gepubliceerd op 02 juli 2009
Decreet tot wijziging van het decreet van 28 april 1998 inzake het Vlaamse beleid ten aanzien van etnisch-culturele minderheden
30 APRIL 2009. - Decreet tot wijziging van het decreet van 28 april 1998 inzake het Vlaamse beleid ten aanzien van etnisch-culturele minderheden (1)
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet tot wijziging van het decreet van 28 april 1998 inzake het Vlaams beleid ten aanzien van etnisch-culturele minderheden HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling
Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van het decreet van 28 april 1998 inzake het Vlaamse beleid ten aanzien van etnisch-culturele minderheden
Art. 2.In het decreet van 28 april 1998 inzake het Vlaamse beleid ten aanzien van etnisch-culturele minderheden wordt het opschrift vervangen door wat volgt : « Decreet betreffende het Vlaamse integratiebeleid ».
Art. 3.Artikel 2 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 2.In dit decreet wordt verstaan onder : 1° VLEMI : het Vlaams Expertisecentrum Migratie en Integratie, zoals omschreven in artikel 10 van het decreet van 28 april 1998;2° integratiecentrum : een door de Vlaamse Regering erkend en gesubsidieerd provinciaal of lokaal centrum dat als opdracht heeft, de uitvoering van het Vlaamse integratiebeleid te stimuleren en te ondersteunen;3° integratiedienst : een dienst van de lokale besturen die als opdracht heeft, het integratiebeleid op gemeentelijk vlak uit te voeren, te stimuleren en te ondersteunen;4° centrumstad : de steden, vermeld in artikel 4 van het decreet van 13 december 2002 tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds;5° sociaal tolken : de vorm van tolken waarbij de mondelinge boodschap volledig en getrouw wordt omgezet uit een brontaal naar een doeltaal met als doel overheidsdiensten en maatschappelijke voorzieningen te ondersteunen in hun communicatie met anderstalige cliënten;6° sociaal telefoontolken : de vorm van sociaal tolken waarbij de sociaal tolk het gesprek tussen de overheidsdienst of de maatschappelijke voorziening en de anderstalige cliënt of cliënten op afstand tolkt;7° sociaal tolken ter plaatse : de vorm van sociaal tolken waarbij de sociaal tolk fysiek aanwezig is bij het gesprek tussen de overheidsdienst of de maatschappelijke voorziening en de anderstalige cliënt of cliënten;8° sociaal vertalen : de vorm van vertalen waarbij de geschreven boodschap volledig en getrouw wordt omgezet uit een brontaal naar een doeltaal met als doel overheidsdiensten en maatschappelijke voorzieningen te ondersteunen in hun communicatie met anderstalige cliënten;9° dienst voor sociaal tolken en vertalen : een door de Vlaamse Regering erkende en gesubsidieerde dienst die voorziet in een aanbod van sociaal tolken en vertalen voor de overheidsdiensten en maatschappelijke voorzieningen in zijn werkingsgebied;10° gebruikers : de overheidsdiensten en maatschappelijke voorzieningen in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad die een beroep doen op de dienstverlening van een dienst voor sociaal tolken en vertalen;11° gebruikersoverheid : de overheid die zelf een beroep doet op een dienst voor sociaal tolken en vertalen of die de maatschappelijke voorzieningen subsidieert die een beroep doen op een dienst voor sociaal tolken en vertalen;12° Vlaams register voor sociaal tolken en vertalers : het centraal gegevensbestand van gecertificeerde sociaal tolken en vertalers dat ter beschikking wordt gesteld van de erkende diensten voor sociaal tolken en vertalen;13° kwaliteitstraject : het continu proces van kwaliteitsverbetering en kwaliteitsborging van het sociaal tolken en vertalen via het ontwikkelen, toepassen en bijsturen van kwaliteitsinstrumenten. De mannelijke vorm verwijst in dit decreet zowel naar mannen als naar vrouwen. ».
Art. 4.Het opschrift van hoofdstuk II van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « HOOFDSTUK II. - Doelstellingen ».
Art. 5.Artikel 3 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 3.Het integratiebeleid richt zich op de gehele samenleving en heeft daarbij, naargelang van het geval, speciale aandacht voor volgende personen : 1° personen die legaal en langdurig in België verblijven en die bij hun geboorte niet de Belgische nationaliteit bezaten of van wie minstens een van de ouders bij geboorte niet de Belgische nationaliteit bezat, in het bijzonder diegenen die zich in een vaststelbare achterstandspositie bevinden;daarbij is een langdurig verblijf elk legaal verblijf dat niet beperkt is tot maximaal drie maanden, zoals bedoeld in hoofdstuk 2 van de eerste titel van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen; 2° personen die legaal in België verblijven en die wonen of woonden in een woonwagen als vermeld in artikel 2, 33°, van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, of waarvan de ouders dat deden, met uitzondering van bewoners van campings of gebieden met weekendverblijven. Daarnaast richt het integratiebeleid zich ook op vreemdelingen zonder wettig verblijf, meer bepaald vreemdelingen die zich in België bevinden zonder wettig verblijfsstatuut en die wegens een noodsituatie begeleiding vragen. ».
Art. 6.Artikel 4 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 4.§ 1. Het integratiebeleid is een driesporenbeleid : 1° een emancipatiebeleid dat gericht is op de evenredige participatie van personen, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° en 2°;2° een beleid dat gericht is op de toegankelijkheid van alle voorzieningen voor iedereen, en meer specifiek voor personen als vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° en 2°;3° een beleid dat gericht is op het samenleven in diversiteit. Daarnaast omvat het integratiebeleid ook een beleid dat gericht is op de menswaardige begeleiding en oriëntatie van personen als vermeld in artikel 3, tweede lid, prioritair gevoerd met betrekking tot gezondheidszorg en onderwijs en gericht op de oriëntering naar een zinvol toekomstperspectief. § 2. Het integratiebeleid is een inclusief beleid; het wordt gerealiseerd binnen het algemene beleid van de verschillende sectoren, grotendeels via algemene maatregelen en alleen als dat nodig is via specifieke acties en voorzieningen. § 3. De Vlaamse Regering kan voor de uitvoering van het integratiebeleid voorzien in overleg met de provinciale en lokale besturen in het Nederlandse taalgebied die verantwoordelijk zijn voor het inclusieve beleid in de domeinen die tot hun bevoegdheid behoren. ».
Art. 7.In artikel 5 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste zin, wordt het woord « minderhedenbeleid » vervangen door het woord « integratiebeleid »;2° in § 1 wordt punt 4° vervangen door wat volgt : « 4° het advies door en overleg met de organisaties van personen, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° en 2°.»; 3° paragraaf 2 wordt opgeheven.
Art. 8.In hetzelfde decreet wordt hoofdstuk III, dat bestaat uit artikelen 6 tot en met 9, vervangen door wat volgt : « HOOFDSTUK III. - Organisatie van het inclusieve horizontale integratiebeleid
Artikel 6.§ 1. De Vlaamse Regering stelt binnen twaalf maanden na haar aantreden de strategische en operationele doelstellingen vast, waarmee op elk relevant beleidsdomein de doelstellingen van het integratiebeleid, vermeld in artikel 4, zullen worden ingevuld.
