gepubliceerd op 24 augustus 2012
Decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, wat de Raad voor Vergunningsbetwistingen betreft
6 JULI 2012. - Decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, wat de Raad voor Vergunningsbetwistingen betreft (1)
Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, wat de Raad voor Vergunningsbetwistingen betreft HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling
Artikel 1.Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
Art. 2.In artikel 4.2.9, § 4, tweede lid, 2°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening worden de woorden « Raad voor vergunningsbetwistingen » vervangen door de woorden « Raad voor Vergunningsbetwistingen ».
Art. 3.In artikel 4.2.11, § 2, van dezelfde codex worden de woorden « in artikel 4.8.16, § 1 » vervangen door de woorden « in artikel 4.8.11, § 1 » en de woorden « Raad voor vergunningsbetwistingen » door de woorden « Raad voor Vergunningsbetwistingen ».
Art. 4.In artikel 4.6.2, § 1, tweede lid, van dezelfde codex worden de woorden « Raad voor vergunningsbetwistingen » vervangen door de woorden « Raad voor Vergunningsbetwistingen ».
Art. 5.In titel IV van dezelfde codex wordt hoofdstuk VIII, dat bestaat uit artikel 4.8.1 tot en met 4.8.31, vervangen door wat volgt : « HOOFDSTUK VIII. - Raad voor Vergunningsbetwistingen Afdeling 1. - Oprichting
Art. 4.8.1. Er wordt een Raad voor Vergunningsbetwistingen opgericht, hierna de Raad te noemen.
De Vlaamse Regering bepaalt de zetel van de Raad. Afdeling 2. - Bevoegdheid
Onderafdeling 1. - Vernietiging Art. 4.8.2. De Raad doet als administratief rechtscollege, bij wijze van arresten, uitspraak over de beroepen die worden ingesteld tot vernietiging van : 1° vergunningsbeslissingen, zijnde uitdrukkelijke of stilzwijgende bestuurlijke beslissingen, genomen in laatste administratieve aanleg, betreffende het afgeven of weigeren van een vergunning;2° valideringsbeslissingen, zijnde bestuurlijke beslissingen houdende de validering of de weigering tot validering van een as-builtattest;3° registratiebeslissingen, zijnde bestuurlijke beslissingen waarbij een constructie als « vergund geacht » wordt opgenomen in het vergunningenregister of waarbij een dergelijke opname geweigerd wordt. De Raad vernietigt de bestreden vergunnings-, validerings- of registratiebeslissing wanneer die beslissing onregelmatig is. Een beslissing is onregelmatig wanneer zij in strijd is met regelgeving, stedenbouwkundige voorschriften of beginselen van behoorlijk bestuur.
Als de Raad een beslissing vernietigt, kan hij het bestuur dat de vernietigde beslissing nam, bevelen om een nieuwe beslissing te nemen binnen de termijn die hij bepaalt. De Raad kan daarbij : 1° welbepaalde onregelmatige motieven of kennelijk onredelijke motieven aanwijzen die bij de totstandkoming van de nieuwe beslissing niet kunnen worden betrokken;2° specifieke rechtsregelen of rechtsbeginselen aanwijzen die bij de totstandkoming van de nieuwe beslissing moeten worden betrokken;3° de procedurele handelingen omschrijven die voorafgaand aan de nieuwe beslissing moeten worden gesteld. Onderafdeling 2. - Schorsing Art. 4.8.3. Wanneer een beslissing vatbaar is voor vernietiging op grond van artikel 4.8.2, kan de Raad de schorsing van de tenuitvoerlegging ervan bevelen overeenkomstig de bepalingen van afdeling 3, onderafdeling 4.
Onderafdeling 3. - Bestuurlijke lus Art. 4.8.4. § 1. Ter oplossing van een voor de Raad gebrachte betwisting kan de Raad het vergunningverlenende bestuursorgaan in elke stand van het geding met een tussenuitspraak de mogelijkheid bieden om binnen de termijn die de Raad bepaalt een onregelmatigheid in de bestreden beslissing te herstellen of te laten herstellen, tenzij belanghebbenden, vermeld in artikel 4.8.11, daardoor onevenredig kunnen worden benadeeld.
Onder de onregelmatigheid in de bestreden beslissing, vermeld in het eerste lid, wordt verstaan een onregelmatigheid die herstelbaar is zodat de bestreden beslissing niet langer onregelmatig is in de zin van artikel 4.8.2, tweede lid, en de beslissing gehandhaafd kan blijven. § 2. Het vergunningverlenende bestuursorgaan deelt de Raad binnen een door de Raad bepaalde termijn mee of het gebruikmaakt van de mogelijkheid om een onregelmatigheid in de bestreden beslissing te herstellen of te laten herstellen.
Als het vergunningverlenende bestuursorgaan overgaat tot herstel van de onregelmatigheid, deelt het de Raad schriftelijk en binnen de hersteltermijn, vermeld in paragraaf 1, mee op welke wijze de onregelmatigheid is hersteld.
