Etaamb.openjustice.be
Decreet van 30 april 2009
gepubliceerd op 15 juli 2009

Decreet betreffende de oprichting van subregionale sturingsinstanties en de toekenning van stimuli met het oog op een doeltreffender herverdeling van het aanbod van kwalificatieonderwijs om de territoriale ontwikkeling te bevorderen

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2009029358
pub.
15/07/2009
prom.
30/04/2009
ELI
eli/decreet/2009/04/30/2009029358/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 APRIL 2009. - Decreet betreffende de oprichting van subregionale sturingsinstanties en de toekenning van stimuli met het oog op een doeltreffender herverdeling van het aanbod van kwalificatieonderwijs om de territoriale ontwikkeling te bevorderen (1)


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemeenheden

Artikel 1.Dit decreet is van toepassing op de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde inrichtingen voor secundair onderwijs die opties inrichten van het technisch of beroepsonderwijs.

Art. 2.In het kader van dit decreet dient verstaan te worden : 1° « Onderwijszone » : een zone zoals bepaald bij artikel 24 van het decreet van 29 juli 1992 houdende organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan;2° « Zoneraad » : de zoneraden zoals bepaald bij artikel 2 van het Besluit van de Executieve van 15 maart 1993 tot vaststelling van de verplichtingen tot overleg tussen gelijkaardige inrichtingen in het secundair onderwijs met volledig leerplan;3° « Overlegcomité » : de overlegcomités zoals bedoeld bij artikel 6 van het Besluit van de Executieve van 15 maart 1993 tot vaststelling van de verplichtingen tot overleg tussen gelijkaardige inrichtingen in het secundair onderwijs met volledig leerplan;4° « Subregionale comités voor arbeidsbemiddeling en vorming » : het Subregionaal comité voor arbeidsbemiddeling en vorming zoals bedoeld bij de artikelen 37 tot 43 van het decreet van het Waalse Gewest van 13 maart 2003 tot wijziging van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de « Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi » (Waalse dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling);5° « Adviescommissie voor opleiding, tewerkstelling en onderwijs » : de Adviescommissie voor opleiding, tewerkstelling en onderwijs zoals ingesteld door het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 maart 1994 houdende oprichting van het Franstalig Brussels Instituut voor Beroepsopleiding;6° « onderwijsnetten » : het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap; het officieel onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap; het vrij confessioneel onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap; het vrij niet-confessioneel onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap; 7° « het socio-economische indexcijfer van een zone » : de verhouding tussen, enerzijds, de som van de producten, voor iedere schoolinrichting van de zone, van haar socio-economische indexcijfer vermenigvuldigd met zijn aantal leerlingen op 15 januari van het vorige schooljaar en, anderzijds, het totaal aantal leerlingen van de zone op dezelfde datum. HOOFDSTUK II. - Tenuitvoerlegging

Art. 3.Het voorwerp van dit decreet is de inrichtingen of vestigingen voor secundair onderwijs die opties van het technisch of beroepsonderwijs inrichten de mogelijkheid te bieden, op vrijwillige basis en mits inachtneming van sommige voorwaarden, hierna bepaalde stimuli te genieten om acties te ontwikkelen, volgens een overleglogica binnen of onder netwerken, die tot doel hebben het aanbod aan onderwijs te optimaliseren inzake beschikbaarheid en kwaliteit van de openbare dienst door het inspelen op de tendensen van de subregionale en regionale socio-economische ontwikkeling.

Art. 4.§ 1. Er wordt in iedere onderwijszone een subregionale instantie voor sturing tussen de netwerken, hierna « Sturingsinstantie » genoemd, ingesteld.

