse Gemeenschap": universiteit zoals bedoeld in artikel 10 van het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies type decreet prom. 07/11/2013 pub. 28/01/2014 numac 2014029028 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende instemming met het Facultatief Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, opgemaakt te New York op 10 december 2008 type decreet prom. 07/11/2013 pub. 03/01/2014 numac 2013029634 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende het bewijs van de taalkennis vereist door de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 sluiten.

Art. 2.De Regering kan de definities in artikel 1 wijzigen op voorwaarde dat de aan te brengen wijziging steunt op: 1° een wijziging aangebracht bij een verordening of richtlijn van de Europese Unie;2° nieuwe normen uitgegeven door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling;3° nieuwe normen uitgegeven door de wereldwijde organisatie UNESCO;4° een wijziging van het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies type decreet prom. 07/11/2013 pub. 28/01/2014 numac 2014029028 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende instemming met het Facultatief Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, opgemaakt te New York op 10 december 2008 type decreet prom. 07/11/2013 pub. 03/01/2014 numac 2013029634 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende het bewijs van de taalkennis vereist door de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 sluiten. TITEL II. - SUBSIDIERING VAN ONDERZOEK

HOOFDSTUK 1. - Algemeen

Art. 3.Onder de voorwaarden gesteld in titel II, hoofdstuk 2 en 4, titel III en titel IV, kent de Regering subsidies toe of kan de Regering subsidies toekennen aan instellingen voor hoger onderwijs voor: 1° het financieren van onderzoekers of onderzoeksprojecten;2° het financieren van de aanschaf van onderzoeksinfrastructuren;3° het toekennen van reisbeurzen aan doctoraatsstudenten;4° het organiseren van of deelnemen aan vergaderingen tussen collega's die actief zijn in onderzoek;5° het financieren van bewustmakingsprojecten rond STEAM.

Art. 4.Onder de voorwaarden gesteld in titel II, hoofdstuk 4 en titel IV, kan de Regering ook een subsidie toekennen voor de financiering van de projecten bedoeld in artikel 3, 5° aan STEAM-bewustmakingsactoren buiten de instellingen voor hoger onderwijs.

Art. 5.Onder de voorwaarden gesteld in titel II, hoofdstuk 3 en titel IV kent de Regering een subsidie toe aan het F.R.S.-FNRS ter bevordering van het wetenschappelijk onderzoek in alle academische kennisdomeinen.

HOOFDSTUK 2. - Directe financiering van onderzoek in instellingen voor hoger onderwijs Afdeling 1. - Speciale fondsen voor onderzoek aan universiteiten


Art. 6.§ 1. Elke universiteit richt twee fondsen op: 1° een speciaal fonds gewijd aan onderzoek genaamd "Fonds Spécial pour la Recherche (FSR)";2° een fonds gewijd aan gezamenlijke onderzoeksacties ("actions de recherche concertée", ARC's). Aan de universiteiten wordt een jaarlijkse subsidie toegekend om deze fondsen te financieren.

De subsidie wordt onder de universiteiten verdeeld volgens de in lid 4 en in artikelen 7 en 8 vastgelegde voorwaarden.

De in lid 2 bedoelde subsidie wordt ten minste vastgesteld op: 1° 33.919.000 euro voor het FSR; 2° 19.887.000 euro voor de ARC's.

Vanaf het jaar 2025 wordt het bedrag van elke in lid 4 bedoelde subsidie berekend door het definitieve bedrag van de subsidie van het jaar voorafgaand aan het betrokken begrotingsjaar aan te passen aan de gezondheidsindex (GI) volgens de formule: de GI van januari van het betreffende begrotingsjaar gedeeld door de GI van januari van het voorgaande begrotingsjaar. § 2. De Regering stelt de modaliteiten vast voor de vereffening van de subsidie. § 3. De universiteiten voeren een intern controlesysteem in om het juiste gebruik van de door de Franse Gemeenschap toegekende financiering te waarborgen, onverminderd de controle van de commissarissen en afgevaardigden.

Art. 7.Elk jaar wordt de subsidie bedoeld in artikel 6, § 1, lid 4, 1° onder de universiteiten verdeeld volgens de verhouding tussen het vierjarig gemiddelde van het aantal academische graden uitgereikt door elke universiteit en het vierjarig gemiddelde van het aantal academische graden uitgereikt door alle universiteiten. De in het eerste lid bedoelde vierjaarlijkse gemiddelden worden verkregen door de som van de academische graden die respectievelijk door de betrokken universiteit of door alle universiteiten zijn uitgereikt voor het betrokken academiejaar en de drie daaraan voorafgaande jaren, door vier te delen.

Voor de berekening van het aantal academische graden zoals bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt de titel van GHSO (geaggregeerde van het hoger secundair onderwijs) niet in aanmerking genomen.

Art. 8.§ 1. Elk jaar wordt 60% van de subsidie bedoeld in artikel 6, § 1, lid 4, 2° onder de universiteiten verdeeld volgens de verhouding tussen het vierjarig gemiddelde van het aantal academische graden uitgereikt door elke universiteit en het vierjarig gemiddelde van het aantal academische graden uitgereikt door alle universiteiten.

De in het eerste lid bedoelde vierjaarlijkse gemiddelden worden verkregen door de som van de academische graden die respectievelijk door de betrokken universiteit of door alle universiteiten zijn uitgereikt voor het betrokken academiejaar en de drie daaraan voorafgaande jaren, door vier te delen.

In het geval van een doctoraat dat is uitgereikt onder co-promotorschap tussen twee universiteiten in de Franse Gemeenschap, telt het doctoraat voor de helft mee in elk van de twee universiteiten.

Voor de berekening van het aantal academische graden zoals bedoeld in het eerste en derde lid, wordt de titel van GHSO (geaggregeerde van het hoger secundair onderwijs) niet in aanmerking genomen. § 2. Elk jaar wordt 20 % van de subsidie bedoeld in artikel 6, § 1, lid 4, 2° onder de universiteiten verdeeld volgens de verhouding tussen het vierjarig gemiddelde van het aantal academische graden van de derde cyclus uitgereikt door elke universiteit en het vierjarig gemiddelde van het aantal academische graden van de derde cyclus uitgereikt door alle universiteiten.

In het geval van een doctoraat dat is uitgereikt onder co-promotorschap tussen twee universiteiten in de Franse Gemeenschap, telt het doctoraat voor de helft mee in elk van de twee universiteiten.

De in het eerste lid bedoelde vierjaarlijkse gemiddelden worden verkregen door de som van de academische graden van de derde cyclus die respectievelijk door de betrokken universiteit of door alle universiteiten zijn uitgereikt voor het betrokken academiejaar en de drie daaraan voorafgaande jaren, door vier te delen. § 3. Elk jaar wordt 20% van de in artikel 6, § 1, lid 4, 2° bedoelde subsidie verdeeld volgens de volgende gelijk gewogen criteria: 1° het respectieve aandeel van elke universiteit in het totale bedrag van de financiering afkomstig van het kaderprogramma van de Europese Unie voor onderzoek en ontwikkeling dat aan alle universiteiten wordt toegekend; 2° de verhouding tussen het aantal postdoctoraatsonderzoekers in internationale mobiliteit IN en het aantal onderzoeksmandaten van het F.R.S.-FNRS van elke universiteit, uitgedrukt in voltijdsequivalenten, en het aantal van die postdoctoraatsonderzoekers voor bepaalde duur van alle universiteiten samen. Deze postdoctoraatsonderzoekers moeten aangesteld zijn voor minstens 0,5 voltijdsequivalenten; 3° de verhouding tussen het aantal academische kaderpersoneelsleden met minstens 0,5 voltijdsequivalenten, het aantal voltijdse, vast benoemde wetenschappelijke kaderpersoneelsleden en het aantal mandatarissen voor onbepaalde duur van het F.R.S.-FNRS van elke universiteit die hun doctoraatsthesis hebben verdedigd aan een universiteit buiten de Franse Gemeenschap, uitgedrukt in voltijdsequivalenten, en het aantal personeelsleden van dezelfde categorieën van alle universiteiten samen. In het geval van een doctoraat behaald onder co-promotorschap tussen een universiteit van de Franse Gemeenschap en een universiteit buiten de Franse Gemeenschap, wordt het personeelslid geacht zijn doctoraat te hebben verdedigd aan een universiteit buiten de Franse Gemeenschap. Die verhouding wordt berekend op basis van de gegevens voor de laatste 10 beschikbare jaren en rekening houdend met de nieuwe aanwervingen van het voorgaande jaar die actief zijn op 1 februari van het betrokken jaar.

Elk in lid 1 bedoeld criterium wordt in aanmerking genomen volgens een vierjarig gemiddelde dat wordt berekend door de gegevens van het betrokken academiejaar en die van de drie daaraan voorafgaande jaren door vier te delen.

Art. 9.Elke universiteit neemt van haar eigen middelen, met inbegrip van de werkingstoelage, een minimumbedrag op dat gelijk is aan 17,5 procent van het bedrag van de subsidie bedoeld in artikel 6, § 1, lid 4, 1°, die haar wordt toegekend overeenkomstig de berekeningsmethoden voorzien in artikel 7, en besteedt dat bedrag aan wetenschappelijk onderzoek.

Vanaf het begrotingsjaar 2024 kan het in het eerste lid bedoelde percentage uiterlijk op 30 juni van het jaar voorafgaand aan het betrokken jaar door de Regering worden gewijzigd, maar het mag niet lager zijn dan 15 procent en niet hoger dan 20 procent.

Art. 10.Elke universiteit besteedt 10 procent van de subsidie bedoeld in artikel 6, § 1 lid 4, 2° die haar wordt toegekend volgens de berekeningsmethoden voorzien in artikel 8, aan de financiering van gezamenlijke onderzoeksacties met minstens één andere universiteit van de Franse Gemeenschap. Die 10 procent wordt verdeeld over een periode van 3 jaar overeenkomend met jaar N-1, jaar N en jaar N+1.

Art. 11.Gezamenlijk onderzoeksacties moeten bijdragen aan het bereiken van een of meer van de volgende doelstellingen: 1° de ontwikkeling binnen de universiteiten van excellentiecentra voor fundamenteel onderzoek, die door de universiteiten als prioritair worden beschouwd;2° de ontwikkeling van interuniversitaire excellentiecentra;3° de ontwikkeling binnen de universiteiten van excellentiecentra, die op een geïntegreerde manier aan fundamenteel en toegepast onderzoek doen.

Art. 12.In het kader van de opdrachten die hen bij artikel 21, lid 1, 11°, en artikel 37 van het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies type decreet prom. 07/11/2013 pub. 28/01/2014 numac 2014029028 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende instemming met het Facultatief Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, opgemaakt te New York op 10 december 2008 type decreet prom. 07/11/2013 pub. 03/01/2014 numac 2013029634 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende het bewijs van de taalkennis vereist door de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 sluiten worden toevertrouwd, geven de universiteiten uiterlijk op 30 juni van het jaar voorafgaand aan de toekenning van de subsidie aan de ARES de gegevens door die noodzakelijk zijn voor de effectieve uitvoering van de in artikelen 7 en 8 voorziene verdelingsmodaliteiten. Die gegevens worden doorgegeven aan de administratie.

Art. 13.De in artikel 6, § 1, lid 4 bedoelde subsidies zijn bedoeld voor het dekken van de personeels-, uitrustings- en werkingskosten die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het onderzoeksprogramma.

Het deel van de financiering dat wordt besteed aan personeelskosten tijdens alle onderzoeksprojecten die worden gefinancierd door het fonds bedoeld in artikel 6, § 1, lid 1, 2°, mag niet minder bedragen dan 50 procent van het totale bedrag van de subsidie bedoeld in artikel 6, § 1, lid 4, 2° die is toegekend aan de universiteit.

De Regering specificeert de aard van de kosten die door de subsidies kunnen worden gedekt.

Art. 14.Bij opschorting, hetzij wegens moederschaps-, vaderschaps-, ouderschaps- of adoptieverlof, hetzij wegens ziekteverlof van meer dan 30 dagen, wordt de beurs of overeenkomst die wordt gefinancierd met de subsidies toegekend krachtens artikel 6, verlengd met een periode gelijk aan de opschorting.

