gepubliceerd op 07 mei 2009
Decreet betreffende de thuishulpdiensten en houdende oprichting van een consultatiebureau voor thuishulp, transmurale en stationaire hulp
16 FEBRUARI 2009. - Decreet betreffende de thuishulpdiensten en houdende oprichting van een consultatiebureau voor thuishulp, transmurale en stationaire hulp (1)
Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap heeft het volgende goedgekeurd en Wij, Regering, bekrachtigen het : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Toepassingsgebied
Artikel 1.Voorliggend decreet is van toepassing op de thuishulpdiensten die omschreven zijn in hoofdstuk III, en op het consultatiebureau dat omschreven is in hoofdstuk IV, met uitzondering van dienstprestaties die geleverd worden : 1. in het kader van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen;2. door zelfstandige verplegers of ambachtslui;3. door diensten voor geneeskundige verzorging of 4.in het kader van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers.
Definities
Art. 2.Voor de toepassing van voorliggend decreet dient te worden verstaan onder : 1. gebruiker : de natuurlijke persoon die een hulp nodig heeft en erop een beroep doet bij een door de Regering erkende dienst voor thuishulp, transmurale en stationaire hulp;2. bejaarden : gebruikers die ten minste 60 jaar oud zijn;3. transmurale en stationaire hulp : de zorgaanbiedingen gedefinieerd in artikel 2 van het decreet van 4 juni 2007 betreffende de woon-, begeleidings- en verzorgingsstructuren voor bejaarden en de psychiatrische verzorgingstehuizen, waarbij onder transmurale hulp de hulp wordt bedoeld die geboden wordt ter overbrugging van de periode tussen de thuisverzorging en de stationaire hulp;4. contactverzorging : de begeleiding, hulp en verzorging die op betrouwbare wijze en zoveel mogelijk door dezelfde persoon worden verstrekt;5. dienstverlener : de natuurlijke persoon of rechtspersoon die als hoofdberoep of als vrijwilliger actief is in de thuishulp, de transmurale hulp en de stationaire hulp, met inbegrip van de in artikel 1 bedoelde diensten en beroepsgroepen;6. vertegenwoordiger : - de wettelijke of door de rechter aangewezen vertegenwoordiger van de gebruiker; - de door de gebruiker bij notariële akte aangewezen gevolmachtigde met uitzondering van de personen die werkzaam in de dienst waarop de gebruiker een beroep doet; 7. afdeling : de afdeling van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap die bevoegd is voor Gezin en Bejaarden;8. Regering : de Regering van de Duitstalige Gemeenschap;9. geïntegreerde diensten voor thuisverzorging : de diensten die zijn gedefinieerd in het koninklijk besluit van 8 juli 2002 tot vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van geïntegreerde diensten voor thuisverzorging;10. diensten : de diensten voor thuishulp zoals ze in hoofdstuk III worden gedefinieerd;11. consultatiebureau : het consultatiebureau voor thuishulp, transmurale en stationaire hulp, zoals het in hoofdstuk IV wordt gedefinieerd. HOOFDSTUK II. - Voorlopige erkenning en erkenning Verplichte erkenning
Art. 3.Elke rechtspersoon die een dienst aanbiedt, en elke rechtspersoon die een consultatiebureau uitbaat, mag dit slechts na inwerkingtreding van een in het kader van dit decreet verleende erkenning resp. voorlopige erkenning.
Art. 4.Voorlopige erkenning Vóór de aanvraag om erkenning dient elke persoon bedoeld in artikel 3 die haar dienstprestaties voor de eerste keer aanbiedt, een aanvraag om voorlopige erkenning in bij de afdeling.
Op basis van een advies van de afdeling kent de Regering een voorlopige erkenning toe, als er voldaan wordt aan de voorwaarden die in voorliggend decreet en in de bepalingen ter uitvoering ervan zijn vastgelegd. In bijzonder gerechtvaardigde gevallen kan de Regering bij de voorlopige erkenning voor een bepaalde duur afwijken van de door haar vastgelegde voorwaarden.
De voorlopige erkenning geldt voor een periode van zes maand en kan in bijzonder gerechtvaardigde gevallen verlengd worden voor een periode van hoogstens zes maand.