De Sturingsinstantie bestaat uit : a) vier vertegenwoordigers van elke van de betrokken raden die gemandateerd zijn door deze laatste en die alle bij de Zoneraad vertegenwoordigde onderwijsnetten bepaald bij punt 6, van artikel 2, vertegenwoordigen, voor zover deze laatste een inrichting voor technisch en beroepsonderwijs in de betrokken zone organiseren;b) een vertegenwoordiger van elk overlegcomité gemandateerd door deze laatste;c) vijf leden, - naargelang het geval van het betrokken Subregionaal comité voor arbeidsbemiddeling en vorming of van de Adviescommissie voor opleiding, tewerkstelling en onderwijs -, waaronder de Voorzitter en twee vertegenwoordigers van de werkgevers en twee vertegenwoordigers van de werknemers;d) een vertegenwoordiger van FOREm voor de zones gelegen in het Waalse Gewest of Actiris in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;e) een vertegenwoordiger van de Algemene directie Leerplichtonderwijs. De Sturingsinstantie stelt haar voorzitter alsook haar twee ondervoorzitters onder de leden van de categorieën a), b) of c) van het eerste lid aan. De voorzitter wordt aangesteld onder de leden van de categorieën a) en b). De ondervoorzitters worden aangesteld, voor een van ze in de categorieën a) en b) en voor de andere in categorieën c). De duur van het mandaat bedraagt één jaar. De voorzitter en de eerste ondervoorzitter worden benoemd met inachtneming van een afwisseling van de aarden waarbij elk onderwijsnet aan de beurt komt.

De Sturingsinstantie vraagt de medewerking van vijf vertegenwoordigers van de vakverenigingen van het onderwijs. Deze beschikken, ieder, over een raadgevende stem wanneer de beslissingen van de Instantie betrekking hebben op de stimuli bedoeld bij de paragrafen 2 en 4, van artikel 5, en zijn stemgerechtigd wanneer de beslissingen van de Instantie betrekking hebben op de stimuli bedoeld bij paragraaf 3, van artikel 5.

Ook vraagt de Sturingsinstantie de bijstand van een (of meer) vertegenwoordiger(s) van het gespecialiseerd onderwijs, het onderwijs voor sociale promotie, de Zoneraad voor de afwisseling, het IFAPME-net of het SFPME-net naargelang het Gewest en Bruxelles-formation voor de zone gelegen in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.

De Sturingsinstantie vraagt de bijstand van de vertegenwoordiger van een vestiging gelegen in de betrokken zone maar waarvan het onderwijsnet niet vertegenwoordigd zou zijn in de Zoneraad alsook van elke persoon van wie zij meent dat zijn expertise nuttig is voor de beraadslaging. § 2. Iedere Sturingsinstantie stelt haar eigen huishoudelijk reglement vast binnen de twee maanden vanaf haar installatie. Onder andere zorgt dit reglement voor de nadere regels voor de bijeenroeping van de vergaderingen en voor het bepalen van de agenda. Elke Sturingsinstantie legt haar huishoudelijk reglement ter goedkeuring aan de Regering voor.

Art. 5.§ 1. De Instantie is een plaats van informatie en beraadslaging onder de onderwijsnetten en de vertegenwoordigers van de socio-economische kringen van een zone inzake onderwijsaanbod. De uitwisselingen van deze instantie worden belicht door de medewerking van de vertegenwoordigers van het Subregionaal comité voor arbeidsbemiddeling en vorming of van de Adviescommissie voor opleiding, tewerkstelling en onderwijs alsook FOREm of Actiris. De Instantie werkt op basis van objectieve indicatoren betreffende de huidige structuur van het aanbod in de zone en van indicatoren met betrekking tot de evolutie van de werkmarkt in de Ruimte Wallonië - Brussel en in de Europese ruimte, met inbegrip van het aanbod inzake jobs zonder genoeg werknemers. § 2. Binnen de perken van de begrotingsmiddelen die haar worden toegekend met toepassing van artikel 7 van dit decreet, bepaalt de Instantie de inrichtingen die een stimulus kunnen genieten in verband met het behoud van een weinig bezochte optie in verhouding met de bevolkingsminima zoals bedoeld bij artikel 12 van het Besluit van 31 augustus 1992 ter uitvoering van het decreet van 29 juli 1992 houdende organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan, wanneer deze optie aan de criteria bedoeld bij § 2, van artikel 6, van dit decreet voldoet. Deze stimulus bestaat in het toekennen van aanvullende lestijden naast de lestijden-leraar zoals bepaald overeenkomstig het Decreet van 2 juli 1990 betreffende de berekening en de aanwending van het totaal aantal lestijden-leerkracht voor het secundair onderwijs met volledig leerplan van type I en type II, om de aanwerving toe te laten van leraren, opvoeders of pedagogische coördinators exclusief voor het bedoelde project. Deze aanvullende lestijden dienen om het tekort aan lestijden voortvloeiend uit het behoud van de opties, met toepassing van dit artikel, te compenseren.

