Etaamb.openjustice.be
Decreet van 08 december 2005
gepubliceerd op 02 januari 2006

Decreet houdende wijziging van sommige bepalingen van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2005203371
pub.
02/01/2006
prom.
08/12/2005
ELI
eli/decreet/2005/12/08/2005203371/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

8 DECEMBER 2005. - Decreet houdende wijziging van sommige bepalingen van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie (1)


De Waalse Gewestraad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - De gemeenten

Artikel 1.Artikel L1121-2 van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie wordt vervangen als volgt : « Art. L1121-2. De gemeenteraadsleden die aftreden bij een algehele hernieuwing en de ontslagnemende leden blijven in functie totdat de installatie van hun opvolgers heeft plaatsgehad.

De leden van het gemeentecollege die aftreden bij een algehele hernieuwing en de ontslagnemende leden zetten de uitoefening van hun mandaat voort totdat ze vervangen worden.

Onverminderd artikel L1123-1, § 4, handelen de aftredende raad en het aftredend college de lopende zaken af totdat de installatie van hun opvolgers plaatsvindt. »

Art. 2.Artikel L1122-1, eerste lid, wordt opgeheven.

Art. 3.Artikel L1122-3 wordt gewijzigd als volgt : 1° in het tweede lid worden de woorden "wanneer de burgemeester daarbuiten wordt benoemd" vervangen door de woorden "wanneer een lid van het gemeentecollege uit zijn midden niet wordt gekozen";2° er wordt een derde lid ingevoegd, luidend als volgt : « De gemeenteraad wordt op de eerste maandag van december na de verkiezingen geïnstalleerd.Als het gaat om een wettelijke feestdag wordt de raad op de eerste volgende werkdag geïnstalleerd. » Art. 4.. Artikel L1122-4 wordt vervangen door volgende bepaling : « Art. L1122-4. Elke gekozen kandidaat kan, nadat zijn verkiezing geldigheid heeft verkregen, vóór zijn installatie afstand doen van zijn mandaat. Om geldig te zijn moet die afstand schriftelijk medegedeeld worden aan de gemeenteraad die daarvan akte neemt in een met redenen omklede beslissing. Deze beslissing wordt door de gemeentesecretaris aan de betrokkene medegedeeld. Een op artikel 16 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State gegrond beroep wordt tegen deze beslissing ingesteld. Het moet binnen acht dagen na de kennisgeving ervan ingediend worden. »

Art. 5.Artikel L1122-5 wordt vervangen door volgende bepaling : « Art. L1122-5. Het raadslid dat niet meer voldoet aan één van de verkiesbaarheidsvereisten houdt op deel uit te maken van de raad. Het college stelt er de raad in kennis van en deelt de feiten onmiddellijk aan de Regering mede, die van dien aard zijn dat ze het verval als gevolg hebben.

De Regering of haar gemachtigde waarbij de zaak krachtens het vorige lid of van ambtswege anhangig werd gemaakt, deelt de betrokkenen tegen ontvangbewijs de feiten mede, die van dien aard zijn dat ze het verval als gevolg hebben.

Indien de betrokkene, zelfs bij ontstentenis van enige kennisgeving, zijn bediening blijft uitoefenen hoewel hij kennis heeft van de oorzaak van het verval, is hij strafbaar met de straffen bepaald in artikel 262 van het Strafwetboek.

Op zijn vroegst acht dagen na ontvangst van de in het tweede lid bedoelde kennisgeving en als ze daarom heeft verzocht en na de betrokkene, eventueel vergezeld van de raadsheer van zijn keuze gehoord te hebben, stelt de Regering of haar gemachtigde het verval in een met redenen omklede beslissing vast. Deze beslissing wordt door de Regering of haar gemachtigde medegedeeld aan het betrokken raadslid en aan het college dat er de raad van kennis geeft. Een op artikel 16 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State gegrond beroep wordt tegen deze beslissing ingesteld. Het moet binnen acht dagen na de kennisgeving ervan ingediend worden. »

Art. 6.Artikel L1122-6 wordt gewijzigd als volgt : 1° het eerste lid wordt opgeheven;2° in het voormalige derde lid, dat het tweede lid is geworden, worden de woorden "wegens de vervulling van zijn actieve militaire diensttijd of van zijn burgerdienst als gewetensbezwaarde" geschrapt;3° het voormalige vierde lid, dat het derde lid is geworden, wordt vervangen door volgende bepaling : « Het eerste lid geldt evenwel enkel vanaf de eerste vergadering van de gemeenteraad na die waarop het raadslid dat verhinderd is, geïnstalleerd is. Art. 7 (voormalig artikel 6bis ). Artikel L1122-7 wordt gewijzigd als volgt : 1. In § 1 wordt het tweede lid vervangen als volgt : « Onder de voorwaarden en modaliteiten bepaald door de Regering, krijgen ze aanwezigheidsgeld indien zij de vergaderingen van de gemeenteraad, de vergaderingen van de commissies en afdelingen bijwonen.»; 2. Een als volgt luidend § 2 wordt ingevoegd na § 1 : « § 2.De som van het aanwezigheidsgeld van het gemeenteraadslid en van de vergoedingen, wedden en aanwezigheidsgelden en andere voordelen bepaald door de Regering die het gemeenteraadslid geniet als vergoeding van activiteiten die hij buiten zijn mandaat uitoefent, is gelijk aan of lager dan anderhalve keer het bedrag van de parlementaire vergoedingen van de leden van de Kamer der volksvertegenwoordigers en de Senaat.

In dit bedrag worden meeberekend, de vergoedingen, wedden,aanwezigheidsgelden en andere voordelen die voortvloeien en andere voordelen bepaald door de Regering die voortvloeien uit de uitoefening van een openbaar mandaat, een openbare functie of een openbaar afgeleid mandaat of een openbaar ambt van politieke aard.

Onder afgeleid mandaat wordt verstaan elke functie uitgeoefend door een gemachtigde bedoeld in dit Wetboek binnen een rechtspersoon of een feitelijke vereniging en die hem toevertrouwd is wegens zijn oorspronkelijk mandaat ofwel door de overheid waarin hij dit mandaat uitoefent, ofwel op elke andere wijze.

Indien het maximumbedrag vastgesteld in het eerste lid overschreden wordt, wordt het bedrag van het aanwezigheidsgeld en/of van de vergoedingen, wedden of aanwezigheidsgelden of andere voordelen bepaald door de Regering die hij geniet als vergoedingen van activiteiten die hij buiten zijn mandaat uitoefent, dienovereenkomstig verminderd.

Het gemeenteraadslid moet binnen zes maanden na zijn eedaflegging de openbare mandaten, openbare functies, openbare afgeleide mandaten of openbare ambten van politieke aard die hij buiten zijn mandaat heeft uitgeoefend, en de vergoedingen, wedden, aanwezigheidsgelden en andere voordelen bepaald door de Regering die krachtens deze laatste zijn genoten, bij de gemeentesecretaris aangeven.

Het gemeenteraadslid moet elke verandering tijdens de legislatuur betreffende de openbare mandaten, openbare functies, openbare afgeleide mandaten of openbare ambten van politieke aard die hij buiten zijn mandaat heeft uitgeoefend, en de vergoedingen, wedden, aanwezigheidsgelden en andere voordelen bepaald door de Regering die krachtens deze laatse zijn genoten, bij de gemeentesecretaris aangeven.

De gemeentesecretaris maakt deze aangiften, vergezeld in voorkomend geval van een verminderingsplan, over aan de Regering of aan haar gemachtigde.

Indien het in het eerste lid bedoelde maximumbedrag overschreden wordt, zal de Regering of haar afgevaardige in de vorm en binnen de termijnen bepaald door de Regering ervoor zorgen dat de in het vierde lid bedoelde vermindering tot het passende beloop uitgevoerd wordt.

Het gemeenteraadslid zal eerst gehoord worden door de Regering of haar gemachtigde of een vertegenwoordiger van deze laatste.

De gemeente en de privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersonen die schuldenaar zijn van de vergoedingen, wedden, aanwezigheidsgelden of andere voordelen bepaald door de Regering, zijn gehouden over te gaan tot de vermindering op de sommen en en ten belope van de door de Regering of haar gemachtigde opgelegde bedragen.

Het gemeenteraadslid dat verzuimt één of meer bezoldigde mandaten aan te geven of dat een valse aangifte indient, houdt op deel te maken van de gemeenteraad.

Volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten, deelt de Regering of haar gemachtigde de betrokkene tegen ontvangbewijs de feiten mede, die van dien aard zijn dat ze het verval als gevolg hebben.

De betrokkene beschikt dan over twee maanden om zijn aangifte te rechtvaardigen of te wijzigen. Als binnen die twee maanden de betrokken zich niet heeft gerechtvaardigd of zijn aangifte niet heeft gewijzigd, wordt hem een laatste herinnering bij aangetekend schrijven overgemaakt en beschikt hij dan over een laatste termijn van één maand.

Indien de betrokkene, zelfs bij ontstentenis van enige kennisgeving, zijn bediening blijft uitoefenen hoewel hij kennis heeft van de oorzaak van het verval, is hij strafbaar met de straffen bepaald in artikel 262 van het Strafwetboek.

Volgens de modaliteiten vastgesteld door de Regering en als zij erom heeft verzocht na de betrokkene gehoord te hebben eventueel vergezeld van de raadsheer van zijn keuze, stelt de Regering of haar gemachtigde het verval in een met redenen omklede beslissing vast. Deze beslissing wordt door de Regering of haar gemachtigde medegedeeld aan het betrokken raadslid en aan het college dat er de raad van kennis geeft.

Een op artikel 16 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State gegrond beroep wordt worden tegen deze beslissing ingesteld.

Het moet binnen acht dagen na de kennisgeving ervan ingediend worden.

De Regering of haar gemachtigde zal volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten een jaarlijks verslag over de toepassing van dit artikel bekendmaken.

De Regering bepaalt de nadere regels voor de uitvoering van dit artikel.

Deze § 2 is niet van toepassing op de wedden genoten door de federale Ministers en Staatssecretarissen en door de leden van een gewestelijke of gemeenschappelijke Regering »; 3. § 2 wordt § 3;4. Een § 4 luidend als volgt, wordt toegevoegd : « § 4.Jaarlijks moet het gemeenteraadslid vóór 1 april van het volgende jaar een schriftelijke aangifte indienen bij de Regering of haar gemachtigde in de vormen en volgens de modaliteiten bepaald door de Regering, waarin hij alle mandaten, leidende functies of beroepen, ongeacht de aard, vermeldt, die hij tijdens het vorige jaar heeft uitgeoefend zowel in de openbare sector als voor rekening van elke natuurlijke persoon of rechtspersoon, van elke instelling of feitelijke vereniging gevestigd in België of in het buitenland.

Die aangifte bepaalt voor elk mandaat, functie of beroep of het al dan niet bezoldigd wordt, en de voor de uitoefening van elk openbaar mandaat jaarlijks genoten bedragen. » De Regering of haar gemachtigde maakt de in het eerste lid bedoelde aangiften bekend overeenkomstig de door de Regering bepaalde modaliteiten.

Het gemeenteraadslid dat verzuimt één of meer mandaten aan te geven of dat een valse aangifte indient, houdt op deel te maken van de gemeenteraad.

De Regering of haar gemachtigde deelt de betrokkene tegen ontvangbewijs de feiten mede, die van dien aard zijn dat ze het verval als gevolg hebben.

De betrokkene beschikt dan over twee maanden om zijn aangifte te rechtvaardigen of te wijzigen. Als binnen die twee maanden de betrokken zich niet heeft gerechtvaardigd of zijn aangifte niet heeft gewijzigd, wordt hem een laatste herinnering bij aangetekend schrijven overgemaakt en beschikt hij dan over een laatste termijn van één maand.

Indien de betrokkene, zelfs bij ontstentenis van enige kennisgeving, zijn bediening blijft uitoefenen hoewel hij kennis heeft van de oorzaak van het verval, is hij strafbaar met de straffen bepaald in artikel 262 van het Strafwetboek.

Volgens de modaliteiten vastgesteld door de Regering en als zij erom heeft verzocht na de betrokkene gehoord te hebben eventueel vergezeld van de raadsheer van zijn keuze, stelt de Regering of haar gemachtigde het verval in een met redenen omklede beslissing vast. Deze beslissing wordt door de Regering of haar gemachtigde medegedeeld aan het betrokken raadslid en aan het college dat er de raad van kennis geeft.

Een op artikel 16 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State gegrond beroep wordt tegen deze beslissing ingesteld.

Het moet binnen acht dagen na de kennisgeving ervan ingediend worden.

De Regering bepaalt de nadere regels voor de uitvoering van dit artikel. » Art. 8 (voormalig artikel 7). Artikel L1122-9 wordt vervangen door volgende bepaling : « Art. L1122-9. Het ontslag uit de functies van gemeenteraadslid wordt schriftelijk medegedeeld aan de raad die het bij de eerste vergadering na deze kennisgeving aanvaardt.