Erkenning
Art. 5.§ 1. Vóór het verstrijken van de voorlopige erkenning dient de in artikel 3 bedoelde rechtspersoon bij de afdeling een aanvraag om erkenning in. De door de Regering toegekende erkenning wordt pas van kracht na het verstrijken van de voorlopige erkenning. § 2. Op basis van een advies van de afdeling kent de Regering een erkenning toe, als er voldaan wordt aan de voorwaarden die in voorliggend decreet en in de bepalingen ter uitvoering ervan zijn vastgelegd. In bijzonder gerechtvaardigde gevallen kan de Regering bij de erkenning voor een bepaalde duur afwijken van de door haar vastgelegde voorwaarden.
Algemene voorwaarden
Art. 6.Onverminderd andersluidende dwingende wettelijke bepalingen legt de Regering de voorwaarden en de procedure vast voor de toekenning, de weigering, de schorsing en de intrekking van de voorlopige erkenning en van de erkenning alsmede voor de verlenging van de voorlopige erkenning.
De door de Regering vastgelegde voorwaarden voor de voorlopige erkenning en de erkenning hebben onder andere betrekking op : 1. de juridische vorm van de inrichtende macht van de dienst of van het consultatiebureau;2. de eerbiediging van de persoonlijke rechten van de gebruiker, rekening houdend met zijn ideologische, filosofische en religieuze overtuiging;3. de eerbiediging van het privé-leven en van de waardigheid van de gebruiker;18. de inachtneming van de onafhankelijkheid en van de keuzevrijheid van de gebruiker;4. het recht op betrokkenheid van de gebruiker resp.van zijn vertegenwoordiger, met name zijn deelname aan de uitvoering van de hulp thuis; 5. de naleving van de rechten en plichten van de gebruiker resp.van zijn vertegenwoordiger onverminderd andersluidende dwingende bepalingen; 6. de overeenkomst die dienst en de gebruiker hebben gesloten, nl.de begeleidingsovereenkomst; 7. het concept inzake hulpverlening, adviesverstrekking en begeleiding;23. de openingsuren, de wachtdiensten en de toegankelijkheid van de diensten voor de burgers;8. de naleving van de minimumnormen inzake personeel;9. het klachtenbeheer;10. de maatregelen met het oog op de kwaliteitsborging;11. het concept inzake contactverzorging;12. de boekhouding. Bepalingen inzake personeel
Art. 7.Met het oog op de voorlopige erkenning en de erkenning moeten volgende voorwaarden in verband met personeel vervuld zijn : § 1. voor de dienst : 1. rekening houdend met het goedgekeurde urencontingent de door de Regering vastgelegde minimale personeelsformatie naleven en de opdrachten in acht nemen die door de Regering worden vastgelegd voor het personeel dat in het kader van deze minimale personeelsformatie in dienst moet worden genomen;2. de in artikel 9, lid 1, 1°, omschreven hulp laten verlenen door personen die houder zijn van een diploma van gezins- en bejaardenhelper of van een desbetreffend hoger diploma.Zij worden in hun werk ondersteund en geadviseerd door personeel dat over een bachelordiploma verpleegkunde of sociale wetenschappen beschikt.