Partijen kunnen binnen de door de Vlaamse Regering bepaalde vervaltermijnen schriftelijk hun zienswijze meedelen over de wijze waarop de onregelmatigheid is hersteld. § 3. De Raad deelt de partijen mee op welke wijze het beroep verder wordt behandeld na : 1° ontvangst van de mededeling van het vergunningverlenende bestuursorgaan dat deze geen gebruikmaakt van de hem geboden mogelijkheid, overeenkomstig paragraaf 2, eerste lid;2° het ongebruikt verstrijken van de door de Raad bepaalde termijn, vermeld in paragraaf 2, eerste lid;3° het ongebruikt verstrijken van de termijn, vermeld in paragraaf 2, tweede lid;of 4° ontvangst van de zienswijzen, overeenkomstig paragraaf 2, derde lid. § 4. De proceduretermijnen worden geschorst vanaf de datum van het tussenarrest, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, tot de datum van mededeling, vermeld in paragraaf 3. § 5. Na het advies van de Raad te hebben gevraagd, kan de Vlaamse Regering aanvullende maatregelen bepalen die voor de uitvoering van deze onderafdeling nodig zijn.
Onderafdeling 4. - Bemiddeling Art. 4.8.5. § 1. Ter oplossing van een voor de Raad gebrachte betwisting kan de Raad op gezamenlijk verzoek van de partijen of op eigen initiatief maar met akkoord van de partijen met een tussenuitspraak een bemiddeling bevelen zolang het beroep niet in beraad is genomen. § 2. Bij inwilliging van het verzoek tot bemiddeling zendt de griffier onmiddellijk een afschrift van het tussenarrest, vermeld in paragraaf 1, aan de partijen en aan de bemiddelaar.
Als bemiddelaar kunnen door de Raad worden aangewezen : raadsleden, aanvullende raadsleden, griffiers, leden van het ondersteunend personeel of derden die door de partijen gezamenlijk worden voorgesteld.
De bemiddelaar dient te voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° hij heeft een grondige kennis van en nuttige ervaring in het domein van het Vlaamse recht betreffende de ruimtelijke ordening;2° hij doet blijken van een voor de bemiddelingspraktijk passende vorming;3° hij biedt de noodzakelijke waarborgen voor een onafhankelijke en onpartijdige bemiddeling;4° hij heeft geen strafrechtelijke veroordelingen of tuchtrechtelijke sancties opgelopen die onverenigbaar zijn met de uitoefening van de functie van bemiddelaar. Tijdens de bemiddeling probeert de bemiddelaar een directe dialoog tot stand te brengen tussen de partijen en verleent hij ondersteuning voor een goed verloop van de dialoog. De bemiddeling verloopt volgens de volgende principes : 1° vrijwilligheid;2° onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de bemiddelaar;3° vertrouwelijkheid. De bemiddelaar kan ook derden bij de bemiddelingspoging betrekken. § 3. Zo de bemiddeling tot een bemiddelingsakkoord leidt, kunnen de partijen of één van hen de Raad verzoeken dat akkoord te bekrachtigen.
De Raad kan de bekrachtiging alleen weigeren indien het akkoord strijdig is met de openbare orde, regelgeving of stedenbouwkundige voorschriften.
Bij ontbreken van een bemiddelingsakkoord of als de Raad vaststelt dat de randvoorwaarden voor een geslaagde bemiddeling niet of niet langer zijn vervuld, wordt bij tussenarrest de voortzetting van de jurisdictionele procedure bevolen. § 4. Een verzoek tot bemiddeling schorst de proceduretermijnen vanaf de datum van ontvangst van het verzoek door de Raad tot : 1° de datum van bekrachtiging van het bemiddelingsakkoord, vermeld in paragraaf 3, eerste lid;2° de dag na de betekening van het tussenarrest, vermeld in paragraaf 3, derde lid. § 5. Na het advies van de Raad te hebben gevraagd, bepaalt de Vlaamse Regering alle aanvullende maatregelen betreffende de organisatie van de bemiddeling die voor de uitvoering van deze onderafdeling nodig zijn, onder meer : 1° de vormvereisten waaraan een verzoek tot bemiddeling moet voldoen;2° de mogelijkheid tot regularisatie van de vereisten, vermeld in punt 1° ;3° termijnen van de bemiddeling. Afdeling 3. - Procedure
Onderafdeling 1. - Algemeen Art. 4.8.6. De partijen kunnen zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een raadsman. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels daarvoor.
Art. 4.8.7. § 1. De partijen kunnen een of meer raadsleden van de bevoegde kamer schriftelijk en op gemotiveerde wijze wraken vóór de aanvang van de zitting, tenzij de reden tot wraking later is ontstaan.
De voorzitter of, zo deze wordt gewraakt, het oudste raadslid doet onmiddellijk uitspraak over het verzoek tot wraking. Indien het verzoek wordt ingewilligd, wordt het gewraakte raadslid vervangen.
Het raadslid dat weet dat er een reden tot wraking tegen hem bestaat, onthoudt zich van de zaak en laat zich vervangen. § 2. De redenen tot wraking zijn dezelfde als deze die worden vermeld in artikel 828 en 830 van het Gerechtelijk Wetboek.
Art. 4.8.8. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze van toezending en uitwisseling van de processtukken.
Alle processtukken worden aan de Raad per beveiligde zending toegezonden, op straffe van niet-ontvankelijkheid.
De Raad verricht alle betekeningen, kennisgevingen en oproepingen per beveiligde zending. Deze zendingen mogen echter bij gewone brief worden gedaan wanneer de ontvangst ervan geen termijn doet ingaan.
