gepubliceerd op 19 juni 1998
Decreet inzake het Vlaamse beleid ten aanzien van etnisch-culturele minderheden
28 APRIL 1998. - Decreet inzake het Vlaamse beleid ten aanzien van etnisch-culturele minderheden (1)
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.
Art. 2.Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder 1° allochtonen: personen die zich legaal in België bevinden, ongeacht of zij de Belgische nationaliteit hebben, en die tegelijkertijd aan de volgende voorwaarden voldoen : a) minstens één van hun ouders of grootouders is geboren buiten België;b) zij bevinden zich in een achterstandspositie vanwege hun etnische afkomst of hun zwakke sociaal-economische situatie;2° vluchtelingen: personen die zich in België bevinden en die aan één van de volgende voorwaarden voldoen : a) zij zijn door België als vluchteling erkend op basis van het Internationaal Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, ondertekend in Genève op 28 juli 1951;b) zij hebben in België asiel aangevraagd en hun aanvraag werd niet definitief afgewezen.3° woonwagenbewoners: personen met een nomadische cultuur, die zich legaal in België bevinden en die traditioneel in een woonwagen wonen of gewoond hebben, in het bijzonder de autochtone voyageurs en de zigeuners, en degenen die met deze personen samenleven of er in de eerste graad van afstammen;4° etnisch-culturele minderheden : het geheel van de allochtonen, de vluchtelingen en de woonwagenbewoners en de niet tot voornoemde groepen behorende vreemdelingen die zich in België bevinden zonder wettig verblijfsstatuut en die wegens hun noodsituatie opvang of bijstand vragen;5° minderhedenbeleid: het Vlaamse beleid ten aanzien van etnisch-culturele minderheden;6° doelgroepen: wat het emancipatie- en onthaalbeleid betreft, de allochtonen, de vluchtelingen en de woonwagenbewoners naar gelang van het geval, of, wat het opvangbeleid betreft, de niet tot voornoemde groepen behorende vreemdelingen die zich in België bevinden zonder wettig verblijfsstatuut en die wegens hun noodsituatie opvang of bijstand vragen;7° ondersteuningscentrum: een centrum dat op één van de doelgroepen gericht is en dat zorgt voor de coördinatie en ondersteuning van de in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad gevestigde organisaties en van de lokale besturen in het Nederlandse taalgebied;8° Vlaams overlegcentrum: het Vlaamse overlegcentrum voor etnisch-culturele minderheden zoals bedoeld in de artikelen 10 en 12, waarvan de ondersteuningscentra lid zijn;9° integratiecentrum: een door de Vlaamse regering erkend en gesubsidieerd provinciaal of lokaal centrum dat als opdracht heeft de uitvoering van het Vlaamse minderhedenbeleid te stimuleren, te ondersteunen en te bewaken;10° integratiedienst: een dienst van de lokale besturen die zorgt voor de uitvoering van het minderhedenbeleid op gemeentelijke vlak en die bestaat uit één of meer personeelsleden;11° cellen voor vluchtelingenwerk en woonwagenwerk: de cellen ter ondersteuning van het Vlaamse minderhedenbeleid ten aanzien van vluchtelingen en woonwagenbewoners, opgericht bij de integratiecentra;12° lokaal steunpunt: de territoriale werking van het integratiecentrum in overleg met de lokale actoren;13° categoriale sector: de verzameling van alle op basis van dit decreet erkende diensten en centra;14° integratie: het proces dat leidt tot een volwaardige en evenredige participatie van allochtonen, vluchtelingen en woonwagenbewoners aan het maatschappelijk leven. HOOFDSTUK II. - Doelstelling, uitgangspunten en opdrachten
Art. 3.Het minderhedenbeleid heeft tot doel de voorwaarden te creëren opdat : 1° de etnisch-culturele minderheden die zich legaal in het Nederlandse taalgebied en in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad bevinden, als volwaardige burgers kunnen deelnemen aan de Vlaamse samenleving;2° de etnisch-culturele minderheden die zich tijdelijk in het Nederlandse taalgebied en in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad bevinden, binnen de Vlaamse samenleving onthaald, opgevangen en begeleid kunnen worden met respect voor de menselijke waardigheid en de fundamentele mensenrechten.
Art. 4.§ 1. Het minderhedenbeleid is een driesporenbeleid : 1° een emancipatiebeleid gericht op de integratie van de doelgroepen;2° een onthaalbeleid, gericht op het wegwijs maken en stimuleren van nieuwkomers om deel te nemen aan onze samenleving.Nieuwkomers zijn vreemdelingen die zich voegen bij de allochtonen die zich bevinden in het Nederlandse taalgebied of het tweetalig gebied Brussel Hoofdstad, in het kader van gezinshereniging of gezinsvorming, of die als asielzoeker België binnenkomen. Nieuwkomer is men gedurende een beperkt aantal jaren nadat men geïmmigreerd is; 3° een opvangbeleid, prioritair gevoerd op de beleidsdomeinen welzijn, gezondheidszorg en onderwijs en gericht op de opvang en oriëntering van de doelgroep die zich in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad bevindt. § 2. Het minderhedenbeleid is een beleid dat gedifferentieerd is volgens de verschillende doelgroepen. § 3. Het minderhedenbeleid is een inclusief beleid, dit wil zeggen : het beleid ten aanzien van de doelgroepen dat gerealiseerd wordt in het algemene beleid van de verschillende sectoren, via algemene maatregelen en waar nodig via specifieke acties en voorzieningen. § 4. Het minderhedenbeleid wordt enerzijds gevoerd in overleg met de federale overheid, en anderzijds met de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de provinciale en lokale besturen in het Nederlandse taalgebied en het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad die verantwoordelijk zijn voor het inclusieve beleid in de domeinen die tot hun bevoegdheid behoren.