Het ontslag heeft uitwerking met ingang van de datum waarop de raad het aanvaardt, en wordt door de gemeentesecretaris medegedeeld aan de betrokkene. Een op artikel 16 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State gegrond beroep wordt tegen deze beslissing ingesteld. Het moet binnen acht dagen na de kennisgeving ervan ingediend worden.

Art. 9 (voormalig artikel 8). Artikel L1122-11 wordt aangevuld met het volgende lid : « Naast de verplichting bedoeld in artikel 26bis, § 5, tweede lid, van de wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, kan de gemeenteraad gemeenschappelijke vergaderingen houden met de raad voor maatschappelijk welzijn. » Art. 10 (voormalig artikel 9). Artikel L1122-15 wordt aangevuld met het volgende lid : « Vóór de goedkeuring door de raad van meerderheidspact bedoeld in artikel L1123-1 wordt de raad voorgezeten door het gemeenteraadslid dat aan het einde van de vorige legislatuur de functie van burgemeester, of, bij ontstenis, een functie van schepen met de hoogste rang of, bij ontstenis, een functie van raadslid naar de orde van hun anciënniteit in de raad uitoefende. Bij gelijke anciënniteit wordt het oudste lid gekozen onder de politieke formaties die de beginselen van de democratie zoals met name verwoord door Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden en de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd of welke andere genocide ook, alsmede de door de Grondwet gewaarborgde rechten en vrijheden in acht nemen. Bij ontstenis wordt de raad voorgezeten door de kandidaat die bij de laatste verkiezingen de meeste voorkeurstemmen heeft verkregen op de lijst met het grootste kiescijfer. » Art. 11 (voormalig artikel 10). Artikel L1122-18 wordt aangevuld met de volgende leden : « Het huishoudelijk reglement bepaalt de voorwaarden waaronder een voorrangstabel van de gemeenteraadsleden wordt vastgesteld. "Het huishoudelijk reglement bepaalt de voorwaarden waaronder de gemeenschappelijke vergaderingen van de gemeenteraad en van de raad voor maatschappelijk welzijn worden georganiseerd.

Het huishoudelijk reglement bepaalt de modaliteiten voor de toepassing van artikel L1123-1, § 1, tweede lid, en noemt de bedoelde afgeleide mandaten op.

De gemeenteraad keurt in zijn huishoudelijk reglement beroeps- en ethiekregels goed.

Deze regels bekrachtigen met name de weigering om een mandaat dat niet volkomen zou kunnen uitgeoefend worden, te aanvaarden, de regelmatige deelname aan de vergaderingen van de raad, van het college en van de commissies, de verhoudingen tussen de gekozenen en het plaatstelijke bestuur, het welwillend gehoor en de informatie van de bewoner. » Art. 12 (voormalig artikel 11). In artikel L1122-19 worden de woorden "en de burgemeester" vervangen door de woorden "en het college".

Art. 13 (voormalig artikel 12). Artikel L1122-24 wordt aangevuld met de volgende leden : « Elk agendapunt waarvoor een beslissing moet worden genomen, moet onder de voorwaarden bepaald in het huishoudelijk reglement vergezeld gaan van een beraadslagingsontwerp.

Het gemeenteraadslid dat vraagt om een punt dat aanleiding geeft tot een beslissing op de agenda te plaatsen, voegt een beraadslagingsontwerp bij zijn aanvraag.

Art. 14 (voormalig artikel 13). Hoofdstuk III, afdelingen 1 en 2, van Boek I, van het eerste deel dat de artikelen L1123-1 tot en met L1123-14 wordt vervangen als volgt : HOOFDSTUK III. - De burgemeester en het gemeentecollege Afdeling 1. - De politieke fracties en de meerderheidspact

Art. L1123-1. § 1. Het raadslid of de raadsleden gekozen op dezelfde lijst gedurende de verkiezingen vormen een politieke fractie waarvan de benaming die van voornoemde lijst is.

Het gemeenteraadslid dat tijdens de legislatuur uit zijn politieke fractie aftreedt, is van rechtwege ontslagnemend van alle mandaten die hij onder afgeleide titel uitoefende wegens zijn hoedanigheid van gemeenteraadslid.

Voor de toepassing van dit artikel en van artikel L1123-4 wordt dit raadslid beschouwd als reeds behorend tot de verlaten politieke fractie. § 2. Uiterlijk 15 december na de verkiezingen worden het of de pactontwerpen aan de gemeentesecretaris overhandigd.

Het pactontwerp omvat de aanwijzing van de politieke fracties die erbij betrokken zijn, de identiteit van de burgemeester, de schepenen alsmede die van de voorzitter van de gepolste raad voor maatschappelijk welzijn indien de wetgeving die op hem van toepassing is, zijn aanwezigheid binnen het gemeentecollege voorziet. In die pact worden personen met verschillend geslacht voorgedragen.

Het pactontwerp wordt getekend door het geheel van de erin aangewezen personen en door de meerderheid van de leden van elke politieke fractie waaronder minstens één lid wordt voorgedragen om deel te nemen aan het college.

Wanneer een fractie alleen uit twee leden bestaat, wordt het pactonwerp door minstens één van beide ondertekend.

Het pactontwerp dat de vorige leden niet conform is, is nietig.

De handtekening van een raadslid op een pactontwerp dat niet door de meerderheid van zijn politieke fractie wordt ondertekend, is nietig. § 3. Het meerderheidspact wordt aangenomen bij meerderheid van de aanwezige leden van de raad uiterlijk binnen drie maanden na de geldigheidsdatum van de verkiezingen. § 4. Indien geen meerderheidspact ingediend is noch goedgekeurd is binnen drie maanden na de geldigverklaring van de verkiezingen, kan een Regeringscommissaris worden aangeduid. Hij handelt de lopende zaken rechtens het college af, dat deze opdracht krachtens artikel L1121-2 vervulde.

Het punt betreffende de goedkeuring van het meerderheidspact wordt tot zijn goedkeuring geplaatst op de agenda van elke raad.

Art. L1123-2. Tijdens de legislatuur kan een aanhangsel bij de meerderheidspact aangenomen worden om te voorzien in de definitieve vervangen van een lid van het college in de gevallen bedoeld in de artikelen L1123-6, L1123-7, L1123-12, L1125-2 en L1125-7 of in de aanwijzing van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn indien de op hem toepasselijke wetgeving in zijn aanwezigheid binnen het gemeentecollege voorziet.

Het aanhangsel wordt bij meerderheid van de aanwezige leden van de raad aangenomen.

Het nieuwe lid van het college voltooit het mandaat van het lid dat het vervangt. Afdeling 2. - Het gemeentecollege

Art. L1123-3. Het college bestaat uit de burgemeester, de schepenen en de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn indien de wetgeving die op hem van toepassing is, in zijn aanwezigheid binnen het gemeentecollege voorziet.

Het bestaat uit personen met verschillend geslacht.

Het college is verantwoordelijke voor de raad.

Art. L1123-4. § 1. Van rechtswege tot burgemeester gekozen wordt het raadslid met de Belgische nationaliteit dat de meeste voorkeurstemmen heeft verkregen op de lijst met de meeste stemmen onder de politieke fracties die betrokken zijn bij het meerderheidspact aangenomen krachtens artikel L1123-1.

Bij staking van stemmen is de orde van de lijst doorslaggevend. § 2. Indien het in § 1 bedoelde raadslid ervan afziet deze functie uit te oefenen of, onverminderd artikel L1123-4, als hij definitief ophoudt deze functie uit te oefenen, wordt van rechtswege tot burgemeester gekozen, het raadslid met de Belgische nationaliteit dat, na hem, binnen dezelfde politieke fractie, de meeste stemmen bij de laatste verkiezingen heeft verkregen enzovoorts.

Als alle raadsleden van de politieke fractie die partij is bij het meerderheidsakkoord en die de meeste voorkeurstemmen heeft verkregen bij de laatste verkiezingen, ervan afzien deze functie uit te oefenen, wordt tot burgemeester gekozen het raadslid dat de meeste voorkeurstemmen heeft verkregen in de politieke fractie, die partij is bij het meerderheidsakkoord en dat het tweede stemmental bij de laatste verkiezingen heeft verkregen. § 3. Het raadslid dat ervan afziet de functie van burgemeester die hem krachtens §§ 1 en 2 toevertrouwd is, uit te oefenen of dat ervan afziet, nadat het die functie uitgeoefend heeft, mag geen lid zijn van het gemeentecollege tijdens de legislatuur.

Art. L1123-5. Bij ontstentenis of verhindering van de burgemeester, wordt zijn ambt waargenomen door de schepen met de Belgische nationaliteit die door de burgemeester gemachtigd is. Bij onstentenis wordt hij vervangen door de schepen met de Belgische nationaliteit die de eerste in rang is.

Als verhinderd wordt de burgemeester beschouwd, die het ambt van minister, staatssecretaris, lid van een Regering of gewestelijk staatssecretaris uitoefent tijdens de uitoefening van dat ambt.

Art. L1123-6. De Regering of haar gemachtigde kan de burgemeester wegens kennelijk wangedrag of grove nalatigheid schorsen of afzetten die vooraf zal worden gehoord. De schorsing mag drie maanden niet overschrijden.

De afgezette burgmeester mag niet tijdens dezelfde legislatuur herverkozen worden.

Art. L1123-7. Het ontslag uit de functies van burgemeester wordt schriftelijk medegedeeld aan de raad die het bij de eerste vergadering na deze kennisgeving aanvaardt.

Het ontslag heeft uitwerking met ingang van de datum waarop de raad het aanvaardt.

De burgemeester verliest deze hoedanigheid als hij ophoudt deel uit te maken van de raad.

Art. L1123-8. § 1er. De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn heeft, indien de op hem toepasselijke wetgeving in zijn aanwezigheid binnen het gemeentecollege voorziet, zitting met raadgevende stem binnen het college, behalve bij uitoefening van het toezicht op de beslissingen van de raad voor maatschappelijk welzijn.

In dit geval wordt hij op zijn verzoek of op verzoek van het college gehoord maar hij neemt geen deel aan de beraadslagingen.

Als hij er geen lid van is, heeft hij zitting met raadgevende stem binnen de gemeenteraad.

De gemeenteraad kan beslissen het in artikel L1123-9 bedoelde aantal aanwezige schepenen in het gemeentecollege met één eenheid te verminderen.

Bij de volledige vernieuwing van de gemeenteraden wordt het in artikel L1123-9 bepaalde aantal schepenen overeenkomstig artikel L1121-3 met één eenheid verminderd in de gemeenten met minstens 20 000 inwoners.

De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn oefent zijn eigen bevoegdheden uit. Zoals de andere leden van het college werkt hij meer aan de verdeling van de schepenbevoegdheden, indien de wetgeving die op hem van toepassing is, in zijn aanwezigheid binnen het gemeentecollege voorziet. § 2. De schepenen worden onder de leden van de raad gekozen.

Er wordt van de in het vorige lid bedoelde regel afgeweken voor één van de schepenen als alle raadsleden van de politieke fracties gebonden door het meerderheidspact van hetzelfde geslacht zijn. De aldus aangewezen schepen is in ieder geval stemgerechtigd in het college. Hij heeft zitting met raadgevende stem binnen de raad.

Wanneer een schepen geen lid is van de raad, moet hij de verkiesbaarheidsvoorwaarden bedoeld in artikel L4125-1 vervullen en behouden.

Het meerderheidspact vermeldt de politieke fractie waartoe de buiten de raad gekozen schepen behoort. § 3. Van rechtswege tot schepenen worden gekozen, de raadsleden van wie de identiteit vermeld staat op de lijst bedoeld in het krachtens artikel L1123-1 aangenomen meerderheidspact.

De rang van de schepenen wordt bepaald door hun plaats op de lijst bedoeld in de meerderheidspact.

Art. L1123-9. Er zijn : - twee schepenen in de gemeenten van minder dan 1 000 inwoners; - drie schepenen in de gemeenten van 1 000 tot 4 999 inwoners; - vier schepenen in de gemeenten van 5 000 tot 9 999 inwoners; - vijf schepenen in de gemeenten van 10 000 tot 19 999 inwoners; - zes schepenen in de gemeenten van 20 000 tot 29 999 inwoners; - zeven schepenen in de gemeenten van 30 000 tot 49 999 inwoners; - acht schepenen in de gemeenten van 50 000 tot 99 999 inwoners; - negen schepenen in de gemeenten van 1 000 000 tot 199 999 inwoners; - tien schepenen in de gemeenten van 200 000 en meer.

Art. L1123-10. § 1. De afwezige of verhinderde schepen wordt voor de verhinderingsperiode op de voordracht van het college vervangen door een raadslid aangewezen door de raad onder de raadsleden van de politieke fractie waartoe hij behoort. Bij onstentenis kan hij vervangen worden door een raadslid afkomstig van een andere politieke fractie gebonden bij het meerderheidspact.