Het aantal aanvullende lestijden toegekend voor het behoud van een optie bedraagt maximum 26 lestijden.

Iedere inrichting die een stimulus geniet in verband met het behoud van een weinig bezochte optie kan tevens een prioritair statuut toegekend worden door de Instantie voor het project ingediend bij het Uitrustingsfonds zoals bepaald door het Decreet van 26 april 2007, zoals gewijzigd, waarbij gezorgd wordt voor de pedagogische uitrusting van het kwalificatieonderwijs, wanneer dit project op uitrustingen betrekking heeft die noodzakelijk zijn voor de inrichting van het bedoelde project.

Deze maatregel is van toepassing gedurende één jaar. Ze kan nochtans door de Instantie hernieuwd worden in de mate dat de optie aan de criteria bedoeld bij § 2, van artikel 6, van dit decreet voldoet. § 3. Binnen de perken van de begrotingsmiddelen die haar worden toegekend met toepassing van artikel 7 van dit decreet, wanneer meerdere inrichtingen van een zone vrijwillig beslissen sommige opties te concentreren in één inrichting van de zone, kan de Instantie de afstaande inrichtingen, voor een periode van vijf jaar, het genot toekennen van het personeel zonder cursusopdracht waarop de inrichtingen recht hadden voor de cessie, ten belope van het volume van de voor het vorige jaar regelmatig ingeschreven leerlingen in de afgestane optie. Ze kunnen ook, voor een periode van vijf jaar, een verhoging van hun totale aantal lestijden-leraar bekomen overeenstemmend met 50 % van de voor het eerste jaar door de leerlingen van de afgestane leerlingen verdiende uren en 20 % voor de vier volgende jaren. Eindelijk, kan de verwelkomende inrichting een prioritaire toegang tot het Uitrustingsfonds zoals bedoeld bij het decreet van 26 april 2007 waarbij gezorgd wordt voor de pedagogische uitrusting van het kwalificatieonderwijs, toegekend worden voor de in acht genomen opties. De kosten die voortvloeien uit mogelijke overdrachten van infrastructuuruitrustingen en verbouwingen worden door de Franse Gemeenschap ten laste genomen ten belope van een door de Regering bepaald bedrag. De afstaande inrichtingen worden ertoe niet meer gemachtigd de bedoelde opties te programmeren voor een periode van tien jaar behoudens door de Regering toegestane afwijking.

Na de termijn van vijf jaar, worden de stimuli beschreven in het vorige lid verminderd. Het eerste jaar dat volgt de termijn van vijf jaar geniet de schoolinrichting die de stimuli heeft genoten 50 % van de lestijden die ze het vorige schooljaar toegekend waren. Het tweede schooljaar dat volgt op de termijn van vijf jaar geniet de schoolinrichting die de stimuli heeft genoten 25 % van de lestijden die ze de twee vorige schooljaren toegekend waren. Dat systeem neemt een einde op het einde van dit tweede schooljaar. § 4. Binnen de perken van de begrotingsmiddelen die haar worden toegekend met toepassing van artikel 7 van dit decreet, selecteert de Instantie, op basis van de criteria bedoeld bij artikel 6, projecten voor de oprichting van opties. Deze opties kunnen opgericht worden in verhouding tot 60 % van de oprichtingsnorm.