De Vlaamse Regering bepaalt de wijze van berekening van de termijnen, vermeld in hoofdstuk VIII. Art. 4.8.9. De Raad kan ambtshalve middelen inroepen die niet in het verzoekschrift worden aangevoerd, voor zover die middelen de openbare orde aanbelangen.
De kennelijke onredelijkheid of onzorgvuldigheid van de toetsing aan de goede ruimtelijke ordening door de overheid wordt altijd geacht een middel uit te maken dat de openbare orde aanbelangt.
Art. 4.8.10. De verzoeker kan in elke stand van het geding uitdrukkelijk afstand van het beroep doen.
De Raad doet onmiddellijk uitspraak waarbij de afstand wordt vastgesteld.
Onderafdeling 2. - Aanhangigmaking Art. 4.8.11. § 1. De beroepen bij de Raad kunnen door de volgende belanghebbenden worden ingesteld : 1° de aanvrager van de vergunning of van het as-builtattest, respectievelijk de persoon die beschikt over zakelijke of persoonlijke rechten ten aanzien van een constructie die het voorwerp uitmaakt van een registratiebeslissing, of die deze constructie feitelijk gebruikt;2° de bij het dossier betrokken vergunningverlenende bestuursorganen;3° elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die rechtstreekse of onrechtstreekse hinder of nadelen kan ondervinden als gevolg van de vergunnings-, validerings- of registratiebeslissing;4° procesbekwame verenigingen die optreden namens een groep wiens collectieve belangen door de vergunnings-, validerings- of registratiebeslissing zijn bedreigd of geschaad, voor zover zij beschikken over een duurzame en effectieve werking overeenkomstig de statuten; 5° de leidend ambtenaar van het departement of, bij afwezigheid, diens gemachtigde voor vergunningen die afgegeven zijn binnen de reguliere procedure, behalve in de gevallen, vermeld in artikel 4.7.19, § 1, derde lid; 6° de leidend ambtenaar of, bij afwezigheid, diens gemachtigde van het departement of agentschap waartoe de adviserende instantie behoort, aangewezen krachtens artikel 4.7.16, § 1, eerste lid, respectievelijk artikel 4.7.26, § 4, 2°, op voorwaarde dat die instantie tijdig advies heeft verstrekt of ten onrechte niet om advies werd verzocht.
De belanghebbende aan wie kan worden verweten dat hij een voor hem nadelige vergunningsbeslissing niet heeft bestreden door middel van het daartoe openstaande georganiseerd administratief beroep bij de deputatie, wordt geacht te hebben verzaakt aan zijn recht om zich tot de Raad te wenden. § 2. De beroepen worden ingesteld binnen een vervaltermijn van vijfenveertig dagen, die ingaat als volgt : 1° wat betreft vergunningsbeslissingen : a) hetzij de dag na de betekening, wanneer een dergelijke betekening vereist is;b) hetzij de dag na de startdatum van de aanplakking, in alle andere gevallen;2° wat betreft valideringsbeslissingen : a) hetzij de dag na de betekening, wanneer een dergelijke betekening vereist is;b) hetzij de dag na de opname in het vergunningenregister, in alle andere gevallen;3° wat betreft registratiebeslissingen : a) hetzij de dag na de betekening, wanneer een dergelijke betekening vereist is;b) hetzij de dag na de opname van de constructie in het vergunningenregister, in alle andere gevallen. § 3. De beroepen worden ingesteld bij wijze van verzoekschrift.
De Vlaamse Regering bepaalt de vormvereisten waaraan het verzoekschrift moet beantwoorden. Zij bepaalt welke stukken bij het verzoekschrift gevoegd moeten worden.
Art. 4.8.12. De griffier schrijft elk inkomend verzoekschrift in in een register.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels betreffende de registratie van het verzoekschrift en de voorwaarden waaronder het verzoekschrift dat niet voldoet aan de voorwaarden, door de Vlaamse Regering bepaald ter uitvoering van artikel 4.8.11, § 3, tweede lid, kan worden geregulariseerd.
De Vlaamse Regering bepaalt tevens de wijze waarop en de personen aan wie een afschrift van het verzoekschrift wordt verstuurd.
Art. 4.8.13. De verzoeker is een rolrecht verschuldigd.
De Vlaamse Regering bepaalt het bedrag, de vervaltermijn, de modaliteiten van betaling en de vrijstellingen. Indien het rolrecht niet tijdig is betaald, wordt het verzoekschrift niet-ontvankelijk verklaard.
Onderafdeling 3. - Vereenvoudigde behandeling Art. 4.8.14. § 1. Na registratie van een verzoekschrift kan de voorzitter van de Raad of het door hem aangewezen raadslid ambtshalve onderzoeken of het beroep doelloos is, kennelijk niet-ontvankelijk is of dat de Raad kennelijk onbevoegd is.
De vaststellingen van de Raad worden door de griffier overgemaakt aan de verzoeker. § 2. De verzoeker beschikt over een vervaltermijn van vijftien dagen die ingaat de dag na de betekening, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, om een verantwoordingsnota in te dienen. Die verantwoordingsnota is beperkt tot de in paragraaf 1 aangehaalde vaststellingen. § 3. De Raad kan beslissen dat de zaak zonder verdere rechtspleging in beraad wordt genomen.