Onverminderd andere dwingende wettelijke bepalingen hoeft het personeel voor de in artikel 9, lid 1, 2° en 3°, omschreven hulp geen bijzondere kwalificatie te bewijzen. Deze medewerkers worden eveneens door de dienst ondersteund en geadviseerd; 3. een persoon met de leiding belasten die ten minste houder is van een bachelordiploma en over een ervaring in informatica, financiën en personeelsbeheer beschikt die door de afdeling als toereikend wordt beschouwd;4. over een administratieve staf beschikken die de directie van de dienst ondersteunt;5. ervoor zogen dat alle personen die voor de dienst actief zijn, met uitzondering van de personen die in artikel 9, lid 1, 3°, genoemd worden, een dienovereenkomstige kennis van het Duits hebben;6. een voortgezette opleiding van het personeel garanderen in de domeinen die relevant zijn voor de betrokken activiteit. In afwijking van lid 1, 2° en 3°, kan de Regering op verzoek en in individuele gevallen houders van andere diploma's toelaten als zij een voor de beoogde functie buitengewoon nuttige ervaring of een bijzondere opleiding kunnen bewijzen of als er een bewezen gebrek aan personeel is voor de vereiste kwalificatie. § 2. voor het consultatiebureau : 1. de door de Regering vastgelegde minimale personeelsformatie naleven en de opdrachten in acht nemen die door de Regering worden vastgelegd voor het personeel dat in het kader van de minimale personeelsformatie in dienst moet worden genomen;2. een zaakvoerder met de leiding belasten die houder van een titel van licentiaat of master in de gerontologie, de sociale wetenschappen, de verplegingswetenschappen of de economische wetenschappen of van een desbetreffend hoger diploma en die over een ervaring in informatica, financiën en personeelsbeheer beschikt die door de afdeling als toereikend wordt beschouwd;3. over een multidisciplinair team met ten minste een verpleger, een paramedicus en een maatschappelijk werker beschikken;4. over administratief personeel beschikken dat houder van een getuigschrift van hoger secundair onderwijs is;5. met inachtneming van de door de Regering vastgelegde voorwaarden bewijzen dat het personeel dat in de punten 1° - 4° bedoeld wordt, een dienovereenkomstige kennis van het Duits heeft;6. een voortgezette opleiding van het personeel garanderen in de domeinen die relevant zijn voor de betrokken activiteit. In afwijking van lid 1, 2°, 3° en 4°, kan de Regering op verzoek en in individuele gevallen houders van andere diploma's toelaten als zij een voor de beoogde functie buitengewoon nuttige ervaring of een bijzondere opleiding kunnen bewijzen of als er een bewezen gebrek aan personeel is voor de vereiste kwalificatie.
Het personeel dat in lid 1 onder 2°, 3° en 4°, vermeld is, mag geen andere functie in de transmurale hulp, in de stationaire hulp of in een thuishulpdienst uitoefenen. HOOFDSTUK III - Thuishulpdiensten Definitie
Art. 8.De thuishulpdiensten zijn door de Regering erkende diensten die de gebruiker thuis de nodige hulp verlenen zodat hij zo lang mogelijk in zijn gewone omgeving kan blijven en die hun activiteiten in meerdere gemeenten van het Duitse taalgebied aanbieden.
Opdrachten
Art. 9.De thuishulpdiensten dekken naar gelang de behoeften van de gebruiker een of meerdere van volgende kerntaken af : 1. gezins- en bejaardenhulp : rechtstreekse persoonsgebonden hulp, begeleiding en verzorging van de gebruiker die een rechtstreeks verband met zijn fysieke en psychische behoeften heeft.Ook het waken bij een zieke hoort erbij. Deze hulp moet de zelfredzaamheid van de gebruiker verhogen; 2. huishoudelijke hulp : materiële hulp voor het dagelijkse leven, hulp bij het huishoudwerk en bij de organisatie van het huishouden van de gebruiker, o.a. schoonmaken van de woning, wassen, maaltijden bereiden, boodschappen en inkopen doen; 3. handenarbeid : hulp bij het onderhouden en herstellen van de bewoonde ruimtes van de gebruiker en van zijn directe omgeving, o.a. herstellingen, renovaties, tuinwerken, winterdienst, verhuizing.
De Regering bepaalt voor de in lid 1, 1° en 2°, omschreven hulp interventiecriteria waarmee de aard en de intensiteit van de vereiste hulp kunnen worden bepaald.
De in lid 1, 2° en 3°, omschreven kerndomeinen kunnen ten dele door de thuishulpdiensten afgedekt worden.
De in lid 1, 1° en 2°, omschreven hulp moet volgens het principe van de contactverzorging worden verleend.
Subsidiëring
Art. 10.§ 1. De Regering bepaalt binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen het bedrag van de subsidie, de voorwaarden voor de subsidiëring en de modaliteiten waaronder de thuishulpdiensten hun opdrachten vervullen. § 2. Om de subsidie vast te leggen, verleent de Regering de erkende diensten jaarlijks een contingent uren voor dienstverlening, coördinatie en bijscholing.