Voor de toepassing van deze regel wordt rekening gehouden met de in artikel L1125-2 bedoelde onverenigbaarheden.

De afwezige of verhinderde schepen wordt onder de voorwaarden bepaald bij artikel L1123-8, § 2, tweede lid, vervangen door een buiten de raad gekozen schepen behorend tot dezelfde politieke fractie als alle leden van het college en alle raadsleden die behoren tot de politieke fracties gebonden door het meerderheispact, van hetzelfde geslacht zijn. § 2. Als verhinderd wordt de schepen beschouwd, die het ambt van minister, staatssecretaris, lid van een Regering of gewestelijk staatssecretaris uitoefent tijdens de uitoefening van dat ambt.

De schepen die bij de geboorte of de adoptie van een kind ouderschapsverlof wenst op te nemen, wordt op eigen verzoek, schriftelijk gericht aan het college, vervangen tijdens de periode bedoeld in artikel L1122-6.

Art. L1123-11. Het ontslag uit de functies van schepen wordt schriftelijk medegedeeld aan de raad, die het bij de eerste vergadering na deze kennisgeving aanvaardt.

Het ontslag heeft uitwerking met ingang van de datum waarop de raad het aanvaardt.

Art. L1123-12. De schepen die bij zijn verkiezing lid van de raad is, verliest deze hoedanigheid als hij ophoudt deel uit te maken van de raad.

Art. L1123-13. De Regering of haar gemachtigde kan een schepen wegens kennelijk wangedrag of grove nalatigheid schorsen of afzetten, die vooraf zal worden gehoord. De schorsing mag drie maanden niet overschrijden.

De afgezette schepen mag niet tijdens dezelfde gemeentelegislatuur herverkozen worden. Afdeling 3. - De uitvoering van de verantwoordelijkheid van het

gemeentecollege Art. L1123-14. § 1. Het college zoals elk van zijn leden is verantwoordelijk voor de raad.

De raad kan een motie van wantrouwen aannemen tegen het college of tegen één of meer van zijn leden.

Deze motie is ontvankelijk indien zij een opvolger voor het college, aan één of meer van zijn leden volgens het geval voordraagt.

Wanneer ze het geheel van het college betreft, is ze slechts ontvankelijk als ze ingediend wordt door minstens de helft van de raadsleden van elke politieke fractie die een alternatieve meerderheid vormt.

In dit geval vormt het voordragen van een opvolger aan het college een nieuw meerderheidspact.

Wanneer ze één of meer leden van het college betreft, is ze slechts ontvankelijk als ze ingediend wordt door minstens de helft van de raadsleden van elke politieke fractie die meewerken aan het meerderheidspact.

De stemming over de motie mag pas aan het einde van een termijn van minimum drie dagen volgend op haar overhandiging aan de gemeentesecretaris gebeuren.

Ze kan slechts bij meerderheid van de leden van de raad aangenomen worden.

De aanneming van de motie leidt tot het ontslag van het college of van het/de betwiste lid/leden en tot de verkiezing van het nieuwe college of van zijn nieuw(e) lid(leden). § 2. Wanneer een in § 1 bedoelde motie tegen de burgemeester is gericht worden de regels bedoeld in artikel L1123-4 voor zijn vervanging toegepast voor zover de burgemeester tegen wie een motie van wantrouwen is gestemd, niet meer in aanmerking wordt genomen. § 3. Een motie van wantrouwen betreffende het geheel van het college mag niet ingediend worden vóór het verval van een termijn van een anderhalf jaar volgend op de installatie van het gemeentecollege.

Wanneer een motie van wantrouwen tegen het geheel van het college door de raad is aangenomen, mag geen nieuwe gezamenlijke motie van wantrouwen ingediend worden vóór het verval van een termijn van één jaar.

Geen motie van wantrouwen betreffende het geheel van het college mag ingediend worden na 30 juni van het jaar vóór de verkiezingen. » Art. 15 (voormalig artikel 14). De afdelingen 3, 4, 5 en 6 van hoofdstuk 3, Boek I, van het eerste deel worden respectievelijk de afdelingen 4, 5, 6 en 7.

Art. 16 (voormalig artikel 15). Artikel L1123-16 wordt gewijzigd als volgt : 1° in het eerste lid, worden de woorden "tenzij de vervangen burgemeester verhinderd is wegens ziekte of vervulling van een onbezoldigde openbare dienst" geschrapt;2° het derde lid wordt vervangen door volgende bepaling : « De verhinderde burgemeester of schepen krijgt geen wedde voor de periode waarin hij verhinderd is wordt tenzij hij voor ziekte vervangen is.» Art. 17 (voormalig artikel 15bis ). Artikel L1123-17 wordt vervangen door volgende bepaling : « Art. L1123-17. § 1. De som van de burgemeesters- of schepenenwedde en van de vergoedingen, wedden, aanwezigheidsgelden en andere voordelen bepaald door de Regering, die de burgemeester of schepen genieten als vergoeding van activiteiten die zij buiten hun mandaat uitoefenen, is gelijk aan of lager dan anderhalve keer het bedrag van de parlementaire vergoedingen van de leden van de Kamer der volksvertegenwoordigers en de Senaat.

In dit bedrag worden meeberekend, de vergoedingen, wedden, aanwezigheidsgelden en andere voordelen bepaald door de Regering die voortvloeien uit de uitoefening van een openbaar mandaat, een openbare functie of een openbaar ambt van politieke aard.

Onder afgeleid mandaat wordt verstaan elke functie uitgeoefend door een gemachtigde bedoeld in dit Wetboek binnen een rechtspersoon of een feitelijke vereniging en die hem toevertrouwd is wegens zijn oorspronkelijk mandaat ofwel door de overheid waarin hij dit mandaat uitoefent, ofwel op elke andere wijze.

Indien het maximumbedrag vastgesteld in het eerste lid overschreden wordt, wordt het bedrag van de wedde van de burgemeester of van de schepen en/of van de vergoedingen, wedden of aanwezigheidsgelden of andere voordelen bepaald door de Regering die genoten zijn als vergoedingen van activiteiten die zij buiten zijn mandaat uitoefent, dienovereenkomstig verminderd.

De burgemeesters en schepenen moeten binnen zes maanden na hun eedaflegging de openbare mandaten, openbare functies, openbare afgeleide mandaten of openbare ambten van politieke aard die ze buiten hun mandaat hebben uitgeoefend, en de vergoedingen, wedden, aanwezigheidsgelden en andere voordelen bepaald door de Regering die ze krachtens deze laatste hebben genoten, bij de gemeentesecretaris aangeven.

De burgemeesters en schepenen moeten elke verandering tijdens de legislatuur betreffende de openbare mandaten, openbare functies, openbare afgeleide mandaten of openbare ambten van politieke aard die ze buiten hun mandaat hebben uitgeoefend, en de vergoedingen, wedden, aanwezigheidsgelden en andere voordelen bepaald door de Regering die ze krachtens deze laatste hebben genoten, bij de gemeentesecretaris aangeven.

De gemeentesecretaris maakt deze aangiften, vergezeld in voorkomend geval van een verminderingsplan, over aan de Regering of aan haar afgevaardigde.

Indien het in het eerste lid bedoelde maximumbedrag overschreden wordt, zal de Regering of haar afgevaardige in de vorm en binnen de termijnen bepaald door de Regering ervoor zorgen dat de in het vierde lid bedoelde vermindering tot het passende beloop uitgevoerd wordt.

De burgemeester of de schepen zal eerst gehoord worden door de Regering of haar gemachtigde of een vertegenwoordiger van deze laatste.

De gemeente en de privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersonen die schuldenaar zijn van de vergoedingen, wedden, aanwezigheidsgelden en andere voordelen bepaald door de Regering, zijn gehouden over te gaan tot de vermindering op de sommen en ten belope van de door de Regering of haar gemachtigde opgelegde bedragen.

De burgemeester of de schepen die verzuimt één of meer bezoldigde mandaten aan te geven of dat een valse aangifte indient, houdt op deel te maken van de gemeenteraad.

Volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten, deelt de Regering of haar gemachtigde de betrokkene tegen ontvangbewijs de feiten mede, die van dien aard zijn dat ze het verval als gevolg hebben.

De betrokkene beschikt dan over twee maanden om zijn aangifte te rechtvaardigen of te wijzigen. Als binnen die twee maanden de betrokkene zich niet heeft gerechtvaardigd of zijn aangifte niet heeft gewijzigd, wordt hem een laatste herinnering bij aangetekend schrijven overgemaakt; hij beschikt dan over een laatste termijn van één maand.

Indien de betrokkene, zelfs bij ontstentenis van enige kennisgeving, zijn bediening blijft uitoefenen hoewel hij kennis heeft van de oorzaak van het verval, is hij strafbaar met de straffen bepaald in artikel 262 van het Strafwetboek.

Volgens de modaliteiten vastgesteld door de Regering en als zij erom heeft verzocht na de betrokkene gehoord te hebben eventueel vergezeld van de raadsheer van zijn keuze, stelt de Regering of haar gemachtigde het verval in een met redenen omklede beslissing vast. Deze beslissing wordt door de Regering of haar gemachtigde medegedeeld aan de betrokken burgemeester of schepen en aan het college dat er de raad van kennis geeft. Een op artikel 16 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State gegrond beroep wordt tegen deze beslissing ingesteld.

Het moet binnen acht dagen na de kennisgeving ervan ingediend worden.

De Regering bepaalt de nadere regels voor de toepassing van dit artikel.

De Regering of haar gemachtigde zal volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten een jaarlijks verslag over de toepassing van dit artikel bekendmaken. « § 2. Jaarlijks moeten de burgemeesters en schepenen vóór 1 april van het volgende jaar een schriftelijke aangifte indienen bij de Regering of haar gemachtigde in de vormen en volgens de modaliteiten bepaald door de Regering, waarin zij alle mandaten, leidende functies of beroepen, ongeacht de aard, vermelden, die ze tijdens het vorige jaar hebben uitgeoefend zowel in de openbare sector als voor rekening van elke natuurlijke persoon of rechtspersoon, van elke instelling of feitelijke vereniging gevestigd in België of in het buitenland.

Die aangifte bepaalt voor elk mandaat, functie of beroep of het al dan niet bezoldigd wordt, en de voor de uitoefening van elk openbaar en privaat mandaat jaarlijks geïnde bedragen.

De Regering of haar gemachtigde maakt de in het eerste lid bedoelde aangiften bekend overeenkomstig de door de Regering bepaalde modaliteiten.

De burgemeester of de schepen die verzuimt één of meer mandaten aan te geven of die een valse aangifte indient, houdt op deel te maken van de gemeenteraad.

De Regering of haar gemachtigde deelt de betrokkene tegen ontvangbewijs de feiten mede, die van dien aard zijn dat ze het verval als gevolg hebben.

De betrokkene beschikt dan over twee maanden om zijn aangifte te rechtvaardigen of te wijzigen. Als binnen die twee maanden de betrokken zich niet heeft gerechtvaardigd of zijn aangifte niet heeft gewijzigd, wordt hem een laatste herinnering bij aangetekend schrijven overgemaakt; hij beschikt dan over een laatste termijn van één maand.

Indien de betrokkene, zelfs bij ontstentenis van enige kennisgeving, zijn bediening blijft uitoefenen hoewel hij kennis heeft van de oorzaak van het verval, is hij strafbaar met de straffen bepaald in artikel 262 van het Strafwetboek.

Volgens de modaliteiten vastgesteld door de Regering en als zij erom heeft verzocht na de betrokkene gehoord te hebben eventueel vergezeld van de raadsheer van zijn keuze, stelt de Regering of haar gemachtigde het verval in een met redenen omklede beslissing vast. Deze beslissing wordt door de Regering of haar gemachtigde medegedeeld aan de betrokken burgemeester of schepen en aan het college dat er de raad van kennis geeft. Een op artikel 16 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State gegrond beroep wordt tegen deze beslissing ingesteld.

Het moet binnen acht dagen na de kennisgeving ervan ingediend worden.