De Raad doet onmiddellijk uitspraak over de kennelijke niet-ontvankelijkheid van het beroep, zijn kennelijke onbevoegdheid of het doelloos zijn van het beroep.
Besluit de Raad niet dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk of doelloos is of dat hij kennelijk onbevoegd is, dan wordt de procedure overeenkomstig de navolgende artikelen voortgezet.
Onderafdeling 4. - Schorsing Art. 4.8.15. De vordering tot schorsing en het beroep tot nietigverklaring worden op straffe van niet-ontvankelijkheid in een en hetzelfde verzoekschrift ingesteld.
Art. 4.8.16. De Vlaamse Regering bepaalt de vervaltermijnen waarbinnen de partijen het geïnventariseerde administratief dossier en hun nota's indienen. Die termijnen mogen niet korter zijn dan vijftien dagen.
De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop de partijen in kennis gesteld worden van de neerlegging van de geïnventariseerde administratieve dossiers en de nota's.
Art. 4.8.17. Wanneer de verzoeker noch verschijnt, noch vertegenwoordigd is op de zitting, wordt de vordering tot schorsing verworpen.
Art. 4.8.18. § 1. De schorsing wordt bevolen bij gemotiveerd arrest. § 2. De schorsing kan enkel worden bevolen als de onmiddellijke tenuitvoerlegging van die beslissing een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kan berokkenen en als ernstige middelen worden aangevoerd die de vernietiging van de aangevochten beslissing kunnen verantwoorden.
Het arrest waarbij de schorsing is bevolen, kan worden gewijzigd of opgeheven op verzoek van de partijen.
Art. 4.8.19. Wanneer de Raad de bestreden beslissing geschorst heeft, moet de verweerder of tussenkomende partij een verzoek tot voortzetting van de rechtspleging indienen binnen een vervaltermijn van vijftien dagen. Indien geen verzoek tot voortzetting wordt ingediend, kan de Raad volgens een versnelde rechtspleging vastgesteld door de Vlaamse Regering de bestreden beslissing vernietigen.
Heeft de Raad de bestreden beslissing niet geschorst, dan moet de verzoeker een verzoek tot voortzetting indienen binnen een vervaltermijn van vijftien dagen. Dient hij geen verzoek tot voortzetting in, dan geldt ten aanzien van hem een onweerlegbaar vermoeden van afstand van geding.
De termijn van vijftien dagen gaat in de dag na de betekening van het arrest waarin uitspraak wordt gedaan over de schorsing.
Art. 4.8.20. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels betreffende de behandeling van de vordering tot schorsing.
Onderafdeling 5. - Tussenkomst Art. 4.8.21. § 1. Elk van de belanghebbenden, vermeld in artikel 4.8.11, § 1, eerste lid, kan in de zaak tussenkomen.
De Vlaamse Regering bepaalt op welke wijze een verzoek tot tussenkomst wordt ingediend. Zij bepaalt de vervaltermijnen die niet korter mogen zijn dan twintig dagen.
De Vlaamse Regering bepaalt tevens de vormvereisten waaraan het verzoekschrift moet beantwoorden. Zij bepaalt welke stukken bij het verzoekschrift gevoegd moeten worden. § 2. De tussenkomende partij is een rolrecht verschuldigd.
De Vlaamse Regering bepaalt het bedrag, de vervaltermijn, de modaliteiten van betaling en de vrijstellingen. Is het rolrecht niet tijdig betaald, dan wordt het verzoekschrift tot tussenkomst niet-ontvankelijk verklaard. § 3. De Raad doet onmiddellijk uitspraak over de ontvankelijkheid van een verzoek tot tussenkomst.
De tussenkomende partij kan een schriftelijke uiteenzetting indienen binnen de vervaltermijn die de Vlaamse Regering bepaalt. Die termijn mag niet korter zijn dan vijftien dagen.
De tussenkomende partij kan aan haar schriftelijke uiteenzetting de geïnventariseerde overtuigingsstukken toevoegen die zij nodig acht. § 4. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels betreffende de tussenkomst en de mogelijkheid tot regularisatie van de vormvereisten, vermeld in paragraaf 1.
Indien het een tussenkomst betreft in de procedure van de vordering tot schorsing, dan kan de Vlaamse Regering termijnen bepalen die afwijken van de termijnen, vermeld in paragraaf 1 en 3.
Onderafdeling 6. - Vooronderzoek Art. 4.8.22. De Vlaamse Regering bepaalt op welke wijze het tegensprekelijk vooronderzoek wordt gevoerd. Zij bepaalt de vervaltermijnen waarbinnen de partijen het geïnventariseerde administratief dossier en hun nota's indienen. Die termijnen mogen niet korter zijn dan dertig dagen.
De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop de partijen in kennis gesteld worden van de neerlegging van de geïnventariseerde administratieve dossiers en de nota's.
Art. 4.8.23. De Raad voert rechtstreeks briefwisseling met alle partijen en besturen die hij nodig acht.
De Raad kan alle documenten en inlichtingen omtrent de zaken waarover hij zich moet uitspreken, opvragen bij die partijen en besturen.
Onderafdeling 7. - Zitting Art. 4.8.24. Na afloop van het vooronderzoek worden de partijen uitgenodigd om op een zitting van de Raad te verschijnen.