Het goedgekeurde jaarlijkse contingent uren kan in de loop van het jaar door de Regering worden gewijzigd om aan de behoeften te beantwoorden. § 3. De subsidie wordt op basis van het door de Regering bepaald urenforfait berekend, waarbij rekening wordt gehouden met de geschatte aanneembare personeels- en werkingskosten en met de geschatte ontvangsten van de dienst. HOOFDSTUK IV. - Consultatiebureau Definitie
Art. 11.Het consultatiebureau is een door de Regering erkende rechtspersoon die de gebruiker informatie, adviezen, planning inzake hulp, begeleiding en coördinatie inzake thuishulp, transmurale en stationaire hulp aanbiedt en informeert over alle dienstverleners die op sociaal vlak en op gezondheidsvlak actief zijn in het Duitse taalgebied.
Het consultatiebureau treedt tevens op bij een individueel vraag naar informatie of hulp die afkomstig is van een gebruiker of zijn vertegenwoordiger en op verzoek van een dienstverlener.
In de Duitstalige Gemeenschap wordt ten hoogste één consultatiebureau erkend dat voor de hele bevolking van het Duitse taalgebied bevoegd is. Het consultatiebureau kan niet tegelijkertijd een dienst aanbieden.
Het consultatiebureau moet over een kantoor in het noorden van de Duitstalige Gemeenschap en over een kantoor in het zuiden van de Duitstalige Gemeenschap beschikken.
Algemene opdrachten van het consultatiebureau
Art. 12.Behoren tot de opdrachten van het consultatiebureau : 1. de voorlichting van de bevolking over het bestaande aanbod qua thuishulp, transmurale en stationaire hulp door middel van public relationswerk;2. de observatie van de evolutie van de behoeften qua thuishulp, transmurale en stationaire hulp en - zo nodig - het aan de Regering voorstellen van aanpassingen van het aanbod met vermelding van de ervoor noodzakelijke kadervoorwaarden;3. het garanderen van de informatie-uitwisseling en de contacten tussen de diensten voor thuishulp, transmurale en stationaire hulp;4. de uitwerking van voorstellen aan de in de Duitstalige Gemeenschap erkende instellingen voor vervolmaking en voortgezette opleiding wat de inhoud betreft, en wel voor personen die als hoofdberoep of als vrijwilliger werkzaam zijn, en voor mantelzorgers;5. de informatie op het vlak van hulpverlening bij geweld tegen bejaarden en wel onder de door de Regering vastgelegde voorwaarden. Het consultatiebureau kan bij de behandeling van klachten, bij de behandeling van het thema « geweld tegen bejaarden » en bij het toezicht op de medewerkers van het consultatiebureau door middel van honorariumovereenkomsten een beroep doen op externe experts.
Opdrachten van het consultatiebureau ten gunste van de bejaarden
Art. 13.§ 1. Tot de opdrachten van het consultatiebureau ten gunste van de bejaarden behoren binnen de door de Regering vastgelegde voorwaarden en modaliteiten onder andere : 1. de persoonlijke voorlichting van de bejaarde resp.van zijn vertegenwoordiger over het in de Duitstalige Gemeenschap bestaande aanbod inzake thuishulp, transmurale en stationaire hulp en andere vormen van hulp; 2. de individuele analyse van de behoeften die samen met de bejaarde resp.zijn vertegenwoordiger wordt uitgevoerd. Het consultatiebureau houdt bij deze analyse rekening met de wensen en noden van de bejaarde en met de vrije keuze van de dienstverlener. Op wens van de bejaarde resp. zijn vertegenwoordiger kunnen andere personen bij de analyse van de behoeften worden betrokken. De analyse van de behoeften verduidelijkt de behoefte aan verpleegkundige, sociale en huishoudelijke hulp, aan hulpmiddelen, aan aanpassingen van de woning en alle andere behoeften van de bejaarde.
Met het oog op de inschatting van de behoefte aan gezins- en bejaardenhulp en aan huishoudelijke hulp bepaalt de Regering evaluatie-instrumenten. De analyse van de behoeften gebeurt in principe bij de gebruiker thuis; 3. de uitwerking van een individueel, op de leefwereld georiënteerde hulpplan in overleg met de bejaarde resp.zijn vertegenwoordiger. In dit plan wordt de hulp opgenomen die op basis van de analyse van de behoeften is aanbevolen, rekening houdend met alle optredende dienstverleners. Het hulpplan houdt rekening met de beschikbare capaciteit van de dienstverleners en wordt in afspraak met hen opgesteld. Het hulpplan dient als aanbeveling voor de door de bejaarde resp. zijn vertegenwoordiger gevraagde prestaties.