De Regering bepaalt de nadere regels voor de uitvoering van dit artikel. » Art. 18 (voormalig artikel 16). Artikel L1125-1 wordt gewijzigd als volgt : 1° De eerste zin van het eerste lid wordt vervangen als volgt : "De volgende personen mogen niet deel uitmaken van de gemeenteraden noch van de gemeentecolleges :";2° in punt 5° van het eerste lid worden de woorden "en de dienstplichtigen" geschrapt;3° in het eerste lid worden de volgende punten toegevoegd : "9° de leden van de hoven, rechtbanken, parketten en de griffiers van de rechterlijke orde;10° de raadsheren van de Raad van State;11° de secretarissen en ontvangers van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, waarvoor de gemeente bevoegd is.»; 4° in het tweede lid worden de woorden "en met 8°" worden vervangen door de woorden "en met 11°". Art. 19 (voormalig artikel 17). Artikel L1125-2 wordt gewijzigd als volgt : 1° het derde lid wordt vervangen door volgende bepaling : « Naast de in artikel L1125-1 bedoelde onverenigbaarheden kunnen de volgende personen geen lid zijn van het gemeentecollege : 1° de bedienaren van de erediensten en vrijzinnige afgevaardigden;2° de agenten der fiscale besturen, in de gemeenten die tot hun werk- of ambtsgebied horen, behoudens door de regering toegestane afwijking;3° de echtgenoot of de wettelijke samenwonende van de secretaris of van de gemeentelijke ontvanger.»; 2° in het tweede lid worden de woorden "Vanaf 8 oktober 2006" vervangen door de woorden "Voor 2006". Art. 20 (voormalig artikel 18). Artikel L1125-3 wordt gewijzigd als volgt : 1° in het eerste lid worden de woorden "of wettelijke samenwonenden" toegevoegd na de woorden "of echtgenoten" en worden de woorden "of twee echtgenoten" vervangen door de woorden ", twee echtgenoten of twee wettelijke samenwonenden";2° in het tweede lid worden de woorden "of twee echtgenoten" vervangen door de woorden ", twee echtgenoten of twee wettelijke samenwonenden";3° in het vijfde lid worden de woorden "of bij het wettelijk samenwonen" ingevoegd tussen de woorden "huwelijk" en de woorden "tussen raadsleden";4° in het zevende lid worden de woorden "leden van het college" geschrapt. Art. 21 (voormalig artikel 19). Artikel L1125-7 wordt vervangen door volgende bepaling : « Art. L1125-7. Het college dat feiten vaststelt die van dien aard zijn dat ze de in de artikelen L1125-5 en L1125-6 bedoelde onverenigbaarheden tot gevolg hebben, stelt er de raad in kennis van en deelt deze feiten onmiddellijk aan de Regering mede.

De Regering of haar gemachtigde waarbij de zaak krachtens het vorige lid of van ambtswege anhangig werd gemaakt, deelt de betrokkenen tegen ontvangbewijs de feiten mede, die van dien aard zijn dat ze de onverenigbaarheid als gevolg hebben.

Op zijn vroegst acht dagen na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde kennisgeving en als ze daarom heeft verzocht en na de betrokkene, eventueel vergezeld van de raadsheer van zijn keuze gehoord te hebben, stelt de Regering of haar gemachtigde het verval in een met redenen omklede beslissing vast. Deze beslissing wordt door de Regering of haar gemachtigde medegedeeld aan het betrokken raadslid en aan het college dat er de raad van kennis geeft. Een op artikel 16 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State gegrond beroep wordt tegen deze beslissing ingesteld. Het moet binnen acht dagen na de kennisgeving ervan ingediend worden.

Art. 22 (voormalig artikel 20). In artikel L1125-10 worden de woorden "en de burgemeester" vervangen door de woorden "en het college".

Art. 23 (voormalig artikel 21). Artikel L1126-1 wordt vervangen door volgende bepaling : « Art. L1126-1. § 1. De gemeenteraadsleden, de vertrouwenspersonen bedoeld in artikel L1122-8, de leden van het gemeentecollege leggen vóór hun ambtsaanvaarding de volgende eed af : " Ik zweer getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk. " § 2. Deze eed wordt in openbare vergadering afgelegd.

De gemeenteraadsleden leggen de eed af in handen van de voorzitter van de raad.

Na goedkeuring van een meerderheidspact legt de kandidaat-burgemeester de eed af in handen van de voorzitter van de raad.

Als de burgemeester wiens naam op de goedgekeurde meerderheidspact vermeld staat, de belaste burgemeester is, legt hij de eed af in handen van de eerste belaste schepen.

De schepenen leggen vóór hun ambtsaanvaarding de eed af in handen van de burgemeester. » Art. 24 (voormalig artikel 21bis ). 1. In artikel L1312-1 wordt het tweede lid vervangen door volgende bepaling : « Jaarlijks vergadert de gemeenteraad in de loop van het eerste kwartaal om de jaarrekeningen van het vorige dienstjaar af te wikkelen. Die jaarrekeningen omvatten de begrotingsrekening, de resultaatrekening en de balans.

Het in artikel L1122-23 bedoelde verslag wordt bij de rekeningen gevoegd samen met de lijst van de aannemers van overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten waarvoor de gemeenteraad de gunningswijze heeft gekozen en de voorwaarden heeft bepaald ». 2. In artikel L2231-8 wordt het eerste lid vervangen door volgende bepaling : « Jaarlijks bepaalt de provincieraad de rekeningen van de provincie voor het vorige boekjaar.De jaarlijkse rekeningen omvatten de begrotingsrekening, de resultaatrekeningen en de balans alsmede de lijst van de aannemers van overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten waarvoor de provincieraad de gunningswijze heeft gekozen en de voorwaarden heeft bepaald. » HOOFDSTUK II. - De districten Art. 25 (voormalig artikel 22). In artikel L1412-1, wordt § 3 vervangen door volgende bepaling : § 3. De bepalingen van de artikelen L1121-2, L1122-2, L1122-3, derde lid, L1122-4, L1122-5, L1122-6, L1122-7, § 1, L1122-8, L1122-9, L1123-10, L1125-1, L1125-3, L1125-5, L1125-6, L1125-7, L1126-1 en L1126-2 betreffende de gemeenteraden en hun leden zijn van overeenkomstige toepassing op de districtsraden en hun leden, evenwel met dienverstande dat : 1° in artikel L1122-5, artikel L1122-6, artikel L1125-5, artikel L1125-6 en artikel L1125-7, de woorden "het gemeentecollege" of "het college" vervangen moeten worden door de woorden "het bureau van de districtsraad ";2° in artikel L1126-1 de woorden "de burgemeester" vervangen moeten worden door de woorden "de voorzitter van de districtraad". Art. 26 (voormalig artikel 23). Artikel L1413-1 wordt vervangen door volgende bepaling : « Art. L1413-1. § 1. De districtsraden kiezen uit hun midden een voorzitter en de leden van het bureau. Een lid van het gemeentecollege zit de installatievergadering voor tot wanneer het bureau wordt verkozen. De verkiezing gebeurt door goedkeuring van akte van voordracht van kandidaten. De verkozenen van de raad kunnen een dergelijke akte voordragen. Ze moeten daartoe deze gedagtekende akte in handen van de voorzitter neerleggen uiterlijk drie dagen vóór de vergadering van de raad waar de verkiezing van het bureau op de agenda staat. Om ontvankelijk te zijn, moet op een akte van voordracht zoveel kandidaten voorkomen als er leden en een kandidaat van elk geslacht deel uitmaken van het bureau van de districtsraad De akte van voordracht moet ondertekend zijn door een meerderheid van hen die op dezelfde lijst werden verkozen en door de kandidaten die op de voordrachtlijst voor het bureau voorkomen. Ook ingeval op de voordrachtlijst kandidaten voorkomen die verkozen werden op verschillende lijsten, moet de akte telkens ondertekend zijn door de meerderheid van de verkozenen van elke lijst waarvan zich een verkozene als kandidaat op de akte van voordracht voor het districtsbureau bevindt. Ingeval de lijst waarop het kandidaat-bureaulid voorkwam slechts twee verkozenen telt, volstaat, voor de naleving van het voorgaande, de handtekening van één onder hen. Behoudens in geval van overlijden van, of afstand van het mandaat van districtsraadslid door een voorgedragen kandidaat, kan niemand meer dan één akte van voordracht ondertekenen. Ingeval van overlijden van, of afstand van het mandaat van districtsraadslid door een voorgedragen kandidaat kunnen er, tot op de samenkomst van de districtsraad ter verkiezing van het bureau, nieuwe lijsten worden ingediend bij de voorzitter van de vergadering. Deze akten moeten aan de bovenvermelde voorwaarden beantwoorden. De eerste op de akte van voordracht vermelde kandidaat wordt bij verkiezing automatisch voorzitter van de districtsraad. De rangorde van de leden van het bureau stemt overeen met de rangorde waarin de lijst werd opgemaakt.

Voor een op de akte vermelde lid kan worden afgeweken van de verplichting om de voorzitter en de leden van het bureau binnen de districtsraad te kiezen om alzo de aanwezigheid van een lid van elk geslacht binnen het bureau te waarborgen. De voorzitter of het lid van het bureau dat geen lid is van de districtsraad moet voldoen aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden bepaald in artikel L1412-1. Hij is stemgerechtigd in het bureau en hij heeft zitting in de raad met raadgevende stem.

De verkiezing geschiedt bij geheime stemming en bij volstrekte meerderheid. Wanneer er slechts één lijst werd voorgedragen, geschiedt de stemming in één rondestemming. In elk ander geval en indien na twee stemmingen geen akte de meerderheid heeft verkregen, geschiedt de herstemming over de twee lijsten die de meeste stemmen hebben behaald.

Staken de stemmen bij herstemming dan is de akte die de jongste kandidaat bevat, verkozen.

Deze installatievergadering wordt samengeroepen door het college van burgemeester en schepenen van de gemeente, ten laatste op 31 januari van het jaar volgend op de verkiezingen. § 2. Bij een tussentijdse vacature voor het lidmaatschap van het bureau of het voorzitterschap tengevolge van ontslag of overlijden, gaat de raad binnen drie maanden over tot de opvolging.

De verkozenen voor de raad kunnen daartoe kandidaten voordragen.

Hiervoor dient per mandaat een gedagtekende akte van voordracht te worden neergelegd in de handen van de voorzitter van de raad, uiterlijk drie dagen voor de vergadering waar de verkiezing op de agenda staat.

Om ontvankelijk te zijn, moeten de akten van voordracht ten minste ondertekend zijn door een meerderheid van hen die op dezelfde lijst zijn verkozen en door de voorgedragen kandidaat die van hetzelfde geslacht moet zijn als de vervangen raadsheer, tenzij de kandidaat van het geslacht is dat het minst vertegenwoordigd is in het bureau.

Ingeval de akte waarop het kandidaat-bureaulid of de kandidaat-voorzitter voorkomen slechts twee verkozenen telt, volstaat, voor de naleving van het voorgaande, de handtekening van één onder hen. Behoudens ingeval van overlijden van, of afstand van het mandaat van districtsraadslid door een voorgedragen kandidaat, kan niemand meer dan één akte van voordracht ondertekenen.

De verkiezing geschiedt bij geheime stemming en bij volstrekte meerderheid door zoveel afzonderlijke stemmingen als er tijdens de vergadering van de raad mandaten te begeven zijn.

Wanneer voor een te begeven mandaat slechts één kandidaat werd voorgedragen geschiedt de stemming in één ronde. In elk ander geval en indien na twee stemmingen geen kandidaat de meerderheid heeft verkregen, geschiedt de herstemming over de twee kandidaten die de meeste stemmen hebben behaald. Staken de stemmen bij herstemming dan is de akte die de oudste kandidaat bevat, verkozen.

Als het bij het overgaan tot de laatste verkiezing blijkt dat de leden van het bureau alle van hetzelfde geslacht zijn, worden één of meer kandidaten van het andere geslacht mondeling voorgedragen. De aldus voorgedragen kandidatuur kan die zijn van een persoon die geen lid is van de raad en voldoet dan aan de voorwaarden bepaald in § 1, tweede lid. Dit laatste lid wordt bij volstrekte meerderheid van de leden van de raad verkozen. § 3. Het aantal leden van het bureau, met inbegrip van de voorzitter, wordt bepaald op twee derde van het aantal te verkiezen leden, met een maximum van vijf. Bij breuk wordt afgerond naar het hoger aantal.

Artikel L1121-3 is van overeenkomstige toepassing. § 4. De bepalingen van de artikelen L1121-2, L1123-3, L1123-5, L1123-7, L1123-10, L1123-11, L1123-1, L1123-13, L1123-15, L1123-16, L1123-18, L1125-2, L1125-4, L1126-1 en L1126-2 zijn voorzover zij respectievelijk de burgemeester en de schepenen betreffen ook van toepassing respectievelijk op de voorzitter en op de leden van het bureau met dien verstande dat : 1° in artikel L1123-10 worden de woorden "het college" vervangen door de woorden "het bureau".2° de wedde van de leden van het bureau en van de voorzitter wordt bepaald door de regering, daarbij kan rekening gehouden worden met de omvang van de bevoegdheden die aan de districten toegewezen worden, alsook met het inwonersaantal van het district;3° de in artikel L1123-11 voor het ontslag van een schepen opgenomen regeling zowel geldt voor de voorzitter als voor de leden van het bureau;Het ontslag wordt bij de districtsraad ingediend. 4° de in artikel L1123-13 voor de schorsing en de afzetting van de schepenen opgenomen bepalingen gelden zowel voor de voorzitter als voor de leden van het bureau. Art. 27 (voormalig artikel 23bis ). In artikel L2212-7 wordt er een paragraaf twee en een paragraaf drie, luidend als volgt, toegevoegd : « § 2. De som van het aanwezigheidsgeld van het provincieraadslid en van de vergoedingen, wedden, aanwezigheidsgelden en andere voordelen zoals door de regering omschreven, die het provincieraadslid geniet ter vergoeding van activiteiten die buiten het mandaat om zijn uitgeoefend, is gelijk aan of lager dan anderhalve keer het bedrag van de parlementaire vergoeding die genoten wordt door de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers en van de Senaat.