Art. 5.§ 1. Ter uitvoering van het minderhedenbeleid dienen de Vlaamse regering, de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de provinciale en lokale besturen in het Nederlandse taalgebied te voorzien in : 1° het uitwerken van maatregelen in de respectieve beleidsdomeinen;2° de coördinatie tussen beleidsdomeinen en met de betrokken actoren;3° het overleg tussen de betrokken diensten en partners;4° de advisering door de doelgroepen. § 2. De integratiecentra hebben, in aansluiting bij de opdrachten van de in § 1 vermelde overheden, een ondersteunende, stimulerende en bewakende opdracht ten aanzien van het beleid in de verschillende maatschappelijke domeinen en op de verschillende beleidsniveaus. Deze opdracht wordt uitgevoerd in samenwerking met de doelgroepen en hun organisaties.
De opdracht van de integratiecentra bestaat er inzonderheid in : 1° bij te dragen tot een nauwkeurige analyse van achterstand en achterstelling van de doelgroepen;2° methodieken en werkvormen uit te werken, die erop gericht zijn de doelgroepen daadwerkelijk te bereiken en bij het maatschappelijk leven te betrekken;3° de in § 1 vermelde overheden en de relevante maatschappelijke sectoren te stimuleren om een beleid te voeren dat gericht is op de deelname van de doelgroepen aan het maatschappelijk leven. HOOFDSTUK III. - Beleidscoördinatie, organisatie van het inclusieve beleid, beleidsadvisering
Art. 6.§ 1. Binnen het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap wordt een coördinerende commissie opgericht die toeziet op de coherentie, synergie en coördinatie van het Vlaamse minderhedenbeleid, door middel van het organiseren van overleg, voortgangsbewaking en rapportage.
In overleg met het college van secretarissen-generaal van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap rapporteert de commissie jaarlijks aan de Vlaamse regering over de realisatie en de voortgang van het gevoerde beleid. § 2. De Vlaamse regering stelt de coördinerende commissie samen en bepaalt de werking ervan. Maximum tweederde van de leden van deze commissie zijn van hetzelfde geslacht.
De Vlaamse regering kan de in § 1 vermelde opdracht van de commissie concretiseren en aanvullen en belast een of meer personeelsleden van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap met een coördinerende opdracht.
Art. 7.§ 1. De departementen of administraties van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse openbare instellingen die bevoegd zijn voor een domein waarop het inclusieve beleid ten aanzien van etnisch-culturele minderheden betrekking heeft, hebben als opdracht : 1° het sectorale inclusieve minderhedenbeleid voor te bereiden, uit te voeren en te evalueren;2° de nodige initiatieven te nemen om de doelgroepen en het werkveld waar en wanneer nodig bij het in 1° bedoelde beleid te betrekken;3° een gemandateerd vertegenwoordiger af te vaardigen naar de coördinerende commissie. § 2. De Vlaamse regering duidt de departementen of administraties van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap aan waarbinnen personeelsleden belast worden met het voorbereiden en uitvoeren van het minderhedenbeleid, teneinde de opdrachten vermeld in § 1 te realiseren.
Art. 8.De adviesraden bij het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, bij de Vlaamse openbare instellingen en bij de Vlaamse Gemeenschapscommissie nemen concrete maatregelen om de doelgroepen bij hun besluitvorming te betrekken. Zij rapporteren daarover aan de coördinerende commissie.
Art. 9.Om de communicatie met en de betrokkenheid van de doelgroepen en hun organisaties bij het minderhedenbeleid te verzekeren, zal de Vlaamse regering een forum van organisaties van etnisch-culturele minderheden als gesprekspartner erkennen. Dit forum biedt een kader om overleg te plegen en visies of standpunten uit te brengen over alle aangelegenheden die de doelgroepen aanbelangen en die de integratie in de samenleving bevorderen.
De Vlaamse regering kan nadere regels bepalen inzake erkenning en subsidiëring van dit forum. HOOFDSTUK IV. - De ondersteuningscentra en het Vlaams overlegcentrum voor etnisch-culturele minderheden Afdeling 1. - Oprichting, erkenning en opdrachten
Art. 10.§ 1. Ter ondersteuning van de categoriale sector erkent de Vlaamse regering drie ondersteuningscentra en één Vlaams overlegcentrum. § 2. De ondersteuningscentra hebben tot taak bij te dragen tot de uitvoering, de ondersteuning en de voortgangsbewaking van het minderhedenbeleid voor wat betreft hun doelgroep.