Art. 15.De universiteiten evalueren de aan hen voorgelegde onderzoeksprojecten. De universiteiten leggen de evaluatiecriteria vast in termen van kwaliteit, relevantie en uitvoerbaarheid van het project, met name op basis van de excellentie en ervaring van de onderzoekers of de onderzoekseenheid in het (de) domein(en) waarin de projectleider werkzaam is. Afdeling 2. - Onderzoeksfonds hogescholen


Art. 16.Een jaarlijkse subsidie van minimaal 2.332.000 euro is bestemd voor toegepast onderzoek in hogescholen. Dat bedrag wordt onder de hogescholen verdeeld volgens de modaliteiten van artikel 17.

Vanaf het jaar 2025 wordt het bedrag voorzien in lid 1 berekend door het definitieve bedrag van de subsidie van het jaar voorafgaand aan het betrokken begrotingsjaar aan te passen aan de gezondheidsindex (GI) volgens de formule: de GI van januari van het betreffende begrotingsjaar gedeeld door de GI van januari van het voorgaande begrotingsjaar.

De subsidie is bedoeld voor het dekken van de personeels-, uitrustings- en werkingskosten die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het onderzoeksprogramma.

De Regering specificeert de aard van de kosten die door de subsidie kunnen worden gedekt.

Art. 17.§ 1. De Regering doet elk jaar in de maand maart een projectoproep ter ondersteuning van onderzoeksprojecten van hogescholen, op basis van de middelen voorzien in artikel 16.

Een project komt in aanmerking als het aan de volgende voorwaarden voldoet: 1° het wordt ingediend door een hogeschool van de Franse Gemeenschap;2° het aanvraagdossier bevat, naast een gedetailleerde beschrijving van het onderzoeksproject, een voorlopige, desgevallend meerjarige begroting. § 2. De projectoproep wordt ten minste op de website van de administratie gepubliceerd, uiterlijk zestig dagen vóór de uiterste datum voor het indiening van projecten. Deze projectoproep omvat ten minste de volgende elementen: 1° de in de ingediende projecten op te nemen informatie, zoals de projectbeschrijving, de uitvoeringsperiode van het project, eventuele intellectuele-eigendomsrechten die nodig zijn voor de uitvoering van het project, het voor de uitvoering van het project gevraagde budget;2° de evaluatiecriteria van de projecten: a) de wetenschappelijke kwaliteit van de projecten, tot 60% van de weging;b) hun maatschappelijke impact, tot 30% van de weging;c) de kwaliteit van de uitvoering, tot 10% van de weging;3° de samenstelling van de jury;4° de manier waarop de jury de projecten rangschikt volgens de evaluatiecriteria in het geval dat meerdere projecten dezelfde eindscore hebben;5° de uiterste datum voor het indienen van projecten;6° de termijn waarbinnen de jury bijeenkomt, ten hoogste zes maanden na de uiterste datum voor het indienen van projecten. § 3. De Regering bepaalt de samenstelling van de selectiejury, die bestaat uit vertegenwoordigers van de hogescholen, de ARES, het F.R.S.-FNRS, de administratie, de sociaaleconomische kringen en de minister bevoegd voor wetenschappelijk onderzoek.

De jury rangschikt de projecten volgens de criteria vermeld in § 2, 2° en 4°.

De jury stelt ook het bedrag van de financiering voor de gerangschikte projecten voor en legt de projecten voor aan de Regering, die gerangschikte en financierbare projecten weerhoudt binnen de grenzen van de beschikbare kredieten. Afdeling 3. - Aanschaf van onderzoeksinfrastructuren


Art. 18.Binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten kan de Regering een subsidie toekennen aan een of meer instellingen voor hoger onderwijs waarmee ze onderzoeksinfrastructuur kunnen aanschaffen om wetenschappelijke of artistieke onderzoeksactiviteiten uit te voeren.

Met onderzoeksinfrastructuur wordt bedoeld de installaties, middelen en bijbehorende diensten die door de wetenschappelijke gemeenschap worden gebruikt om onderzoek uit te voeren in haar expertisedomeinen.

Die definitie omvat wetenschappelijke uitrustingen en onderzoeksmaterialen, cognitieve middelen zoals collecties, archieven en gestructureerde wetenschappelijke informatie, ondersteunende infrastructuren op basis van informatie- en communicatietechnologieën, computerinfrastructuren, software en communicatiesystemen, evenals alle andere middelen die nodig zijn om het onderzoek uit te voeren.

Deze infrastructuren kunnen zich op één site bevinden of over meerdere sites verdeeld zijn. In het laatste geval heeft men het over een georganiseerd netwerk van middelen.

Elke aanschaf van infrastructuur met betrekking tot een bepaald onderzoeksdomein moet bedoeld zijn voor een project dat gemeenschappelijk is voor alle instellingen voor hoger onderwijs die op dat domein actief zijn. De verdeling van de subsidie onder de instellingen voor hoger onderwijs wordt dan vastgesteld op basis van de kosten van de voorzieningen van het deel van de infrastructuur die zich in de gebouwen van elke instelling voor hoger onderwijs bevinden, ook al vormt de infrastructuur een samenhangend en onlosmakelijk geheel.

Art. 19.De in artikel 18 bedoelde subsidie wordt verleend onder de volgende voorwaarden: 1° de te betalen prijs voor de exploitatie of het gebruik van de infrastructuur voor economische doeleinden moet overeenstemmen met de marktprijs;2° afgezien van de toegang tot databanken moet de toegang tot de infrastructuur openstaan voor alle instellingen voor hoger onderwijs en op transparante en niet-discriminerende wijze worden verleend, waarbij onder meer de beschikbare tijdvakken en de gebruikskosten worden gepreciseerd;3° de onderzoeksinfrastructuren moeten het mogelijk maken om in het kader van dit decreet gefinancierd onderzoek uit te voeren;4° wanneer een onderzoeksinfrastructuur zowel economische als niet-economische activiteiten verricht, worden de financiering, de kosten en de inkomsten van elk type activiteit afzonderlijk in de boekhouding opgenomen, op basis van consistent toegepaste en objectief te rechtvaardigen kostentoerekeningsprincipes.

Art. 20.De in artikel 18 bedoelde subsidies zijn bedoeld voor het dekken van de voor de aanschaf van de infrastructuren noodzakelijke uitrusting- en werkingskosten.

De Regering specificeert de aard van de in aanmerking komende kosten en stelt de modaliteiten vast voor de vereffening van de subsidie.

HOOFDSTUK 3. - Financiering van onderzoek in instellingen voor hoger onderwijs via het F.R.S.-FNRS Afdeling 1. - Opdrachten en financiële instrumenten van het

F.R.S.-FNRS

Art. 21.§ 1. De jaarlijkse subsidie die wordt toegekend aan het F.R.S.-FNRS is bedoeld om wetenschappelijk onderzoek in alle academische kennisdomeinen te bevorderen. Daartoe heeft het de volgende opdrachten: 1° het toekennen en beheren van: a) onderzoeksmandaten en -beurzen;b) kredieten aan onderzoekers in de vorm van werkingssubsidies en subsidies voor wetenschappelijke uitrustingen;2° het toekennen en beheren van kredieten voor: a) onderzoeksprojecten;b) wetenschappelijke opdrachten;c) deelname aan wetenschappelijke congressen in het buitenland;d) wetenschappelijke verblijven in het buitenland;e) de organisatie van wetenschappelijke congressen, symposia en vergaderingen;f) contactgroepen en doctoraatsscholen;g) wetenschappelijke publicaties;h) internationale wetenschappelijke samenwerkingen;i) activiteiten voor de ontwikkeling van fundamenteel onderzoek;j) wetenschappelijke infrastructuren en uitrustingen; 3° het promoten bij onderzoekers van Europese onderzoeks- en innovatieprogramma's waaraan onderzoekers uit de Franse Gemeenschap deelnemen en het ondersteunen van onderzoekers voor deelname aan deze programma's via het Nationaal Contactpunt (NCP-F.R.S.-FNRS) en via het verlenen van bijstand voor het opzetten van Europese projecten; 4° het opvolgen en analyseren van de loopbaan van universitaire onderzoekers en onderzoeksters via het Observatoire de la Recherche et des Carrières Scientifiques (ORCS);5° het bijdragen aan de financiering van het intercommunautair programma voor fundamenteel onderzoek "Excellence of science" (EOS);6° het ontwikkelen van communicatieacties over het fundamenteel onderzoek dat in de Franse Gemeenschap wordt uitgevoerd, om de publieke belangstelling voor onderzoek te vergroten en het nut van de wetenschap te benadrukken. § 2. In het kader van de in paragraaf 1 gedefinieerde opdrachten doet het F.R.S.-FNRS het volgende: 1° regelmatige relaties onderhouden met de administratie en de minister bevoegd voor wetenschappelijk onderzoek;2° actief deelnemen aan de door de administratie opgerichte werkgroepen met het oog op een betere coördinatie van acties en actoren op het vlak van wetenschappelijk onderzoek;3° statistieken en enquêteresultaten over zijn opdrachten verstrekken;4° in- en uitgaande internationale mobiliteit, contacten, partnerschappen en internationale projecten bevorderen;5° onderzoeksinfrastructuren ondersteunen, met inbegrip van cofinanciering in het geval van Europese en internationale investeringsprogramma's;6° onderzoek in het domein van de kunsten ondersteunen binnen de ESA's;7° interuniversitaire en intercommunautaire consortia ondersteunen in het kader van het programma "ESO".

Art. 22.§ 1. Het Observatoire de la Recherche et des Carrières Scientifiques (ORCS) staat in voor het opvolgen en analyseren van de loopbanen van universitaire onderzoekers en onderzoeksters door middel van enquêtes en verschillende gegevenskruisingen, evenals het proces van het opgeven van de wetenschappelijke of academische loopbaan en de professionele integratie van jonge studenten met doctoraatsdiploma.

Het Observatoire de la Recherche et des Carrières Scientifiques (ORCS) kan ook dienen als referentieorgaan op het vlak van bibliometrie en statistieken over wetenschappelijk onderzoek in de Franse Gemeenschap en van tijd tot tijd informatie verstrekken aan instanties in de Franse Gemeenschap die cijfers in dat domein nodig hebben. § 2. Een begeleidingscomité bestaande uit een vertegenwoordiger van elke universiteit, een vertegenwoordiger van de minister bevoegd voor wetenschappelijk onderzoek, ten minste één vertegenwoordiger van de administratie en een vertegenwoordiger van het Observatoire de la Recherche et des Carrières Scientifiques (ORCS), heeft tot doel op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen in de projecten van het ORCS, eventuele problemen te bespreken, mogelijke verbeteringen en ontwikkelingen in het ORCS voor te stellen en na te denken over aspecten die verband houden met bibliometrie.

Art. 23.Een Nationaal Contactpunt (NCP-F.R.S. - FNRS) wordt opgericht binnen het F.R.S.-FNRS om actoren in het hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap te helpen deelnemen aan het meerjarige kaderprogramma voor onderzoek en innovatie van de Europese Unie. Het verzamelt ook geanonimiseerde statistieken over de aanwezigheid van onderzoekers uit de Franse Gemeenschap in deze verschillende programma's, waaronder gendergegevens.

Daartoe kan het Nationaal Contactpunt (NCP-F.R.S.-FNRS) nauwe contacten onderhouden met de Nationale Contactpunten opgericht op het niveau van het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Afdeling 2. - Financiële ondersteuning van de Franse Gemeenschap


Art. 24.De Regering kent het F.R.S.-FNRS jaarlijks een subsidie toe van minimaal 172.459.000 euro.

Elk jaar wordt het bedrag van de in lid 1 bedoelde subsidie aangepast aan de variaties in de gezondheidsindex van de consumptieprijzen door het te vermenigvuldigen met een aanpassingspercentage dat wordt berekend volgens de formule: de gezondheidsindex van januari van het betreffende begrotingsjaar gedeeld door de gezondheidsindex van januari 2023.

Deze subsidie is uitsluitend bedoeld om het volgende te financieren, met inachtneming van de voorwaarden gesteld in artikel 25: 1° de financieringsinstrumenten vermeld in artikel 21, § 1; 2° de geassocieerde fondsen van het F.R.S.-FNRS zoals het Fonds de la Recherche en Arts (FRART), het Fonds pour la recherche en sciences humaines (FRESH), het Fonds pour la formation à la Recherche dans l'Industrie et dans l'Agriculture (FRIA) en het fonds Excellence of Science (EOS).

De Regering stelt de modaliteiten vast voor de vereffening van de subsidie.