Voor de berekening van dat bedrag worden in overweging genomen, de vergoedingen, wedden, aanwezigheidsgelden en andere voordelen zoals omschreven door de regering, voortvloeiend uit de uitoefening van een openbaar mandaat, een openbare functie, een afgeleid openbaar mandaat of een openbaar ambt van politieke aard.

Onder afgeleid mandaat wordt elke functie verstaan die uitgeoefend wordt door een mandataris zoals bedoeld in dit Wetboek, in een rechtspersoon of een feitelijke vereniging die hij op grond van zijn oorspronkelijk mandataat gekregen heeft of van het orgaan waarin hij dat mandaat uitoefent, dan wel op om het even welke andere manier.

Indien het grensbedrag vastgesteld in lid één overschreden wordt, wordt het bedrag van het aanwezigheidsgeld van het provincieraadslid en/of van de vergoedingen, wedden, aanwezigheidsgelden en andere voordelen zoals door de regering omschreven, die genoten worden ter vergoeding van activiteiten die buiten het mandaat om zijn uitgeoefend, tot het maximumbedrag verminderd.

Het provincieraadslid is ertoe gehouden binnen de zes maanden na zijn eedaflegging bij de provinciegriffier aangifte te doen van zijn openbare mandaten, openbare functies, openbare afgeleide mandaten of openbare ambten van politieke aard die het buiten zijn mandaat om heeft uitgeoefend, evenals van de vergoedingen, wedden, aanwezigheidsgelden en andere voordelen, zoals omschreven door de regering, die het ter uitvoering ervan genoten heeft.

Het provincieraadslid is ertoe gehouden bij de provinciegriffier aangifte te doen van elke wijziging die in de loop van de legislatuur optreedt in zijn openbare mandaten, openbare functies, openbare afgeleide mandaten of openbare ambten van politieke aard die het buiten zijn mandaat om heeft uitgeoefend, evenals van de vergoedingen, wedden, aanwezigheidsgelden en andere voordelen, zoals omschreven door de regering, die het ter uitvoering ervan genoten heeft.

De provinciegriffier maakt die aangiften, samen met, indien nodig, een verminderingsplan, aan de regering of haar gemachtigde over.

Wordt het grensbedrag vastgesteld in lid één overschreden, waakt de regering of haar gemachtigde er in de vorm en binnen de termijn vastgesteld door de regering over dat de vermindering doorgevoerd wordt tot het maximumbedrag is bereikt, zoals bedoeld in lid vier.

De provinciegriffier wordt vooraf gehoord door de regering of haar gemachtigde of haar vertegenwoordiger.

De provincie en de privaat- of publiekrechtelijke rechtspersonen die wedden, vergoedingen, aanwezigheidsgelden en andere voordelen zoals omschreven door de regering, verschuldigd zijn, worden ertoe gehouden op die sommen de bedragen in te houden die de regering of haar gemachtigde bevolen heeft.

Het provincieraadslid dat nalaat om van één of meerdere bezoldigde mandaten aangifte te doen of die een valse aangifte indient, houdt op deel uit te maken van de provincieraad.

Op de door de regering vastgestelde wijze maakt de regering of haar gemachtigde betrokkene tegen bericht van ontvangst een kennisgeving over van de feiten die tot het verval aanleiding geven.

Vervolgens beschikt betrokkene over twee maanden om zijn aangifte te verantwoorden of te wijzigen. Als betrokkene zich niet heeft verantwoord of zijn aangifte niet heeft gewijzigd op het einde van die twee maanden, wordt hem bij aangetekend schrijven een laatste herinnering overgemaakt; vervolgens beschikt hij over een laatste termijn van één maand.

Als betrokkene met kennis van de reden van zijn verval, zelfs bij uitblijven van elke kennisgeving, zijn bediening blijft uitoefenen, wordt hij bestraft met de straffen bepaald bij artikel 262 van het Strafwetboek.

Op de door de regering vastgestelde wijze en, indien hij erom verzoekt, na betrokkene, eventueel bijgestaan door de raadsman van zijn keuze, te hebben gehoord, stelt de regering of haar gemachtigde het verval in een gemotiveerde beslissing vast. Van die beslissing wordt door de regering of haar gemachtigde kennis gegeven aan het betrokken raadslid en aan het college, dat de raad erover inlicht.

Tegen die beslissing kan een op artikel 16 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State gegrond beroep ingediend worden.

Het moet binnen de acht dagen na kennisgeving ervan ingediend worden.

De regering of haar gemachtigde zal op de door de regering vastgestelde wijze jaarlijks een verslag indienen over de toepassing van dit artikel.

Deze § 2 geldt niet voor de wedden genoten door de federale ministers en staatssecretarissen en door de leden van een Gewest- of Gemeenschapsregering.

De regering bepaalt de nadere regels en de termijnen voor de naleving van dit artikel. § 3. Jaarlijks is het provincieraadslid ertoe gehouden om in de vorm en op de wijze vastgesteld door de regering vóór 1 april van het daarop volgende jaar een schriftelijke verklaring bij de regering of haar gemachtigde in te dienen waarin het alle mandaten, leidende functies of beroepen vermeldt, ongeacht de aard ervan, die het in de loop van het vorige jaar uitgeoefend heeft, zowel bij de overheid als in opdracht van elke natuurlijke of rechtspersoon, van elke instelling of feitelijke vereniging, gevestigd in België of in het buitenland.

In die verklaring wordt voor elk mandaat, elke functie of elk beroep aangegeven of het al dan niet bezoldigd is, evenals welke bedragen jaarlijks voor de uitoefening van elk openbaar mandaat genoten wordt.

De regering of haar gemachtigde maakt de verklaringen zoals bedoeld in lid één op de door de regering vastgestelde wijze bekend.

Het provincieraadslid dat nalaat om van één of meerdere mandaten aangifte te doen of dat een valse aangifte indient, houdt op deel uit te maken van de provincieraad.

Op de door de regering vastgestelde wijze maakt de regering of haar gemachtigde betrokkene tegen bericht van ontvangst een kennisgeving over van de feiten die tot het verval aanleiding geven.

Als betrokkene met kennis van de reden van zijn verval, zelfs bij uitblijven van elke kennisgeving, zijn bediening blijft uitoefenen, wordt hij bestraft met de straffen bepaald bij artikel 262 van het Strafwetboek.

Vervolgens beschikt betrokkene over twee maanden om zijn aangifte te verantwoorden of te wijzigen. Als betrokkene zich niet heeft verantwoord of zijn aangifte niet heeft gewijzigd op het einde van die twee maanden, wordt hem bij aangetekend schrijven een laatste herinnering overgemaakt; vervolgens beschikt hij over een laatste termijn van één maand.

Op de door de regering vastgestelde wijze en, indien hij erom verzoekt, na betrokkene, eventueel bijgestaan door de raadsman van zijn keuze, te hebben gehoord, stelt de regering of haar gemachtigde het verval in een gemotiveerde beslissing vast. Van die beslissing wordt door de regering of haar gemachtigde kennis gegeven aan het betrokken raadslid en aan het college, dat de raad erover inlicht.

Tegen die beslissing kan een op artikel 16 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State gegrond beroep ingediend worden.

Het moet binnen de acht dagen na kennisgeving ervan ingediend worden.

De regering bepaalt de nadere regels en de termijnen voor de uitvoering van dit artikel. » Art. 28 (voormalig artikel 23ter ). 1. Artikel L4123-6 wordt opgeheven.2. Artikel L4123-10 wordt opgeheven.3. Lid één van artikel L4123-11 wordt opgeheven. HOOFDSTUK III. - De provincies Art. 29 (voormalig artikel 24). In artikel L2212-9 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° lid één wordt opgeheven;2° in voormalig lid drie, nu lid twee, worden de woorden "wegens de vervulling van zijn actieve militaire diensttijd of van zijn burgerdienst als gewetensbezwaarde" geschrapt;3° in voormalig lid vier, nu lid drie, worden de woorden "het eerste en het tweede lid zijn" vervangen door de woorden "Lid één is". Art. 30 (voormalig artikel 25bis /1). Artikel L2212-11 wordt aangevuld met volgende leden : « Elk agendapunt waarover beslist dient te worden moet binnen de voorwaarden van het huishoudelijk reglement een ontwerp van beraadslaging en besluit als bijlage hebben.

Het provincieraadslid dat erom verzoek een punt waarover beslist moet worden, in de agenda op te nemen voegt een ontwerp van beraadslaging en besluit bij zijn verzoek. » Art. 31 (voormalig artikel 25/2). In artikel L2212-11 : 1. wordt lid twee geschrapt;2. wordt in het nieuwe lid drie volgende volzin toegevoegd : « Indien de raad in de loop van één jaar minstens tienmaal vergaderd heeft, wordt het aantal raadsleden dat vereist is om de raad bijeen te roepen, tijdens het daarop volgende jaar beperkt tot het kwart der provincieraadsleden.» Art. 32 (voormalig artikel 25bis ). In artikel L2212-14 wordt er een lid twee, luidend als volgt, toegevoegd : « De raad bepaalt in zijn huishoudelijk reglement regels betreffende deontologie en ethiek. Die regels bekrachtigen meer bepaald de weigering om een mandaat te aanvaarden dat niet ten volle kan worden waargenomen, het regelmatig bijwonen van de raads-, college- en commissievergaderingen, de betrekkingen tussen de verkozenen en het provinciebestuur en het verstrekken van informatie aan de burger. » Art. 33 (voormalig artikel 26). De artikelen L2212-39 tot en met L2212-44 worden vervangen als volgt : « Afdeling 3. - Het provinciecollege Onderafdeling 1. - Politieke fracties - Meerderheidspact Wijze van aanwijzing en statuut van de leden van het provinciecollege Art. L2212-39. § 1. Het raadslid of de raadsleden die op eenzelfde lijst zijn verkozen bij verkiezingen vormen een politieke fractie met als benaming, de lijstnaam.

Het raadslid dat in de loop van de legislatuur uit zijn politieke fractie ontslag neemt is van rechtswege ontslagnemend uit alle mandaten die het, daarvan afgeleid, wegens zijn hoedanigheid van provincieraadslid.

Voor de toepassing van dit artikel en van artikel L2212-44 wordt dat raadslid beschouwd als verder deel uitmakend van de politieke fractie die het verlaten heeft. § 2. Uiterlijk 15 november volgend op de verkiezingen wordt het ontwerp-pact of worden de ontwerp-pacten bij de provinciegriffier ingediend.

In het ontwerp-pact worden de politieke fracties die er deel van uitmaken en de identiteit van de provinciaal gedeputeerden opgegeven.

Het betreft personen van beide geslachten.

Het ontwerp-pact wordt door alle daarin vernoemde personen ondertekend, alsook door de meerderheid der leden van elke politieke fractie waarvan minstens één lid voorgedragen wordt om deel van het college uit te maken.

Indien een fractie uit slechts twee leden bestaat, wordt het ontwerp-pact minstens door één van beiden ondertekend.

Het ontwerp-pact dat niet beantwoordt aan vorige leden, is nietig.

Nietig is de ondertekening, door een raadslid, van het ontwerp-pact dat niet ondertekend is door de meerderheid van zijn politieke fractie. § 3. Het meerderheidspact wordt door de meerderheid der aanwezige leden goedgekeurd, uiterlijk binnen de drie maanden volgend op de datum van geldigverklaring van de verkiezingen. § 4. Zonder indiening van of stemming over een meerderheidspact binnen de drie maanden volgend op de datum van geldigverklaring van de verkiezingen, kan er een regeringscommissaris worden aangesteld. Hij handelt de lopende zaken af in de plaats van het college dat die opdracht waarnam krachtens artikel L2212-43.

Het punt betreffende de goedkeuring van het meerderheidspact wordt, tot het wordt goedgekeurd, overgedragen naar de agenda van elke raadsvergadering. § 5. In de loop van de legislatuur kan er een bijvoegsel bij het meerderheidspact worden goedgekeurd om in de definitieve vervanging van een collegelid te voorzien in de gevallen bedoeld in de artikelen L2212-42, §§ 3, 4 en 5, en L2212-44.

Het bijvoegsel wordt door de meerderheid der in de raad aanwezige leden goedgekeurd.

Het nieuwe collegelid voltooit het mandaat van degene die het vervangt.

Art. L2212-40. § 1. Het college bestaat uit zes provinciaal gedeputeerden die voor zes jaar gekozen zijn uit midden van de raad.