Als de bejaarde resp. zijn vertegenwoordiger akkoord gaat met het uitgewerkte hulpplan, neemt het consultatiebureau contact op met alle betrokken dienstverleners met het oog op de verwezenlijking van het hulpplan. 4. Indien nodig helpt het consultatie bij de aanschaffing van de nodige hulpmiddelen en verwijst het door naar de respectieve diensten en instellingen.In het kader van zijn adviserende functie doet het consultatiebureau een beroep op de bevoegde diensten en instellingen, vooral voor aanpassingen aan woningen.
Indien nodig worden aan de bejaarde resp. zijn vertegenwoordiger alternatieven voor zijn huidige woonsituatie voorgesteld; 5. de berekening van de persoonlijke bijdrage van de gebruiker voor de in het hulpplan opgenomen dienstprestaties krachtens artikel 17 en de voorlichting van de bejaarde over mogelijke financiële steun;6. de regelmatige evaluatie van het hulpplan nadat de gebruiker een beroep heeft gedaan op de aanbevolken hulp. Om te beoordelen of de hulp nog steeds adequaat is, wordt het hulpplan minstens alle zes maand beoordeeld samen met de bejaarde resp. zijn vertegenwoordiger en de respectieve dienstverleners. Deze worden ook bij een verandering van de begeleidings- en verzorgingssituatie geïnformeerd; 7. de medewerker van het consultatiebureau begeleidt de bejaarde professioneel en persoonlijk gedurende de hele periode waarin hulp wordt verstrekt, en hij coördineert het aanbod aan diensten uitgaand van de noden en behoeften en rekening houdend met de individuele leefwereld van de gebruiker. In nauwe samenwerking met de dienstverlener kan de verantwoordelijkheid voor het organiseren van het dagelijkse leven bij de gebruiker aan deze dienstverlener worden gedelegeerd. Hierbij gaat het vooral om precaire en met risico verbonden situaties waarin dan ook op korte termijn gehandeld en bijgestuurd moet worden; 8. de adviesverstrekking op het vlak van de hulpverlening bij geweld tegen bejaarden. § 2. Bejaarden die een beroep wensen te doen op de in artikel 9, § 1, 1°, bepaalde hulp en op de stationaire hulp van de bejaardentehuizen en rust- en verzorgingstehuizen, vragen de hulp van het consultatiebureau om krachtens § 1, 2° en 3°, de analyse van de behoeften uit te voeren en een hulpplan op te stellen.
Indien er geen hulpplan bestaat, laten de thuishulpdiensten, de bejaardentehuizen en de rust- en verzorgingstehuizen dit hulpplan door het consultatiebureau opstellen voordat zij optreden.
Weigert de bejaarde het opgemaakte hulpplan of wordt er van het voorgestelde hulpplan afgeweken, dan moeten de dienst, het bejaardentehuis of het rust- en verzorgingstehuis aan het consultatiebureau een met redenen omkleed verslag overmaken. De Regering legt daarvoor criteria vast. Deze verslagen worden bij het consultatiebureau gearchiveerd.
Indien het hulpplan in de loop van de uitvoering moet worden aangepast, verzoekt de dienst, het bejaardentehuis of het rust- en verzorgingstehuis het consultatiebureau om herziening van het bestaande hulpplan.
De in lid 1 bepaalde adviesverstrekking door het consultatiebureau is niet vereist, als de tussenkomst minder dan één maand duurt of als de bejaarde een palliatieve patiënt is. Wordt een hulp dringend verleend waarvan de vermoedelijke duur meer dan één maand bedraagt, dan wordt de behoefte aan dienstprestaties, binnen de maand na de hulpverlening, door het consultatiebureau nagezien. De dienst informeert onmiddellijk het consultatiebureau over het verzoek om spoedbehandeling. § 3. In het kader van de door de Regering vastgelegde modaliteiten sluit het consultatiebureau een overeenkomst af met alle thuishulpdiensten, bejaardentehuizen en rust- en verzorgingstehuizen in de Duitstalige Gemeenschap; daarin worden de modaliteiten van de samenwerking vastgelegd met inachtneming van de in voorliggend artikel bepaalde opdrachten van het consultatiebureau.