Art. 25.§ 1. De raad van bestuur van het F.R.S.-FNRS beslist over de aanwending van de krachtens artikel 24 toegekende jaarlijkse subsidie.

Het mag echter niet meer dan acht procent van de jaarlijkse subsidie aan werkingskosten besteden. Het moet ook de volgende minimumbedragen aanwenden voor onderstaande categorieën: 1° ondersteuning van onderzoekers gefinancierd door het F.R.S.-FNRS: 83.451.000 euro, als volgt verdeeld: a) doctoraatstudenten: 21.351.000 euro waarvan voor: i) aspiranten van het F.R.S.-FNRS: 5.500.000 euro; ii) onderzoekers van het Fonds pour la formation à la recherche dans l'industrie et dans l'agriculture (FRIA): 15.851.000 euro; b) postdoctoraatstudenten (onderzoekers en wetenschappelijke medewerkers): 8.000.000 euro; c) vaste onderzoekers (minimaal 423 betrekkingen): 54.000.000 euro; d) werkingskrediet aan onderzoekers: 100.000 euro; 2° ondersteuning van onderzoek aan universiteiten: 46.904.000 euro, waarvan: a) individuele en collectieve onderzoeksprojecten, mandaten voor wetenschappelijke promotie, onderzoekskredieten: 16.200.000 euro; b) clinici-wetenschappers: 2.494.000 euro; c) uitrusting en infrastructuren, met inbegrip van een jaarlijkse afvlakking van de toekenning van grote uitrustingen in het kader van een driejaarlijkse oproep: 3.500.000 euro; d) diversen (contactgroepen, publicaties, doctoraatsscholen, hulp bij het opzetten van Europese projecten enz.): 300.000 euro; e) Fonds Excellence of Science (EOS): 15.428.000 euro; f) Fonds pour la recherche en Arts (FRART): 649.000 euro; g) Fonds pour la recherche des chercheurs dans les sciences humaines (FRESH): 8.333.000 euro; 3° ondersteuning van internationaal onderzoek (collaboratief onderzoek, partnerschappen, mobiliteits- en verspreidingsinstrumenten): 4.100.000 euro; 4° financiering van het ORCS: 250.000 euro; 5° financiering van het Nationaal Contactpunt (NCP-F.R.S.-FNRS): 280.000 euro.

De in het eerste lid vermelde bedragen worden elk jaar aangepast aan de variaties in de gezondheidsindex van de consumptieprijzen door ze te vermenigvuldigen met een aanpassingspercentage berekend volgens de formule: de gezondheidsindex van januari van het betreffende begrotingsjaar gedeeld door de gezondheidsindex van januari 2023.

In afwijking van het eerste lid kan het plafond van 8 procent voor werkingskosten met instemming van de Regering worden overschreden voor tijdelijke buitengewone uitgaven. § 2. De raad van bestuur stelt de regels met betrekking tot zijn samenstelling vast. Deze omvat met name de rectoren, twee onderzoekers gekozen uit de houders van een onderzoeksmandaat of -beurs van het F.R.S.-FNRS en hooggeplaatste wetenschappelijke persoonlijkheden.

Het dagelijks beheer van het FNRS wordt waargenomen door een secretaris-generaal die voor een hernieuwbaar mandaat van vijf jaar wordt benoemd door de raad van bestuur.

De persoon die op de dag van inwerkingtreding van dit decreet de in lid 2 bedoelde functie uitoefent, blijft evenwel benoemd voor onbepaalde duur. Hij of zij wordt onderworpen aan een periodieke evaluatie door de raad van bestuur, volgens de modaliteiten en de frequentie die de Regering bepaalt.

Onderafdeling 1. - Specifieke financiering van onderzoek in het kunstdomein

Art. 26.Het bedrag bestemd voor het Fonds pour la recherche en Arts (FRART) is bestemd voor het dekken van de personeels-, uitrustings- en werkingskosten van onderzoeksprojecten in het kunstdomein.

De onderzoeksprojecten die worden gefinancierd door het Fonds pour la recherche en Arts (FRART) worden uitgevoerd door kunstenaars-onderzoekers met een diploma van het hoger kunstonderwijs of een gelijkwaardig diploma, of die een erkende onderzoekspraktijk in het kunstdomein kunnen aantonen. Ze worden individueel of collectief uitgevoerd, buiten een doctoraat, en worden gevalideerd door een of meer ESA's. Het onderzoek dat wordt gefinancierd door het Fonds pour la recherche en Arts (FRART) kan worden uitgevoerd door multidisciplinaire teams waartoe ook onderzoekers met een universitair diploma behoren.

Art. 27.Het Fonds de la recherche en Arts (FRART) heeft boekhoudkundige autonomie en een raad van bestuur.

Art. 28.De raad van bestuur van het Fonds pour la recherche en Arts (FRART) stelt het reglement met betrekking tot de indieningsprocedure vast en bepaalt de criteria voor de subsidiabiliteit, selectie en evaluatie van de onderzoeksprojecten die het financiert.

Art. 29.De raad van bestuur van het Fonds pour la recherche en Arts (FRART) stelt jaarlijks een verslag op over zijn activiteiten en zijn aanwending van de door de Franse Gemeenschap ter beschikking gestelde middelen.

Onderafdeling 2. - Financiering van de opleiding van onderzoekers in de industrie en de landbouw

Art. 30.De doctoraatsbeurzen van het Fonds pour la formation à la recherche dans l'industrie et dans l'agriculture (FRIA) zijn voorbehouden voor universitaire afgestudeerden die een loopbaan in onderzoek, industrie of landbouw willen nastreven en daartoe aan universiteiten studies volgen die leiden tot een doctoraat.

Art. 31.Het Fonds pour la formation à la recherche dans l'industrie et dans l'agriculture (FRIA) heeft boekhoudkundige autonomie en een raad van bestuur.

Art. 32.De raad van bestuur van het Fonds pour la formation à la recherche dans l'industrie et dans l'agriculture (FRIA) stelt het reglement met betrekking tot de toekenning van de opleidingsbeurzen voor onderzoek in industrie en landbouw vast, met name de voorwaarden voor subsidiabiliteit, selectie en evaluatie van de kandidaturen.

Art. 33.De raad van bestuur van het Fonds pour la formation à la recherche dans l'industrie et dans l'agriculture (FRIA) stelt jaarlijks een verslag op over zijn activiteit en over zijn aanwending van de door de Franse Gemeenschap ter beschikking gestelde middelen.

Onderafdeling 3. - Financiering van onderzoekers in de humane wetenschappen

Art. 34.Het bedrag dat is voorbehouden voor het Fonds pour la recherche des chercheurs dans les sciences humaines (FRESH) is bedoeld voor het dekken van doctoraatsbeurzen en postdoctorale mandaten, evenals infrastructuren, uitrustingen of projecten voor collaboratief onderzoek met andere kosten dan personeelskosten, in het domein van de humane wetenschappen.

Met collaboratief onderzoek wordt onderzoek bedoeld waarbij de beoefenaars bijdragen aan de onderzoeksbenadering van een onderzoeksobject, meestal omkaderd door universitaire onderzoekers.

De doctoraatsbeurzen van het Fonds pour la recherche des chercheurs dans les sciences humaines (FRESH) zijn voorbehouden aan universitaire afgestudeerden die voornemens zijn om op basis van de instrumenten van de humane en sociale wetenschappen fundamenteel onderzoek met een maatschappelijke impact uit te voeren en daartoe aan een universiteit studies volgen die leiden tot een doctoraat.

Art. 35.Het Fonds pour la recherche des chercheurs dans les sciences humaines (FRESH) heeft boekhoudkundige autonomie en een raad van bestuur.

De raad van bestuur van het Fonds pour la recherche des chercheurs dans les sciences humaines (FRESH) stelt de regels vast met betrekking tot de toekenning van de onderzoeksbeurzen en -mandaten, in het bijzonder hun voorwaarden voor subsidiabiliteit, selectie en evaluatie.

Art. 36.De raad van bestuur van het Fonds pour la recherche des chercheurs dans les sciences humaines (FRESH) stelt jaarlijks een verslag op over zijn activiteiten en zijn aanwending van de door de Franse Gemeenschap ter beschikking gestelde middelen.

Onderafdeling 4. - Fonds Excellence of Science (EOS)

Art. 37.§ 1. Het bedrag dat wordt voorbehouden voor het fonds Excellence of Science (EOS) is bedoeld voor het dekken van de personeels-, uitrustings- en werkingskosten die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het project. § 2. De doelstellingen van het fonds Excellence of Science (EOS) zijn: 1° het stimuleren van intercommunautaire wetenschappelijke interacties en het versterken van de banden tussen universiteiten die tot verschillende deelstaten behoren om consortia van onderzoeksgroepen te vormen voor meerjarige onderzoeksprojecten;2° het ontwikkelen of tot stand brengen van samenwerkingen tussen fundamentele onderzoeksgroepen van universiteiten die tot verschillende deelstaten behoren en het bevorderen van de complementariteit tussen deze teams;3° het ondersteunen van de aanwezigheid van jonge onderzoekers in de in 2° bedoelde fundamentele onderzoeksgroepen.

Art. 38.Het fonds Excellence of Science (EOS) heeft boekhoudkundige autonomie en een beheerscomité.

Het beheerscomité van het fonds Excellence of Science (EOS) stelt het reglement vast met betrekking tot de toekenning van de projecten, met name de voorwaarden voor subsidiabiliteit, selectie en evaluatie van de projecten.

Art. 39.Het beheerscomité stelt jaarlijks een verslag op over zijn activiteiten en zijn aanwending van de door de Franse Gemeenschap ter beschikking gestelde middelen. Afdeling 3. - Subsidiabiliteitsvoorwaarden van de onderzoeksbeurzen,

postdoctoraatsmandaten en vaste onderzoekersmandaten

Art. 40.§ 1. Het F.R.S.- FNRS kent doctoraatsbeurzen, postdoctoraatsmandaten voor bepaalde duur en vaste onderzoeksmandaten toe. § 2. Kandidaten voor een doctoraatsbeurs moeten in het bezit zijn van een masterdiploma van 120 studiepunten of een gelijkgesteld diploma dat toegang geeft tot studies van de derde cyclus. Studenten die in hun jaarprogramma alle studiepunten hebben opgenomen die ontbreken om een diploma te behalen dat tot deze graden leidt, kunnen ook een doctoraatsbeurs aanvragen. De doctoraatsbeurs wordt toegekend voor een maximumduur van zes jaar.

In afwijking van het eerste lid kent het F.R.S.-FNRS doctoraatsbeurzen met een maximale duur van zes jaar toe aan leerkrachten van het secundair onderwijs om hen in staat te stellen onderzoekswerk te verrichten met het oog op het behalen van een doctoraat aan een van de universiteiten.

In afwijking van het eerste lid kent het F.R.S.-FNRS halftijdse onderzoeksmandaten als doctoraal dierenarts-clinicus-onderzoeker toe aan houders van een academische graad in de diergeneeskunde die een deeltijdse ziekenhuisactiviteit uitoefenen. Deze mandaten worden toegekend voor een maximumduur van zes jaar.

In afwijking van het eerste lid kent het F.R.S.-FNRS halftijdse mandaten als doctoraal kandidaat-specialist toe aan houders van een academische graad in de geneeskunde die een deeltijdse ziekenhuisactiviteit uitoefenen, terwijl ze studies doen die leiden tot het behalen van een doctoraat in een van de gezondheidsdomeinen.

Deze mandaten worden toegekend voor een maximumduur van acht jaar. § 3. Kandidaten voor een postdoctoraal onderzoeksmandaat voor bepaalde duur moeten in het bezit zijn van een doctoraatsdiploma, behaald na de verdediging van een thesis en uitgereikt door een universitaire instelling. De onderzoeksmandaten worden toegekend voor een maximumduur van acht jaar. § 4. In afwijking van paragrafen 2 en 3 kent het F.R.S.-FNRS financiële steun toe aan clinici-onderzoekers opdat ze deeltijds doctoraal of postdoctoraal onderzoek kunnen uitvoeren. De financiële steun wordt toegekend voor een maximumduur van acht jaar. Deze steun kan eventueel verlengd worden met een hernieuwbare periode van vier jaar voor clinici-onderzoekers op postdoctoraal niveau die reeds financiële ondersteuning hebben ontvangen. § 5. Kandidaten voor een vast onderzoeksmandaat moeten in het bezit zijn van een doctoraatsdiploma, behaald na de verdediging van een thesis en uitgereikt door een universitaire instelling.