Het bestaat uit personen van beide geslachten.

Het college is verantwoordelijk voor de raad. § 2. Van de regel bepaald in lid één van vorige paragraaf wordt voor één der provinciaal gedeputeerden afgeweken indien alle raadsleden van de politieke fracties die door het meerderheidspact gebonden zijn, van hetzelfde geslacht zijn. De aldus aangewezen provinciaal gedeputeerde heeft in ieder geval stemrecht in het college. Hij zetelt met raadgevende stem in de raad.

Indien een provinciaal gedeputeerde niet lid is van de raad, dient hij de verkiesbaarheidsvoorwaarden vastgesteld in artikel L4155-1 te vervullen en te blijven vervullen.

Het meerderheidspact wijst de politieke fractie aan waaraan de provinciaal gedeputeerde, die buiten de raad verkozen wordt, toegevoegd wordt. § 3. De raadsleden wier identiteit vermeld is op de lijst opgenomen in het meerderheidspact dat overeenkomstig artikel L2212-39 goedgekeurd is, zijn van rechtswege verkozen.

De rang van de provinciaal gedeputeerden wordt bepaald door de plaats die ze innemen op de lijst opgenomen in het meerderheidspact.

Art. L2212-41. De provinciaal gedeputeerden leggen de eed af in de handen van de voorzitter van de provincieraad, staande de vergadering.

Art. L2212-42. § 1. De verhinderde provinciaal gedeputeerde wordt voor de periode die met de verhindering overeenstemt op voordracht van het college vervangen door een raadslid aangewezen uit de raadsleden van de politieke fractie waar hij deel van uitmaakt.

Voor de toepassing van die regel wordt rekening gehouden met de onverenigbaarheden vermeld in artikel L2212-74.

De verhinderde provinciaal gedeputeerde kan onder de voorwaarden vastgesteld bij artikel L2212-40, § 2, lid twee, vervangen worden door een gedeputeerde van buiten de raad indien alle collegeleden en alle raadsleden van de politieke fracties die door het meerderheidspact gebonden zijn, van hetzelfde geslacht zijn. § 2. De provinciaal gedeputeerde die ouderschapsverlof wenst op te nemen bij de geboorte of de adoptie van een kind kan op eigen verzoek, schriftelijk gericht aan het college, vervangen worden voor de periode bedoeld in artikel L2212-9. § 3. Elke provinciaal gedeputeerde die tijdens één ononderbroken maand van de vergaderingen afwezig blijft zonder toestemming van het provinciecollege, wordt geacht ontslagnemend te zijn.

Dat ontslag gaat pas in na goedkeuring ervan door de provincieraad. § 4. Het ontslag uit de functies van de provinciaal gedeputeerde wordt schriftelijk medegedeeld aan de raad die het bij de eerste vergadering na deze kennisgeving aanvaardt.

Het ontslag heeft uitwerking met ingang van de datum waarop de raad het aanvaardt. § 5. De provinciaal gedeputeerde die bij zijn verkiezing lid van de raad is, verliest deze hoedanigheid als hij ophoudt deel uit te maken van de raad.

Art. L2212-43. Onverminderd artikel L2212-39, § 4, handelen de ontslagnemende provinciaal gedeputeerden en de provinciaal gedeputeerden die aftreden bij een algehele hernieuwing en het college dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een motie zoals bedoeld in artikel L2212-44 de lopende zaken van de provincie af totdat hun opvolgers hun ambt aanvaarden.

Art. L2212-44. - § 1. Het college zoals elk van zijn leden is verantwoordelijk voor de raad.

De raad kan elk ogenblik een motie van wantrouwen aannemen tegen het college of tegen één of meer van zijn leden.

Deze motie is ontvankelijk indien zij een opvolger aan het college, aan één of meer van zijn leden volgens het geval voordraagt.

Wanneer ze het geheel van het college niet betreft, is ze slechts ontvankelijk als ze ingediend wordt door minstens de helft van de raadsleden van elke politieke fractie die een alternatieve meerderheid vormt.

In dit geval vormt het voordragen van een opvolger aan het college een nieuw meerderheidspact.

Wanneer ze één of meer leden van het college betreft, is ze slechts ontvankelijk als ze ingediend wordt door minstens de helft van de raadsleden van elke politieke fractie die meerwerken aan de meerderheidspact.

De stemming over de motie mag pas plaatsvinden aan het einde van een termijn van minimum drie dagen volgend op het indienen ervan tijdens de vergadering van de raad.

Ze kan slechts bij meerderheid van de leden van de raad aangenomen worden.

De aanneming van de motie leidt tot het ontslag van het college of van het/de betwiste lid/leden en tot de verkiezing van het nieuwe college of van zijn nieuw(e) lid(leden). § 2. Een motie van wantrouwen betreffende het geheel van het college mag niet ingediend worden vóór het verval van een termijn van anderhalf jaar volgend op de installatie van het provinciecollege.

Wanneer een motie van wantrouwen tegen het geheel van het college door de raad is aangenomen, mag geen nieuwe gezamenlijke motie van wantrouwen ingediend worden vóór het verval van een termijn van één jaar.

Geen motie van wantrouwen betreffende het geheel van het college mag ingediend worden na 30 juni van het jaar vóór de verkiezingen. » Art. 34 (voormalig artikel 26). Artikel L2212-45 wordt gewijzigd als volgt : 1. § 3 wordt vervangen door volgende bepaling : « § 3.Het bedrag van de vergoedingen, wedden, presentiegelden en andere voordelen zoals bepaald door de Regering ontvangen als bezoldiging voor de door de provinciaal gedeputeerde naast zijn mandaat als provinciaal gedeputeerde uitgeoefende activiteiten, mag de helft van het bedrag van de in § 1 vastgestelde wedden niet overschrijden.

In dit bedrag worden meeberekend, de vergoedingen, wedden of aanwezigheidsgelden die voortvloeien en andere voordelen bepaald door de Regering die voortvloeien uit de uitoefening van een openbaar mandaat, een openbare functie of een openbaar ambt van politieke aard.

Onder afgeleid mandaat wordt verstaan elke functie uitgeoefend door een gemachtigde bedoeld in dit Wetboek binnen een rechtspersoon of een feitelijke vereniging en die hem toevertrouwd is wegens zijn oorspronkelijk mandaat ofwel door de overheid waarin hij dit mandaat uitoefent, ofwel op elke andere wijze.

Indien het maximumbedrag vastgesteld in het eerste lid overschreden wordt, wordt het bedrag van het aanwezigheidsgeld en/of van de vergoedingen, wedden of aanwezigheidsgelden of andere voordelen bepaald door de Regering die geïnd zijn als vergoedingen van activiteiten die hij buiten zijn mandaat uitoefent, dienovereenkomstig verminderd.

De provinciaal gedeputeerde moet binnen zes maanden na zijn eedaflegging de mandaten, functies, afgeleide mandaten of openbare ambten van politieke aard die hij buiten zijn mandaat heeft uitgeoefend, en de vergoedingen, wedden, aanwezigheidsgelden en andere voordelen bepaald door de Regering die krachtens deze laatse zijn geïnd, bij de provinciegriffier aangeven.

De provinciaal gedeputeerde moet elke verandering tijdens de legislatuur betreffende de mandaten, functies, afgeleide mandaten of openbare ambten van politieke aard die hij buiten zijn mandaat heeft uitgeoefend, en de vergoedingen, wedden, aanwezigheidsgelden en andere voordelen bepaald door de Regering die krachtens deze laatse zijn geïnd, bij de provinciegriffier aangeven.

De provinciegriffier maakt deze aangiften, vergezeld in voorkomend geval van een verminderingsplan, over aan de Regering of aan haar gemachtigde.

Indien het in het eerste lid bedoelde maximumbedrag overschreden wordt, zal de Regering of haar afgevaardige in de vorm en binnen de termijnen bepaald door de Regering ervoor zorgen dat de in het vierde lid bedoelde vermindering tot het passende beloop uitgevoerd wordt.

De provinciaal gedeputeerde zal eerst gehoord worden door de Regering of haar gemachtigde of een vertegenwoordiger van deze laatste.

De provincie en de privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersonen die schuldenaar zijn van de vergoedingen, wedden, aanwezigheidsgelden of andere voordelen bepaald door de Regering, zijn gehouden over te gaan tot de vermindering op de sommen en en ten belope van de door de Regering of haar gemachtigde opgelegde bedragen.

De provinciaal gedeputeerde die verzuimt één of meer mandaten aan te geven of die een valse aangifte indient, houdt op deel te maken van de provincieraad.

Volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten, deelt de Regering of haar gemachtigde de betrokkene tegen ontvangbewijs de feiten mede, die van dien aard zijn dat ze het verval als gevolg hebben.

De betrokkene beschikt dan over twee maanden om zijn aangifte te rechtvaardigen of te corrigeren. Als binnen die twee maanden de betrokkene zich niet heeft gerechtvaardigd of zijn aangifte niet heeft gewijzigd, wordt hem een laatste herinnering bij aangetekend schrijven overgemaakt; hij beschikt dan over een laatste termijn van één maand.

Indien de betrokkene, zelfs bij ontstentenis van enige kennisgeving, zijn functies blijft uitoefenen hoewel hij kennis heeft van de oorzaak van het verval, is hij strafbaar met de straffen bepaald in artikel 262 van het Strafwetboek.

Volgens de modaliteiten vastgesteld door de Regering en als zij erom heeft verzocht na de betrokkene gehoord te hebben eventueel vergezeld van de raadsheer van haar keuze, stelt de Regering of haar gemachtigde het verval in een met redenen omklede beslissing vast. Deze beslissing wordt door de Regering of haar gemachtigde medegedeeld aan de betrokken provinciaal gedeputeerde en aan het college dat er de raad van kennis geeft. Een op artikel 16 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State gegrond beroep wordt tegen deze beslissing ingesteld.

Het moet binnen acht dagen na de kennisgeving ervan ingediend worden.

De Regering of haar gemachtigde zal volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten een jaarlijs verslag over de toepassing van dit artikel bekendmaken.

De Regering bepaalt de nadere regels voor de toepassing van dit artikel. »; 2. Het derde lid van § 4 wordt opgeheven;3. Een § 6 luidend als volgt, wordt toegevoegd : « § 6.Jaarlijks moet de provinciaal gedeputeerde vóór 1 april van het volgende jaar een schriftelijke aangifte indienen bij de Regering of haar gemachtigde in de vormen en volgens de modaliteiten bepaald door de Regering, waarin hij alle mandaten, leidende functies of beroepen, ongeacht de aard, vermeldt, die hij tijdens het vorige jaar heeft uitgeoefend zowel in de openbare sector als voor rekening van elke natuurlijke persoon of rechtspersoon, van elke instelling of feitelijke vereniging gevestigd in België of in het buitenland.

Die aangifte bepaalt voor elk mandaat, functie of beroep of het al dan niet bezoldigd wordt, en de voor de uitoefening van elk openbaar en privaat mandaat jaarlijks geïnde bedragen. » De Regering of haar gemachtigde maakt de in het eerste lid bedoelde aangiften bekend overeenkomstig de door de Regering bepaalde modaliteiten.

De provinciaal gedeputeerde die verzuimt één of meer mandaten aan te geven of dat een valse aangifte indient, houdt op deel te maken van de provincieraad.

De Regering of haar gemachtigde deelt de betrokkene tegen ontvangbewijs de feiten mede, die van dien aard zijn dat ze het verval als gevolg hebben.

De betrokkene beschikt dan over twee maanden om zijn aanfigte te rechtvaardigen of te corrigeren. Als binnen die twee maanden de betrokkene zich niet heeft gerechtvaardigd of zijn aangifte niet heeft gewijzigd, wordt hem een laatste herinnering bij aangetekend schrijven overgemaakt; hij beschikt dan over een laatste termijn van één maand.

Indien de betrokkene, zelfs bij ontstentenis van enige kennisgeving, zijn bediening blijft uitoefenen hoewel hij kennis heeft van de oorzaak van het verval, is hij strafbaar met de straffen bepaald in artikel 262 van het Strafwetboek.

Volgens de modaliteiten vastgesteld door de Regering en als zij erom heeft verzocht na de betrokkene gehoord te hebben eventueel vergezeld van de raadsheer van haar keuze, stelt de Regering of haar gemachtigde het verval in een met redenen omklede beslissing vast. Deze beslissing wordt door de Regering of haar gemachtigde medegedeeld aan de betrokken provinciaal gedeputeerde en aan het college dat er de raad van kennis geeft. Een op artikel 16 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State gegrond beroep wordt tegen deze beslissing ingesteld.

Het moet binnen acht dagen na de kennisgeving ervan ingediend worden.