Binnen zes maanden nadat de Vlaamse Regering de strategische en operationele doelstellingen heeft vastgelegd, wordt een geïntegreerd actieplan opgesteld. Het actieplan omvat minstens : 1° de beschrijving van de geformuleerde strategische en operationele doelstellingen binnen elk beleidsdomein;2° een analyse per beleidsdomein van de maatschappelijke context waarbinnen die doelstellingen gerealiseerd moeten worden;3° de concrete acties die genomen moeten worden om de geformuleerde doelstellingen te realiseren;4° het tijdpad, opgesteld voor de uitvoering van die acties;5° de opgave van de indicatoren waarmee de voortgang wordt gemeten;6° de ingezette middelen en instrumenten. § 2. Het actieplan wordt na twee jaar geactualiseerd. Die actualisering omvat minstens : 1° een analyse per beleidsdomein van de maatschappelijke ontwikkelingen die relevant zijn voor het integratiebeleid;2° een beschrijving per beleidsdomein van de voortgang van de acties, en de eventuele bijsturingen;3° de nieuwe acties binnen elk beleidsdomein, met opgave van het tijdpad en de indicatoren. § 3. De Vlaamse Regering kan beslissen om het actieplan, vermeld in § 1, tweede lid, af te stemmen op het actieplan, vermeld in artikel 10 van het decreet van 10 juli 2008 houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid.
Artikel 7.§ 1. Binnen de administratieve diensten van de Vlaamse overheid wordt een commissie Integratiebeleid opgericht met als opdracht : 1° toe te zien op de coherentie, synergie en coördinatie van het integratiebeleid, vermeld in artikel 4;2° het geïntegreerde actieplan, vermeld in artikel 6, § 1, tweede lid, op te stellen;3° de acties van de verschillende beleidsdomeinen op elkaar af te stemmen;4° de impact van de acties te analyseren;5° het actieplan te evalueren;6° het actieplan te actualiseren. De Vlaamse Regering bepaalt de werking van de commissie en stelt uiterlijk zes maanden na het samenstellen van de Vlaamse Regering, de commissie samen. Een vertegenwoordiger van het VLEMI, van de participatieorganisatie, vermeld in artikel 17/1, § 1, van de Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten en van de Vlaamse Vereniging voor Provincies worden als waarnemend lid aangewezen. Ten hoogste twee derde van de leden van de commissie zijn van hetzelfde geslacht.
De commissie komt minstens twee maal per jaar samen.
Er wordt minimaal gezorgd voor een coördinatie met de commissie, vermeld in artikel 12 van het decreet van 10 juli 2008 houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid. De Vlaamse Regering kan bepalen dat de commissie Integratiebeleid en de commissie, vermeld in artikel 12 van het decreet van 10 juli 2008 houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid, fuseren, en kan daarvoor de voorwaarden vaststellen. § 2. De Vlaamse Regering belast een of meer personeelsleden van de Vlaamse overheid met een coördinerende opdracht. § 3. De commissie rapporteert jaarlijks aan de Vlaamse Regering over de realisatie en de voortgang van het gevoerde beleid. § 4. De Vlaamse Regering kan de opdracht van de commissie, vermeld in § 1, en de rapportageverplichting, vermeld in § 3, concretiseren en aanvullen.
Artikel 8.De Vlaamse Regering geeft opdracht aan alle relevante Vlaamse ministeries, intern verzelfstandigde agentschappen met rechtspersoonlijkheid en extern verzelfstandigde agentschappen van de Vlaamse overheid, of andere instellingen, verenigingen of ondernemingen die opgericht werden door de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest of door de federale overheid voor aangelegenheden die nu tot de bevoegdheid van de gewesten of gemeenschappen behoren, of waarin de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest voor meer dan de helft deelneemt, om : 1° het integratiebeleid, vermeld in artikel 4, binnen hun beleidsdomein voor te bereiden, uit te voeren en te evalueren;2° minstens een vertegenwoordiger voor te dragen die zetelt in de commissie, vermeld in artikel 7.
Artikel 9.De Vlaamse Regering brengt, per beleidsdomein, tweejaarlijks verslag uit aan het Vlaams Parlement over het gevoerde integratiebeleid, vermeld in artikel 4. ».
Art. 9.In hetzelfde decreet wordt hoofdstuk IV, dat bestaat uit artikelen 10 tot en met 17, vervangen door wat volgt : « HOOFDSTUK IV. - Het VLEMI Afdeling 1. - Erkenning en opdrachten
Artikel 10.Voor de ondersteuning van de integratiediensten en integratiecentra erkent de Vlaamse Regering een expertisecentrum, namelijk het Vlaams Expertisecentrum Migratie en Integratie, afgekort tot VLEMI. De Vlaamse Regering kan de benaming van het VLEMI wijzigen.
Artikel 11.Het VLEMI heeft tot taak bij te dragen tot de uitvoering, de ondersteuning en de voortgangsbewaking van het integratiebeleid.
Daartoe vervult het de volgende algemene opdrachten : 1° de integratiecentra, de integratiediensten en de huizen van diversiteit ondersteunen en begeleiden op logistiek en administratief vlak, minstens bij het opstellen van convenanten, operationele jaarplannen, resultaten en indicatoren en bij het voeren van een kwaliteitsbeleid;2° de integratiecentra ondersteunen en begeleiden op inhoudelijk vlak;3° de integratiediensten en de huizen van diversiteit ondersteunen en begeleiden op inhoudelijk vlak, in samenwerking met het integratiecentrum in het betrokken werkingsgebied;4° samenwerkingsverbanden met relevante organisaties en instellingen opzetten en ze ondersteunen bij het voeren van een inclusief beleid;5° methodieken ontwikkelen en deskundigheid bevorderen inzake het werken met personen als vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° en 2°, en artikel 3, tweede lid, en inzake het integratiebeleid in het algemeen;6° de ontwikkelde methodieken en opgebouwde deskundigheid aanbieden aan besturen, organisaties en voorzieningen, en zorgen voor de nodige begeleiding van die cliënten;7° inzake vreemdelingenrecht en internationaal privaatrecht de ontwikkelingen op andere beleidsniveaus volgen en expertise opbouwen waar die een vertaling vereisen naar het Vlaamse beleid, en ondersteuning in deze materie bieden aan besturen, organisaties en voorzieningen;8° de samenhang en stroomlijning van de activiteiten van de integratiecentra uitwerken en bewaken, en daartoe : a) voor de integratiecentra driejaarlijks een strategisch planningskader uitwerken dat voor advies wordt voorgelegd aan de commissie, vermeld in artikel 7, en dat goedgekeurd wordt door de Vlaamse Regering.De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regeling; b) de meerjarenconvenanten van de integratiecentra op elkaar afstemmen en zorgen voor gemeenschappelijke diensten, voor zover dat nodig en nuttig is;c) gemeenschappelijke initiatieven bevorderen;9° een documentatiecentrum uitbouwen;10° knelpunten signaleren en beleidsaanbevelingen voor het integratiebeleid aan de Vlaamse overheid bezorgen;11° de overdracht van de inburgeraar van het onthaalbureau aan de reguliere voorzieningen, vermeld in hoofdstuk IV, afdeling III, van het decreet van 28 februari 2003 betreffende het Vlaamse inburgeringsbeleid, ondersteunen en faciliteren;12° acties rond beeldvorming en sensibilisering opzetten, al of niet in opdracht van de Vlaamse overheid;13° met betrekking tot de eigen werking een samenwerkingsovereenkomst afsluiten met de participatieorganisatie, vermeld in artikel 17/1, § 1, en met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten.
Artikel 12.De Vlaamse Regering kan, in het kader van de doelstellingen van dit decreet, aanvullende of specifieke opdrachten van het VLEMI bepalen.