Art. 41.Wanneer de uitvoering van een beurs of mandaat wordt opgeschort hetzij wegens moederschaps-, vaderschaps-, ouderschaps- of adoptieverlof, hetzij wegens ziekteverlof voor een periode van meer dan 30 dagen, kan de beurs of het mandaat worden verlengd met een periode die gelijk is aan die van de opschorting.

Het F.R.S.-FNRS bepaalt de praktische regelingen rekening houdend met de situatie van de in lid 1 bedoelde personen binnen de kalender van de oproepen voor de toekenning of verlenging van een beurs of mandaat. Afdeling 4. - Modaliteiten voor de selectie van kandidaturen in de in

artikel 25 bedoelde categorieën

Art. 42.§ 1. Het F.R.S.-FNRS bepaalt voor elke categorie bedoeld in artikel 25, met uitzondering van de categorieën bedoeld in artikel 25, § 1, 2°, d) en 3°, 4° en 5° de voorwaarden waaraan de kandidaat of het project moet voldoen.

Deze voorwaarden worden vastgelegd in een reglement, dat ten minste het volgende bepaalt: 1° de essentiële selectie- en evaluatiecriteria, zoals de kwaliteiten van de aanvrager, de kwaliteiten van het onderzoeksproject en de onderzoeksomgeving alsook, in voorkomend geval, de sociale of industriële impact in het kader van een financiering ten laste van het Fonds pour la formation à la recherche dans l'industrie et dans l'agriculture (FRIA);2° het maximale bedrag van de steun, rekening houdend met de in aanmerking komende kosten;3° de wijze waarop het aantal gesteunde projecten om redenen van excellentie en beschikbaar budget wordt beperkt;4° de organisatie van de oproepen tot kandidaten;5° de duur van de steun en de eventuele mogelijkheden tot verlenging om objectieve redenen;6° de toekenningsmodaliteiten van de steun. Het reglement wordt openbaar bekendgemaakt. § 2. Met betrekking tot projecten die vallen onder de categorieën bedoeld in artikel 25, § 1, 2°, d), 3°, 4° en 5°, met uitzondering van doctoraatsscholen, stelt het F.R.S.-FNRS een reglement op dat ten minste het volgende specificeert: 1° het maximumbedrag van de steun per begunstigde;2° de modaliteiten voor het indienen van de aanvragen. Het reglement wordt openbaar bekendgemaakt. § 3. Aan de doctoraatsscholen kent het F.R.S.-FNRS een jaarlijks budget toe voor de financiering van activiteiten in verband met de doctoraatsopleiding. Het bedrag waarop elke doctoraatsschool aanspraak kan maken, wordt jaarlijks bepaald in overleg met de commissie van doctoraatsscholen opgericht binnen het F.R.S.-FNRS.

Art. 43.§ 1. De dossiers van de kandidaten en de projecten die onder de in artikel 25 bedoelde categorieën vallen, met uitzondering van de categorieën bedoeld in artikel 25, § 1, 1°, a), 2°, d), f), g) en 3°, worden geanalyseerd op basis van de selectie- en evaluatiecriteria, in twee fasen: 1° internationale deskundigen (d.w.z. verbonden aan een instelling buiten de Franse Gemeenschap) evalueren elk ingediend project; 2° een wetenschappelijke commissie of jury evalueert en rangschikt alle projecten op basis van de adviezen van de internationale deskundigen. De wetenschappelijke commissie of de jury kan aanbevelingen doen over het aan elk project toe te wijzen budget.

Het F.R.S.-FNRS beslist over de toewijzing en het budget van de aan elke kandidaat of elk project toegekende steun op basis van de vastgestelde rangschikking en de eventuele aanbevelingen in toepassing van § 1, 2°. § 2. Met betrekking tot de projecten in de categorieën bedoeld in artikel 25, § 1, 2°, d), en 3° verifieert het F.R.S.-FNRS of de aanvragen voldoen aan de toekenningsvoorwaarden. § 3. De selectie van de projecten die vallen onder de categorie bedoeld in artikel 25, § 1, 2°, f) geschiedt als volgt: 1° een evaluatie in twee fasen: door deskundigen die de ESA's aanstellen voor elk onderzoeksproject en vervolgens door een internationale artistieke commissie voor alle projecten;2° een evaluatie van de auteurs van onderzoeksprojecten en van de projecten;3° een evaluatie die uitsluitend gebaseerd is op de excellentie van het kunstonderzoek. § 4. De selectie van de projecten die vallen onder de categorieën bedoeld in artikel 25, § 1, 1°, a) en 2°, g) geschiedt als volgt: 1° de deskundigen evalueren elk ingediend project;2° een wetenschappelijke commissie of jury evalueert en rangschikt alle projecten. De wetenschappelijke commissie of de jury kan aanbevelingen doen over het aan elk project toe te wijzen budget.

Het F.R.S.-FNRS beslist over de toewijzing en het budget van de aan elke kandidaat of elk project toegekende steun op basis van de vastgestelde rangschikking en de eventuele aanbevelingen in toepassing van § 4, 2°. Afdeling 5. - Toezicht op het gebruik van de subsidie


Art. 44.§ 1. De Regering benoemt een regeringscommissaris en een regeringsafgevaardigde voor de verschillende raden van bestuur van het F.R.S.-FNRS en de geassocieerde fondsen: 1° de regeringscommissaris wordt benoemd op voorstel van de minister bevoegd voor wetenschappelijk onderzoek.Deze controleert of het gebruik van de in artikel 24 bedoelde subsidie in overeenstemming is met dit decreet; 2° de regeringsafgevaardigde wordt benoemd op voorstel van de minister bevoegd voor begroting.Deze oefent dezelfde controlerende functie uit als de regeringscommissaris voor beslissingen met een budgettaire of financiële impact. § 2. De regeringscommissaris en de regeringsafgevaardigde worden uitgenodigd voor alle vergaderingen van de raad van bestuur en worden net als de leden tijdig op de hoogte gebracht van de agenda en alle gerelateerde documenten.

Zij zijn gemachtigd om alle documenten en informatie met betrekking tot het beheer van het F.R.S.-FNRS en de geassocieerde fondsen op te vragen, die zij nodig achten voor de uitvoering van hun mandaat. § 3. Behoudens speciaal gemotiveerde spoedeisende gevallen die ze aanvaarden, ontvangen de regeringscommissaris en regeringsafgevaardigde tien dagen voor de vergadering de volledige agenda alsook alle documenten met betrekking tot de punten die onder hun bevoegdheid vallen. Ze hebben het recht de dossiers op te vragen die voor die punten aan de beraadslagingen van de raad van bestuur worden voorgelegd.

De regeringscommissaris heeft bij de minister bevoegd voor wetenschappelijk onderzoek recht van beroep tegen elke beslissing van een van de raden van het F.R.S.-FNRS en de geassocieerde fondsen die hij in strijd acht met de wetten, decreten en besluiten of het algemeen belang.

De regeringsafgevaardigde heeft bij de minister bevoegd voor begroting recht van beroep tegen elke beslissing van een van de raden van bestuur van het F.R.S.-FNRS en de geassocieerde fondsen die hij in strijd acht met de wetten, decreten en besluiten of het algemeen belang.

Het in lid 2 en 3 bedoelde recht van beroep moet worden uitgeoefend binnen vijf kalenderdagen na de schriftelijke kennisgeving van de beslissing aan de regeringscommissaris of regeringsafgevaardigde.

Het beroep wordt gelijktijdig ter kennis gebracht van de voorzitter van de betrokken raad van bestuur.

De uitvoering van de beslissing wordt opgeschort door het in lid 2 en 3 bedoelde beroep.

Binnen dertig dagen na de kennisgeving van de instelling van beroep stelt de betrokken raad van bestuur de betrokken minister in kennis van zijn opmerkingen over het beroep.

Binnen dertig dagen na de ontvangst van de opmerkingen van de betrokken raad van bestuur kan de betrokken minister de beslissing herroepen. De betrokken minister stelt de voorzitter van de betrokken raad van bestuur daarvan in kennis.

In dat geval wordt de betrokken raad van bestuur tijdens de eerstvolgende vergadering op de hoogte gebracht van de beslissing. De raad dient alternatieve oplossingen aan de betrokken minister voor te stellen voordat een nieuwe beslissing wordt genomen. § 4. Het F.R.S.-FNRS verstrekt een jaarlijks activiteitenverslag waarin wordt gespecificeerd hoe de opdrachten zijn vervuld en waarin het resultaat van zijn acties bij de instellingen voor hoger onderwijs wordt gepresenteerd. Dit verslag wordt voorgelegd aan het Parlement.

Het activiteitenverslag vermeldt met name: 1° de middelen van het F.R.S.-FNRS; 2° voor elke categorie bedoeld in artikel 25: a) het aantal aanvragen;b) het aantal toekenningen;c) de bijbehorende kosten;d) het slaagpercentage per instelling;e) het slaagpercentage per gender;f) het percentage financiering door de Franse Gemeenschap; 3° de maatregelen die het F.R.S.-FNRS heeft genomen om een billijke financiering te garanderen voor de drie belangrijkste onderzoeksdomeinen, namelijk de humane en sociale wetenschappen, de biowetenschappen en de exacte en natuurwetenschappen.

Het door het F.R.S.-FNRS gevalideerde verslag wordt elk jaar eind maart beschikbaar gesteld in digitale versie en verzonden naar de administratie, voor de resultaten van het voorgaande jaar.

Op de website van het F.R.S.-FNRS wordt een vereenvoudigde versie gepubliceerd. § 5. De rekeningen van het F.R.S.-FNRS worden gecontroleerd door een externe accountant aangesteld uit de leden van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren.

HOOFDSTUK 4. - Verspreiding en uitwisseling van kennis tussen onderzoekers en met het grote publiek Afdeling 1. - Bewustmaking rond wetenschap, technologie, techniek,

kunst en wiskunde (STEAM) Onderafdeling 1. - Organisatie van bewustmakingsevenementen rond wetenschappen en STEAM

Art. 45.De Regering kent jaarlijks een bedrag van 431.000 euro toe aan de organisatie van de "Printemps des Sciences".

Dit evenement is bedoeld om het belang van de wetenschap te promoten en de studies die worden aangeboden door instellingen voor hoger onderwijs in het wetenschappelijk domein en in het bijzonder rond STEAM, aantrekkelijker te maken.

Art. 46.Dat bedrag wordt verdeeld onder de instellingen voor hoger onderwijs tot een maximum van 71.000 euro voor de instelling die de organisatie van deze activiteit in het lopende jaar leidt. Het resterende bedrag, namelijk 360.000 EUR, wordt verdeeld overeenkomstig de uitgaven die zijn opgenomen in het in artikel 47 bedoelde gecoördineerd plan.

Art. 47.§ 1. Jaarlijks wordt vóór 15 oktober van het jaar N-1 een gecoördineerd plan opgesteld voor het evenement "Printemps des Sciences".

Dat plan wordt opgesteld door de instellingen voor hoger onderwijs die deelnemen aan de organisatie van het evenement, de wetenschappelijke instellingen van de Franse Gemeenschap en de Franstalige onderzoekers van de Plantentuin van Meise en het Museum van Mariemont.

Het wordt ter informatie naar de minister bevoegd voor wetenschappelijk onderzoek gestuurd.

Het omvat de uit te voeren acties ter promotie van de wetenschappen en de studies in het wetenschappelijk domein en in het bijzonder rond STEAM, die door de instellingen voor hoger onderwijs worden aangeboden. § 2. Het plan specificeert ook voor elke instelling de kosten om het resterende saldo als bedoeld in artikel 46 te kunnen verdelen, namelijk: 1° personeelskosten met betrekking tot de personeelsleden van de instelling en de jobstudenten die zijn toegewezen aan de uitvoering van het project;2° de kosten van de instrumenten en het materiaal die nodig zijn voor de uitvoering van het project;3° de kosten van diensten van deskundigen en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor de uitvoering van het project worden gebruikt;4° de kosten van materialen, leveringen en soortgelijke producten die rechtstreeks voortvloeien uit de uitvoering van het project; 5° de kosten voor de bekendmaking van de evenementen van het project, met een maximum van 71.000 euro, betaald aan de coördinator van het actieplan.