Elke betrokken inrichting krijgt naast de lestijden-leraar zoals bepaald overeenkomstig het decreet van 2 juli 1990 betreffende de berekening en de aanwending van het totaal aantal lestijden-leerkracht voor het secundair onderwijs met volledig leerplan van type I en type II, aanvullende lestijden toebedeeld om de aanwerving toe te laten van leraren, opvoeders of pedagogische coördinators exclusief voor het bedoelde project. Het aantal aanvullende lestijden toegekend voor het behoud van een optie bedraagt maximum 26 lestijden.

Aan elke inrichting kan ook een werkingsdotatie of -toelage toegekend worden naast de werkingsdotaties en -toelagen bedoeld bij de Wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, om de tenlasteneming toe te laten van werkingskosten voortvloeiend uit de oprichting van de bedoelde optie.

Het minimumbedrag toegekend voor een oprichting is gelijk aan het bedrag verkregen voor een groep van zes leerlingen volgens de categorie zoals bepaald bij artikel 3, § 3, van de bovenvermelde Wet van 29 mei 1959 en het maximumbedrag is gelijk aan het bedrag toegekend voor een groep van 16 leerlingen volgens de categorie zoals bedoeld bij artikel 3, § 3, van de bovenvermelde Wet van 29 mei 1959.

Aan het project, ingediend bij het Uitrustingsfonds, van elke inrichting kan eindelijk ook door de Instantie een prioritair statuut worden toegekend zoals bedoeld bij het Decreet van 26 april 2007, zoals gewijzigd, waarbij gezorgd wordt voor de pedagogische uitrusting van het kwalificatieonderwijs, wanneer dit project op uitrustingen betrekking heeft die noodzakelijk zijn voor de inrichting van het bedoelde project.

Deze maatregel is enkel van toepassing gedurende de twee jaren van de oprichting van de optie.

Art. 6.§ 1. Alle beslissingen betreffende de toekenning van stimuli zoals beschreven in artikel 5 van dit decreet worden per consensus genomen van de aanwezige leden van alle categorieën bedoeld bij § 1, tweede lid van artikel 4.

Indien er geen consensus bereikt kan worden, worden de beslissingen met betrekking tot de toekenning van stimuli bij eenparigheid van stemmen genomen van de leden van de categorieën a) en b) van § 1 van artikel 4 en van de categorie c) van § 1, van artikel 4, waarbij deze laatste categorie over vier stemmen beschikt waaronder twee voor de vertegenwoordigers van de werknemers en twee voor de vertegenwoordigers van de werkgevers. § 2. Om de betrokken opties te selecteren, maakt de Instantie gebruik van de volgende criteria : 1° de overeenstemming met de jobs zonder genoeg werknemers die door FOREm of Actiris geïdentificeerd worden;2° de coherentie en de relevantie van het project tegenover het globale aanbod aan vorming voor de betrokken zone;3° de aanwending van de bestaande pedagogische opleidingsinstrumenten zoals de Centra voor gevorderde technologieën, de centra voor vaardigheden en de referentiecentra. Elk project dat gekozen wordt door een Instantie moet alle drie criteria in acht nemen waarvan sprake in deze paragraaf met uitzondering van de projecten bedoeld bij § 3, van artikel 5, waarvoor enkel het tweede criterium in aanmerking wordt genomen. § 3. De lijst van de door de Instantie geselecteerde opties wordt om akkoord aan de Regering voorgelegd en medegedeeld aan de Voorzitters van de betrokken Zoneraden en Overlegcomités van de verschillende onderwijsnetten en aan de Algemene Overlegraad voor het secundair onderwijs ten laatste tegen 15 januari voor het betrokken schooljaar.