Artikel 13.Voor de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 11, sluit de Vlaamse Regering met het VLEMI een meerjarenconvenant voor een periode van vijf jaar. De vijfjarige periode start op 1 januari van het tweede jaar dat volgt op de verkiezing van het Vlaams Parlement. Dat convenant bevat minstens de volgende elementen : 1° een beschrijving van de bestaande situatie;2° een opgave van de strategische en operationele doelstellingen;3° een opgave van de te bereiken resultaten en de bijbehorende indicatoren;4° een beschrijving van de samenwerking met de integratiecentra, de integratiediensten, de huizen van diversiteit, de participatieorganisatie en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten. De Vlaamse Regering bepaalt de verdere inhoud van het meerjarenconvenant en de wijze waarop het tot stand komt.
Artikel 14.De vijfjaarlijkse convenant, vermeld in artikel 13, wordt geconcretiseerd in een jaarlijks operationeel plan, dat minstens de volgende elementen bevat : 1° een beschrijving van de geformuleerde strategische en operationele doelstellingen uit het convenant, waaraan in het jaar in kwestie gewerkt zal worden;2° de concrete acties die genomen zullen worden om de geformuleerde resultaten te bereiken;3° het tijdpad, opgesteld voor de uitvoering van die acties;4° een opgave van de indicatoren waarmee de voortgang wordt gemeten;5° de ingezette middelen en instrumenten. De Vlaamse Regering bepaalt de verdere inhoud van het jaarlijks operationeel plan en de wijze waarop het tot stand komt.
Artikel 15.Het VLEMI wordt erkend op basis van het eerste meerjarenconvenant, vermeld in artikel 13, en onder de volgende voorwaarden : 1° het VLEMI is een vereniging zonder winstoogmerk;2° de algemene vergadering van het VLEMI bestaat ten minste uit de volgende leden : a) drie leden die de Vlaamse Regering aanwijst, als waarnemer;b) twee leden die de participatieorganisatie, vermeld in artikel 17/1, § 1, aanwijst;c) één lid dat de stad Antwerpen aanwijst en één lid dat de stad Gent aanwijst;d) twee leden die de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten aanwijst;e) één lid dat de Vereniging van Vlaamse Provincies aanwijst;f) één lid dat de Vlaamse Gemeenschapscommissie aanwijst;g) één lid dat de provinciale integratiecentra, vermeld in artikel 19, § 1, aanwijzen, voor zover opgericht in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk;h) één lid dat de diensten voor sociaal tolken en vertalen, vermeld in artikel 45/1, § 1, en artikel 45/2, § 1, aanwijzen;i) twee leden die de onthaalbureaus, vermeld in artikel 6 van het decreet van 28 februari 2003 betreffende het Vlaamse inburgeringsbeleid, aanwijzen;3° ten hoogste twee derde van de leden van de algemene vergadering, vermeld in 2° zijn van hetzelfde geslacht;4° de raad van bestuur van het VLEMI bestaat uit ten minste één vertegenwoordiger per categorie van de verplichte leden van de algemene vergadering, vermeld in punt 2°.
Artikel 16.De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en de procedure van de erkenning. Afdeling 2. - Subsidiëring
Artikel 17.Binnen de beschikbare begrotingskredieten kent de Vlaamse Regering aan het erkende VLEMI een subsidie toe als tegemoetkoming in de kosten van personeel, infrastructuur en werking.
De subsidie wordt toegekend op basis van het meerjarenconvenant, vermeld in artikel 13, dat met het VLEMI werd gesloten.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de toekenning en vereffening van de subsidie. ».
Art. 10.In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk IV/1, dat bestaat uit artikelen 17/1 tot en met 17/4, ingevoegd, dat luidt als volgt : « HOOFDSTUK IV/ 1. - Participatieorganisatie Afdeling 1. - Erkenning en opdrachten
Artikel 17/1.§ 1. De Vlaamse Regering erkent één participatieorganisatie die optreedt als een forum van organisaties van personen als vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° en 2°.
De participatieorganisatie heeft tot taak de participatie aan de samenleving te bevorderen van personen als vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° en 2°. Daartoe vervult ze minstens de volgende algemene opdrachten : 1° aan belangenbehartiging doen;2° personen als vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° en 2°, vertegenwoordigen ten opzichte van de Vlaamse overheid;3° de empowerment en emancipatie van personen als vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° en 2°, bevorderen;4° beleidsaanbevelingen uitbrengen;5° werken aan een correcte beeldvorming in de samenleving;6° de eigen werking via een samenwerkingsovereenkomst, afstemmen met het VLEMI.
Artikel 17/2.§ 1. Voor de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 17/1, maakt de participatieorganisatie voor een periode van vijf jaar een meerjarenplan op dat aan de Vlaamse Regering wordt voorgelegd. De vijfjarige periode start op 1 januari van het tweede jaar dat volgt op de verkiezing van het Vlaams Parlement. Dat meerjarenplan bevat minstens de volgende elementen : 1° een beschrijving van de bestaande situatie;2° een opgave van de strategische en operationele doelstellingen;3° een opgave van de te bereiken resultaten en de bijbehorende indicatoren;4° een beschrijving van de afstemming met de werking van het VLEMI. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze van totstandkoming en de vorm van het meerjarenplan. § 2. Het vijfjaarlijkse meerjarenplan wordt geconcretiseerd in een jaarlijks operationeel plan dat minstens de volgende elementen bevat : 1° een beschrijving van de geformuleerde strategische en operationele doelstellingen uit het meerjarenplan waaraan in het jaar in kwestie gewerkt zal worden;2° de concrete acties die genomen moeten worden om de geformuleerde resultaten te bereiken;3° het tijdpad, opgesteld voor de uitvoering van die acties;4° een opgave van de indicatoren waarmee de voortgang wordt gemeten;5° de ingezette middelen en instrumenten. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze van totstandkoming en de vorm van het jaarlijks operationeel plan.
Artikel 17/3.§ 1. De participatieorganisatie wordt erkend op basis van het eerste meerjarenplan, vermeld in artikel 17/2, § 1, en onder de volgende voorwaarden : 1° de participatieorganisatie is een vereniging zonder winstoogmerk;2° de participatieorganisatie is bij de uitoefening van zijn opdracht onafhankelijk.Dat behelst onder meer het onafhankelijk formuleren en communiceren van adviezen en aanbevelingen en de onafhankelijke samenstelling van haar organen. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en de procedure van de erkenning. Afdeling 2. - Subsidiëring
Artikel 17/4.Binnen de beschikbare begrotingskredieten kent de Vlaamse Regering aan de erkende participatieorganisatie een subsidie toe als tegemoetkoming in de kosten van personeel, infrastructuur en werking.
De subsidie wordt toegekend op basis van het meerjarenplan, vermeld in artikel 17/2, § 1.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de toekenning en vereffening van de subsidie. ».
Art. 11.In artikel 18, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt het woord « minderhedenbeleid » vervangen door het woord « integratiebeleid ».
Art. 12.In artikel 19 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt het tweede lid opgeheven;2° paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2.De provinciale integratiecentra hebben, in aansluiting op de opdrachten van overheden als vermeld in artikel 5, een ondersteunende en stimulerende opdracht ten aanzien van het beleid in de verschillende maatschappelijke domeinen en op de verschillende beleidsniveaus. In dat verband draagt het provinciale integratiecentrum ertoe bij dat, binnen de provincie, het provinciebestuur en de lokale besturen en andere relevante beleidsinstanties, een gecoördineerd en inclusief integratiebeleid gevoerd wordt in overleg met de personen, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° en 2°, en hun organisaties.