De in lid 1, 2° en 4° bedoelde kosten zijn beperkt tot de jaarlijkse afschrijvingskosten van de uitrusting, exclusief de aankoopprijs.

Art. 48.Het gecoördineerde plan moet vooraf worden goedgekeurd door een begeleidingscomité dat bestaat uit: 1° een vertegenwoordiger van de minister bevoegd voor wetenschappelijk onderzoek;2° een vertegenwoordiger van de minister bevoegd voor hoger onderwijs;3° een vertegenwoordiger van de minister bevoegd voor onderwijs;4° een vertegenwoordiger van de administratie;5° maximaal 5 vertegenwoordigers van de universiteiten, benoemd door de kamer van universiteiten van de ARES;6° maximaal 4 vertegenwoordigers van de hogescholen, benoemd door de kamer van hogescholen van de ARES;7° maximaal 4 vertegenwoordigers van de ESA's, benoemd door de kamer van kunsthogescholen van de ARES. Vertegenwoordigers van de afdeling wetenschapsbeleid van de Economische, Sociale en Milieuraad van Wallonië en de Raad voor Wetenschapsbeleid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden uitgenodigd om deel te nemen aan het begeleidingscomité.

De vertegenwoordiger van de minister bevoegd voor wetenschappelijk onderzoek zit het begeleidingscomité voor.

Art. 49.De Regering specificeert de aard van de in aanmerking komende kosten.

De Regering stelt de modaliteiten vast voor de vereffening van de subsidie.

Onderafdeling 2. - Financiering van eenmalige bewustmakingsacties rond STEAM

Art. 50.Binnen de grenzen van de begrotingskredieten kan de Regering aan elke STEAM-bewustmakingsactor subsidies toekennen voor projecten die tot doel hebben de overeenkomstige studies aantrekkelijker te maken en die erop gericht zijn: 1° te communiceren over de rol van STEAM in de wereld van vandaag;2° jongeren aan te trekken voor studies en loopbanen in de STEAM-domeinen;3° genderstereotypen te bestrijden. Deze subsidies vormen steun in de zin van artikel 1, 3°.

De Regering stelt de begunstigden van de subsidie in kennis van het de-minimiskarakter van dergelijke steun en de begunstigden verstrekken de Regering volledige informatie over andere de-minimissteun die zij in de voorgaande drie jaar hebben ontvangen.

De Regering is bevoegd om de indieningsmodaliteiten van de subsidieaanvragen vast te stellen.

Art. 51.Een project komt in aanmerking als het aan elk van de volgende voorwaarden voldoet: 1° het wordt ingediend door een projectleider die een STEAM-bewustmakingsactor vertegenwoordigt met minstens één vestiging op het grondgebied van het Franstaligd gewest of het tweetaligd Brussels Hoofdstedelijk Gewest;2° het is hoofdzakelijk gericht op de communicatie over de rol van wetenschap en technologie in de wereld van vandaag of de aantrekkelijkheid van studies rond STEAM;3° het is niet voorbehouden voor specialisten;4° het bevat een beschrijving van de inhoud van de activiteit en de aanpak;5° het vermeldt de profielen van de personen die met de uitvoering van het project zullen worden belast;6° het bevat een werkplan met de werkkalender en de beschrijving van de verschillende uit te voeren taken;7° het bevat een financieel plan;8° het bevat een communicatieplan.

Art. 52.De evaluatie van het project is gebaseerd op ten minste de volgende criteria: 1° de kwaliteit van de presentatie en opstelling van het project;2° de geschiktheid van het personeel, met name in termen van diploma en beroepservaring, alsook de geschiktheid van de wetenschappelijke, technische en functionele omkadering die aan het project is toegewezen;3° de ervaring van de in aanmerking komende bewustmakingsactor(en) met zowel het thema als met wetenschappelijke communicatie;4° de geschiktheid van de middelen ten opzichte van het project;5° de manier waarop rekening wordt gehouden met de genderfactor;6° de verwachte impact op de doelgroep;7° de kwaliteit van eventuele partnerschappen met andere actoren in de sector van wetenschappelijke en technische communicatie of loopbaanbegeleiding;8° de aanpak waarin het project past: gerichte communicatie over de maatschappelijke bijdrage van wetenschap en techniek in relatie tot ieders specifieke interesses en waarden, alsook de vraag naar zingeving van jongeren, vertrekkende vanuit concrete wetenschappelijke en technische toepassingen, of gericht op het verbeteren van het imago van wetenschappelijke of technische loopbanen om deze toegankelijk en aantrekkelijk te maken voor het grote publiek;9° de inter- of multidisciplinaire dimensie, in voorkomend geval met disciplines uit de humane en sociale wetenschappen of de kunsten;10° de financiële regeling, in geval van meerdere financieringsbronnen.

Art. 53.In aanmerking komende kosten zijn: 1° de kosten van personeel met een arbeidsovereenkomst of interimcontract, voor zover dit personeel wordt ingezet voor de uitvoering van het project;2° de kosten van de instrumenten en het materiaal die nodig zijn voor de uitvoering van het project;3° de kosten van diensten van deskundigen en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor de uitvoering van het project worden gebruikt;4° bijkomende overheadkosten die rechtstreeks voortvloeien uit de uitvoering van het project;5° andere werkingskosten, zoals de kosten van materialen, leveringen en soortgelijke producten die rechtstreeks voortvloeien uit de uitvoering van het project;6° de kosten voor de bekendmaking van het project. Het deel dat niet door de subsidie wordt gedekt, kan met name worden gefinancierd door inkomsten die verband houden met het project, door andere openbare of particuliere interventies en door bijdragen in natura gewaardeerd tegen marktprijzen. Afdeling 2. - Financiering van de verspreiding en uitwisseling van

kennis tussen collega's Onderafdeling 1. - Financiering van reisbeurzen in het kader van een doctoraatsthesis

Art. 54.De Regering kent de universiteiten jaarlijks een bedrag van 162.000 euro toe.

Dit bedrag wordt verdeeld over de universiteiten volgens de verdeelsleutel bepaald in artikel 8 van dit decreet.

De subsidie is bedoeld voor verblijven van middellange duur, d.w.z. van minimaal 2 maanden tot maximaal 6 maanden, in een gaststructuur buiten de Franse Gemeenschap, voor universitaire onderzoekers die een doctoraatsthesis voorbereiden.

Art. 55.§ 1. De laureaten van de reisbeurzen worden binnen elke universiteit aangewezen door middel van een oproep tot kandidaten die openbaar wordt gemaakt op de website van de universiteit en waarin de evaluatie- en selectiecriteria en hun weging duidelijk worden weergegeven.

Elke universiteit stelt zijn eigen selectiekalender en zijn eigen procedures voor het indienen van de kandidaturen vast. § 2. In overeenstemming met de algemene criteria en de volgende weging stellen de universiteiten in onderling overleg de specifieke criteria vast aan de hand waarvan zij de door de kandidaten ingediende projecten gaan selecteren om ze te rangschikken. De projecten worden gerangschikt volgens de algemene criteria en de volgende weging zonder dat de totale weging van deze 3 criteria hoger is dan 100%: 1° het profiel van de kandidaat (tussen 30 en 40%);2° het voorgestelde verblijfsproject (tussen 30 en 40%);3° de impact voor de internationalisering van de universiteit (tussen 30 en 40%). De beurzen worden verdeeld in de volgorde van rangschikking van de kandidaten, te beginnen met de hoogste gerangschikte, totdat het bedrag van de in artikel 54 bedoelde subsidie is opgebruikt.

Art. 56.De in artikel 54 bedoelde subsidie is bedoeld om de volgende subsidiabele kosten te dekken: 1° de inschrijvingsgelden (binnen een universiteit of onderzoekscentrum of voor symposia en seminaries georganiseerd buiten de Franse Gemeenschap);2° de vervoerskosten heen en terug tussen de woonplaats en de verblijfplaats;3° de huisvestingskosten;4° de kosten voor het verkrijgen van een visum.

Art. 57.De kandidaten moeten op het ogenblik van de indiening van de aanvraag regelmatig ingeschreven zijn voor het doctoraat, bij de universiteit die de oproep tot kandidaten doet. Ze mogen hun doctoraatsthesis niet verdedigen voor het einde van hun verblijf in het buitenland.

Het verblijf in het buitenland moet plaatsvinden tussen 1 mei van het academiejaar waarin de oproep tot kandidaten wordt gedaan en 12 september van het daaropvolgende academiejaar.

Laureaten mogen tijdens de voorbereiding van hun doctoraatsthesis slechts één reisbeurs zoals bedoeld in artikel 55 ontvangen.

Kandidaten die geen reisbeurs gekregen hebben, mogen bij een volgende oproep opnieuw een kandidatuur indienen.

Art. 58.Het maximumbedrag dat per laureaat wordt toegekend is 4.000 euro voor een verblijf in een land van de Europese Unie en 5.000 euro voor een verblijf buiten de Europese Unie.

Art. 59.De universiteit dient de reisbeurs over te maken op de bankrekening van de weerhouden laureaten.

De betaling gebeurt in twee schijven: 1° de eerste schijf komt overeen met 70 procent van het bedrag van de beurs en wordt vereffend nadat de begunstigde een kopie heeft ingediend van het vervoerbewijs met als bestemming de gaststructuur;2° de tweede schijf komt overeen met het saldo en wordt vereffend na overlegging van een verblijfsverslag en originele bewijsstukken.Het verblijfsverslag is bedoeld om te beoordelen in hoeverre de voor het verblijf gestelde doelen zijn bereikt.

De universiteiten bepalen in onderling overleg welke rubrieken in het verblijfsverslag moeten worden opgenomen om het bedrag van de toegekende reisbeurs te kunnen verantwoorden.

Onderafdeling 2. - Financiering voor deelname aan vergaderingen met collega's die actief zijn in onderzoek in het kader van hun onderzoekswerk

Art. 60.§ 1. De Regering trekt jaarlijks 168.000 euro uit voor de financiering van de organisatie van vergaderingen of de deelname van onderzoekers aan vergaderingen die ontmoetingen en uitwisselingen met collega's mogelijk maken rond onderzoek dat ontwikkeld wordt in instellingen voor hoger onderwijs.

Om in aanmerking te komen voor de subsidie, moeten de vergaderingen bijdragen aan het delen en uitwisselen van kennis die het resultaat is van onderzoek. Deze vergaderingen moeten openbaar van aard zijn en kunnen face-to-face of op afstand worden georganiseerd. Ze moeten voorafgaand worden bekendgemaakt op een manier die is aangepast aan hun specificiteit.

De vergaderingen mogen in geen geval beperkt zijn tot de deelname van onderzoekers van één enkele instelling.

Activiteiten voor wetenschappelijke voorlichting, conferenties of shows zonder deskundig publiek komen niet in aanmerking.

Aan de in het eerste lid bedoelde vergaderingen kunnen belanghebbenden van buiten de instellingen voor hoger onderwijs die rechtstreeks bij het onderzoeksproces betrokken zijn, deelnemen. § 2. Het in § 1, eerste lid bedoelde bedrag wordt als volgt over de verschillende soorten begunstigden verdeeld: 1° € 6.000 voor alle ESA's; 2° € 15.000 voor alle hogescholen; 3° € 147.000 voor alle universiteiten.

Het bedrag bedoeld in § 2, eerste lid, 1° wordt toegekend aan een vereniging die tot doel heeft het onderzoek binnen de ESA's te bundelen.

Het bedrag bedoeld in § 2, eerste lid, 2° wordt toegekend aan een vereniging die tot doel heeft het onderzoek binnen de hogescholen te bundelen.

Het bedrag bedoeld in § 2, eerste lid, 3°, wordt verdeeld onder de universiteiten volgens de verdeelsleutel voorzien in artikel 8.

De in § 2, tweede en derde lid bedoelde verenigingen hebben als opdracht: 1° het onderzoek en de innovatie van de instellingen die zij vertegenwoordigen, promoten;2° de netwerken van onderzoeksactoren van deze instellingen versterken, zoals docenten, onderzoekers en studenten;3° de belangen van deze instellingen verdedigen;4° de onderzoeksactoren van deze instellingen begeleiden bij het opzetten van projecten, het onderhandelen over onderzoeks- en ontwikkelingscontracten en het beschermen, exploiteren en valoriseren van de resultaten. De verenigingen bedoeld in § 2, tweede en derde lid, en de universiteiten zijn respectievelijk verantwoordelijk voor het lanceren van een projectoproep voor de instellingen die zij vertegenwoordigen en voor de verdeling van de ontvangen subsidie onder de geselecteerde laureaten volgens de modaliteiten bepaald in de artikelen 61 tot 66.