Daartoe dienen zij de volgende algemene opdrachten te vervullen : 1° de integratiecentra en integratiediensten, respectievelijk de cellen voor vluchtelingenwerk en woonwagenwerk, ondersteunen en begeleiden op logistiek, administratief en inhoudelijk vlak;2° samenwerkingsverbanden met relevante organisaties en instellingen opzetten en ze ondersteunen bij het voeren van een inclusief beleid;3° methodieken ontwikkelen en deskundigheid bevorderen inzake het werken met de doelgroepen;4° een meerjarenplan uitwerken dat tot stand komt in overleg met de doelgroepen en hun organisaties en met de betrokkenen uit de categoriale sector.
Art. 11.Het meerjarenplan bedoeld in artikel 10, § 2, tweede lid, 4°, wordt opgemaakt voor een periode van zes jaar en bevat minstens de volgende elementen : 1° een beschrijving van de bestaande situatie en behoeften van de doelgroep;2° een overzicht van de organisaties en voorzieningen die bij de uitvoering van het minderhedenbeleid een rol spelen;3° een verslag van het overleg ter voorbereiding van het meerjarenplan, met vermelding van de organisaties en voorzieningen die bij dit overleg betrokken werden, en van het overleg dat met de doelgroep werd georganiseerd;4° een opgave van de inhoudelijke prioriteiten en van de te bereiken resultaten;5° een beschrijving van de samenwerking met de provinciale integratiecentra, respectievelijk met de cellen voor vluchtelingenwerk en woonwagenwerk. De Vlaamse regering bepaalt de verdere inhoud van het meerjarenplan.
Art. 12.Het Vlaams overlegcentrum heeft tot taak de samenhang en integratie van de activiteiten van de ondersteuningscentra uit te werken en te bewaken. Daartoe stemt het de meerjarenplannen van de ondersteuningscentra op elkaar af, zorgt het voor gemeenschappelijke diensten voor de acties die in de meerjarenplannen opgenomen zijn en bevordert het gemeenschappelijke initiatieven.
Art. 13.De uitvoering van de opdrachten van het Vlaams overlegcentrum wordt beschreven in een coördinatieplan dat opgemaakt wordt voor een periode van zes jaar.
Het coördinatieplan bevat minstens de volgende elementen : 1° een situering van de positie en uitbouw van de categoriale sector ten aanzien van : a) de krachtlijnen en stand van zaken van het minderhedenbeleid;b) de situatie, mogelijkheden en behoeften van de doelgroepen in het Nederlandse taalgebied en het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad.2° de meerjarenplannen van de ondersteuningscentra, met opgave van hun onderlinge afstemming, van gemeenschappelijke diensten, van gezamenlijke acties, van een personeelsplan en een financieel ontwerp. De Vlaamse regering bepaalt de wijze waarop het coördinatieplan tot stand komt en kan bijkomende inhoudelijke vereisten bepalen.
Art. 14.De Vlaamse regering kan bijkomende of specifieke opdrachten van de ondersteuningscentra en van het Vlaams overlegcentrum bepalen.
Art. 15.De drie ondersteuningscentra en het Vlaams overlegcentrum worden erkend op basis van het eerste coördinatieplan, zoals bepaald in artikel 13, en onder de volgende voorwaarden : 1° de ondersteuningscentra en het Vlaams overlegcentrum worden opgericht in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk;2° in de bestuursorganen van de ondersteuningscentra zijn de betrokken doelgroepen en hun organisaties vertegenwoordigd.Verder worden de bestuursorganen samengesteld volgens de noodwendigheid en specificiteit van de doelgroep en van de opdrachten. De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels voor deze samenstelling; 3° het Vlaams overlegcentrum bestaat uit drie ondersteuningscentra : één voor allochtonen, één voor vluchtelingen en één voor woonwagenbewoners;4° de bestuursorganen van het Vlaams overlegcentrum bestaan uit een gelijke vertegenwoordiging van elk van de ondersteuningscentra.Een vertegenwoordiger van de Vlaamse regering maakt deel uit van de bestuursorganen.
Art. 16.De erkenning van de ondersteuningscentra en van het Vlaams overlegcentrum geldt voor een onbepaalde duur. Zes maanden voor het aflopen van de periode van het coördinatieplan dient het overlegcentrum een nieuw coördinatieplan in bij de Vlaamse regering.
De Vlaamse regering bepaalt de erkenningsprocedure en de procedure voor intrekking van de erkenning, waarbij voorzien wordt in de mogelijkheid om beroep aan te tekenen. Afdeling 2. - Subsidiëring
Art. 17.Binnen de beschikbare begrotingskredieten kent de Vlaamse regering aan het erkende Vlaams overlegcentrum een subsidie toe als tegemoetkoming in de kosten van personeel, infrastructuur en werking, zowel voor de uitvoering van de opdrachten van het overlegcentrum als voor de uitvoering van de meerjarenplannen van de ondersteuningscentra.