De Vlaamse Regering bepaalt de maatregelen betreffende de organisatie van de zitting, met inbegrip van de nadere regels over het horen van getuigen.
Art. 4.8.25. De partijen kunnen ter zitting geen bijkomende stukken overmaken aan de Raad.
Art. 4.8.26. De zittingen zijn openbaar behoudens indien de kamervoorzitter, al dan niet op verzoek van de partijen of een ervan, oordeelt dat gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen de openbaarheid verzetten.
Het beroep wordt op tegenspraak behandeld. De partijen pleiten in elkaars aanwezigheid.
Art. 4.8.27. Met behoud van de toepassing van artikel 4.8.17 belet de afwezigheid van de partijen of een ervan bij regelmatige oproeping de geldigheid van de zitting niet.
Onderafdeling 8. - Beraadslaging en uitspraak Art. 4.8.28. § 1. De Raad beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over zijn uitspraken.
De uitspraken van de Raad worden uitgebracht binnen een ordetermijn van zestig dagen die ingaat de dag na de zitting. § 2. De Raad legt in zijn uitspraak het geheel of een deel van de kosten ten laste van de partij die ten gronde in het ongelijk gesteld wordt. De kosten bestaan uit het rolrecht, vermeld in artikel 4.8.13 en 4.8.21, en uit het getuigengeld.
Het getuigengeld wordt begroot en toegekend op grond van de daartoe door de Vlaamse Regering bepaalde regelen.
Indien toepassing wordt gemaakt van artikel 4.8.4 of artikel 4.8.5, dan kan de Raad, in afwijking van het eerste lid, de kosten geheel of gedeeltelijk ten laste van het vergunningverlenende bestuursorgaan leggen. § 3. De uitspraken van de Raad worden ondertekend door de kamervoorzitter en door de griffier.
De uitspraken van de Raad zijn openbaar.
Art. 4.8.29. De griffier zendt kosteloos een afschrift van de uitspraak aan de partijen en aan het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar het betrokken onroerend goed gelegen is, binnen een ordetermijn van vijftien dagen na de dagtekening ervan.
Anderen dan de partijen kunnen afschriften of uittreksels van de uitspraken van de Raad verkrijgen. Voor een afschrift of uittreksel kan een vergoeding worden gevraagd, onder de voorwaarden als bepaald door de Vlaamse Regering.
Art. 4.8.30. De arresten zijn van rechtswege uitvoerbaar.
De griffier brengt op de uitgifte, na het beschikkende gedeelte van het arrest, een uitvoeringsformulier aan.
De Vlaamse Regering bepaalt de formule daarvoor.
Art. 4.8.31. De Raad kan ambtshalve een geldboete opleggen wegens kennelijk onrechtmatig beroep.
De geldboete bedraagt minimum 125 euro en maximum 2500 euro, met dien verstande dat die bedragen door de Vlaamse Regering kunnen worden gewijzigd ingevolge de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen. De opbrengst van de geldboete wordt gestort op rekening van het Grondfonds, vermeld in artikel 5.6.3.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regelen betreffende het opleggen en de inning van een geldboete.
Art. 4.8.32. § 1. De arresten van de Raad zijn vatbaar voor opheffing, verbetering of herziening. § 2. De Raad kan de arresten waarbij de schorsing is bevolen, op verzoek van de partijen opheffen.
De opheffing is alleen mogelijk wanneer nieuwe feiten, hetzij in rechte, hetzij in feite, zich voordoen of wanneer de omstandigheden zodanig veranderd zijn dat de schorsing niet langer gerechtvaardigd is.
De partijen worden uitgenodigd om te verschijnen op een zitting van de Raad waarop de vordering tot opheffing wordt behandeld. § 3. Indien een arrest een materiële vergissing bevat, kan de Raad uit eigen beweging of op verzoek van een van de betrokken partijen een verbeterend arrest uitspreken.
Een vergissing omtrent het recht of omtrent de feiten is nooit een materiële vergissing. § 4. Een beroep tot herziening kan worden ingesteld als sinds de uitspraak van het eindarrest over de vordering tot vernietiging doorslaggevende stukken zijn teruggevonden die door toedoen van de tegenpartij waren achtergehouden of als het arrest werd uitgesproken op als vals erkende of vals verklaarde stukken.
Alleen degenen die bij het bestreden arrest partij waren, kunnen bij verzoekschrift een beroep tot herziening instellen.
Een beroep tot herziening schorst de uitvoering niet, tenzij de kamervoorzitter er bij beschikking anders over oordeelt.
De partijen worden uitgenodigd om te verschijnen op een zitting van de Raad waarop het beroep tot herziening wordt behandeld.
Tegen een eindarrest waarbij uitspraak wordt gedaan over de vordering tot vernietiging, kan eenzelfde partij slechts eenmaal een beroep tot herziening instellen. Tegen een arrest waarbij uitspraak wordt gedaan over een beroep tot herziening, kan geen beroep tot herziening worden ingesteld. § 5. De Vlaamse Regering kan nadere regelen bepalen voor de toepassing van de procedureregeling voor de opheffing, verbetering of herziening van arresten van de Raad, met inbegrip van het bepalen van termijnen en de organisatie van de in dit artikel vermelde zittingen. Afdeling 4. - Samenstelling
Art. 4.8.33. De Raad bestaat uit raadsleden onder wie een voorzitter.