De Regering bepaalt de nadere regels voor de uitvoering van dit artikel. » Art. 35 (voormalig artikel 27). Artikel L2212-6, tweede lid, wordt vervangen als volgt : « In geval van verhindering worden zijn bediening door de provinciaal gedeputeerde waargenomen die de eerste is in rang is, tenzij de voorzitter een andere provinciaal gedeputeerde gemachtigd heeft om hem te vervangen. » Art. 36 (voormalig artikel 28). Afdeling 7 van hoofdstuk II van titel I van Boek II van het tweed deel, met als opschrift "Onverenigbaarheden en belangenconflicten", wordt vervangen als volgt : « Afdeling 7. - Onverenigbaarheden en belangenconflicten Art. L2212-74. § 1. Van de provincieraden en -colleges mogen geen deel uitmaken : 1° De leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers, van de Senaat of van het Europees Parlement;2° de leden van de parlementen van de Gewesten en Gemeenschappen;3° de federale ministers en staatssecretarissen;4° de leden van een gewestelijke of gemeenschappelijke regering;5° de leden van de Europese Commissie;6° de gouverneurs, de vice-gouverneurs en de adjunct-gouverneurs;7° de arrondissementscommissarissen;8° desecretarissen en ontvangers van de gemeente en van openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de provinciale griffiers;9° de leden van de hoven, rechtbanken, parketten en de griffiers;10° de raadsheren van de Raad van State;11° de militairen in actieve dienst, behalve de wederopgeroepen reserveofficieren en de dienstplichtigen;12° De ontvangers of rekenplichtige ambtenaren van de Staat, het Gewest of de Gemeenschap;13° De ambtenaren en beambten van de provincie, met inbegrip van de leraars, en de arrondissementscommissariaten;14° de beambten van het bosbeheer, wanneer hun bevoegdheid zich uitstrekt tot beboste eigendommen die aan het bosbeheer onderworpen zijn en die toebehoren aan de provincie waarin zij hun ambt wensen uit te oefenen; § 2. Indien echtgenoten of wettelijke samenwonende door hetzelfde kiescollege tot raadslid zijn gekozen, mag alleen degene die de meeste stemmen heeft verkregen, en bij gelijk stemmenaantal, alleen de oudste zitting nemen in de raad.

Voor de toepassing van deze bepaling worden, zowel voor de een als voor de ander, alle lijststemmen welke door overdracht zijn toegekend aan de kandidaten die op de gekozene volgen na de volgorde van de lijst, beschouwd als toegekend aan de gekozene.

Worden twee echtgenoten of wettelijke samenwonenden gekozen, de een tot gewoon raadslid, de ander tot plaatsvervangend raadslid, dan geldt het verbod om zitting te nemen alleen voor de opvolger.

Tussen opvolgers die voor opengevallen plaatsen in aanmerking komen, wordt de voorrang allereerst bepaald naar tijdsorde van de vacatures.

Bij huwelijk of in geval van wettelijk samenwonen tussen raadsleden neemt hun mandaat een einde.

Art. L2212-75. De voorzitter, de ondervoorzitter(s) en de leden van het bureau van de provincieraad alsmede de voorzitters van de overeenkomstig artikel L2212-14 opgerichte commissies kunnen geen lid zijn van het provinciecollege.

Art. L2212-76. § 1. Provinciegouverneur, provinciegriffier of arrondissementscommissaris kunnen niet zijn : 1° de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers, van het Senaat, van de gewestelijke en gemeenschappelijke regeringen, de federale ministers en Staatssecretarissen alsmede de leden van gewestelijke en gemeenschappelijke regeringen;2° de bedienaren van de erediensten en vrijzinnige afgevaardigden;3° de personen bezoldigd door een privaatrechtelijk rechtspersoon voor andere functies dan die van gouverneur of griffier;4° de met een onderwijsambt belaste personen, die door de Staat, de gemeenschappen, de provincie of de gemeente bezoldigd of gesubsidieerd worden met uitzondering van de gewone en buitengewone hoogleraren en de docenten aan de Rijksuniversiteiten; 5° de burgemeesters, de schepenen, de gemeenteraadsleden, de voorzitters en raadsleden van de O.C.M.W., de gemeentesecretarissen en -ontvangers en de ontvangers van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; 6° de advocaten, de gerechtsdeurwaarden en de notarissen;7° de titularissen van ambten bedoeld in artikel L2212-74, § 1, met uitzondering van de punten 6° en 7° en de provinciegriffiers. § 2. Het ambt van provinciegouverneur, van provinciegriffier en van arrondissementscommissaris is onverenigbaar met enig ander ambt dat rechtstreeks onder het gezag staat van de gouverneur, van de provincieraad of van de bestendige deputatie. § 3. Er mag geen echtverbintenis en geen bloed- of aanverwantschap tot en met de vierde graad bestaan tussen de provinciegouverneur, de provinciegriffier en de arrondissementscommissarissen, noch tussen een van de twee eerstgenoemden en een lid van het provinciecollege; ze mogen ook niet wettelijk samenwonenden zijn.

Aanverwantschap tot stand gekomen tijdens de duur van het ambt. Dit geldt niet voor het geval van huwelijk of wettelijk samenwonen.

Art. L2212-77. § 1. Van het provinciecollege kunnen geen lid zijn : 1° de bedienaren van de erediensten en vrijzinnige afgevaardigden;2° het personeel van de gemeentebesturen;3° de echtgenoot of de wettelijke samenwonende van de provinciegriffer. § 2. Het ambt van provinciaal gedeputeerde kan niet worden gecumuleerd met meer dan één bezoldigd uitvoerend mandaat.

Als bezoldigd uitvoerende mandaten in de zin van vorig lid worden beschouwd : 1° elk mandaat in een openbare of particuliere instelling, uitgeoefend als vertegenwoordiger van het Rijk, van een gemeenschap, van een gewest, van een provincie of van een gemeente, voorzover dat mandaat meer bevoegdheid verleent dan het loutere lidmaatschap van de algemene vergadering of van de raad van bestuur van die instelling en ongeacht het daaraan verbonden inkomen;2° elk mandaat in een openbare of particuliere instelling, uitgeoefend als vertegenwoordiger van het Rijk, van een gemeenschap, van een gewest, van een provincie of van een gemeente, voorzover dat mandaat een maandelijks belastbaar bruto-inkomen oplevert van minstens 500 euro aan de spilindex 138,01 van 1 januari 1990.Dat bedrag wordt jaarlijks aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen. § 3. De provinciaal gedeputeerde die door de regering benoemd wordt tot een bezoldigde bediening en deze aanneemt, houdt onmiddellijk op in die hoedanigheid zitting te hebben en kan eerst weer zijn ambt bekleden krachtens een nieuwe verkiezing. § 4. De leden van het college mogen niet gehuwd zijn, noch wettelijke samenwondende zijn, noch bloed- of aanverwant zijn tot en met de derde graad.

Art. L2212-78. Het is elk raadslid verboden : 1° tegenwoordig te zijn bij een beraadslaging of besluit over zaken waarbij hij een rechtstreeks belang heeft, hetzij persoonlijk, hetzij als gelastigde, voor of na zijn verkiezing, of waarbij zijn bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad of wettelijk samenwonende een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben;2° rechtstreeks of onrechtstreeks deel te nemen aan enige dienst, heffing van rechten, levering of aanbesteding ten behoeve van de provincie;3° als advocaat, notaris of zaakwaarnemer werkzaam te zijn in rechtsgedingen die tegen de provincie zijn ingesteld;het is hem verboden in dezelfde hoedanigheid ten behoeve van de provincie te pleiten, raad te geven of op te treden in enige betwiste zaak; 4° op te treden als raadsman van een personeelslid in tuchtzaken of in geval van schorsing bij ordemaatregel;5° op te treden als afgevaardigde of deskundige van een vakbond in een onderhandelings- of overlegcomité van de provincie. De bovenstaande bepalingen zijn mede van toepassing op de griffier, de ontvanger en de leden van het provinciecollege, alsook op de vertrouwenspersoon bedoeld in artikel L2212-8.

Art. L2212-79. Advocaten die provinciaal gedeputeerde zijn, mogen niet als raadsman optreden in zaken die aan de uitspraak van het college onderworpen zijn of waarvoor zij machtiging heeft gegeven om in rechte op te treden.

Zij mogen niet mede beraadslagen en besluiten over zaken waaromtrent zij geraadpleegd werden vóór hun verkiezing tot lid van het provinciecollege.

Art. L2212-80. De provinciaal gedeputeerden mogen rechtstreeks noch onrechtstreeks deelnemen aan enige dienst, heffing van rechten, levering of aanbesteding van openbare werken voor rekening van de provincie, van de Staat, van de gemeenschappen en de gewesten of van een gemeente in de provincie.

Art. L2212-81. Het is de gouverneur verboden rechtstreeks of onrechtstreeks deel te nemen aan enige levering, aanbesteding of aanneming in de provincie gedaan of te doen voor rekening van een overheid of van een openbaar bestuur.

Art. L2212-81bis. § 1. Het college dat feiten vaststelt die van dien aard zijn dat ze de in de artikelen L2212-74 tot L2212-77 bedoelde onverenigbaarheden tot gevolg hebben, stelt er de raad tegen ontvangbewijs in kennis van en deelt deze feiten onmiddellijk aan de Regering mede.

Op zijn vroegst acht dagen na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde kennisgeving en als ze daarom heeft verzocht en na de betrokkene, eventueel vergezeld van de raadsheer van zijn keuze gehoord te hebben, stelt de Regering of haar gemachtigde de onverenigbaarheid vast en neemt, in voorkomend geval, akte van het ontslag van de betrokkene in een met redenen omklede beslissing. Deze beslissing wordt door de Regering of haar gemachtigde medegedeeld aan het betrokken raadslid en aan het college dat er de raad van kennis geeft. § 2. De Regering die feiten vaststelt die van dien aard zijn dat ze de miskenning van de artikelen L2212-78 tot L2212-81 tot gevolg hebben, stelt er de raad tegen ontvangbewijs in kennis van en deelt deze feiten onmiddellijk aan de Regering mede, die van dien aard zijn dat ze het ontslag van ambtswege meeslepen.

Op zijn vroegst acht dagen na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde kennisgeving en als ze daarom heeft verzocht en na de betrokkene, eventueel vergezeld van de raadsheer van zijn keuze gehoord te hebben, stelt de Regering of haar gemachtigde de onverenigbaarheid vast en neemt, in voorkomend geval, akte van het ontslag van de betrokkene in een met redenen omklede beslissing. Deze beslissing wordt door de Regering of haar gemachtigde medegedeeld aan de betrokkene en aan het college dat er de raad van kennis geeft. » HOOFDSTUK IV. - Openbaarheid van bestuur Art. 37 (voormalig artikel 29). In artikel L3211-3 wordt punt 4 van het tweede lid vervangen door volgende bepaling : « 4° Richtlijn 90/313/EEG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van Richtlijn; ».

Art. 38 (voormalig artikel 30). In aritkel L3231-3, vijfde lid, worden de woorden "artikel 3, § 4, van de Richtlijn 90/313/EEG" vervangen door de woorden "Richtlijn 2003/4/EG) en worden de woorden "binnen een niet verlengbare termijn van zestig dagen" vervangen door de woorden "binnen een niet verlengbare termijn van één maand". HOOFDSTUK V. - De verkiezingen Art. 39 (voormalig artikel 31). Artikel L4123-3 wordt gewijzigd als volgt : 1° in § 2, tussen het eerste en het tweede lid, wordt het volgende lid ingevoegd : « In hun aanvaardingsakte verbinden de kandidaten zich ertoe tijdens de verkiezingen en gedurende hun mandaat de beginselen van de democratie van een Rechtstaat alsmede de rechten en vrijheden ingeschreven in de Grondwet, in het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van 4 november 1950 en in het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 19 december 1966 na te leven.» 2° § 3 wordt vervangen door volgende bepaling : « § 3.Op eenzelfde lijst mogen niet meer kandidaten voorkomen dan er kandidaten te kiezen zijn.

Op elke lijst mag de afwijking tussen het aantal kandidaten van elk geslacht niet kleiner zijn dan één.

De twee eerste kandidaten mogen niet van hetzelfde geslacht zijn.

De bepalingen van de drie voorgaande leden zijn enkel van toepassing bij een volledige hernieuwing van de gemeenteraad.