Die algemene opdracht vervult het provinciale integratiecentrum in de eerste plaats voor gemeenten zonder een erkende integratiedienst.
Daarnaast speelt het integratiecentrum een ondersteunende rol voor gemeenten met een erkende integratiedienst. De opdracht wordt uitgevoerd in samenwerking met de personen, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° en 2°, en hun organisaties.
In het kader van die opdracht vervult het provinciaal integratiecentrum, in overleg en in samenwerking met het VLEMI en met de provinciale en lokale overheden, de volgende taken : 1° bijdragen tot een nauwkeurige analyse van de maatschappelijke context en de relatieve positie van de personen, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° en 2°, en artikel 3, tweede lid;2° het binnen de provincie gevoerde integratiebeleid analyseren, evalueren en stimuleren, en ontbrekende werkingen opsporen en signaleren;3° in samenwerking met het VLEMI, methodieken en werkvormen uitwerken, die erop gericht zijn de integratie van personen als vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° en 2°, te bevorderen en het beleid ten aanzien van personen als vermeld in artikel 3, tweede lid uit te voeren;4° de zelf, door het VLEMI of elders ontwikkelde methodieken en opgebouwde deskundigheid aanbieden aan besturen, organisaties en voorzieningen, en zorgen voor de nodige begeleiding van die cliënten;5° de overheden, vermeld in artikel 5, en de relevante maatschappelijke sectoren stimuleren om een integratiebeleid te voeren;6° erop toezien dat de personen, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° en 2°, en hun organisaties nauw bij het overheidsbeleid betrokken worden en die betrokkenheid ook stimuleren;7° de overdracht van de inburgeraar van het onthaalbureau aan de reguliere voorzieningen, vermeld in hoofdstuk IV, afdeling III, van het decreet van 28 februari 2003 betreffende het Vlaamse inburgeringsbeleid, in samenwerking met het erkende onthaalbureau dat actief is in het werkingsgebied in kwestie ondersteunen en faciliteren;8° waar nodig zelf initiatieven ontwikkelen die bijdragen tot de realisatie van het integratiebeleid;9° een samenwerkingsovereenkomst met het provinciebestuur sluiten, waarin het meerjarenconvenant van het provinciaal integratiecentrum, vermeld in artikel 20, enerzijds en de acties van het provinciebestuur met betrekking tot het integratiebeleid anderzijds, op elkaar worden afgestemd;10° een samenwerkingsovereenkomst sluiten met de lokale besturen die over een erkende integratiedienst of een Huis van de Diversiteit beschikken.»; 3° in § 3 wordt het woord « meerjarenplan » vervangen door het woord « meerjarenconvenant ».
Art. 13.Artikel 20 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 20.§ 1. Voor de uitvoering van de opdrachten van het provinciaal integratiecentrum sluit de Vlaamse Regering met het centrum een meerjarenconvenant af voor een periode van drie jaar. De driejarige periode start op 1 januari van het tweede jaar dat volgt op de provincieraadsverkiezingen.
Het meerjarenconvenant, dat opgemaakt wordt in overeenstemming met het strategisch planningskader zoals dat werd uitgewerkt door het VLEMI en goedgekeurd door de Vlaamse Regering, bevat minstens de volgende elementen : 1° een beschrijving van de bestaande situatie;2° een opgave van de strategische en operationele doelstellingen;3° een opgave van de te bereiken resultaten en de bijbehorende indicatoren;4° een overzicht van de organisaties en voorzieningen die bij de uitvoering van het integratiebeleid een rol spelen, met inbegrip van de bijdrage van het provinciebestuur;5° een beschrijving van de samenwerking met de lokale besturen, de integratiediensten, de huizen van diversiteit en het onthaalbureau binnen het werkingsgebied. De Vlaamse Regering bepaalt de verdere inhoud van het meerjarenconvenant. § 2. De driejaarlijkse convenant wordt geconcretiseerd in een jaarlijks operationeel plan dat minstens de volgende elementen bevat : 1° een beschrijving van de geformuleerde strategische en operationele doelstellingen uit het convenant waaraan in het jaar in kwestie zal gewerkt worden;2° de concrete acties die genomen moeten worden om de geformuleerde resultaten te bereiken;3° het tijdpad, opgesteld voor de uitvoering van die acties;4° een opgave van de indicatoren waarmee de voortgang wordt gemeten;5° de ingezette middelen en instrumenten. De Vlaamse Regering bepaalt de verdere inhoud van het jaarlijks operationeel plan. § 3. Het meerjarenconvenant wordt door de algemene vergadering, respectievelijk door de provincieraad, goedgekeurd. ».
Art. 14.In hoofdstuk V van hetzelfde decreet wordt afdeling 3, die bestaat uit artikelen 21 en 22, opgeheven.
Art. 15.Artikel 23 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 23.De Vlaamse Regering erkent en subsidieert maximaal vijf provinciale integratiecentra met als respectievelijk werkingsgebied het grondgebied van de volgende provincies : 1° de provincie Antwerpen, met uitzondering van de stad Antwerpen;2° de provincie Oost-Vlaanderen, met uitzondering van de stad Gent;3° de provincie Limburg;4° de provincie Vlaams-Brabant;5° de provincie West-Vlaanderen. De Vlaamse Regering kan beslissen de werkingsgebieden, vermeld in het eerste lid, alsook de werkingsgebieden vermeld in artikel 27/2, § 1, en artikel 36, § 1, samen te voegen tot grotere werkingsgebieden.
In afwijking van het eerste lid kan een provinciaal integratiecentrum, na overleg met het betrokken provinciale integratiecentrum of de betrokken integratiecentra, zijn werkingsgebied uitbreiden in geval van een opdracht als vermeld in artikel 19, § 2, 3° en 4°. ».
Art. 16.Artikel 24 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 24.Het provinciaal centrum wordt erkend op basis van het eerste meerjarenconvenant, vermeld in artikel 20, § 1.
De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en de procedure van de erkenning. ».
Art. 17.Artikel 25 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.
Art. 18.In artikel 26 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « en van de lokale steunpunten » geschrapt;2° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt : « De subsidie wordt toegekend op basis van het meerjarenconvenant, vermeld in artikel 20, § 1, dat met het centrum werd gesloten.».
Art. 19.In hoofdstuk V van hetzelfde decreet wordt afdeling 5, die bestaat uit artikel 27, opgeheven.
Art. 20.In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk V/1, dat bestaat uit artikelen 27/1 tot en met 27/5, ingevoegd, dat luidt als volgt : « HOOFDSTUK V/ 1. - Tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad Afdeling 1. - Integratiebeleid in Brussel
Artikel 27/1.§ 1. De Vlaamse Gemeenschapscommissie heeft, zoals bepaald in artikel 5 en in samenhang met haar beleidsaccenten, een verantwoordelijkheid in het geheel van het integratiebeleid. § 2. Het integratiebeleid op het niveau van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad wordt gevoerd in overleg met de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Afdeling 2. - Oprichting en opdrachten van het hoofdstedelijk
integratiecentrum
Artikel 27/2.§ 1. In het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad is één hoofdstedelijk integratiecentrum werkzaam, dat is opgericht in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk. § 2. Het hoofdstedelijke integratiecentrum heeft, in aansluiting op de opdrachten van de overheden, vermeld in artikel 5, een ondersteunende en stimulerende opdracht ten aanzien van het beleid in de verschillende maatschappelijke domeinen en op de verschillende beleidsniveaus. In dat verband draagt het hoofdstedelijke integratiecentrum ertoe bij dat, binnen de Vlaamse Gemeenschapscommissie en andere relevante beleidsinstanties een gecoördineerd en inclusief integratiebeleid gevoerd wordt in overleg met de personen, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, en 2°, en hun organisaties. Die opdracht wordt uitgevoerd in samenwerking met de personen, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, en 2°, en hun organisaties.
