Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 25 februari 2016

Uittreksel uit arrest nr. 157/2015 van 4 november 2015 Rolnummer : 6068 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 4.8.21 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, zoals vervangen bij artikel 82 van het Vlaamse decreet van 4 april 201 Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2015205364
pub.
25/02/2016
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 157/2015 van 4 november 2015 Rolnummer : 6068 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 4.8.21 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, zoals vervangen bij artikel 82 van het Vlaamse decreet van 4 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 04/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014035564 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges type decreet prom. 04/04/2014 pub. 15/04/2014 numac 2014035382 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de ruimtelijke ordening en het grond- en pandenbeleid sluiten betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges, ingesteld door D.Q. en anderen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, T. MerckxVan Goey, F. Daoût en T. Giet, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 23 oktober 2014 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 24 oktober 2014, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 4.8.21 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, zoals vervangen bij artikel 82 van het Vlaamse decreet van 4 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 04/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014035564 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges type decreet prom. 04/04/2014 pub. 15/04/2014 numac 2014035382 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de ruimtelijke ordening en het grond- en pandenbeleid sluiten betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 1 oktober 2014, tweede editie), door D.Q., de vzw « Aktiekomitee Red de Voorkempen », L.M. en H.B., allen bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. P. Vande Casteele, advocaat bij de balie te Antwerpen. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepalingen en de context ervan B.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van artikel 4.8.21 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (hierna : VCRO) en van artikel 82 van het Vlaamse decreet van 4 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 04/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014035564 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges type decreet prom. 04/04/2014 pub. 15/04/2014 numac 2014035382 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de ruimtelijke ordening en het grond- en pandenbeleid sluiten betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges.

B.2.1. Artikel 4.8.21, § 1, van de VCRO, ingevoegd bij artikel 5 van het decreet van 6 juli 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 06/07/2012 pub. 24/08/2012 numac 2012035986 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, wat de Raad voor Vergunningsbetwistingen betreft sluiten houdende wijziging van diverse bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, wat de Raad voor Vergunningsbetwistingen betreft, bepaalde vóór de wijziging ervan bij het decreet van 4 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 04/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014035564 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges type decreet prom. 04/04/2014 pub. 15/04/2014 numac 2014035382 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de ruimtelijke ordening en het grond- en pandenbeleid sluiten : « § 1. Elk van de belanghebbenden, vermeld in artikel 4.8.11, § 1, eerste lid, kan in de zaak tussenkomen.

De Vlaamse Regering bepaalt op welke wijze een verzoek tot tussenkomst wordt ingediend. Zij bepaalt de vervaltermijnen die niet korter mogen zijn dan twintig dagen.

De Vlaamse Regering bepaalt tevens de vormvereisten waaraan het verzoekschrift moet beantwoorden. Zij bepaalt welke stukken bij het verzoekschrift gevoegd moeten worden ».

B.2.2. Voor zover het beroep tegen die bepaling zou zijn gericht, is het niet ontvankelijk ratione temporis, aangezien het niet is ingesteld binnen de bij artikel 3, § 1, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof vastgestelde termijn van zes maanden vanaf de bekendmaking van de bestreden bepaling, bekendmaking die te dezen is geschied in het Belgisch Staatsblad van 24 augustus 2012.

B.3.1. Artikel 82 van het Vlaamse decreet van 4 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 04/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014035564 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges type decreet prom. 04/04/2014 pub. 15/04/2014 numac 2014035382 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de ruimtelijke ordening en het grond- en pandenbeleid sluiten betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (hierna : decreet van 4 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 04/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014035564 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges type decreet prom. 04/04/2014 pub. 15/04/2014 numac 2014035382 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de ruimtelijke ordening en het grond- en pandenbeleid sluiten) bepaalt : « Artikel 4.8.21 van [de VCRO], vervangen bij het decreet van 6 juli 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 06/07/2012 pub. 24/08/2012 numac 2012035986 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, wat de Raad voor Vergunningsbetwistingen betreft sluiten, wordt vervangen door wat volgt : ' Art. 4.8.21. Elk van de personen, vermeld in artikel 4.8.11, § 1, eerste lid, kan in de zaak tussenkomen. ' ».