Art. 61.Elke onderzoeker die is tewerkgesteld in, verbonden aan of aangesteld binnen een instelling voor hoger onderwijs of door het F.R.S.-FNRS of de geassocieerde fondsen, komt in aanmerking voor de subsidie bedoeld in artikel 60, onder de volgende voorwaarden: 1° de kandidaat geeft een presentatie tijdens een vergadering zoals bedoeld in artikel 60;2° de kandidaat is door de organisatoren van de vergadering uitgenodigd als presentator, moderator of voorzitter van de leerstoel of sessie;3° de kandidaat is lid van het organiserend comité van de vergadering. Met presentatie wordt een uiteenzetting bedoeld voor een groep onderzoekers tijdens een congres, seminarie of andere bijeenkomst, in de vorm van schriftelijke of mondelinge informatie.

Art. 62.Het hoofddoel van de in artikel 60 bedoelde vergadering is de verspreiding en uitwisseling van onderzoekskennis onder collega's.

Daarnaast kan de vergadering doelstellingen nastreven met betrekking tot de opleiding van onderzoekers.

Alle formele vormen van presentatie komen in aanmerking, afhankelijk van met name de wetenschappelijke disciplines en artistieke domeinen, het type onderzoek (fundamenteel, strategisch of toegepast wetenschappelijk onderzoek en kunstonderzoek) en het beoogde publiek (alleen collega's of ook gebruikers of burgers).

Vergaderingen die niet specifiek gericht zijn op voordelen voor de deelnemers, mogen in geen geval worden ondersteund in het kader van de in artikel 60 bedoelde financiering. Onder voordelen wordt verstaan een verbetering van de cognitieve en intellectuele vaardigheden en capaciteiten die een meerwaarde betekenen voor de verschillende aspecten van het onderzoeksberoep.

Art. 63.De in artikel 60 bedoelde vergaderingen zijn in de eerste plaats bedoeld voor een publiek van internationale onderzoekers, tenzij de nationale aard van de vergadering gerechtvaardigd is om wetenschappelijke, artistieke of technologische, economische, sociale en/of culturele redenen die verband houden met de betrokken onderzoeksinitiatieven.

Met internationaal publiek worden collega's bedoeld die actief zijn in onderzoek in verschillende landen buiten België.

Art. 64.De in artikel 60 bedoelde financiering is een forfaitair bedrag van 500 euro indien de vergadering plaatsvindt op het grondgebied van de Europese Unie of indien de vergadering op afstand wordt gehouden, en 1.500 euro indien de vergadering plaatsvindt buiten het grondgebied van de Europese Unie.

Art. 65.De in artikel 60 bedoelde financiering dekt de volgende kosten: 1° voor deelname aan de vergaderingen bedoeld in artikel 60: verblijfskosten, verplaatsingskosten voor werken en materialen, inschrijvingsgelden;2° voor de organisatie van de vergaderingen bedoeld in artikel 60: secretariaats- en tolkkosten, kosten in verband met de materiële organisatie, met inbegrip van kosten voor de tentoonstelling van werken of de opvoering van voorstellingen;3° voor deelname en organisatie: de productie van podcasts, het promotiemateriaal, de publicatie van akten met betrekking tot de vergadering indien ze rechtstreeks en vrij toegankelijk zijn in overeenstemming met het decreet van 3 mei 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 03/05/2018 pub. 28/05/2018 numac 2018031080 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende het invoeren van een open access-beleid inzake wetenschappelijke publicaties sluiten betreffende het invoeren van een open access-beleid inzake wetenschappelijke publicaties. De in artikel 60 bedoelde subsidie dekt niet het programma van sociale activiteiten dat mogelijk gekoppeld is aan de organisatie van de vergadering.

Art. 66.De universiteiten en de verenigingen bedoeld in artikel 60, § 2, tweede en derde lid doen een voorselectie en bezorgen de administratie shortlists van vergaderingen.

In geen geval mogen de voorstellen het toegekende budget vermeld in artikel 60 overschrijden.

De Regering bepaalt de modaliteiten voor het verifiëren van de in de artikelen 60 tot 65 vastgestelde voorwaarden.

HOOFDSTUK 5. - Onderzoekscoördinatieorganen binnen de instellingen voor hoger onderwijs Afdeling 1. - Universitaire onderzoeksraad


Art. 67.Voor de uitvoering van hun onderzoeksbeleid beschikken de universiteiten onder meer over de volgende financiële middelen: 1° een deel van de werkingstoelagen toegekend door de Franse Gemeenschap, op basis van de bepalingen van de wet van 27 juli 1971 op de financiering en de controle van de universitaire instellingen; 2° de subsidies toegewezen aan de universiteit of aan haar personeelsleden in het kader van de financieringen die zijn toegekend via de door het F.R.S.-FNRS beheerde fondsen; 3° de door de Franse Gemeenschap aan de universiteit toegekende subsidie in het kader van de speciale onderzoeksfondsen (FSR) en gezamenlijke onderzoeksacties (ARC);4° de door de Franse Gemeenschap aan de universiteit toegekende subsidie voor de financiering van deelname aan vergaderingen voor uitwisselingen tussen onderzoekers in het kader van hun onderzoekswerk;5° de door de Franse Gemeenschap aan de universiteit toegekende subsidie voor de financiering van reisbeurzen in het kader van een doctoraatsthesis;6° andere onderzoeksfinanciering die rechtstreeks of onrechtstreeks aan de universiteit of haar personeelsleden wordt toegekend door de Franse Gemeenschap of andere Belgische of Europese overheidsinstanties;7° de bedragen die afkomstig zijn van alle andere onderzoeksovereenkomsten die binnen de universiteit worden uitgevoerd, waaronder overeenkomsten met bedrijven, overheidsinstanties of internationale instanties, evenals prestaties voor derden;8° de bedragen die niet worden gestort als bedrijfsvoorheffing ingevolge artikel 275/3 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen;9° de bedragen die afkomstig zijn van de valorisatie van de resultaten en rechten die voortvloeien uit onderzoekswerken ten laste van een overheidsfinanciering;10° de bedragen die afkomstig zijn van legaten en schenkingen bestemd voor onderzoek, de economische valorisatie van wetenschappelijk werk alsmede andere middelen bestemd voor onderzoek uit eigen inkomsten van de universiteit.

Art. 68.§ 1. Binnen elke universiteit wordt een onderzoeksraad ingesteld. § 2. De universiteit stelt de modaliteiten van de samenstelling en werking van de onderzoeksraad vast, rekening houdend met de volgende regels: 1° de onderzoeksraad bestaat uit leden die een multidisciplinaire vertegenwoordiging vormen van het onderwijzend en wetenschappelijk personeel, met inbegrip van het wetenschappelijk personeel dat op basis van een extern contract in de universiteit werkzaam is.De leden van de onderzoeksraad die het wetenschappelijk personeel vertegenwoordigen, moeten de academische graad van doctor hebben; 2° niet meer dan twee derde leden van de onderzoeksraad is van hetzelfde gender;3° de raad van bestuur of de academische raad wijst de voorzitter van de onderzoeksraad aan;4° de regeringscommissaris of -afgevaardigde, benoemd in toepassing van artikel 1 van het decreet van 12 juli 1990 op de controle van de universitaire instellingen, en de afgevaardigde van de minister bevoegd voor begroting kunnen de vergaderingen van de onderzoeksraad bijwonen;5° de algemeen bestuurder van de universiteit alsook de directeur van de onderzoeksafdeling van de universiteit kunnen de vergaderingen bijwonen met raadgevende stem.

Art. 69.§ 1. De onderzoeksraad adviseert de raad van bestuur of de academische raad over het onderzoeksbeleid van de universiteit. De onderzoeksraad kijkt onder toezicht van de raad van bestuur toe op de algemene administratie van de onderzoeksmiddelen van de universiteit. § 2. De onderzoeksraad kan advies uitbrengen aan de raad van bestuur of aan het orgaan dat bij delegatie van de raad van bestuur namens de universiteit subsidies ontvangt en contracten sluit, over alle onderzoeksprojecten die de universiteit of de personeelsleden die er werkzaam zijn, voornemens zijn uit te voeren met de in artikel 67 bedoelde subsidies of andere financiële middelen, eventueel na de projectleider te hebben gehoord.

Het advies van de onderzoeksraad heeft betrekking op de impact van de voorgestelde projecten op het onderzoeksbeleid van de universiteit en op de kwaliteit van het onderzoeksproject, waaronder met name de onderzoeksomgeving, ethische vraagstukken of de toereikendheid van de middelen. Het kan bij het betreffende financieringsverzoek worden gevoegd. § 3. De raad van bestuur of het orgaan dat bij delegatie van de raad van bestuur namens de universiteit subsidies ontvangt en contracten sluit, kan de onderzoeksraad om advies vragen over de projecten die de universiteit of de personeelsleden die er werkzaam zijn, voornemens zijn uit te voeren met de in artikel 67 bedoelde financiële middelen. § 4. De onderzoeksraad doet voorstellen aan de raad van bestuur over de aanwending van de in artikel 67 bedoelde financiële middelen. § 5. De onderzoeksraad legt jaarlijks uiterlijk op 30 september aan de raad van bestuur of de academische raad een verslag voor van zijn activiteiten in het afgelopen kalenderjaar. Dat verslag bevat: 1° de in de universiteit uitgevoerde onderzoeksprogramma's en de daaraan toegewezen financiële middelen, ingedeeld naar de in artikel 67 opgesomde financiële middelen;2° de door de universiteit getroffen regelingen om aan de vereisten van deze afdeling te voldoen;3° de maatregelen die de universiteit heeft genomen om een billijke financiering te garanderen voor de drie belangrijkste onderzoeksdomeinen, namelijk de humane en sociale wetenschappen, de biowetenschappen en de exacte en natuurwetenschappen;4° de verdeling van de baten die voortvloeien uit de valorisatie van de onderzoeksresultaten. Na goedkeuring door de raad van bestuur en uiterlijk op 31 oktober wordt het verslag meegedeeld aan de minister bevoegd voor wetenschappelijk onderzoek en aan de administratie.

Art. 70.De onderzoeksraad staat de raad van bestuur van de universiteiten bij in het beheer van de bijzondere fondsen voor onderzoek en gezamenlijke onderzoeksacties. Afdeling 2. - Onderzoekscoördinatiecel binnen de hogescholen


Art. 71.Voor de uitvoering van hun onderzoeksbeleid beschikken de hogescholen, naast het aandeel van hun algemene toelage dat zij ervoor aanwenden, over de volgende financiële middelen: 1° de subsidies die aan de instelling worden toegekend in het kader van het Onderzoeksfonds hogescholen;2° andere onderzoeksfinanciering die rechtstreeks of onrechtstreeks aan de instelling of haar personeelsleden wordt toegekend door de Franse Gemeenschap of andere Belgische of Europese overheidsinstanties;3° de aan de hogeschool toegekende subsidies voor de financiering van deelname aan vergaderingen voor uitwisselingen tussen onderzoekers in het kader van hun onderzoekswerk;4° de bedragen die afkomstig zijn van alle andere onderzoeksovereenkomsten die binnen de instelling worden uitgevoerd, waaronder overeenkomsten met bedrijven of internationale instanties, evenals prestaties voor derden;5° de bedragen die niet worden gestort als bedrijfsvoorheffing ingevolge artikel 275/3 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen;6° de bedragen die afkomstig zijn van de valorisatie van de resultaten en rechten die voortvloeien uit onderzoekswerken ten laste van een overheidsfinanciering;7° de bedragen die afkomstig zijn van legaten en schenkingen bestemd voor onderzoek, de economische valorisatie van wetenschappelijk werk alsmede andere middelen bestemd voor onderzoek uit eigen inkomsten van de hogeschool.

Art. 72.§ 1. Binnen elke hogeschool wordt een onderzoekscoördinatiecel opgericht.