In het kader van die opdracht vervult het hoofdstedelijke integratiecentrum, in overleg en in samenwerking met het VLEMI en rekening houdend met de regierol van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de volgende taken : 1° bijdragen tot een nauwkeurige analyse van de maatschappelijke context en de relatieve positie van de personen, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° en 2,° en artikel 3, tweede lid;2° het binnen het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad gevoerde integratiebeleid analyseren, evalueren en stimuleren, en ontbrekende werkingen opsporen en signaleren;3° in samenwerking met het VLEMI, methodieken en werkvormen uitwerken die erop gericht zijn de integratie van personen als vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° en 2°, te bevorderen en het beleid ten aanzien van personen als vermeld in artikel 3, tweede lid, uit te voeren;4° de zelf, door het VLEMI of elders ontwikkelde methodieken en opgebouwde deskundigheid aanbieden aan besturen, organisaties en voorzieningen, en zorgen voor de nodige begeleiding van die cliënten;5° de overheden, vermeld in artikel 5, en de relevante maatschappelijke sectoren stimuleren om een integratiebeleid te voeren;6° erop toezien dat de personen, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° en 2°, en hun organisaties nauw bij het overheidsbeleid betrokken worden en die betrokkenheid ook stimuleren;7° de overdracht van de inburgeraar van het onthaalbureau aan de reguliere voorzieningen, vermeld in hoofdstuk IV, afdeling III, van het decreet van 28 februari 2003 betreffende het Vlaamse inburgeringsbeleid, in samenwerking met het erkende onthaalbureau dat actief is in het werkingsgebied in kwestie, ondersteunen en faciliteren;8° waar nodig zelf initiatieven ontwikkelen die bijdragen tot de realisatie van het integratiebeleid;9° een samenwerkingsovereenkomst met de Vlaamse Gemeenschapscommissie sluiten;10° een resultaatgerichte werking opzetten, op voorwaarde dat die werking in het meerjarenconvenant van het hoofdstedelijke integratiecentrum wordt opgenomen. De Vlaamse Regering bepaalt de concrete invulling van de regierol van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. § 3. De uitvoering van de opdrachten, vermeld in § 2, wordt weergegeven in het meerjarenconvenant, vermeld in artikel 27/3, § 1.
Artikel 27/3.§ 1. Voor de uitvoering van de opdrachten van het hoofdstedelijke integratiecentrum sluit de Vlaamse Regering met het centrum een meerjarenconvenant voor een periode van vijf jaar. De vijfjarige periode start op 1 januari van het tweede jaar dat volgt op de verkiezing van het Vlaams Parlement.
Het meerjarenconvenant, dat opgemaakt wordt in overeenstemming met het strategisch planningskader zoals dat werd uitgewerkt door het VLEMI en goedgekeurd door de Vlaamse Regering, bevat minstens de volgende elementen : 1° een beschrijving van de bestaande situatie;2° een opgave van de strategische en operationele doelstellingen;3° een opgave van de te bereiken resultaten en de bijbehorende indicatoren;4° een overzicht van de organisaties en voorzieningen die bij de uitvoering van het integratiebeleid een rol spelen, met inbegrip van de bijdrage van de Vlaamse Gemeenschapscommissie;5° een beschrijving van de samenwerking met de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de lokale besturen, de integratiediensten en het onthaalbureau binnen het werkingsgebied. De Vlaamse Regering bepaalt de verdere inhoud van het meerjarenconvenant. § 2. De vijfjaarlijkse convenant wordt geconcretiseerd in een jaarlijks operationeel plan, dat minstens de volgende elementen bevat : 1° een beschrijving van de geformuleerde strategische en operationele doelstellingen uit het convenant waaraan in het jaar in kwestie gewerkt zal worden;2° de concrete acties die genomen moeten worden om de geformuleerde resultaten te bereiken;3° het tijdpad, opgesteld voor de uitvoering van die acties;4° een opgave van de indicatoren waarmee de voortgang wordt gemeten;5° de ingezette middelen en instrumenten. De Vlaamse Regering bepaalt de verdere inhoud van het jaarlijks operationeel plan. § 3. Het meerjarenconvenant wordt door de algemene vergadering en de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie goedgekeurd. Afdeling 3. - Erkenning en subsidiëring van het hoofdstedelijke
integratiecentrum
Artikel 27/4.Het hoofdstedelijke integratiecentrum wordt erkend op basis van het eerste meerjarenconvenant, vermeld in artikel 27/3, § 1.
De Vlaamse Regering bepaalt, na overleg met het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de voorwaarden en de procedure van de erkenning.
Artikel 27/5.Binnen de beschikbare begrotingskredieten kent de Vlaamse Regering aan het erkende hoofdstedelijke integratiecentrum een subsidie toe als tegemoetkoming in de kosten van personeel, infrastructuur en werking van het centrum.
De subsidie wordt toegekend op basis van het meerjarenconvenant, vermeld in artikel 27/3, § 1, dat met het centrum werd gesloten.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de toekenning en de vereffening van de subsidie. ».
Art. 21.In artikel 28 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt het woord « beleid » vervangen door het woord « integratiebeleid » en wordt het woord « doelgroepen » vervangen door de woorden « personen, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° en 2°, en hun organisaties »;2° in het tweede lid worden de woorden « en de steunpunten » geschrapt;3° in het tweede lid worden de woorden « te evalueren, » geschrapt;4° in het tweede lid wordt het woord « doelgroepen » vervangen door de woorden « personen, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° en 2°, en hun organisaties ».
Art. 22.Artikel 29 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 29.§ 1. Binnen de beschikbare begrotingskredieten verleent de Vlaamse Regering een subsidie voor de integratiedienst aan lokale besturen uit het Nederlandse taalgebied op voorwaarde dat de gemeente : 1° een ambtenaar aanstelt die verantwoordelijk is voor het integratiebeleid;2° een schepen aanwijst die bevoegd is voor het integratiebeleid;3° een samenwerkingsovereenkomst sluit met het provinciale integratiecentrum, of in voorkomend geval met het lokale integratiecentrum.In die overeenkomst wordt minstens een taakverdeling bepaald tussen de integratiedienst en het provinciale of lokale integratiecentrum, en wordt de onderlinge samenwerking uitgewerkt, waarbij de regierol aan de lokale overheid toegekend wordt; 4° een financiële inbreng heeft in de kosten van de werking van de integratiedienst;5° de integratiedienst minstens met volgende opdrachten belast : a) overleg organiseren binnen de diensten van de gemeentelijke administratie en met de betrokken actoren;b) de participatie van en het georganiseerde overleg met de personen, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° en 2°, en hun organisaties organiseren;c) de eigen werking, via de te sluiten samenwerkingsovereenkomst, vermeld in punt 3°, afstemmen op het provinciale of lokale integratiecentrum, naargelang het geval;d) aan de bevolking, en meer specifiek aan de personen, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° en 2°, informatie verstrekken over het gevoerde integratiebeleid. Een integratiedienst kan een resultaatgerichte werking opzetten, op voorwaarde dat die werking in het meerjarenconvenant van de integratiedienst wordt opgenomen.