In afwijking van het vorige lid, worden de planningsprojecten bedoeld bij artikel 5, § 4, ten laatste tegen 15 januari voor het betrokken schooljaar aan de Voorzitters van de betrokken Zoneraden en Overlegcomités van de verschillende onderwijsnetten medegedeeld om, desnoods, aan de Algemene raad voorgelegd te worden en aan de beslissing van de Regering volgens de procedures bepaald bij het decreet van 29 juli 1992 tot organisatie van het secundair onderwijs.

De beslissingen van de Instantie, die ter instemming aan de Regering moeten worden voorgelegd of waarop de programmeringsprocedures bedoeld bij het tweede lid van toepassing zijn, beschrijven de betrokken opties, de motivatie van de beslissing en de gedetailleerde lijst van de voorgenomen stimuli. § 4. De Sturingsinstantie bezorgt, voor de maand oktober van elk jaar, een activiteitenverslag over het verlopen schooljaar aan de Regering.

Art. 7.In functie van de begrotingsmiddelen, verdeelt de Regering over de sturingsinstanties de middelen die noodzakelijk zijn voor de toekenning van stimuli zoals beschreven in artikel 5.

Elke zone geniet een zonebegroting gelijk aan de totale begroting bestemd voor de stimuli vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller gelijk is aan het aantal gewogen leerlingen van het kwalificatieonderwijs in de betrokken zone en waarvan de noemer het totale aantal gewogen leerlingen van het kwalificatieonderwijs in het geheel van de zones is.

Het aantal gewogen leerlingen van het kwalificatieonderwijs in een bepaalde zone is gelijk aan het aantal leerlingen van het kwalificatieonderwijs van de betrokken zone vermenigvuldigd met de zonefactor.

De zonefactor wordt bepaald op 0,5 voor de zone waarvan het indexcijfer het grootste is en 1,5 voor de zone waarvan het indexcijfer het kleinste is. De zonefactoren van de andere zones wordt bekomen door aan 0,5 de uitslag afgerond tot de tweede decimaal van de breuk bij te tellen waarvan de teller gelijk is aan het verschil tussen het grootste indexcijfer en het indexcijfer van de betrokken zone en waarvan de noemer gelijk is aan het verschil tussen het indexcijfer van de meest begunstigde zone en het indexcijfer van de minst begunstigde zone. HOOFDSTUK III. - Slotbepaling

Art. 8.De volgende bepaling wordt gewijzigd : In artikel 3, 1°, van het Decreet van 26 april 2007 waarbij gezorgd wordt voor de pedagogische uitrusting van het kwalificatieonderwijs, wordt een prioriteit g), luidend als volgt, toegevoegd : « g) Aan de inrichtingen waarvan het project goedgekeurd werd door de Regering volgens de procedure bedoeld bij artikel 7 van het Decreet van 30 april 2009 betreffende de creatie van subregionale sturingsinstanties en de toekenning van stimuli met het oog op een meer doeltreffende herverdeling van het aanbod van kwalificatieonderwijs om de territoriale ontwikkeling te bevorderen. ».

Art. 9.Dit decreet treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel op 30 april 2009.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Vice-Presidente en Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET De Vice-President en Minister van Begroting, Financiën, Ambtenarenzaken en Sport, M. DAERDEN De Minister van Leerplichtonderwijs, C. DUPONT De Minister van Cultuur en de Audiovisuele Sector, Mevr. F. LAANAN De Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. C. FONCK De Minister van Jeugd en Onderwijs voor Sociale Promotie, M. TARABELLA Nota (1) Zitting 2008- 2009 Stukken van het Parlement.- Voorstel van decreet, nr. 670-1. - Commissieamendementen nr. 670-2.- Verslag, nr. 670-3.

Integrale verslagen. - Bespreking. Vergadering van 27 april 2009.

Aanneming. Vergadering van 28 april 2009.

^