Subsidiëring
Art. 14.De Regering bepaalt binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen de voorwaarden voor de subsidiëring en de modaliteiten waaronder het consultatiebureau zijn opdrachten vervult.
Om de subsidie vast te leggen, houdt de Regering rekening met volgende criteria : 1. het potentieel aantal personen in de Duitstalige Gemeenschap die een beroep kunnen doen op de prestaties van het consultatiebureau;2. het aantal bejaarden in de Duitstalige Gemeenschap;3. het aantal diensten en instellingen die thuishulp en/of transmurale en stationaire hulp aanbieden. Structuurvoorwaarden
Art. 15.§ 1. Om erkend te kunnen worden, moet het consultatiebureau het statuut van een vereniging zonder winstoogmerk hebben en minstens volgende organisaties en personen uit het Duitse taalgebied tot zijn leden mogen rekenen : 1. alle rust- en verzorgingstehuizen;2. alle thuishulpdiensten;ze mandateren elk twee vertegenwoordigers voor de algemene vergadering; 3. alle openbare centra voor maatschappelijk welzijn;4. alle ziekenfondsen;5. alle artsenkringen;6. alle geïntegreerde thuiszorgdiensten;7. twee zelfstandige ziekenverplegers;8. thuiszorgdiensten voor zieken, die in totaal twee vertegenwoordigers mandateren voor de algemene vergadering;9. alle ziekenhuizen;10. alle organisaties uit de thuishulp die hoofdzakelijk met vrijwilligers werken;11. twee bejaarden die woonachtig zijn in het Duitse taalgebied. Naast de in lid 1 omschreven organisaties en personen moet de Intercommunale van de Medisch-Sociale Instellingen Moresnet (A.I.O.M.S.) lid van de vereniging zijn.
Der opdrachten van de algemene vergadering, van de raad van bestuur en van de directie worden in de statuten van de vereniging bepaald. De algemene vergadering kiest de leden van de raad van bestuur. § 2. Om erkend te kunnen worden, moeten volgende organisaties of personen in de raad van bestuur van de vereniging zetelen : 1. alle thuishulpdiensten die de kerncompetentie gezins- en bejaardenhulp afdekken, met telkens een vertegenwoordiger, met uitzondering van de VZW Familienhilfe, die twee vertegenwoordigers mandateert;2. alle thuishulpdiensten die de kerncompetentie hulp in het huishouden en handenarbeid afdekken, met een vertegenwoordiger;3. de rust- en verzorgingstehuizen, die in totaal drie vertegenwoordigers mandateren;4. de organisaties voor huishoudelijke hulp die hoofdzakelijk met vrijwilligers werken en die in totaal een vertegenwoordiger mandateren;5. de thuiszorgdiensten voor zieken, die in totaal een vertegenwoordiger mandateren;6. de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, die in totaal een vertegenwoordiger mandateren;7. alle ziekenfondsen met een vertegenwoordiger;8. alle artsenkringen met een vertegenwoordiger;9. een zelfstandige ziekenverzorger;10. een bejaarde. § 3. Een vertegenwoordiger van de afdeling neemt met adviserende stem deel aan de vergaderingen van de instanties van de vereniging die beslissingen nemen. § 4. De raad van bestuur delegeert de dagelijkse leiding aan de zaakvoerder die in artikel 7, § 2, 2°, is vermeld. HOOFDSTUK V. - Proefprojecten Promotie
Art. 16.§ 1. In het kader van een met een inrichtende macht afgesloten overeenkomst kan de Regering onder de erin vastgelegde voorwaarden een proefproject voor een beperkte duur van hoogstens drie jaar bevorderen.
Deze proefprojecten zijn een innovatief aanbod aan thuishulp.