De Vlaamse Regering bepaalt de concrete invulling van de regierol van de lokale overheid. § 2. De gemeenteraad van de gemeente met een erkende integratiedienst brengt advies uit over het ontwerp van meerjarenconvenant van het integratiecentrum dat voor haar territorium bevoegd is. ».
Art. 23.Artikel 30 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 30.§ 1. De subsidie voor de integratiedienst wordt toegekend op basis van een convenant dat het gemeentebestuur met de Vlaamse Regering sluit voor een periode van drie jaar. De driejarige periode start op 1 januari van het tweede jaar dat volgt op de gemeenteraadsverkiezingen.
Het meerjarenconvenant bevat minstens de volgende elementen : 1° een beschrijving van de bestaande situatie;2° een opgave van de strategische en operationele doelstellingen;3° een opgave van de te bereiken resultaten en de bijbehorende indicatoren;4° een overzicht van de organisaties en voorzieningen die bij de uitvoering van het integratiebeleid een rol spelen. Het meerjarenconvenant vermeldt tevens hoe voldaan wordt aan de bepalingen, vermeld in artikel 29, § 1.
De Vlaamse Regering bepaalt de verdere inhoud van het meerjarenconvenant en de cofinanciering van de integratiedienst. § 2. De driejaarlijkse convenant wordt geconcretiseerd in een jaarlijks operationeel plan dat minstens de volgende elementen bevat : 1° een beschrijving van de geformuleerde strategische en operationele doelstellingen uit het convenant waaraan in het jaar in kwestie gewerkt zal worden;2° de concrete acties die genomen moeten worden om de geformuleerde resultaten te bereiken;3° het tijdpad, opgesteld voor de uitvoering van die acties;4° een opgave van de indicatoren waarmee de voortgang wordt gemeten;5° de ingezette middelen en instrumenten. De Vlaamse Regering bepaalt de verdere inhoud van het jaarlijks operationeel plan. § 3. Het meerjarenconvenant, vermeld in § 1, wordt door de gemeenteraad goedgekeurd. § 4. Het meerjarenconvenant wordt opgemaakt in overeenstemming met de gemeentelijke beleidsplanning zoals omschreven in artikel 146 van het Gemeentedecreet. ».
Art. 24.Artikel 31 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 31.De integratiedienst wordt erkend op basis van het eerste meerjarenconvenant, vermeld in artikel 30, § 1.
De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en de procedure van de erkenning. ».
Art. 25.Artikel 32 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.
Art. 26.In hoofdstuk VI van hetzelfde decreet wordt afdeling 3, die bestaat uit artikelen 33 tot en met 35, vervangen door wat volgt : « Afdeling 3. - Huizen van diversiteit
Artikel 33.De erkende integratiediensten in elk van de centrumsteden, vermeld in artikel 2, eerste lid, 4°, kunnen, onder de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt, aanvullend erkend worden als gelijkebehandelingsbureau in de zin van artikel 41 van het decreet van 10 juli 2008 houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid.
Een erkende integratiedienst die aanvullend erkend wordt als gelijkebehandelingsbureau wordt Huis van de Diversiteit genoemd. De Vlaamse Regering kan de benaming van de huizen van de diversiteit wijzigen.
In het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad wordt het Huis van de Diversiteit georganiseerd in overleg met de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
De doelstellingen, resultaten en acties, middelen en instrumenten die samenhangen met de rol van het Huis van de Diversiteit als gelijkebehandelingsbureau, worden respectievelijk opgenomen in het meerjarenconvenant en het jaarlijks operationeel plan, die opgemaakt worden conform artikel 30. ».
Art. 27.Artikelen 34 en 35 van hetzelfde decreet worden opgeheven.
Art. 28.In artikel 36 van hetzelfde decreet worden § 2 en § 3 opgeheven.
Art. 29.Artikel 37 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 37.De lokale integratiecentra hebben, in aansluiting op de opdrachten van de stad, een ondersteunende en stimulerende opdracht ten aanzien van het beleid in de verschillende maatschappelijke domeinen en op de verschillende beleidsniveaus. In dat verband draagt het lokale integratiecentrum ertoe bij dat, binnen het lokale bestuur en andere relevante beleidsinstanties, een gecoördineerd en inclusief integratiebeleid gevoerd wordt in overleg met de personen, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° en 2°, en hun organisaties.
Die opdracht, vermeld in het eerste lid, wordt uitgevoerd in samenwerking met de personen, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° en 2°, en hun organisaties. In het kader van die opdracht vervult het lokale integratiecentrum, in overleg en samenwerking met het VLEMI en rekening houdend met de regierol van de lokale overheid, de volgende taken : 1° bijdragen tot een nauwkeurige analyse van de maatschappelijke context en de relatieve positie van de personen, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° en 2°, en artikel 3, tweede lid;2° het binnen de stad gevoerde integratiebeleid ondersteunen, en ontbrekende werkingen opsporen en signaleren;3° in samenwerking met het VLEMI, methodieken en werkvormen uitwerken, die erop gericht zijn de integratie van personen als vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° en 2°, te bevorderen en het beleid ten aanzien van personen als vermeld in artikel 3, tweede lid uit te voeren;4° de zelf, door het VLEMI of elders ontwikkelde methodieken en opgebouwde deskundigheid aanbieden aan besturen, organisaties en voorzieningen en zorgen voor de nodige begeleiding van deze cliënten;5° erop toezien dat de personen, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° en 2°, en hun organisaties nauw bij het overheidsbeleid betrokken worden en die betrokkenheid ook stimuleren;6° de overdracht van de inburgeraar van het onthaalbureau aan de reguliere voorzieningen, vermeld in hoofdstuk IV, afdeling III, van het decreet van 28 februari 2003 betreffende het Vlaamse inburgeringsbeleid, in samenwerking met het erkende onthaalbureau dat actief is in het werkingsgebied in kwestie, ondersteunen en faciliteren;7° waar nodig zelf initiatieven ontwikkelen die bijdragen tot de realisatie van het grootstedelijke integratiebeleid;8° een samenwerkingsovereenkomst met het lokaal bestuur sluiten;9° een resultaatgerichte werking opzetten, op voorwaarde dat die werking in het meerjarenconvenant van het lokale integratiecentrum wordt opgenomen.».
Art. 30.Artikel 38 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 38.§ 1. Voor de uitvoering van de opdrachten van het lokaal integratiecentrum sluit de Vlaamse Regering met het centrum een meerjarenconvenant voor een periode van drie jaar. De driejarige periode start op 1 januari van het tweede jaar dat volgt op de gemeenteraadsverkiezingen.
Het meerjarenconvenant, dat opgemaakt wordt in samenspraak met het stadsbestuur en in overeenstemming met het strategisch planningskader zoals dat werd uitgewerkt door het VLEMI en goedgekeurd door de Vlaamse Regering, bevat minstens de volgende elementen : 1° een beschrijving van de bestaande situatie;2° een opgave van de strategische en operationele doelstellingen;3° een opgave van de te bereiken resultaten en de bijbehorende indicatoren;4° een overzicht van de organisaties en voorzieningen die bij de uitvoering van het integratiebeleid een rol spelen, met inbegrip van de bijdrage van het stadsbestuur;5° een beschrijving van de samenwerking met het lokaal bestuur, de integratiedienst of het Huis van de Diversiteit en het onthaalbureau binnen het werkingsgebied. Het meerjarenconvenant wordt goedgekeurd door de gemeenteraad van het betrokken lokaal bestuur.