B.3.2. In zoverre het bij aangetekende brief van 23 oktober 2014 ingestelde beroep strekt tot de vernietiging van artikel 4.8.21 van de VCRO, zoals vervangen bij het decreet van 4 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 04/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014035564 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges type decreet prom. 04/04/2014 pub. 15/04/2014 numac 2014035382 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de ruimtelijke ordening en het grond- en pandenbeleid sluiten, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 1 oktober 2014, is het ontvankelijk ratione temporis.

B.4.1. Artikel 4.8.11, § 1, van de VCRO waarnaar de bestreden bepaling verwijst, bepaalt : « § 1. De beroepen bij de Raad kunnen door de volgende personen worden ingesteld : 1° de aanvrager van de vergunning of van het as-builtattest, respectievelijk de persoon die beschikt over zakelijke of persoonlijke rechten ten aanzien van een constructie die het voorwerp uitmaakt van een registratiebeslissing, of die deze constructie feitelijk gebruikt;2° de bij het dossier betrokken vergunningverlenende bestuursorganen;3° elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die rechtstreekse of onrechtstreekse hinder of nadelen kan ondervinden als gevolg van de vergunnings-, validerings- of registratiebeslissing;4° procesbekwame verenigingen die optreden namens een groep wiens collectieve belangen door de vergunnings-, validerings- of registratiebeslissing zijn bedreigd of geschaad, voor zover zij beschikken over een duurzame en effectieve werking overeenkomstig de statuten; 5° de leidend ambtenaar van het departement of, bij afwezigheid, diens gemachtigde voor vergunningen die afgegeven zijn binnen de reguliere procedure, behalve in de gevallen, vermeld in artikel 4.7.19, § 1, derde lid; 6° de leidend ambtenaar of, bij afwezigheid, diens gemachtigde van het departement of agentschap waartoe de adviserende instantie behoort, aangewezen krachtens artikel 4.7.16, § 1, eerste lid, respectievelijk artikel 4.7.26, § 4, 2°, op voorwaarde dat die instantie tijdig advies heeft verstrekt of ten onrechte niet om advies werd verzocht; 7° het college van burgemeester en schepenen voor vergunningen, afgegeven binnen de bijzondere procedure, op voorwaarde dat het tijdig advies heeft verstrekt krachtens artikel 4.7.26, § 4, eerste lid, 2°, of ten onrechte niet om advies werd verzocht.

De persoon aan wie kan worden verweten dat hij een voor hem nadelige vergunningsbeslissing niet heeft bestreden door middel van het daartoe openstaande georganiseerd administratief beroep bij de deputatie, wordt geacht te hebben verzaakt aan zijn recht om zich tot de Raad te wenden ».

B.4.2. Artikel 20 van het decreet van 4 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 04/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014035564 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges type decreet prom. 04/04/2014 pub. 15/04/2014 numac 2014035382 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de ruimtelijke ordening en het grond- en pandenbeleid sluiten, dat deel uitmaakt van hoofdstuk 3 (« Rechtspleging »), afdeling 3 (« Bepalingen die van toepassing zijn op de Raad voor Vergunningsbetwistingen ») van dat decreet, bepaalt : « Elke belanghebbende kan tussenkomen in een hangende procedure.

Het decreet, vermeld in artikel 2, 1°, b), bepaalt welke personen belanghebbende zijn.

De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor tussenkomst.

De Vlaamse Regering bepaalt de vervaltermijnen die niet korter mogen zijn dan twintig dagen ».

Met « het decreet, vermeld in artikel 2, 1°, b) » wordt het VCRO bedoeld.