De Raad wordt bijgestaan door griffiers en ondersteunend personeel.
De Raad kan worden bijgestaan door aanvullende raadsleden, onder de voorwaarden bepaald in artikel 4.8.35 en 4.8.36.
Art. 4.8.34. § 1. De Vlaamse Regering benoemt de raadsleden voor het leven, onverminderd de mogelijkheid van ontslag, overeenkomstig artikel 4.8.37 en 4.8.38. Ambtshalve wordt een einde gesteld aan het ambt van de raadsleden op hun vijfenzestigste verjaardag. Op gemotiveerd verzoek kan de Vlaamse Regering een eenmalige verlenging van twee jaar toestaan.
Niemand kan tot raadslid worden benoemd tenzij hij : 1° houder is van een masterdiploma in de Rechten;2° minstens zevenendertig jaar oud is op het ogenblik van de benoeming;3° een grondige kennis heeft van en minstens tien jaar nuttige ervaring heeft in het domein van het Vlaamse recht betreffende de ruimtelijke ordening;4° een grondige kennis heeft van procesvoering en rechtsbescherming in bestuurlijke aangelegenheden. De Raad brengt op grond van de beoordeling van de kandidaten een uitdrukkelijk gemotiveerde voordracht uit aan de Vlaamse Regering, nadat hij de ontvankelijkheid van de kandidaturen heeft onderzocht en de respectieve aanspraken en verdiensten van de kandidaten heeft vergeleken. Bij de eerste samenstelling van de Raad gebeurt de beoordeling en de voordracht door de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid of diens rechtsvoorganger.
De Vlaamse Regering bepaalt : 1° nadere regelen betreffende de oproep tot de kandidaat-raadsleden;2° de selectiecriteria op basis waarvan de kandidaten worden vergeleken en de wegingsfactor;3° nadere regelen betreffende de wijze van beoordeling. De Vlaamse Regering benoemt de raadsleden op grond van de voordracht, vermeld in het derde lid.
De raadsleden nemen hun ambt op nadat zij in handen van de minister-president van de Vlaamse Regering de volgende eed hebben afgelegd : « Ik zweer de verplichtingen van mijn ambt na te komen ». § 2. De raadsleden ontvangen de bezoldiging, de toelagen en de vergoedingen die de Vlaamse Regering bepaalt. § 3. Het ambt van raadslid wordt voltijds uitgeoefend.
Art. 4.8.35. § 1. Op uitdrukkelijk gemotiveerde voordracht van de Raad kan de Vlaamse Regering tijdelijk aanvullende raadsleden bij de Raad aanstellen, zoals personen die in een ander administratief rechtscollege een gelijkaardige functie als raadslid uitoefenen.
Deze aanvullende raadsleden worden aangesteld met het oog op het vermijden of wegwerken van een achterstand, in welk geval zij alleen of samen met een raadslid zetelen in een aanvullende kamer in de zin van artikel 4.8.43, § 1, tweede lid. § 2. Niemand kan tot aanvullend raadslid worden aangesteld tenzij hij : 1° houder is van een masterdiploma in de Rechten;2° een grondige kennis heeft van en een aanmerkelijke nuttige ervaring heeft in het domein van het Vlaamse recht betreffende de ruimtelijke ordening;3° een grondige kennis heeft van procesvoering en rechtsbescherming in bestuurlijke aangelegenheden. De Raad brengt op grond van de beoordeling van de kandidaten een uitdrukkelijk gemotiveerde voordracht uit aan de Vlaamse Regering, nadat hij de ontvankelijkheid van de kandidaturen heeft onderzocht en de respectieve aanspraken en verdiensten van de kandidaten heeft vergeleken.
De aanvullende raadsleden nemen hun mandaat op nadat zij in handen van de voorzitter van de Raad de eed, vermeld in artikel 4.8.34, § 1, zesde lid, hebben afgelegd.
De Vlaamse Regering kan het volgende bepalen : 1° nadere regelen betreffende de oproep tot de kandidaat-raadsleden;2° de selectiecriteria op basis waarvan de kandidaten worden vergeleken en de wegingsfactor;3° nadere regelen betreffende de wijze van beoordeling;4° de duur van het mandaat. Met uitzondering van de aanvullende raadsleden die in een ander Vlaams administratief rechtscollege een gelijkaardige functie als raadslid uitoefenen, ontvangen de aanvullende raadsleden ten laste van het Vlaamse Gewest een vergoeding waarvan het bedrag of de berekeningswijze wordt vastgelegd door de Vlaamse Regering. § 3. De Raad evalueert jaarlijks de graad van inzetbaarheid van de aanvullende raadsleden in een aanvullende kamer.
Art. 4.8.36. § 1. Het ambt van raadslid is onverenigbaar met bezoldigde beroepsactiviteiten, functies of mandaten.
De Vlaamse Regering kan een uitdrukkelijke afwijking op dat verbod toestaan in zoverre het gaat om een van volgende gevallen : 1° een deeltijds lesgeverschap aan een instelling voor hoger onderwijs;2° een tijdelijke machtiging om in een ander Vlaams administratief rechtscollege deeltijds het ambt van raadslid of bestuursrechter uit te oefenen, voor zover het betrokken raadslid beantwoordt aan de voorwaarden om in dat rechtscollege benoemd te worden.De Vlaamse Regering bepaalt daarvoor de nadere regels en voorwaarden.