De Vlaamse Regering bepaalt de verdere inhoud van het meerjarenconvenant. § 2. Het driejaarlijkse convenant wordt geconcretiseerd in een jaarlijks operationeel plan dat minstens de volgende elementen bevat : 1° een beschrijving van de geformuleerde strategische en operationele doelstellingen uit het convenant waaraan in het jaar in kwestie gewerkt zal worden;2° de concrete acties die genomen moeten worden om de geformuleerde resultaten te bereiken;3° het tijdpad, opgesteld voor de uitvoering van die acties;4° een opgave van de indicatoren waarmee de voortgang wordt gemeten;5° de ingezette middelen en instrumenten. De Vlaamse Regering bepaalt de verdere inhoud van het jaarlijks operationeel plan. ».
Art. 31.Artikel 39 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 39.Het lokaal centrum wordt erkend op basis van het eerste meerjarenconvenant, vermeld in artikel 38, § 1.
De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en de procedure van de erkenning. ».
Art. 32.Artikelen 40 en 41 van hetzelfde decreet worden opgeheven.
Art. 33.In artikel 42 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « en van de lokale steunpunten » geschrapt;2° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt : « De subsidie wordt toegekend op basis van het meerjarenconvenant, vermeld in artikel 38, § 1, dat met het centrum werd gesloten.».
Art. 34.Artikel 43 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 43.§ 1. De Vlaamse Regering wendt ten minste 5 percent van het totale budget dat jaarlijks wordt vastgelegd voor de uitvoering van dit decreet, aan om experimentele, aanvullende of vernieuwende projecten te subsidiëren gericht op het versterken van het integratiebeleid. § 2. De Vlaamse Regering kan de voorwaarden voor de toekenning van een projectsubsidie nader bepalen. De Vlaamse Regering bepaalt voor de algemene projectoproep de nadere voorwaarden voor het indienen van de subsidieaanvragen, evenals voor de beoordeling van de aanvragen, de toekenning en de uitbetaling van de subsidie, het toezicht op de naleving van de subsidiëringsvoorwaarden en de evaluatie van de gevoerde projecten.
De Vlaamse Regering brengt tweejaarlijks verslag uit aan het Vlaams Parlement over de goedgekeurde projecten en de evaluatie ervan. ».
Art. 35.Artikel 44 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 44.§ 1. De Vlaamse Regering kan voor de erkenning van integratiediensten een prioriteitsstelling opmaken, die met de volgende elementen rekening houdt : 1° de aanwezigheid en concentratie van personen, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° en 2°;2° de mate waarin een achterstellings- en achterstandsproblematiek voorkomen. De Vlaamse Regering bepaalt objectieve criteria voor die prioriteitsstelling. § 2. De Vlaamse Regering kan voor de verdeling van de beschikbare middelen over de integratiediensten en integratiecentra regels opstellen die minstens rekening houden met volgende elementen : 1° de aanwezigheid en concentratie van personen, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° en 2°;2° de mate waarin de achterstellings- en achterstandsproblematiek voorkomen;3° de grootte van de inzet van middelen voor het realiseren van een bepaald resultaat;4° de duurzaamheid en zwaarte van de resultaten. Die elementen worden beoordeeld op basis van de opgemaakte meerjarenconvenanten. ».
Art. 36.In hetzelfde decreet wordt een artikel 44/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Artikel 44/1.De Vlaamse Regering kan een evaluatiesysteem ontwerpen voor de resultaten in de meerjarenconvenant, vermeld in artikel 13, 20, § 1, 27/3, § 1, 30, § 1, en 38, § 1, en het jaarplan, vermeld in artikel 14, 17/2, § 2, 20, § 2, 27/3, § 2, 30, § 2, en 38, § 2.
In voorkomend geval wordt er vastgesteld dat nader te bepalen gedeelten van de toegekende subsidies niet uitgekeerd of teruggevorderd worden afhankelijk van het uit te werken evaluatiesysteem. ».
Art. 37.In artikel 45 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « in artikel 2, 6°, vermelde doelgroepen » vervangen door de woorden « in artikel 3, eerste lid, 1° en 2°, vermelde personen »;2° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt : « De Vlaamse Regering kan organisaties die zich tot die groepen richten, subsidiëren binnen de beschikbare begrotingskredieten en onder de door haar te bepalen voorwaarden.In dat geval moeten de organisaties ten aanzien van hun doelgroep minstens de volgende opdrachten vervullen : 1° bijdragen tot een nauwkeurige analyse van de maatschappelijke context en de relatieve positie van hun doelgroepen;2° methodieken en werkvormen uitwerken die erop gericht zijn de integratie van hun doelgroepen te bevorderen;3° de overheden, vermeld in artikel 5, en de relevante maatschappelijke sectoren stimuleren om voor hun doelgroepen een integratiebeleid te voeren. De overige bepalingen van dit decreet zijn niet van toepassing op de doelgroepen, vermeld in dit artikel. ».
Art. 38.In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk VII/1, dat bestaat uit artikelen 45/1 tot en met 45/6, ingevoegd, dat luidt als volgt : « HOOFDSTUK VII/ 1. - Sociaal tolken en vertalen Afdeling 1. - De diensten voor sociaal tolken en vertalen
Artikel 45/1.§ 1. De Vlaamse Regering erkent en subsidieert een Vlaamse centrale dienst voor sociaal telefoontolken en sociaal vertalen die belast is met het sociaal telefoontolken en die voorziet in een centraal aanbod aan sociaal vertalen. In het kader daarvan vervult die dienst de volgende algemene opdrachten : 1° telefonische tolkhulp bieden aan de gebruikers die behoefte hebben aan een sociaal telefoontolk;2° vanuit een centrale loketfunctie voor de gebruikers documenten vertalen waarvan het belang het lokale of provinciale niveau overstijgt. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en procedure van de erkenning. § 2. Voor het uitvoeren van de opdrachten, vermeld in § 1, sluit de Vlaamse Regering met de Vlaamse centrale dienst voor sociaal telefoontolken en sociaal vertalen een overeenkomst voor een periode van vijf jaar. De overeenkomst bevat minstens de volgende elementen : 1° een beschrijving van de bestaande werking van de dienst conform het kwaliteitstraject;2° een beschrijving van de huidige tolk- en vertaalprestaties, opgesplitst per gebruikersoverheid;3° een opgave van de geplande werking van de dienst in de komende periode;4° een prognose van de vraag naar sociaal telefoontolken en sociaal vertalen in de komende periode, opgesplitst per gebruikersoverheid. De Vlaamse Regering bepaalt de verdere inhoud van de overeenkomst. § 3. De overeenkomst, vermeld in § 2, wordt geconcretiseerd in een jaarlijks operationeel plan waarin de elementen uit de overeenkomst geconcretiseerd worden voor het komende jaar.
De Vlaamse Regering bepaalt de verdere inhoud van het jaarlijks operationeel plan.
Artikel 45/2.§ 1. De Vlaamse Regering erkent en subsidieert maximaal acht decentrale diensten voor sociaal tolken en vertalen met als respectievelijk werkingsgebied het grondgebied van de volgende steden en provincies : 1° de stad Antwerpen;2° de stad Gent;3° de provincie Antwerpen, met uitzondering van de stad Antwerpen;4° de provincie Oost-Vlaanderen, met uitzondering van de stad Gent;5° de provincie Limburg;6° de provincie Vlaams-Brabant;7° de provincie West-Vlaanderen;8° het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. De Vlaamse Regering kan beslissen om de werkingsgebieden samen te voegen tot grotere werkingsgebieden.