Drie maand voor het verstrijken van de overeenkomst dient de inrichtende macht bij de afdeling een evaluatie in. De Regering beslist over de verdere promotie van het project op basis van de evaluatie en van het advies van de afdeling en na een hoorzitting met de inrichtende macht. § 2. De aanvraag om promotie van en proefproject moet ter goedkeuring bij de afdeling ingediend worden en moet volgende gegevens vermelden : 7. de identiteit en het statuut van de dienst;8. het bewijs dat er rekening houdend met de geografische, demografische en socio-economische factoren behoefte is aan het proefproject;9. de gedetailleerde beschrijving van het project;10. de timing van de verwezenlijking van het project;11. de evaluatiecriteria met betrekking tot het project;12. de kostenraming en het financieringsplan. De Regering beslist binnen de drie maand na de indiening van de volledige aanvraag over de promotie van het project of over het weigeren van de aanvraag. HOOFDSTUK VI. - Financiële bijdrage van de gebruikers Vastlegging en berekeningsmodaliteiten
Art. 17.De Regering bepaalt de modaliteiten voor de berekening van de bijdrage die de gebruiker dient te betalen, en de bedragen voor het gebruik van de hulp van de erkende thuishulpdiensten. Voor de in artikel 9, lid 1, 1°, omschreven gezins- en bejaardenhulp wordt het bedrag dat moet worden betaald, bepaald a rato van het inkomen van het huishouden van de gebruiker.
De dienstprestaties van het consultatiebureau zijn gratis voor de gebruikers, voor de bejaarden en voor de dienstverleners. HOOFDSTUK VII. - Klachten Klachtendienst
Art. 18.De Regering belast een natuurlijke persoon of een rechtspersoon met de behandeling van klachten over de diensten of over het consultatiebureau die niet de dienst of het consultatiebureau zelf en de gebruiker of zijn vertegenwoordiger niet opgelost krijgen.
De Regering bepaalt de verdere modaliteiten. HOOFDSTUK VIII. - Toezichts- en strafbepalingen Toezichtsbepaling
Art. 19.§ 1. De op basis van voorliggend decreet erkende diensten en het consultatiebureau staan onder het toezicht van de door de Regering aangewezen personen.
De met het toezicht belaste personen mogen alle onderzoeken en controles uitvoeren en alle inlichtingen verzamelen die zij noodzakelijk achten om zich te vergewissen dat de bepalingen van dit decreet en de bepalingen ter uitvoering ervan nageleefd worden.
Ze kunnen in het bijzonder : 1. mits voorafgaande toestemming van de betrokken dienst of van het consultatiebureau in hun lokalen alle boeken en documenten inkijken die door voorliggend decreet en de bijbehorende uitvoeringsbesluiten voorgeschreven worden, en hiervan afschriften of uittreksels maken. Bij een dringende gemotiveerde verdenking inzake schending van de voorwaarden voor erkenning en subsidiëring is de toestemming van de betrokken dienst of van het consultatie niet vereist om deze controle te kunnen doorvoeren. Ruimtes die als woning gelden, mogen zonder toestemming van de bewoner uitsluitend door de in lid 1 genoemde personen betreden worden en wel met een overeenkomstige toestemming van een onderzoeksrechter; 2. mits voorafgaande toestemming van de gebruiker huisbezoeken afleggen;3. met het oog op de uitvoering van hun opdracht de hulp van de lokale of federale politie vragen;4. de in 2° vermelde onderzoeken en controles uitvoeren zonder voorafgaande aanmelding, zonder dat hierbij een vertegenwoordiger van de dienst of van het consultatiebureau aanwezig is.In dit geval wordt de directie van de dienst of het consultatiebureau onmiddellijk nadien geïnformeerd. § 2. De diensten en het consultatiebureau dienen bij de afdeling jaarlijks uiterlijk op 30 april een activiteitenverslag over hun dienstprestaties uit het vorige jaar in. De Regering legt de structuur en de precieze inhoud van het in te dienen activiteitenverslag vast. § 3. Met het oog op het toezicht op het gebruik van de toegekende subsidies wordt gebruik gemaakt van de artikelen 55 tot 58 van de gecoördineerde wetten betreffende de staatsboekhouding d.d. 17 juli 1991.
Verzuim
Art. 20.Bij niet-naleving van bepaalde bepalingen uit het decreet en van bepalingen ter uitvoering ervan brengt de afdeling de dienst of het consultatiebureau hiervan op de hoogte en verzoekt om binnen een termijn van dertig dagen een standpunt ter zake in te nemen en, zo nodig, het verzuim op te heffen.
De bevoegde minister wordt door de afdeling van het ministerie over de niet-naleving geïnformeerd.
Indien het standpunt van de dienst of van het consultatiebureau niet gemotiveerd is en indien het verzuim niet wordt opgeheven, worden de in artikel 21 voorziene administratieve sancties toegepast.