De subsidie wordt toegekend op basis van het door het overlegcentrum ingediende coördinatieplan, en in het kader van een tussen de Vlaamse regering en het overlegcentrum gesloten overeenkomst.
De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels voor de toekenning en vereffening van de subsidie. HOOFDSTUK V. - Het provinciale niveau Afdeling 1. - De provinciale beleidsvoering
Art. 18.De provinciebesturen hebben, zoals bepaald in artikel 5, § 1 en in samenhang met hun beleidsaccenten, een verantwoordelijkheid in het geheel van het minderhedenbeleid.
Zoals bepaald in artikel 19 kunnen zij initiatiefnemer zijn voor de oprichting van een provinciaal integratiecentrum of samenwerken met de vereniging zonder winstoogmerk die door de Vlaamse regering als provinciaal integratiecentrum erkend is. Afdeling 2. - Oprichting en opdrachten van de provinciale
integratiecentra
Art. 19.§ 1. In elke provincie is één provinciaal integratiecentrum werkzaam, opgericht ofwel in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk, ofwel door het betrokken provinciebestuur.
Het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad wordt als een provincie beschouwd. In de artikelen 19 tot en met 27 wordt voor het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad 'provinciebestuur' vervangen door 'de Vlaamse Gemeenschapscommissie'. § 2. Het provinciale integratiecentrum heeft als algemene opdracht ertoe bij te dragen dat, binnen de provincie, het provinciebestuur en de lokale besturen en andere relevante beleidsinstanties een gecoördineerd en inclusief minderhedenbeleid voeren in overleg met de doelgroepen en hun organisaties.
Daartoe vervult het, in overleg en samenwerking met de ondersteuningscentra en met de provinciale en lokale overheden de volgende opdrachten : 1° het binnen de provincie gevoerde minderhedenbeleid analyseren, evalueren en stimuleren, en blinde vlekken opsporen en signaleren;2° in overleg met de lokale besturen en actoren prioritaire actiezones aanduiden waarbinnen lokale steunpunten worden opgericht;3° het minderhedenbeleid stimuleren, ondersteunen en coördineren in zijn werkgebied, door onder meer het organiseren van overleg, het adviseren van de lokale beleidsplannen en het bieden van ondersteuning inzake logistiek en vorming aan de categoriale sector en aan de lokale besturen en actoren;4° erop toezien en stimuleren dat de doelgroepen en hun organisaties nauw bij het overheidsbeleid betrokken worden;5° waar nodig zelf initiatieven ontwikkelen die bijdragen tot de realisatie van het minderhedenbeleid;6° een samenwerkingsovereenkomst met het provinciebestuur afsluiten, waarin het meerjarenplan van het provinciaal integratiecentrum enerzijds en de acties van het provinciebestuur met betrekking tot het minderhedenbeleid anderzijds, op elkaar worden afgestemd;7° een samenwerkingsovereenkomst afsluiten met de lokale besturen die over een erkende integratiedienst beschikken en met de lokale besturen van de gemeenten waar een lokaal steunpunt is opgericht. § 3. De uitvoering van de in § 2 vermelde opdrachten wordt weergegeven in het meerjarenplan bedoeld in artikel 20.
Art. 20.§ 1. Het provinciale integratiecentrum stelt een meerjarenplan op voor een periode van zes jaar. § 2. Het meerjarenplan, waarin de prioriteiten inzake de werking van het centrum worden vastgelegd, wordt opgemaakt in overeenstemming met het coördinatieplan van het Vlaams overlegcentrum.
Het meerjarenplan bevat verder minstens de volgende elementen : 1° een beschrijving van de bestaande situatie en behoeften van de doelgroepen in de provincie waarop de aanvraag betrekking heeft;2° een overzicht van de organisaties en voorzieningen die bij de uitvoering van het minderhedenbeleid een rol spelen, met inbegrip van de bijdrage van het provinciebestuur;3° een verslag van het overleg ter voorbereiding van het meerjarenplan, met vermelding van de organisaties, overheden en voorzieningen die bij dit overleg betrokken werden en met vermelding van het overleg dat met de doelgroepen zelf werd georganiseerd;4° een opgave met verantwoording van de prioritaire actiezones waar lokale steunpunten dienen te worden opgericht;5° een opgave van de inhoudelijke prioriteiten alsmede de te bereiken resultaten;6° de actieplannen van de lokale steunpunten;7° een personeelsplan en een financieel ontwerp. § 3. Het meerjarenplan wordt door de raad van bestuur, respectievelijk door de in artikel 22 bedoelde integratieraad goedgekeurd. § 4. De Vlaamse regering bepaalt de verdere inhoud van het meerjarenplan, de wijze waarop het tot stand komt en de wijze waarop het haar ter goedkeuring wordt voorgelegd. Afdeling 3. - Samenstelling van de provinciale integratiecentra
Art. 21.Een in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk opgericht provinciaal integratiecentrum kan erkend worden indien de bestuursorganen ervan zijn samengesteld als volgt : 1° vertegenwoordigers van de doelgroepen en hun organisaties waarvoor de Vlaamse regering het minimumaandeel bepaalt;2° vertegenwoordigers van de relevante maatschappelijke sectoren;3° een vertegenwoordiging van de stuurgroepen van de lokale steunpunten en in voorkomend geval van het lokale integratiecentrum;4° een vertegenwoordiging van het provinciebestuur en/of de lokale besturen. De Vlaamse regering kan bijkomende vereisten bepalen.
