Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 18 juli 2006

Uittreksel uit arrest nr. 83/2006 van 17 mei 2006 Rolnummer 3934 In zake : de vordering tot schorsing van artikel L1125-2, eerste lid, 3°, van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, zoals gewijzigd bij artikel 19 Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters P. Mart(...)

bron
arbitragehof
numac
2006202151
pub.
18/07/2006
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Uittreksel uit arrest nr. 83/2006 van 17 mei 2006 Rolnummer 3934 In zake : de vordering tot schorsing van artikel L1125-2, eerste lid, 3°, van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, zoals gewijzigd bij artikel 19 van het decreet van het Waalse Gewest van 8 december 2005, ingesteld door M. Donnez.

Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke en J. Spreutels, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de vordering en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 7 maart 2006 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 8 maart 2006, heeft M. Donnez, wonende te 7618 Taintignies, rue des Bois 16, een vordering tot schorsing ingesteld van artikel L1125-2, eerste lid, 3°, van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, zoals gewijzigd bij artikel 19 van het decreet van het Waalse Gewest van 8 december 2005 (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 2 januari 2006).

Bij hetzelfde verzoekschrift vordert de verzoekende partij eveneens de vernietiging van dezelfde decretale bepaling. (...) II. In rechte (...) B.1. Artikel L1125-2, eerste lid, van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, gewijzigd bij artikel 19, 1°, van het decreet van het Waalse Gewest van 8 december 2005 « houdende wijziging van sommige bepalingen van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie », bepaalt : « Naast de in artikel L1125-1 bedoelde onverenigbaarheden kunnen de volgende personen geen lid zijn van het gemeentecollege : 1° de bedienaren van de erediensten en vrijzinnige afgevaardigden;2° de agenten der fiscale besturen, in de gemeenten die tot hun werk- of ambtsgebied horen, behoudens door de regering toegestane afwijking;3° de echtgenoot of de wettelijke samenwonende van de secretaris of van de gemeentelijke ontvanger ». Ten aanzien van het belang B.2.1. Aangezien de vordering tot schorsing ondergeschikt is aan het beroep tot vernietiging, dient de ontvankelijkheid van het beroep - inzonderheid het voorhanden zijn van het vereiste belang bij het instellen ervan - reeds bij het onderzoek van de vordering tot schorsing te worden betrokken.

B.2.2. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof vereisen dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt, doet blijken van een belang.

Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt.

B.3. De aangevochten bepaling verbiedt de echtgenoot of de wettelijk samenwonende van de gemeentesecretaris of van de gemeenteontvanger lid te zijn van het gemeentecollege.

De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn die in de gemeente van de woonplaats van de verzoekster zal worden aangewezen als gevolg van de gemeenteraadsverkiezingen van 8 oktober 2006, zal ambtshalve deel uitmaken van het gemeentecollege dat in die gemeente zal worden samengesteld na die verkiezingen (artikel L1123-3, eerste lid, van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, vervangen bij artikel 14 van het decreet van 8 december 2005).

De verzoekster is evenwel de echtgenote van de gemeentesecretaris van de gemeente waar zij de functie van voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn wenst uit te oefenen na de voormelde verkiezingen.

Het beperkte onderzoek van de ontvankelijkheid van het beroep tot vernietiging waartoe het Hof in het kader van de vordering tot schorsing is kunnen overgaan doet niet blijken dat het beroep tot vernietiging, en dus de vordering tot schorsing, als onontvankelijk dienen te worden beschouwd.

Ten aanzien van de voorwaarden tot schorsing B.4. Naar luid van artikel 20, 1°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof dient aan twee grondvoorwaarden te zijn voldaan opdat tot schorsing kan worden besloten : - de middelen die worden aangevoerd moeten ernstig zijn; - de onmiddellijke uitvoering van de bestreden maatregel moet een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kunnen berokkenen.

Daar de twee voorwaarden cumulatief zijn, leidt de vaststelling dat één van die voorwaarden niet is vervuld tot verwerping van de vordering tot schorsing.

Ten aanzien van het risico van het moeilijk te herstellen ernstig nadeel B.5. Een schorsing door het Hof moet het mogelijk maken te vermijden dat voor de verzoekende partij een ernstig nadeel, dat niet of moeilijk zou kunnen worden hersteld door een eventuele vernietiging, zou voortvloeien uit de onmiddellijke toepassing van de bestreden norm.

Krachtens artikel 22 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 moet de partij die de schorsing vordert, om aan de tweede vereiste van artikel 20, 1°, van die wet te voldoen, in haar verzoekschrift aan het Hof precieze gegevens voorleggen die voldoende bewijzen dat de toepassing van de bestreden bepaling, op de datum van inwerkingtreding ervan, haar een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kan berokkenen.

B.6. De voorzitter van het Hof heeft met toepassing van artikel 89bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 de termijnen voor het indienen van de memorie van antwoord en de memories van wederantwoord in deze zaak verkort.

Uit die beslissing vloeit voort dat het arrest van het Hof op het beroep tot vernietiging tijdig zal kunnen worden uitgesproken.

De schorsing van de aangevochten norm is dus niet noodzakelijk om het in B.5 bedoelde nadeel voor de verzoekster te vermijden.

Om die redenen, het Hof verwerpt de vordering tot schorsing.

Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 17 mei 2006.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, M. Melchior.

^