Administratieve sancties
Art. 21.De Regering kan de voorlopige erkenning of de erkenning opschorten of intrekken, als de ervoor vereiste voorwaarden niet meer vervuld zijn.
De dienst of het consultatiebureau heeft het recht om door de Regering gehoord te worden vooraleer de Regering ter toepassing van voorliggend artikel een beslissing neemt. De Regering bepaalt hiervoor de modaliteiten en voorwaarden.
De weigering, opschorting of intrekking van de voorlopige erkenning of van de erkenning heeft op het ogenblik van de kennisgeving van de desbetreffende beslissing de onmiddellijke stopzetting van de hulp of van de activiteiten van het consultatiebureau tot gevolg.
Bij opschorting van de voorlopige erkenning of de erkenning kan de Regering onder door haar bepaalde voorwaarden toestaan dat de dienst of het consultatiebureau de vóór de opschorting aanvaarde aanvragen verder uitvoert.
Strafrechtelijke sancties
Art. 22.Wordt gestraft met een geldboete van euro 1.000 tot euro 10.000 wie : 1. zonder de overeenkomstige voorlopige erkenning of erkenning hulp of advies aanbiedt waarop dit decreet en de bepalingen ter uitvoering ervan van toepassing zijn;2. op illegale wijze beweert dat hij over de in dit decreet voorziene voorlopige erkenning of erkenning beschikt;3. de uitvoering van de in voorliggend decreet voorziene controles op de naleving van de in dit decreet vastgelegde voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring weigert of belemmert, rekening houdend met het recht van de betrokkene om zichzelf strafrechtelijk niet te belasten door de uitspraken die hij doet, of door de documenten die hij overhandigt;4. de benaming « thuishulpdienst » of « consultatiebureau voor thuishulp, transmurale en stationaire hulp » gebruikt zonder over de in voorliggend decreet voorzien voorlopige erkenning of erkenning te beschikken. HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen Overgangsbepaling
Art. 23.Thuishulpdiensten die vóór de inwerkingtreding van dit decreet erkend werden om deze prestaties te verrichten, gelden met toepassing van dit decreet voor een overgangsperiode van twee jaar als erkend en kunnen binnen die termijn een erkenningsaanvraag overeenkomstig dit decreet indienen.
Art. 13, § 2, is niet van toepassing op de dienstprestaties die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit decreet verricht worden.
Opheffingsbepaling
Art. 24.Het decreet van 26 juni 1986 tot regeling van de erkenning van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp, van de toekenning van subsidies aan deze diensten en van de bijdragen van de beneficiant van de hulp, gewijzigd bij de decreten van 21 december 1987, 1 maart 1988, 25 juni 1991, 23 oktober 2000, 7 januari 2002, 18 maart 2002 en 3 februari 2003, wordt met uitzondering van de hoofdstukken III en IV van dit decreet opgeheven. De hoofdstukken III en IV van dit decreet worden op een door de Regering vastgelegd tijdstip opgeheven en wel uiterlijk op 1 januari 2010.
Opheffingsbepaling
Art. 25.Het besluit van de Regering van 21 april 1999 houdende erkenning en subsidiëring van de centra voor de coördinatie van de thuiszorg, gewijzigd bij de besluiten van 22 juni 2001, van 22 oktober 2003 en van 7 februari 2008 wordt opgeheven.
Inwerkingtreding
Art. 26.Het decreet treedt op 1 april 2009 in werking.
Eupen, op 16 februari 2009.
De Minister-President van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Minister van Lokale Besturen.
K.-H. LAMBERTZ De Vice-Minister-President van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Minister van Vorming en Werkgelegenheid, Sociale aangelegenheden en Toerisme, B. GENTGES De Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek, O. PAASCH De Minister van Cultuur en Media, Monumentenzorg, Jeugd en Sport, Mevr. I. WEYKMANS _______ Nota's (1) Zittingsperiode 2008-2009. Documenten van het Parlement : 135 (2007-2008) nr. 1 Ontwerp van decreet. - 135 (2008-2009) nr. 2-6 Voorstellen voor amendementen. - 135 (2008-2009) nr. 7 Verslag.
Uitvoerig verslag : Discussie en stemming - Zitting van 16 februari 2009.