De Vlaamse Regering kan op ieder moment de afwijking gemotiveerd opheffen. § 2. Het mandaat van aanvullend raadslid is onverenigbaar met een politiek mandaat, met een beroepsactiviteit die de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van het aanvullend raadslid in het gedrang brengt en met elke activiteit die leidt tot tegenstrijdige belangen.
Art. 4.8.37. De raadsleden en aanvullende raadsleden kunnen op ieder moment ontslag nemen. Zij blijven hun functie uitoefenen tot ze zijn vervangen.
Art. 4.8.38. § 1. De raadsleden en aanvullende raadsleden worden onderworpen aan een gemotiveerde schriftelijke en beschrijvende periodieke evaluatie die leidt tot een beoordeling 'goed' of 'onvoldoende'.
De periodieke evaluatie gebeurt door de voorzitter van de Raad en vindt plaats : 1° wat betreft de raadsleden : binnen drie maanden na het verstrijken van één jaar te rekenen van de eedaflegging in het ambt, en vervolgens na het verstrijken van de te beoordelen periode van drie jaar;2° wat betreft de aanvullende raadsleden : binnen drie maanden na het verstrijken van de te beoordelen periode van een jaar. In geval van een beoordeling 'onvoldoende' wordt het raadslid of aanvullend raadslid opnieuw geëvalueerd na verloop van één jaar.
Bij twee opeenvolgende beoordelingen 'onvoldoende' doet de Raad, de aanvullende raadsleden niet inbegrepen, uitspraak bij arrest over het ontslag wegens beroepsongeschiktheid van het raadslid of het aanvullend raadslid.
De evaluatie geschiedt op grond van criteria die betrekking hebben op de persoonlijkheid en de intellectuele, professionele en organisatorische capaciteiten, met inbegrip van de kwaliteit van de geleverde prestaties zonder dat daardoor afbreuk wordt gedaan aan de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van het raadslid of aanvullend raadslid.
De Vlaamse Regering kan de voorwaarden en nadere regels daartoe bepalen, na het advies van de Raad te hebben gevraagd. § 2. Tegen een raadslid of aanvullend raadslid dat zijn ambtsplichten verzuimt of door zijn gedrag afbreuk doet aan de waardigheid van zijn ambt of mandaat, kunnen de volgende tuchtstraffen worden uitgesproken : 1° waarschuwing;2° blaam;3° gehele of gedeeltelijke inhouding van salaris;4° schorsing;5° ontslag van ambtswege;6° afzetting. De tuchtoverheid die bevoegd is om een tuchtprocedure in te stellen en een van de tuchtstraffen op te leggen, is : 1° de voorzitter ten aanzien van de andere raadsleden en aanvullende raadsleden;2° het oudste raadslid ten aanzien van de voorzitter. Tegen de beslissing waarbij de voorzitter, in voorkomend geval het oudste raadslid ten aanzien van de voorzitter, een tuchtstraf uitspreekt, staat beroep open bij de Raad, de aanvullende raadsleden niet inbegrepen, die zetelt als tuchtraad. Het raadslid aan wie in eerste aanleg een tuchtstraf is opgelegd, neemt niet deel aan de tuchtraad.
Het raadslid dat in eerste aanleg de tuchtstraf heeft uitgesproken, onthoudt zich van de beraadslaging en uitspraak in beroep.
De Vlaamse Regering kan nadere regels daartoe bepalen.
Art. 4.8.39. § 1. De Raad benoemt griffiers.
Niemand kan tot griffier worden benoemd tenzij hij : 1° houder is van een masterdiploma in de Rechten;2° een nuttige juridische beroepservaring kan doen gelden. § 2. De Raad stelt de leden van zijn ondersteunend personeel aan. Hij kan die bevoegdheid geheel of gedeeltelijk aan de voorzitter overdragen.
Het reglement van orde bepaalt : 1° de selectiecriteria op basis waarvan de kandidaten worden vergeleken;2° nadere regelen betreffende de wijze van beoordeling. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels betreffende de werking en organisatie van de griffie, met inbegrip van de mogelijkheid om leden van het ondersteunend personeel tijdelijk de uitoefening van de taak van zittingsgriffier of het mandaat van griffier toe te vertrouwen.
Zolang de Vlaamse Regering de nadere regels, vermeld in het eerste lid, niet heeft bepaald, kan de voorzitter van de Raad bij afwezigheid of onbeschikbaarheid van de griffiers aan een lid van het ondersteunend personeel tijdelijk het mandaat van griffier of zittingsgriffier toevertrouwen.
Art. 4.8.40. De geldelijke en administratieve rechtspositieregelingen die gelden in hoofde van het personeel van de diensten van de Vlaamse overheid zijn van overeenkomstige toepassing op de griffiers en de leden van het ondersteunend personeel. De Vlaamse Regering bepaalt de uitzonderingen waarvan de noodzakelijkheid blijkt. Afdeling 5. - Werkingsregelen
Art. 4.8.41. De Raad kiest uit zijn midden een voorzitter voor een hernieuwbaar mandaat van drie jaar. De aanvullende raadsleden nemen niet deel aan de stemming.
De voorzitter staat aan het hoofd van de Raad.
Hij staat in voor het opmaken en opvolgen van een beleidsplan.