Art. 22.Een door het provinciebestuur opgericht provinciaal integratiecentrum kan erkend worden, indien een integratieraad bestaat, die is samengesteld als volgt : 1° vertegenwoordigers van de doelgroepen en hun organisaties, waarvoor de Vlaamse regering het minimumaandeel bepaalt;2° vertegenwoordigers van de relevante maatschappelijke sectoren;3° een vertegenwoordiging van de stuurgroepen van de lokale steunpunten en in voorkomend geval van het lokale integratiecentrum;4° een vertegenwoordiging van het provinciebestuur en/of de lokale besturen. De Vlaamse regering kan bijkomende vereisten bepalen. Afdeling 4. - Erkenning en subsidiëring van de provinciale
integratiecentra
Art. 23.De Vlaamse regering erkent per provincie één provinciaal integratiecentrum.
Voor de erkenning van het integratiecentrum en de lokale steunpunten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad kan de Vlaamse regering, na overleg met het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, specifieke voorwaarden voor erkenning en subsidiëring bepalen.
Art. 24.Het provinciaal integratiecentrum wordt erkend op basis van het eerste meerjarenplan. Om erkend te worden en te blijven moet een provinciaal integratiecentrum voldoen aan de voorwaarden inzake het meerjarenplan, vermeld in artikel 20, en aan de voorwaarden inzake de samenstelling, vermeld in artikel 21 of artikel 22.
Art. 25.De erkenning van het provinciale integratiecentrum geldt voor een onbepaalde duur. Zes maanden voor het aflopen van het meerjarenplan dient het centrum een nieuw meerjarenplan in bij de Vlaamse regering.
De Vlaamse regering bepaalt de erkenningsprocedure en de procedure voor intrekking van de erkenning, waarbij voorzien is in de mogelijkheid om beroep aan te tekenen.
Art. 26.Binnen de beschikbare begrotingskredieten kent de Vlaamse regering aan een erkend provinciaal integratiecentrum een subsidie toe als tegemoetkoming in de kosten van personeel, infrastructuur en werking van het centrum en van de lokale steunpunten.
De subsidie wordt toegekend op basis van het door het centrum ingediende meerjarenplan en in het kader van een tussen de Vlaamse regering en het centrum gesloten overeenkomst.
De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels voor de toekenning en de vereffening van de subsidie. Afdeling 5. - Provinciale cellen voor vluchtelingenwerk en
woonwagenwerk
Art. 27.§ 1. Bij het provinciale integratiecentrum worden provinciale cellen voor vluchtelingenwerk en woonwagenwerk opgericht.
Deze cellen werken onder toezicht van een stuurgroep.
De Vlaamse regering bepaalt nadere regels inzake de samenstelling van de stuurgroep. § 2. De provinciale cellen vervullen, uitgaande van de meerjarenplannen van de ondersteuningscentra, en in overleg met het provinciale integratiecentrum, toegespitst op hun respectieve doelgroep, de opdrachten zoals vermeld in artikel 19, § 2, 1°, 3°, 4° en 5°.
De overeenkomst van het provinciaal integratiecentrum met het provinciebestuur, zoals bepaald in artikel 19, § 2, 6°, wordt in voorkomend geval aangepast met specifieke bepalingen aangaande vluchtelingen en woonwagenbewoners. § 3. De provinciale cellen maken een meerjarenplan op voor een periode van zes jaar, overeenkomstig artikel 20, § 2,1°, 2°, 3°, en 5°. § 4. De Vlaamse regering bepaalt de wijze waarop de cellen erkend en gesubsidieerd worden, de verdere inhoud van het meerjarenplan, de wijze waarop het tot stand komt en de wijze waarop het haar ter goedkeuring wordt voorgelegd. HOOFDSTUK VI. - Het lokale niveau Afdeling 1. - De lokale beleidsvoering
Art. 28.De lokale besturen zijn verantwoordelijk voor de uitwerking, de coördinatie en de uitvoering van het inclusieve beleid en voor het betrekken van de doelgroepen bij dit beleid.