Art. 40 (voormalig artikel 33). Artikel L4123-8 wordt gewijzigd als volgt : 1° in § 2 moet een nieuw lid tussen het eerste en het tweede lid worden ingevoegd, luidend als volgt : « Het hoofdbureau wijst eveneens de kandidaten af die niet hebben voldaan aan de bepalingen van artikel L4123-3, § 2, lid 1, 2 en 3 ».; 2° in het derde lid worden de woorden "aan de bepalingen van artikel L4123-3, twaalfde lid" vervangen door de woorden "aan de bepalingen van artikel L4123, § 3, tweede en derde lid". Art. 41 (voormalig artikel 34). Artikel L4123-42 wordt vervangen door volgende bepaling : « Art. L4123-42. Op elke lijst waarvan één of meerdere kandidaten verkozen zijn overeenkomstig artikel L4123-40 worden de niet-verkozen kandidaten die het grootste aantal stemmen behaald hebben of bij gelijkheid van stemmen, in de orde van inschrijving op het stemtbiljet, eerste, tweede, derde opvolger, enz. verklaard. Er wordt niet rekening gehouden in deze verrichting met het aantal stemmen die gunstig zijn voor de volgorde van voordracht, zoals bepaald in artikel L4123-40, tweede lid. » Art. 42 (voormalig artikel 35). Artikel L4125-1, wordt aangevuld als volgt : « 4° zij die veroordeeld zijn wegens de misdrijven bedoeld in de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie of grond van de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd; deze onverkiesbaarheid eindigt twaalf jaar na de veroordeling 5° zij die, onverminderd de toepassing van de bepalingen vermeld in 1° en 2°, bestuurder waren van een vereniging op het moment van de feiten ten gevolge waarvan ze veroordeeld is wegens één van de in de wet van 30 juli 1981 of de wet van 23 maart 1995 omschreven misdrijven;deze onverkiesbaarheid eindigt achttien jaar na de veroordeling;

Het vorige lid is niet toepasselijk op de bestuurders die bewijzen dat ze de feiten ter rechtvaardiging van de veroordeling niet kenden of bewijzen dat, toen ze daarvan kennis hebben genomen, ze zodra zijn afgetreden uit hun functies binnen bovengenoemde rechtspersoon; 6° - zij die vervallen zijn van hun mandaat overeenkomstig de artikelen L1122-7, § 2, L1123-17, § 1, L2212-7, § 2, of L2212-45, § 3; deze onverkiesbaarheid eindigt zes jaar na de kennisgeving van de beslissing van de Regering of haar gemachtigde tot vaststelling van het verval. » Art. 43 (voormalig artikel 36). In artikel L4126-1, § 1, worden de woorden "veertig dagen" vervangen door de woorden "tien dagen".

Art. 44 (voormalig artikel 37). In artikel L4126-3, § 2worden de woorden "vijfenzeventig dagen" vervangen door de woorden "vijfenveertig dagen".

Art. 45 (voormalig artikel 38). In artikel L4126-7, wordt het tweede lid van § 3 opgeheven.

Art. 46 (voormalig artikel 39). Artikel L4153-1 wordt gewijzigd als volgt : 1° in § 1 worden de twee laatste leden vervangen door volgende bepaling : « Op elke lijst mag het verschil tussen het aantal kandidaten van elk geslacht niet kleiner zijn dan één.» De twee eerste kandidaten mogen niet van hetzelfde geslacht zijn.

De bepalingen van de drie voorgaande leden zijn enkel van toepassing bij een volledige hernieuwing van de provincieraad; 2° in § 5, in fine wordt het volgende lid toegevoegd : « In hun aanvaardingsakte verbinden de kandidaten zich ertoe tijdens de verkiezingen en gedurende hun mandaat de beginselen van de democratie van een Rechtstaat alsmede de rechten en vrijheden ingeschreven in de Grondwet, in het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van 4 november 1950 en in het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 19 december 1966 na te leven. Art. 47 (voormalig artikel 40). Artikel L4153-3 wordt gewijzigd als volgt : 1° in § 1, tweede lid, worden de woorden "zevende lid" vervangen door de woorden "lid 7 en 8";2° in § 1, in fine wordt het volgende lid toegevoegd : « Het hoofdbureau wijst eveneens de kandidaten af die niet hebben voldaan aan de bepalingen van artikel L4153-3, § 5, lid 5 en 10.»; 3° in § 7, tweede lid, 6°, worden de woorden "zevende lid" vervangen door de woorden "lid 7 en 8"; Art. 48 (voormalig artikel 41). Artikel L4153-21, § 3, wordt vervangen door volgende bepaling : « § 3. Voor elke lijst waarop één of meer kandidaten gekozen zijn overeenkomstig § 1, worden de niet-gekozen kandidaten die het grootste aantal stemmen hebben behaald, of bij gelijk stemmenaantal, in de volgorde van inschrijving op het stembiljet, eerste, tweede, derde, enz., opvolger verklaard. Er wordt niet rekening gehouden in deze verrichting met het aantal stemmen die gunstig zijn voor de volgorde van voordracht, zoals bepaald in § 1 tweede en derde lid. » Art. 49 (voormalig artikel 42). Artikel L4155-1, tweede lid, wordt aangevuld als volgt : « 4° degenen die veroordeeld zijn voor de inbreuken bedoeld in de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie of grond van de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd; deze onverkiesbaarheid eindigt twaalf jaar na de veroordeling 3° zij die, onverminderd de toepassing van de bepalingen vermeld in 1° en 2°, bestuurder waren van een vereniging op het moment van de feiten ten gevolge waarvan ze veroordeeld is wegens één van de in de wet van 30 juli 1981 of de wet van 23 maart 1995 omschreven misdrijven;deze onverkiesbaarheid eindigt achttien jaar na de veroordeling.

Het vorige lid is niet toepasselijk op de bestuurders die bewijzen dat ze de feiten ter rechtvaardiging van de veroordeling niet kenden of bewijzen dat, toen ze daarvan kennis hebben genomen, ze zodra zijn afgetreden uit hun functies binnen bovengenoemde rechtspersoon; 6° zij die leden zijn van de Kamer van volksvertegenwoordigers, van de Senaat, van het Europees Parlement, van een gewestelijk of gemeenschappelijk parlement;7° de federale ministers en staatssecretarissen;8° de leden van een gewestelijke of gemeenschappelijke regering;9° de arrondissementscommissarissen;10° zij die vervallen zijn van hun mandaat overeenkomstig de artikelen L1122-7, § 2, L1123-17, § 1, L2212-7, § 2, of L2212-45, § 3;deze onverkiesbaarheid eindigt zes jaar na de kennisgeving van de beslissing van de Regering of haar gemachtigde tot vaststelling van het verval. » Art. 50 (voormalig artikel 43). De artikelen L4155-2 tot L4155-5 worden opgeheven. HOOFDSTUK VI. - Diverse en slotbepalingen Art. 51 (voormalig artikel 44). In de artikelen L1122-6, L1122-10, L1122-12, L1122-23, L1122-24, L1122-33, L1122-35, L1123-19, L1123-20, L1123-22, L1123-23, L1123-24, L1123-26, L1123-28, L1123-29, L1124-3, L1124-4, L1124-19, L1124-22, L1124-29, L1124-32, L1124-41, L1124-42, L1124-44, L1124-45, L1124-49, L1125-5, L1125-6, L1125-7, L1125-8, L1132-1, L1132-3, L1132-4, L1132-5, L1133-1, L1141-2, L1141-4, L1141-5, L1141-7, L1213-1, L1215-8, L1215-16, L1215-21, L1222-3, L1222-4, L1232-6, L1232-28, L1242-1, L1242-2, L1311-2, L1311-3, L1311-4, L1311-5, L1313-1, L1412-1, L1412-2, L1412-3, L1412-4, L1412-5, L1412-6, L1413-1, L1413-2, L1413-3, L1413-4, L1414-1, L1421-1, L1431-1, L1441-1, L2112-14, L2214-5, L3111-2, L3133-2, L3143-1, L3231-8, L3321-4, L3321-9, L4121-1, L4121-3, L4121-4, L4121-6, L4122-2, L4122-3, L4122-15, L4123-36, L4126-6, L4131-4, L4132-2, L4132-3, L4132-5, L4136-2, L4136-4, L4142-5, L4151-1, L4151-2, worden de woorden "college van burgemeester en schepenen" ou "schepencollege" vervangen door de woorden "gemeentecollege".

Art. 52 (voormalig artikel 45). De schepenen en burgemeesters in dienst op het moment van de inwerkingtreding van dit decreet worden geacht voor de bepaling van hun recht op pensioen hun maandaat vervuld te hebben tot 31 december 2006.

Art. 53 (voormalig artikel 46). Voor de toepassing van de wet van 10 maart 1980 betreffende het verlenen van de eretitels worden de burgemeesters, schepenen, gemeenteraadsleden en voorzitters van de O.C.M.W.'s in dienst op het moment van de inwerkingtreding van dit decreet geacht hun maandaat vervuld te hebben tot 31 december 2006.

Art. 54 (voormalig artikel 46bis ). Onder afgeleid mandaat wordt verstaan elke functie uitgeoefend door een gemachtigde bedoeld in dit Wetboek binnen een rechtspersoon of een feitelijke vereniging en die hem toevertrouwd is wegens zijn oorspronkelijk mandaat ofwel door de overheid waarin hij dit mandaat uitoefent, ofwel op elke andere wijze.

Is ook een afgeleid mandaat, elke functie uitgeoefend door een persoon die niet gekozen is binnen een rechtspersoon of een feitelijke vereniging en die hem toevertrouwd op al dan niet rechtstreekse wijze door een gemeente, een provincie, een intercommunale of een autonoom gemeentebedrijf of binnen één van deze laatste.

Art. 55 (voormalig artikel 46ter ). § 1. De Regering wordt ertoe gemachtigd om de bestaande wetgeving op te heffen, aan te vullen, te wijzigen of te vervangen voor de organisatie van de wijze waarop de in artikel 54 bedoelde mandaten worden uitgeoefend en eventueel bezoldigd.

In dat opzicht kan ze met name : - de voorwaarden voor de vaststelling van een kadaster van deze mandaten bepalen; - de gemachtigden en de niet-verkozenen bedoeld in artikel 54 verplichtingen opleggen opdat ze hun mandaten en alle voordelen voortvloeiend uit de uitoefening ervan zouden aangeven; - de bezoldigingsplafonds bepalen, die de betrokken gemachtigden en niet-verkozenen kunnen genieten ovor de uitoefening van hun afgeleide mandaten; - de voordelen die ze kunnen genieten, bepalen en de wijze vasstellen waarop de waarde van deze voordelen kan worden geëvalueerd naar gelang van de opgelegde bezoldigingsplafonds; - een van onderzoeksmiddelen voorzien controleorgaan oprichten dat ermee belast zal zijn het kadaster van de afgeleide mandaten vast te leggen, de aangiften van de betrokken gemachtigden en niet-verkozenen te verifiëren en in een een strafprocedure te voorzien in geval van niet-naleving van hun verplichtingen, op voorwaarde dat deze procedure de rechten van de verdediging in acht neemt en dat de Regering de straf neemt op voorstel van dat orgaan; - de samenstelling en de werking van het controleorgaan regelen; - de adminsitratieve en eventueel strafrechtelijke sancties bepalen die van toepassing zullen zijn op de gemachtigden die hun nieuw bepaalde verplichtingen niet zullen hebben nageleefd. § 2. De in § 1 bedoelde machten kunnen uitgeoefend worden tot 31 december 2006. § 3. De overeenkomstig § 1 aangenomen besluiten worden ter informatie vóór hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad overgemaakt aan de voorzitter van het Parlement. § 4. De overeenkomstig § 1 aangenomen besluiten worden bij decreet bekrachtigd door het Parlement binnen zes maanden na hun aanneming. In voorkomend geval worden ze van rechtswege opgeheven.

Art. 56 (voormalig artikel 47). De bepalingen van dit decreet betreffende de verkiezingen treden in werking bij de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Artikel L2212-44 en artikel L1123-14 inzoverre ze de stemming van een motie van wantrouwen tegen één of meer schepenen of één of meer bestendige gedeputeerden mogelijk maken en organiseren, treden in werking zodra ze in het Belgisch Staatsblad in werking treden.

Tot 8 oktober 2006 wordt verstaan, voor de toepassing van de motie van wantrouwen tegen één of meer schepenen, onder "politieke fractie die meerwerkt aan de meerderheidspact", het geheel van de verkozenen van een meerderheidslijst.

Artikel L1123-8, § 1, vierde en vijfde lid, treedt in werking op 1 oktober 2012.

De artikelen L1312-1, tweede lid, en L2231-8 van het Wetboek, sub artikel 24 van dit decreet, de artikelen 7, 17, 27, 34, 54 en 55 van dit decreet treden in werking zodra ze in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt.

De andere bepalingen treden in werking op 8 oktober 2006 met uitzondering van artikel L1123-6 van het nieuwe Wetboek dat op 1 januari 2007 in werking treedt.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Namen, op 8 december 2005.

De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE De Minister van Begroting en Financiën, Uitrusting en Patrimonium, M. DAERDEN De Minister van Vorming, Mevr. M. ARENA De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ph. COURARD De Minister van Onderzoek, Nieuwe Technologieën en Buitenlandse Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET De Minister van Economie, Tewerkstelling en Buitenlandse Handel, J.-C. MARCOURT De Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen, Mevr. Ch. VIENNE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme B. LUTGEN (1) Zitting 2005-2006. Stukken van de Raad 204 (2005-2006), nrs. 1 tot 72.

Volledig verslag, openbare vergadering van 30 november 2005.

Bespreking. Stemming.

^