Twee of meer hogescholen kunnen samen één onderzoekscoördinatiecel oprichten. § 2. Het bestuursorgaan van de hogeschool stelt de modaliteiten vast voor de samenstelling en werking van de onderzoekscoördinatiecel of sluit een overeenkomst met een of meer andere hogescholen, rekening houdend met de volgende regels: 1° de onderzoekscoördinatiecel bestaat uit leden die een multidisciplinaire vertegenwoordiging vormen van het onderwijzend personeel dat onderzoeksactiviteiten uitvoert;2° niet meer dan twee derde leden van de onderzoekscoördinatiecel is van hetzelfde gender;3° de onderzoekscoördinatiecel wordt voorgezeten door een directeur-generaal of zijn/haar afgevaardigde.

Art. 73.§ 1. De onderzoekscoördinatiecel adviseert het bestuursorgaan van de hogeschool over het onderzoeksbeleid van de hogeschool. De cel kijkt onder toezicht van het bestuursorgaan van de hogeschool toe op de algemene administratie van de onderzoeksmiddelen van de hogeschool. § 2. De onderzoekscoördinatiecel kan het bestuursorgaan van de hogeschool adviseren over alle onderzoeksprojecten die de hogeschool of de personeelsleden die er werkzaam zijn, voornemens zijn uit te voeren met de in artikel 71 bedoelde subsidies of andere financiële middelen, eventueel na de projectleider te hebben gehoord.

Het advies van de onderzoekscoördinatiecel heeft betrekking op de impact van de voorgestelde projecten op het onderzoeksbeleid van de hogeschool en op de kwaliteit van het onderzoeksproject, waaronder met name de onderzoeksomgeving, ethische vraagstukken of de toereikendheid van de middelen. Het kan bij het betreffende financieringsverzoek worden gevoegd. § 3. De bestuursorganen van de hogeschool of het orgaan dat handelt bij delegatie van de bestuursorganen van de hogeschool, kunnen advies vragen aan de onderzoekscoördinatiecel over de projecten die de hogeschool of de personeelsleden die er werkzaam zijn, voornemens zijn uit te voeren met de in artikel 71 bedoelde financiële middelen. § 4. De onderzoekscoördinatiecel legt jaarlijks uiterlijk op 31 augustus aan de bestuursorganen van de hogeschool een verslag voor van zijn activiteiten in het afgelopen kalenderjaar.

Dat verslag bevat: 1° een analyse van de onderzoeksactiviteiten die aan de hogeschool worden uitgevoerd;2° de in de hogeschool uitgevoerde onderzoeksprogramma's en de daaraan toegewezen personeelsleden en financiële middelen, ingedeeld naar de in artikel 71 opgesomde financiële middelen;3° een overzichtstabel van het aantal personeelsleden dat in aanmerking komt voor een vrijstelling van het storten van de voorheffing;4° de verdeling van de baten die desgevallend voortvloeien uit de valorisatie van de onderzoeksresultaten. Na goedkeuring door het bestuursorgaan van de hogeschool wordt het verslag meegedeeld aan de minister bevoegd voor wetenschappelijk onderzoek en aan de administratie.

TITEL III. - INTERNATIONAAL ONDERZOEK - FINANCIERING VAN DE "EUROPACELLEN"

Art. 74.De Regering kent jaarlijks een subsidie van 5 miljoen euro toe voor: 1° de aanwerving van professionals die de specificiteit van de Europese programma's en projecten begrijpen en onderzoeksprojecten kunnen opzetten;2° activiteiten in verband met de opleiding voor en de voorbereiding, indiening, onderhandeling en promotie van een onderzoeksproject dat wordt ingediend of opnieuw wordt ingediend bij een internationale of supranationale instelling of instantie om financiering of erkenning te verkrijgen. Daartoe worden "Europacellen" opgericht, die de onderzoekers steunen bij de monitoring, informatie, opstelling en uitvoering van programma's en projecten die door de Europese Commissie worden gefinancierd.

Elke universiteit richt een interne "Europacel" op die ten minste overeenkomt met één voltijdsequivalent.

Voor de hogescholen wordt een gemeenschappelijke "Europacel" opgericht, die ten minste overeenkomt met twee voltijdsequivalenten.

Die cel is gevestigd binnen een instantie die tot doel heeft het onderzoek binnen de hogescholen en de bijbehorende onderzoekscentra te bundelen en die alle hogescholen en de bijbehorende onderzoekscentra samenbrengt. Deze instantie heeft de volgende opdrachten: 1° het onderzoek en de innovatie afkomstig van de hogescholen en de bijbehorende onderzoekscentra promoten;2° de netwerken van onderzoeksactoren van hogescholen en de bijbehorende onderzoekscentra versterken;3° de belangen van de hogescholen en de bijbehorende onderzoekscentra verdedigen en hen vertegenwoordigen op het vlak van innovatie, onderzoek en ontwikkeling;4° partners bewustmaken rond onderzoek aan hogescholen;5° de onderzoeksactoren van de hogescholen begeleiden bij het opzetten van projecten, het onderhandelen over onderzoeks- en ontwikkelingscontracten en het beschermen, exploiteren en valoriseren van de resultaten;6° bijdragen aan de permanente vorming van onderzoekers en docenten over onderwerpen die verband houden met onderzoek. Universiteiten en hogescholen zetten specifieke bewustmakingsacties op voor vrouwen om hen aan te moedigen deel te nemen aan programma's en projecten die door de Europese Commissie worden gefinancierd.

Het werkingsbudget om de in lid 1, 2° genoemde acties uit te voeren, wordt verdeeld over de Europacellen volgens het aantal onderzoekers binnen de instellingen die van elke Europacel afhangen en het aantal dossiers dat bij de Europese instanties is ingediend volgens de op Europees niveau gepubliceerde statistieken. Het bedrag dat aan elke cel wordt toegekend, moet echter minstens 190.000 euro bedragen.

De Regering bepaalt de sleutel voor de verdeling van de subsidie onder de begunstigden.

Art. 75.De in artikel 74 bedoelde subsidie wordt toegekend aan instellingen voor hoger onderwijs of aan verenigingen die zijn opgericht om het onderzoek van deze instellingen te bundelen en te promoten.

Art. 76.De volgende subsidiabele kosten worden gedekt door de in artikel 74 bedoelde subsidie: 1° de inzet van externe deskundigen voor de screening van mobiliseerbare Europese financiële instrumenten, het zoeken naar partners, de evaluatie van profielen en dossiers, coaching, proeflezing of vertaling van projecten, begeleiding bij de uitvoering;2° de oprichting binnen de instelling voor hoger onderwijs van een instrument om zich geheel of gedeeltelijk te bevrijden van zijn last of een deel van zijn onderwijslast om Europese projectvoorstellen te kunnen opstellen of coördineren;3° ondersteuning van excellentieprojecten die voor financiering door de Europese Commissie zijn geselecteerd maar bij gebrek aan middelen niet kunnen worden gefinancierd;4° financiële aanvulling op opleidings- en mobiliteitsprojecten voor onderzoekers die niet het volledige salaris van de onderzoekers of het vierde jaar van de doctoraatsopleiding dekken;5° financiering gedurende maximaal twee jaar voor internationale of nationale onderzoekers die in bepaalde oproepen een "Seal of Excellence" hebben behaald, om hen in staat te stellen een verbeterd voorstel in te dienen;6° cofinanciering van Europese projecten waar onderzoek bij komt kijken en die gefinancierd worden door andere directoraten-generaal van de Europese Commissie dan het DG Onderzoek;7° advies- en mobiliteitskosten van onderzoekers tijdens vergaderingen over het opzetten van een Europees project;8° het instellen van een instrument binnen de instelling voor hoger onderwijs voor kandidaten voor onderzoeksprojecten gefinancierd door de Europese Onderzoeksraad die door de interviewfase zijn geraakt of voor kandidaten die voor het eerst een Europees project indienen als coördinator;9° de organisatie van gespecialiseerde seminaries voor de opleiding van onderzoekers en hun teams over het schrijven en beheren van Europese projecten;10° de financiering van verblijven en verplaatsingen naar universiteiten voor internationale kandidaten die de indiening voorbereiden van een onderzoeksproject gefinancierd door de Europese Onderzoeksraad of een internationaal mobiliteitsproject onder de Marie Sk[00c5][0082]odowska -Curie Actions voor onderzoekers of buitenlandse partners die deelnemen aan de opstelling van een projectvoorstel voor de Marie Sk[00c5][0082]odowska-Curie Actions (MSCA) voor de opleiding van doctoraatsstudenten binnen een innovatief netwerk in de Franse Gemeenschap;11° zichtbaarheidsacties voor Europese laureaten die actief zijn in de Franse Gemeenschap;12° internationale bekendmaking van onderzoeksbetrekkingen die gefinancierd worden door Europese overheidssubsidies;13° alle andere uitgaven die rechtstreeks verband houden met de doelstellingen van de "Europacel", met de uitdrukkelijke toestemming van de administratie. TITEL IV. - ALGEMENE BEPALINGEN EN VOORWAARDEN VOOR HET TOEKENNEN VAN SUBSIDIES

Art. 77.In het kader van dit decreet gesteunde onderzoeksprojecten moeten een nul- of positief effect hebben op de door de lidstaten van de Verenigde Naties vastgestelde en in de Agenda 2030 samengebrachte duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen.

Wanneer onderzoekers zich moeten verplaatsen, dienen ze de voorkeur te geven aan carpoolen of het openbaar vervoer zoals de trein. Het vliegtuig kan in aanmerking worden genomen als de reistijd langer is dan 5 uur.

Art. 78.Wanneer instellingen voor hoger onderwijs of het F.R.S.-FNRS een wetenschappelijke jury of een wetenschappelijke commissie instellen om steunaanvragen die worden gefinancierd met door de Franse Gemeenschap toegekende subsidies te onderzoeken en rangschikken, zien zij erop toe dat niet meer dan twee derde van de leden in deze jury of wetenschappelijke commissie van hetzelfde gender is.

Van de in lid 1 genoemde verplichting kan worden afgeweken voor onderzoeksdomeinen waarin het aandeel onderzoekers van hetzelfde gender lager is dan 33% of wanneer kan worden aangetoond dat verschillende leden van het ondervertegenwoordigde gender zijn gevraagd om deel te nemen aan de jury of commissie teneinde het quotum van twee derde van de leden van hetzelfde gender te respecteren.

Art. 79.Bij het gebruik van de financiële middelen die hun krachtens dit decreet ter beschikking worden gesteld, verbinden de instellingen voor hoger onderwijs en het F.R.S.-FNRS zich ertoe de algemene beginselen en basisvoorwaarden toe te passen overeenkomstig de aanbeveling van de Europese Commissie van 11 maart 2005 betreffende het Europese Handvest voor Onderzoekers en betreffende een Gedragscode voor de Rekrutering van Onderzoekers, die van toepassing is op werkgevers en financiers.

Wanneer instellingen voor hoger onderwijs en het F.R.S.-FNRS begunstigden zijn van krachtens dit decreet toegekende subsidies, vermelden zij de steun van de Franse Gemeenschap in al hun mededelingen over initiatieven en activiteiten, bijvoorbeeld in persberichten en op hun website.

De instellingen voor hoger onderwijs en het F.R.S.-FNRS voorzien de nodige instrumenten om een evenwicht te bewaren tussen financiering gewijd aan humane wetenschappen, gezondheid en natuurlijke en exacte wetenschappen.

Art. 80.Aan het begin van elke selectie- of promotiecommissie in het kader van het gebruik van uit dit decreet voortvloeiende financiële middelen, informeren de instellingen voor hoger onderwijs en het F.R.S.-FNRS de leden van die commissie over de impliciete gendervertekeningen.

Art. 81.Bij het gebruik van uit dit decreet voortvloeiende financiële middelen houden de instellingen voor hoger onderwijs en het F.R.S.-FNRS rekening met het genderevenwicht onder de academici die worden uitgenodigd voor evenementen, conferenties en academische panels.

Art. 82.Activiteiten of aanvragen voor financiële steun waarvoor subsidies zijn ontvangen op grond van dit decreet, komen niet in aanmerking voor subsidies toegekend door de Franse Gemeenschap of door enige andere autoriteit indien dit resulteert in een dubbele subsidiëring van dezelfde uitgaven voor deze activiteiten.

Art. 83.Artikel 82 is niet van toepassing op de cumulatie van subsidies die voortvloeien uit Belgische wettelijke of reglementaire bepalingen, overeenkomsten tussen de federale Staat en Belgische deelstaten, overeenkomsten tussen Belgische deelstaten of internationale of supranationale overeenkomsten. In dat geval mag het totaal van de subsidies niet hoger zijn dan 100 procent van de door de begunstigde gemaakte kosten.