De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en de procedure van de erkenning, waarbij ze minstens het instaan voor de kosten voor infrastructuur en werking van de decentrale dienst voor sociaal tolken en vertalen en de onkosten van de tolken op zich neemt. § 2. Binnen hun werkingsgebied zijn de decentrale diensten voor sociaal tolken en vertalen belast met het sociaal tolken ter plaatse en met het aanbod aan sociaal vertalen. In het kader daarvan vervullen zij de volgende algemene opdrachten : 1° tolkhulp ter plaatse bieden aan de gebruikers die behoefte hebben aan een sociaal tolk ter plaatse;2° voor de gebruikers documenten vertalen waarvan het belang het niveau van het werkingsgebied niet overstijgt. Voor het uitvoeren van de opdrachten, vermeld in het eerste lid, sluit de Vlaamse Regering met elke decentrale dienst voor sociaal tolken en vertalen een overeenkomst voor een periode van drie jaar. De driejarige periode start op 1 januari van het tweede jaar dat volgt op de provincieraads- of gemeenteraadsverkiezingen.
De overeenkomst bevat minstens de volgende elementen : 1° een beschrijving van de bestaande werking van de dienst conform het kwaliteitstraject;2° een beschrijving van de huidige tolk- en vertaalprestaties, opgesplitst per gebruikersoverheid;3° een opgave van de geplande werking van de dienst in de komende periode;4° een prognose van de vraag naar sociaal tolken ter plaatse en sociaal vertalen in de komende periode, opgesplitst per gebruikersoverheid. De Vlaamse Regering bepaalt de verdere inhoud van de overeenkomst. § 3. De overeenkomst, vermeld in § 2, tweede lid, wordt geconcretiseerd in een jaarlijks operationeel plan waarin de elementen uit de overeenkomst geconcretiseerd worden voor het komende jaar.
De Vlaamse Regering bepaalt de verdere inhoud van het jaarlijks operationeel plan.
Artikel 45/3.Binnen de beschikbare begrotingskredieten kent de Vlaamse Regering een subsidie toe aan de erkende diensten voor sociaal tolken en vertalen. De subsidie wordt toegekend op basis van de overeenkomst die tussen de Vlaamse Regering en de diensten voor sociaal tolken en vertalen, vermeld in artikel 45/1, § 2, of artikel 45/2, § 2, tweede lid, naargelang van het geval, werd gesloten.
De subsidie dient als tegemoetkoming in de volgende kosten : 1° de kosten van personeel, infrastructuur en werking van de Vlaamse centrale dienst voor sociaal telefoontolken en sociaal vertalen;2° de kosten van het personeel van de decentrale diensten voor sociaal tolken en vertalen. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de toekenning en vereffening van de subsidies.
De respectieve gebruikersoverheden betalen de te presteren tolk- en vertaalprestaties. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor betaling.
Artikel 45/4.§ 1. De dienstverlening van de diensten voor sociaal tolken en vertalen aan de gebruikers wordt nader geregeld in een samenwerkingsovereenkomst, waarvan het model en de inhoud door de Vlaamse Regering wordt bepaald.
Alleen gebruikers die een samenwerkingsovereenkomst met een dienst voor sociaal tolken en vertalen ondertekend hebben, kunnen beroep op de dienstverlening van die dienst beroep doen. § 2. Het sociaal tolken en vertalen wordt gedaan door tolken en vertalers die opgenomen zijn in het Vlaams Register voor sociaal tolken en vertalers. Het inzetten van andere tolken en vertalers is alleen toegestaan als voor de tolk- of vertaalvraag geen tolk of vertaler beschikbaar is in het Vlaams register voor sociaal tolken en vertalers. § 3. Binnen de beschikbare begrotingskredieten kan de Vlaamse Regering een subsidie toekennen aan een van de decentrale diensten voor sociaal tolken en vertalen, vermeld in artikel 45/2, § 1, om via een centrale vrijwilligerswerking, als dat nodig is, te voorzien in een aanvullend vrijwilligersaanbod sociaal tolken en sociaal vertalen. Afdeling 2. - Ondersteuning van de diensten voor sociaal tolken en
vertalen
Artikel 45/5.Voor de ondersteuning van de diensten voor sociaal tolken en vertalen verleent de Vlaamse Regering, binnen de beschikbare begrotingskredieten, subsidies aan het VLEMI, voor het organiseren van een centrale ondersteuningscel sociaal tolken en vertalen.
De centrale ondersteuningscel, vermeld in het eerste lid, zorgt voor de inhoudelijke ondersteuning en begeleiding van de diensten voor sociaal tolken en vertalen die in het Nederlandse taalgebied en in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad erkend zijn en heeft tot taak, in overleg met de erkende diensten voor sociaal tolken en vertalen, de kwaliteitscriteria voor het sociaal tolken en vertalen te bepalen, te garanderen en te volgen. In het kader daarvan moet de centrale ondersteuningscel minstens de volgende algemene opdrachten vervullen : 1° de erkende diensten voor sociaal tolken en vertalen inhoudelijk ondersteunen en begeleiden;2° het kwaliteitstraject sociaal tolken en vertalen ontwikkelen en toepassen;3° de gebruikers en potentiële gebruikers bekwamen in het werken met sociaal tolken of vertalers;4° het Vlaams Register voor sociaal tolken en vertalers beheren;5° optreden als Vlaams kenniscentrum voor het sociaal tolken en vertalen;6° knelpunten signaleren en beleidsaanbevelingen inzake het sociaal tolken en vertalen aan de Vlaamse overheid bezorgen. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de toekenning en vereffening van de subsidie.
Artikel 45/6.De nadere uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 45/5, wordt geregeld in een afzonderlijk hoofdstuk van het meerjarenconvenant, vermeld in artikel 13, waarin minstens de volgende elementen zijn opgenomen : 1° een beschrijving van de bestaande werking van de centrale ondersteuningscel;2° een beschrijving van de bestaande samenwerking met de erkende diensten voor sociaal tolken en vertalen en met andere relevante organisaties;3° een opgave van de doelstellingen en de te bereiken resultaten. Het jaarlijks operationeel plan, vermeld in artikel 14, bevat een afzonderlijk hoofdstuk waarin de elementen, vermeld in het eerste lid, geconcretiseerd worden voor het komende jaar. ».
Art. 39.Artikel 47 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 47.De Vlaamse Regering bepaalt de overgangsmaatregelen met betrekking tot de integratiecentra, het Vlaams Overlegcentrum, de ondersteuningscentra, de integratiediensten en het Forum van Organisaties van Etnisch-Culturele Minderheden, erkend op basis van het decreet. ».
Art. 40.Artikel 48 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 48.In afwijking van artikel 13, 17/2, § 1, 20, § 1, 27/3, § 1, 30, § 1, en 38, § 1, kan de Vlaamse Regering bepalen dat het meerjarenconvenant worden opgemaakt voor een andere periode. ». HOOFDSTUK III. - Slotbepaling
Art. 41.De Vlaamse Regering bepaalt voor elk artikel, of voor onderdelen ervan, en de daarmee overeenstemmende opheffingsbepalingen, de dag waarop ze in werking treden.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 30 april 2009.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, M. KEULEN Nota (1) Zitting 2008-2009. Stukken. - Ontwerp van decreet, 2154 - Nr. 1. - Amendementen, 2154 - Nr. 2. - Verslag, 2154 - Nr. 3. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering, 2154 - Nr. 4.
Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 22 april 2009.