De integratiecentra en de steunpunten dienen dit beleid te analyseren, te evalueren, te ondersteunen en te stimuleren, in samenwerking met de doelgroepen en de lokale actoren. Afdeling 2. - De integratiedienst
Art. 29.§ 1. Binnen de beschikbare begrotingskredieten verleent de Vlaamse regering een subsidie voor de integratiedienst aan de lokale besturen uit het Nederlandse taalgebied, rekening houdende met de concentratie van de doelgroepen, de samenstelling van de bevolking en de aard van de problematiek, op voorwaarde dat de gemeente : 1° een ambtenaar aanstelt, die verantwoordelijk is voor het minderhedenbeleid;2° een schepen aanwijst die bevoegd is voor het minderhedenbeleid;3° een gemeentelijk beleidsplan voor lokaal minderhedenbeleid opstelt;4° overleg organiseert binnen de diensten van de gemeentelijke administratie en met de betrokken externe actoren;5° een samenwerkingsovereenkomst afsluit met het provinciale integratiecentrum, of in het voorkomend geval met het lokale integratiecentrum.In deze overeenkomst wordt onder meer een taakverdeling bepaald tussen de integratiedienst en het lokale steunpunt of het provinciale of lokale integratiecentrum, en wordt de onderlinge samenwerking uitgewerkt; 6° de participatie van de doelgroepen organiseert;7° een financiële inbreng heeft in de kosten van de werking van de integratiedienst;8° aan de bevolking en aan de doelgroepen informatie verstrekt over het gevoerde beleid;9° een overleg organiseert, waarbij de betrokken doelgroepen een advies uitbrengen over het lokale minderhedenbeleid. § 2. De gemeenteraad van de gemeente met een erkende integratiedienst of waar een lokaal steunpunt wordt opgericht, brengt advies uit over het meerjarenplan van het integratiecentrum dat voor haar territorium bevoegd is.
Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn kan het initiatief nemen tot de oprichting en het beheer van een integratiedienst met inachtneming van artikel 28 en § 1 van dit artikel en mits het sluiten van een overeenkomst met de gemeente aangaande de uitvoering van het lokale minderhedenbeleid. In dit geval staat het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in voor de in § 1, 7°, van dit artikel bedoelde financiële inbreng.
Een integratiedienst kan een resultaatgerichte groepswerking met de doelgroepen opzetten in afspraak met het integratiecentrum dat voor zijn territorium bevoegd is en mits deze werking in het beleidsplan van de integratiedienst wordt opgenomen.
Art. 30.§ 1. Het gemeentelijk beleidsplan voor lokaal minderhedenbeleid wordt opgemaakt op basis van een grondige analyse van de behoeften in de gemeente met opgave van prioriteiten en te behalen resultaten. Het vormt een geïntegreerd geheel met de bestaande beleidsplannen inzake het bestrijden van achterstelling en het verhogen van het welzijn en de leefkwaliteit in de gemeente en met het jeugdwerkbeleidsplan. Het beleidsplan vermeldt tevens hoe voldaan wordt aan de bepalingen van artikel 29, § 1. § 2. Het beleidsplan wordt opgemaakt voor een periode van drie jaar, in overleg met de vertegenwoordigers van de doelgroepen en hun organisaties, het lokale steunpunt of het provinciale integratiecentrum, in voorkomend geval het lokale integratiecentrum, en de relevante lokale actoren. § 3. Over het beleidsplan wordt advies gegeven door het provinciale integratiecentrum, in voorkomend geval in overleg met het lokale steunpunt, of door het lokale integratiecentrum en het wordt goedgekeurd door de gemeenteraad. § 4. De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels voor het gemeentelijk beleidsplan, het intern en extern overleg, de samenwerkingsovereenkomst, de participatie van de doelgroepen en de cofinanciering van de integratiedienst.
Art. 31.§ 1. De integratiedienst wordt erkend op basis van het eerste beleidsplan. Opdat deze dienst erkend wordt en blijft, moet de gemeente voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 29, § 1. § 2. De erkenning van de integratiedienst geldt voor een onbepaalde duur. Zes maanden voor het aflopen van de periode van het beleidsplan wordt een nieuw beleidsplan ingediend bij de Vlaamse regering. § 3. De Vlaamse regering bepaalt de erkenningsprocedure en de procedure voor intrekking van de erkenning, waarbij voorzien is in de mogelijkheid om beroep aan te tekenen.
Art. 32.De subsidie wordt toegekend op basis van het door het lokale bestuur ingediende beleidsplan en in het kader van een tussen de Vlaamse regering en het lokale bestuur gesloten overeenkomst, waarin de financiële inbreng van beide partners bepaald wordt en de te realiseren doelstellingen zijn opgenomen.
De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels voor de toekenning en de vereffening van de subsidie. Afdeling 3. - Lokale steunpunten
Art. 33.§ 1. Het provinciale integratiecentrum kent op basis van zijn meerjarenplan en de daarin opgenomen lokale actieplannen personeel toe aan lokale steunpunten uit zijn werkgebied. Het provinciale integratiecentrum bepaalt het werkgebied van het steunpunt. § 2. Een lokaal steunpunt werkt onder toezicht van een stuurgroep. De Vlaamse regering bepaalt de samenstelling en de werking van de stuurgroep. De doelgroepen en hun organisaties dienen erin vertegenwoordigd te zijn.