TITEL V. - EVALUATIE VAN DIT DECREET

Art. 84.De Regering laat om de twee jaar een externe evaluatie van de uitvoering van dit decreet uitvoeren.

De evaluatie wordt opgesteld in de vorm van een verslag dat aan de Regering wordt voorgelegd.

Binnen drie maanden na ontvangst van het verslag bezorgt de Regering het ter informatie aan het Parlement.

TITEL VI. -OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Art. 85.In artikel 24, lid 5 worden de woorden "fonds Excellence of Science (EOS)" vervangen door de woorden "Fonds de la recherche fondamentale stratégique (FRFS)".

Art. 86.In artikel 25, lid 1, 2° worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "46.904.000 euro" worden vervangen door de woorden "46.476.000 euro"; 2° a) wordt als volgt vervangen: "a) individuele en collectieve onderzoeksprojecten, mandaten voor wetenschappelijke promotie, onderzoekskredieten: 25.200.000 euro, waarvan 4 miljoen bestemd is voor collaboratief onderzoek met de Vlaamse gemeenschap en 5 miljoen voor interdisciplinair onderzoek met als doel duurzame ontwikkeling beter te integreren in wetenschappelijk onderzoek." 3° in e) worden de woorden "Fonds Excellence of Science (EOS): 15.428.000 euro" vervangen door de woorden "Fonds de la recherche fondamentale stratégique (FRFS): 6.000.000 euro".

Art. 87.Hoofdstuk 3, afdeling 2, onderafdeling 4 wordt als volgt vervangen: "Onderafdeling 4 - Fonds de la recherche fondamentale stratégique

Art. 37.Strategisch fundamenteel onderzoek verwijst naar elk wetenschappelijk onderzoek dat geen onmiddellijke toepassingen nastreeft.

Het F.R.S.-FNRS bepaalt in samenspraak met de Regering het thema van de CHANGE-project- of -kandidaatoproepen.

Art. 38.Het Fonds de la Recherche fondamentale stratégique (FRFS) heeft boekhoudkundige autonomie en een raad van bestuur.

De raad van bestuur van het Fonds de la Recherche fondamentale stratégique (FRFS) stelt het reglement vast met betrekking tot de toekenning van de onderzoeksprojecten, met name de voorwaarden voor subsidiabiliteit, selectie en evaluatie van de projecten.

Art. 39.De raad van bestuur van het Fonds de la Recherche fondamentale stratégique (FRFS) stelt jaarlijks een verslag op over zijn activiteiten en zijn aanwending van de door de Franse Gemeenschap ter beschikking gestelde middelen.".

Art. 88.In artikel 7 van het decreet van 3 mei 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 03/05/2018 pub. 28/05/2018 numac 2018031080 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende het invoeren van een open access-beleid inzake wetenschappelijke publicaties sluiten betreffende het invoeren van een open access-beleid inzake wetenschappelijke publicaties worden de woorden "voor de evaluatie van de publicatie van de onderzoekers, op straffe van nietigheid, de lijsten in aanmerking gegenereerd op basis van het institutionele digitale archief volgens het model dat aangepast is aan de specifieke context met uitsluiting van elke andere lijst." vervangen door "voor de evaluatie van wetenschappelijke artikelen gepubliceerd door onderzoekers, op straffe van nietigheid, de lijsten in aanmerking die zijn gegenereerd op basis van het institutionele digitale archief en waarvan de volledige tekst in open access beschikbaar is in het archief, volgens het model dat aangepast is aan de specifieke context met uitsluiting van elke andere lijst, indien nodig binnen de termijnen gedefinieerd door het decreet, namelijk zes maanden voor een publicatie op het gebied van de wetenschappen, de technieken en de mens- of diergeneeskunde en twaalf maanden op het gebied van mens- en sociale wetenschappen.".

Art. 89.In artikel 5 van het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies type decreet prom. 07/11/2013 pub. 28/01/2014 numac 2014029028 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende instemming met het Facultatief Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, opgemaakt te New York op 10 december 2008 type decreet prom. 07/11/2013 pub. 03/01/2014 numac 2013029634 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende het bewijs van de taalkennis vereist door de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 sluiten wordt de eerste paragraaf als volgt vervangen: " § 1. Het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek heeft betrekking op experimentele of theoretische onderzoeksactiviteiten, die voornamelijk worden ondernomen om nieuwe kennis te verwerven over de grondslagen van verschijnselen en waarneembare feiten, zonder een specifieke toepassing of aanwending te beogen. Het wordt in de universiteiten georganiseerd. Het toegepast wetenschappelijk onderzoek heeft betrekking op originele onderzoeksactiviteiten die worden ondernomen om nieuwe kennis op te doen en voornamelijk gericht zijn op een specifiek praktisch doel of specifieke doelstelling. Het wordt uitgevoerd om het mogelijke gebruik van de resultaten van fundamenteel onderzoek te bepalen, of om nieuwe methoden of modaliteiten vast te stellen met het oog op het bereiken van a priori bepaalde en vastgelegde doelen. Het gaat erom rekening te houden met bestaande kennis en deze te verdiepen om concrete problemen op te lossen.

De resultaten van toegepast onderzoek zijn in eerste instantie bedoeld om toepasbaar te zijn op producten, bewerkingen, methoden of systemen.

Het wordt zowel in universiteiten als in hogescholen georganiseerd.

Experimentele ontwikkeling bestaat uit systematische activiteiten op basis van kennis uit onderzoek en praktijkervaring en het produceren van nieuwe technische kennis die kan leiden tot nieuwe producten of processen of het verbeteren van bestaande producten of processen. Het op punt stellen van nieuwe producten of processen wordt gekwalificeerd als experimentele ontwikkeling als het voldoet aan de criteria die kenmerkend zijn voor onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten. Het wordt beoefend in universiteiten en hogescholen. Een "product" is een goed of dienst.

Om onderzoek op het gebied van kunst te definiëren en daarbij zijn eigenheid en onafhankelijkheid in zijn methoden te erkennen, worden drie modaliteiten onderscheiden: 1° onderzoek over kunst: wordt uitgevoerd door universitairen of door kunstenaars in samenwerking met universitairen.Het omvat de studie van artistieke expressie (musicologie, kunstgeschiedenis, theaterstudies, mediastudies, literatuur enz.) en omvat ook conserverings- en restauratieactiviteiten. Het wordt beoefend in universiteiten en kunsthogescholen (ESA's) en in wetenschappelijke instellingen van de Franse Gemeenschap volgens historische, sociologische, etnologische, filosofische en andere kritische methoden; 2° onderzoek in kunst: behandelt complexe en kritische kwesties in de artistieke domeinen.Het wordt uitgevoerd door kunstenaars-onderzoekers volgens methoden waarbij kunst een fundamentele rol speelt in een of alle stadia van het onderzoeksproces. Kunst kan in verschillende stadia van het onderzoek worden gebruikt als materiaal voor de onderzoeker: formulering van het probleem, aard van de gemobiliseerde of geproduceerde gegevens, analyse en interpretatie of verspreiding en valorisatie van het onderzoek.

Het wordt voornamelijk beoefend in ESA's, al dan niet in samenwerking met universiteiten, hogescholen of wetenschappelijke instellingen van de Franse Gemeenschap. De communicatie van de verkregen resultaten kan gebeuren in artistieke verspreidingsformaten, zoals voorstellingen, tentoonstellingen, literaire, geluids- of visuele realisaties, al dan niet vergezeld van een academische productie; 3° onderzoek naar artistieke expressie en creatie: houdt rechtstreeks verband met de artistieke praktijk en is inherent aan elke vorm van reflectie in de context van artistieke expressie en creatie.Het richt zich op educatieve, maatschappelijke of filosofische doelstellingen en bestaat uit het creëren van nieuwe goederen, praktijken, perspectieven of kennis binnen de kunsten, om zo bij te dragen aan zowel kunst als innovatie en te voldoen aan de behoeften van auteurs en kunstenaars.

Het wordt over het algemeen georganiseerd in ESA's.".

Art. 90.In artikel 39bis, § 1, van de wet van 27 juli 1971 op de financiering en de controle van de universitaire instellingen, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in lid 6 wordt punt 2° vervangen door hetgeen volgt: "2° subsidies toegekend aan het Fonds national de la recherche scientifique en de geassocieerde fondsen door andere entiteiten dan de Franse Gemeenschap";2° in lid 6 wordt punt 3° vervangen door hetgeen volgt: "3° elk onderzoeksproject gefinancierd door de Franse Gemeenschap";3° in lid 6 worden de punten 4° en 5° ingetrokken.

Art. 91.Worden ingetrokken: 1° het decreet van 30 januari 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/01/2014 pub. 12/05/2014 numac 2014029278 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de financiering van onderzoek in de universiteiten sluiten betreffende de financiering van onderzoek in de universiteiten;2° artikel 21 septies van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde hogescholen;3° het decreet van 17 juli 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 17/07/2013 pub. 20/08/2013 numac 2013029476 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de financiering van het Onderzoek door het Fonds national de la Recherche scientifique sluiten betreffende de financiering van het onderzoek door het Fonds national de la Recherche scientifique;4° artikelen 63 tot 64 van het decreet van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 03/05/2019 pub. 02/08/2019 numac 2019030780 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende diverse maatregelen betreffende het Hoger Onderwijs en het Onderzoek type decreet prom. 03/05/2019 pub. 05/12/2019 numac 2019042636 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende diverse maatregelen betreffende het hoger onderwijs en het onderzoek. - Addendum sluiten houdende diverse maatregelen betreffende het Hoger Onderwijs en het Onderzoek;5° artikelen 98 tot 110 van het decreet van 20 juli 2022Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/07/2022 pub. 11/08/2022 numac 2022032943 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende diverse bepalingen inzake hoger onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en wetenschappelijk onderzoek sluiten houdende diverse bepalingen inzake hoger onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en wetenschappelijk onderzoek;6° artikelen 116 tot 118 van het Programmadecreet van 14 juli 2021Relevante gevonden documenten type programmadecreet prom. 14/07/2021 pub. 27/08/2021 numac 2021032561 bron ministerie van de franse gemeenschap Programmadecreet houdende verschillende maatregelen inzake de bestrijding van de coronacrisis, het Europees herstelplan, de Kansengelijkheid, de Schoolgebouwen, Wallonie-Bruxelles Enseignement, de Vrouwenrechten, het Hoger Onderwijs, het Wetenschappelijk Onderzoek, de Non-profitsector, het Onderwijs en de Begrotingsfondsen sluiten houdende verschillende maatregelen inzake de bestrijding van de coronacrisis, het Europees herstelplan, de Kansengelijkheid, de Schoolgebouwen, Wallonie-Bruxelles Enseignement, de Vrouwenrechten, het Hoger Onderwijs, het Wetenschappelijk Onderzoek, de Non-profitsector, het Onderwijs en de Begrotingsfondsen;7° het koninklijk besluit van 14 juni 1978 houdende instelling van een onderzoeksraad aan de universitaire instellingen.

Art. 92.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2025 met uitzondering van artikelen 85 tot 87. De Regering stelt de inwerkingtreding van artikelen 85 tot 87 vast.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 4 april 2024.

De Minister-President, belast met Internationale Betrekkingen, Sport en Onderwijs voor sociale promotie, P.-Y. JEHOLET De Vice-president en Minister van Begroting, Ambtenarenzaken, Gelijke kansen en het toezicht op Wallonie-Bruxelles Enseignement, Fr. DAERDEN De Vice-president en Minister van Kind, Gezondheid, Cultuur, Media en Vrouwenrechten, B. LINARD De Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Universitaire ziekenhuizen, Hulpverlening aan de Jeugd, Justitiehuizen, Jeugd en Promotie van Brussel, Fr. BERTIEAUX De Minister van Onderwijs, C. DESIR _______ Nota (1) Zitting 2023-2024 Stukken van het Parlement.- Ontwerp van decreet, nr. 684-1 - Amendement(en) in de commissie, nr. 684-2 - Verslag van de commissie, nr. 684-3 - Tekst aangenomen binnen de commissie, nr. 684-4 - Tekst aangenomen in plenaire vergadering, nr. 684-5 Integraal verslag. - Bespreking en aanneming - Zitting van 3 april 2024.


^