Art. 4.8.42. De Raad neemt een reglement van orde aan, dat door de Vlaamse Regering bekrachtigd moet worden.
Het reglement van orde bepaalt de nadere regels betreffende de werking en de organisatie van de Raad en de wijze waarop beroepsdossiers aan de kamers worden toegewezen.
Het reglement van orde treedt in werking de dag van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Art. 4.8.43. § 1. Bij reglement van orde kan de Raad in kamers ingedeeld worden.
De voorzitter kan aanvullende kamers samenstellen indien de werklast dat vereist.
De kamers houden zitting met één raadslid, bijgestaan door één griffier. § 2. De enkelvoudige kamer verwijst de zaak door naar een meervoudige kamer die zitting houdt met drie raadsleden als dat nodig wordt geacht om de eenheid van de rechtspraak te garanderen of als juridische moeilijkheden daartoe aanleiding geven.
Verwijzing kan geschieden in elke stand van het geding. Een verwezen zaak wordt voortgezet in de stand waarin zij zich bevindt. Afdeling 6. - Diverse bepalingen
Art. 4.8.44. De kredieten die voor de werking van de Raad nodig zijn, worden uitgetrokken op de begroting van het departement.
Art. 4.8.45. De Vlaamse Regering kan alle aanvullende maatregelen betreffende de organisatie en de procedure vaststellen die voor de uitvoering van dit hoofdstuk nodig zijn.
Art. 4.8.46. Onder het gezag van de Raad voorziet de website van het departement in de publicatie van de uitspraken van de Raad en van een jaarlijks verslagboek. Het verslagboek bevat onder meer een overzicht van de stand van de zaken die hangende zijn.
Bij publicatie van een arrest van de Raad kan de identiteit van natuurlijke personen op uitdrukkelijk verzoek van een natuurlijke persoon die partij is bij het geding, worden weggelaten. Dat verzoek kan worden ingediend tot aan de sluiting van de debatten.
Art. 4.8.47. De Raad onderzoekt elk jaar in de loop van de maand september de stand van de zaken die hangende zijn en brengt daarover uiterlijk op 15 oktober verslag uit aan de Vlaamse Regering en aan de voorzitter van het Vlaams Parlement.
Art. 4.8.48. Het reglement van orde van de Raad bepaalt de rechten die verschuldigd zijn voor diensten verstrekt door de griffie van de Raad. ».
Art. 6.In artikel 5.1.3, § 3, van dezelfde codex, worden de woorden « Raad voor vergunningsbetwistingen » vervangen door de woorden « Raad voor Vergunningsbetwistingen ».
Art. 7.In artikel 7.5.8 van dezelfde codex, zoals gewijzigd bij het decreet van 16 juli 2010Relevante gevonden documenten type decreet prom. 16/07/2010 pub. 04/03/2011 numac 2011035155 bron vlaamse overheid Decreet houdende de eindregeling van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap en van instellingen van openbaar nut voor het begrotingsjaar 2007 sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « Raad voor vergunningsbetwistingen » worden telkens vervangen door de woorden « Raad voor Vergunningsbetwistingen »; 2° in paragraaf 2, tweede en vierde lid, worden de woorden « op grond van de regelingen, vastgelegd bij of krachtens artikel 4.8.11 tot en met 4.8.27 » opgeheven; 3° in paragraaf 3, tweede en derde lid, worden de woorden « op grond van de regelingen, vastgelegd bij of krachtens artikel 4.8.11 tot en met 4.8.25 » opgeheven; 4° in paragraaf 5 worden de woorden « in artikel 4.8.17, § 1, eerste lid » vervangen door de woorden « in artikel 4.8.12, eerste lid »; 5° in paragraaf 6 worden de woorden « in artikel 4.8.1, eerste lid, 1° » vervangen door de woorden « in artikel 4.8.2, eerste lid, 1° ». HOOFDSTUK 3. - Overgangsbepalingen
Art. 8.Artikel 4.8.4 en 4.8.5 zoals bedoeld in artikel 5 van dit decreet kunnen enkel worden toegepast op beroepen die zijn ingediend na de datum van inwerkingtreding van dit decreet.
Art. 9.Beroepen die zijn ingediend vóór de datum van inwerkingtreding van dit decreet worden behandeld volgens de procedureregels die golden vóór die datum.
Art. 10.Raadsleden die op het ogenblik van inwerkingtreding van dit decreet reeds benoemd zijn, worden een eerste maal periodiek geëvalueerd één jaar na inwerkingtreding van dit decreet.
Art. 11.In afwijking van artikel 4.8.41 zoals bedoeld in artikel 5 van dit decreet is het mandaat van de zetelend voorzitter beperkt tot één jaar. HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art. 12.De Vlaamse Regering bepaalt voor iedere bepaling van dit decreet de dag van inwerkingtreding.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 6 juli 2012.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, Ph. MUYTERS _______ Nota (1) Zitting 2011-2012. Stukken. - Voorstel van decreet, 1509 - Nr. 1. - Advies Raad van State, 1509 - Nr. 2. - Amendement, 1509 - Nr. 3. - Verslag, 1509 - Nr. 4. - Amendement voorgesteld na indiening van het verslag, 1509 - Nr.5. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering, 1509 - Nr.6.
Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 27 juni 2012.