Art. 34.§ 1. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 5, § 2, heeft het lokale steunpunt tot opdracht : 1° bijdragen tot het versterken van het maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak van het lokale minderhedenbeleid;2° het lokale minderhedenbeleid analyseren, evalueren, ondersteunen en stimuleren;3° erop toezien en stimuleren dat de doelgroepen en hun organisaties nauw bij het overheidsbeleid betrokken worden;4° een resultaatgerichte werking met de doelgroepen opzetten;5° de algemene voorzieningen stimuleren om de doelgroepen te bereiken;6° de interculturele interactie bevorderen. § 2. De in § 1 vermelde opdrachten worden geconcretiseerd in een actieplan. § 3. Het lokale steunpunt werkt zijn opdrachten uit in nauwe samenwerking met de doelgroepen en hun organisaties en betrekt hen bij de invulling en uitvoering van deze opdrachten. § 4. Het lokale steunpunt werkt, in overleg met de cellen voor vluchtelingenwerk en woonwagenwerk, voor alle doelgroepen die zich in zijn werkgebied bevinden. § 5. De Vlaamse regering bepaalt de verdere opdrachten van het lokale steunpunt.
Art. 35.§ 1. Het lokale steunpunt stelt een lokaal actieplan voor een periode van drie jaar op, dat deel uitmaakt van het meerjarenplan van het provinciale integratiecentrum. § 2. Het lokale actieplan concretiseert de opdrachten van het lokale steunpunt. Het is complementair aan het beleidsplan voor lokaal minderhedenbeleid van de gemeente. § 3. De stuurgroep keurt het lokale actieplan goed.
De Vlaamse regering bepaalt de concrete regeling voor het goedkeuren van het actieplan door de stuurgroep en de relatie van de stuurgroep met het provinciale integratiecentrum. Afdeling 4. - Het lokale integratiecentrum
Art. 36.§ 1. In de steden Antwerpen en Gent kan één lokaal integratiecentrum erkend worden. § 2. Het lokale integratiecentrum organiseert lokale steunpunten in de stadswijken, bepaalt hun werkgebied en wijst er personeel aan toe op basis van de lokale actieplannen.
De artikelen 33, § 2, 34 en 35 zijn van overeenkomstige toepassing. § 3. Bij een lokaal integratiecentrum worden cellen voor vluchtelingenwerk en woonwagenwerk opgericht. Artikel 27, § 1, tweede lid tot en met § 4, is van overeenkomstige toepassing.
Art. 37.§ 1. Overeenkomstig de bepaling van artikel 5 § 2, vervult het lokale integratiecentrum de opdrachten vermeld in artikel 34, § 1.
Bovendien heeft het als opdracht : 1° in overleg met de lokale actoren prioritaire actiezones aanduiden waarbinnen lokale steunpunten worden opgericht;2° overleggen met het provinciale integratiecentrum om de samenwerking te concretiseren;3° een samenwerkingsovereenkomst met het lokale bestuur afsluiten. § 2. De in § 1 vermelde opdrachten worden geconcretiseerd in een meerjarenplan. § 3. Het lokale integratiecentrum werkt zijn opdrachten uit in nauwe samenwerking met de doelgroepen en hun organisaties en betrekt hen bij de invulling en uitvoering van deze opdrachten.
Art. 38.§ 1. Het lokale integratiecentrum stelt een meerjarenplan voor een periode van zes jaar op, in overleg met de vertegenwoordigers van de doelgroepen en hun organisaties en met de lokale overheid. § 2. Het meerjarenplan bevat minstens de volgende elementen : 1° een beschrijving van de bestaande situatie en behoeften van de doelgroepen;2° een overzicht van de organisaties en voorzieningen die bij de uitvoering van het minderhedenbeleid een rol spelen;3° een verslag van het overleg ter voorbereiding van het meerjarenplan, met vermelding van de organisaties en voorzieningen die bij dit overleg betrokken werden, en met vermelding van het overleg dat met de doelgroepen zelf werd georganiseerd;4° een opgave en verantwoording van de prioritaire actiezones waar lokale steunpunten dienen te worden opgericht;5° een opgave van de inhoudelijke prioriteiten alsmede de te bereiken resultaten;6° de actieplannen van de lokale steunpunten;7° een personeelsplan en een financieel ontwerp;8° een samenwerkingsovereenkomst met het provinciale integratiecentrum. Bij de opstelling van het meerjarenplan wordt uitgegaan van de opdrachten bepaald in artikel 5, § 2, en van de actieplannen van de lokale steunpunten. Het meerjarenplan is complementair aan het beleidsplan voor lokaal minderhedenbeleid van de gemeente. § 3. De raad van bestuur van het lokale integratiecentrum keurt het meerjarenplan goed. § 4. De Vlaamse regering bepaalt de verdere inhoud van het meerjarenplan, de wijze waarop het tot stand komt en de wijze waarop het haar ter goedkeuring wordt voorgelegd. Afdeling 5. - Erkenning, samenstelling en subsidiëring van het lokale
integratiecentrum
Art. 39.Het lokale integratiecentrum wordt erkend op basis van het eerste meerjarenplan. Om erkend te worden en te blijven moet het lokaal integratiecentrum opgericht zijn als een vereniging zonder winstoogmerk en voldoen aan de voorwaarden inzake het meerjarenplan, vermeld in artikel 38 en de samenstelling vermeld in artikel 41.
Art. 40.De erkenning van het lokale integratiecentrum geldt voor een onbepaalde duur. Zes maanden voor het aflopen van het meerjarenplan dient het centrum een nieuw meerjarenplan in bij de Vlaamse regering.
De Vlaamse regering bepaalt de erkenningsprocedure en de procedure voor intrekking van de erkenning, waarbij voorzien is in de mogelijkheid om beroep aan te tekenen.
Art. 41.Het lokale integratiecentrum kan erkend worden, indien de bestuursorganen ervan zijn samengesteld als volgt : 1° vertegenwoordigers van de doelgroepen en hun organisaties, waarvoor de Vlaamse regering het minimumaandeel bepaalt;2° vertegenwoordigers van de relevante maatschappelijke sectoren;3° een vertegenwoordiging van de lokale stuurgroepen;4° een vertegenwoordiging van het lokale bestuur;5° een vertegenwoordiging van het provinciale integratiecentrum. De Vlaamse regering kan eventueel bijkomende vereisten bepalen.
Art. 42.Binnen de beschikbare begrotingskredieten kent de Vlaamse regering aan het lokale integratiecentrum een subsidie toe als tegemoetkoming in de kosten van personeel, infrastructuur en werking van het centrum en van de lokale steunpunten.
De subsidie wordt toegekend op basis van het door het centrum ingediende meerjarenplan en in het kader van een tussen de Vlaamse regering en het centrum gesloten overeenkomst.
De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels voor de toekenning en de vereffening van de subsidie. HOOFDSTUK VII. - Aanvullende bepalingen
Art. 43.§ 1. De Vlaamse regering wendt ten minste 5% en ten hoogste 10% van het totale budget dat jaarlijks wordt vastgelegd voor de uitvoering van dit decreet, aan om projecten met een experimenteel, aanvullend en/of vernieuwend karakter te ondersteunen. § 2. Deze projecten kunnen zowel door de categoriale sector als door andere sectoren worden uitgevoerd. De Vlaamse regering kan met dit budget ook specifieke opdrachten laten uitvoeren. § 3. De Vlaamse regering bepaalt de voorwaarden voor de toekenning van deze projectsubsidie.
Art. 44.De Vlaamse regering kan een programmatie opmaken teneinde een evenwichtig aanbod van de integratiecentra en de integratiediensten te bepalen op basis van objectieve criteria, onder meer de concentratie van de doelgroepen, de samenstelling van de bevolking en de aard van de problematiek.
Art. 45.De Vlaamse regering kan de in artikel 2, 6°, vermelde doelgroepen uitbreiden tot de groepen van personen die wegens hun beroepssituatie tot de trekkende beroepsbevolking worden gerekend.
De Vlaamse regering kan organisaties die zich tot deze groepen richten, subsidiëren binnen de beschikbare begrotingskredieten en onder de door haar te bepalen voorwaarden. In dit geval dient de organisatie ten minste de opdrachten zoals geformuleerd in artikel 5, § 2, tweede lid, van dit decreet ten aanzien van hun doelgroep te vervullen. De overige bepalingen van dit decreet zijn niet van toepassing op de in dit artikel bedoelde doelgroepen.
In geval van subsidiëring bepaalt de Vlaamse regering de nadere regels voor de toekenning en vereffening van de subsidie. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen
Art. 46.Het besluit van de Vlaamse regering van 18 juli 1990 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van integratiecentra voor migranten, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 7 november 1990, 12 december 1990, 6 maart 1991, 13 november 1991, 19 mei 1993, 16 maart 1994 en 26 april 1995, wordt opgeheven.
Art. 47.De Vlaamse regering bepaalt de overgangsmaatregelen met betrekking tot de integratiecentra, erkend op basis van het in artikel 46 vermelde besluit.
Art. 48.In afwijking van de artikelen 11, 13, 20, 30, 35 en 38 kan de Vlaamse regering bepalen dat het eerste coördinatieplan van het Vlaams overlegcentrum, het eerste meerjarenplan van de ondersteuningscentra en van de integratiecentra, en het eerste gemeentelijk beleidsplan en lokaal actieplan worden opgemaakt voor een kortere dan de daarin vermelde periode.
Art. 49.De Vlaamse regering stelt voor elk van de bepalingen van dit decreet de datum van inwerkingtreding vast.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 28 april 1998.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS
Zitting 1997-1998 Stukken - Ontwerp van decreet : 868, nr. 1. - Amendementen : 868, nrs. 2 en 3 - In eerste lezing door de commissie aangenomen artikelen : 868, nr. 4 - Verslag : 868, nr. 5 - Reflectienota's : 868, nrs. 6 en 7 Handelingen. - Bespreking en aanneming : Vergaderingen van I april 1998.