B.4.3. Artikel 4.7.21 van de VCRO bepaalt : « § 1. Tegen de uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissing van het college van burgemeester en schepenen omtrent de vergunningsaanvraag kan een georganiseerd administratief beroep worden ingesteld bij de deputatie van de provincie waarin de gemeente is gelegen. Bij het behandelen van het beroep onderzoekt de deputatie de aanvraag in haar volledigheid. § 2. Het beroep, vermeld in § 1, kan door volgende belanghebbenden worden ingesteld : 1° de aanvrager van de vergunning;2° elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die rechtstreekse of onrechtstreekse hinder of nadelen kan ondervinden ingevolge de bestreden beslissing;3° procesbekwame verenigingen die optreden namens een groep wiens collectieve belangen door de bestreden beslissing zijn bedreigd of geschaad, voor zover zij beschikken over een duurzame en effectieve werking overeenkomstig de statuten; [...] ».

B.4.4. Artikel 4.7.23, van de VCRO bepaalt in de versie gewijzigd bij artikel 61 van het decreet van 4 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 04/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014035564 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges type decreet prom. 04/04/2014 pub. 15/04/2014 numac 2014035382 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de ruimtelijke ordening en het grond- en pandenbeleid sluiten houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de ruimtelijke ordening en het grond- en pandenbeleid : « § 1. De deputatie neemt haar beslissing omtrent het ingestelde beroep op grond van het verslag van de provinciaal stedenbouwkundige ambtenaar en nadat zij of haar gemachtigde de betrokken partijen op hun verzoek schriftelijk of mondeling heeft gehoord.

De Vlaamse Regering kan nadere regelen met betrekking tot de hoorprocedure bepalen. § 2. De deputatie neemt haar beslissing binnen een vervaltermijn van vijfenzeventig dagen, die ingaat de dag na deze van de betekening van het beroep. Deze vervaltermijn wordt verlengd tot honderdvijf dagen, als over de aanvraag in graad van beroep nog een openbaar onderzoek moet worden gevoerd of indien toepassing wordt gemaakt van het mondelinge of schriftelijke hoorrecht, vermeld in § 1, eerste lid. De vervaltermijn wordt verlengd tot honderdvijftig dagen als het aangevraagde wegeniswerken omvat en de provinciegouverneur gebruikmaakt van de mogelijkheid om de gemeenteraad samen te roepen overeenkomstig artikel 4.2.25, tweede lid.

Indien geen beslissing wordt genomen binnen de toepasselijke vervaltermijn, wordt het beroep geacht afgewezen te zijn. § 3. Een afschrift van de uitdrukkelijke beslissing of een kennisgeving van de stilzwijgende beslissing wordt binnen een ordetermijn van tien dagen gelijktijdig en per beveiligde zending bezorgd aan de indiener van het beroep en aan de vergunningsaanvrager.

Een afschrift van de uitdrukkelijke beslissing of een kennisgeving van de stilzwijgende beslissing wordt tevens bezorgd aan volgende personen of instanties, voor zover zij zelf niet de indiener van het beroep zijn : 1° het college van burgemeester en schepenen;2° het departement; 3° de adviserende instanties, vermeld in artikel 4.7.16, § 1, eerste lid.

Aan het departement wordt tevens een kopie van het volledige dossier bezorgd. § 4. Een mededeling die te kennen geeft dat de vergunning is verleend, wordt door de aanvrager gedurende een periode van dertig dagen aangeplakt op de plaats waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft. De aanvrager brengt de gemeente onmiddellijk op de hoogte van de startdatum van de aanplakking. De Vlaamse Regering kan, zowel naar de inhoud als naar de vorm, aanvullende vereisten opleggen waaraan de aanplakking moet voldoen.

De gemeentesecretaris of zijn gemachtigde waakt erover dat tot aanplakking wordt overgegaan binnen een termijn van tien dagen te rekenen vanaf de datum van de ontvangst van de uitdrukkelijke beslissing of van de kennisgeving van de stilzwijgende beslissing.

De gemeentesecretaris of zijn gemachtigde levert op eenvoudig verzoek van elke belanghebbende, vermeld in artikel 4.7.21, § 2, een gewaarmerkt afschrift van het attest van aanplakking af. [...] ».

Ten aanzien van het belang van de verzoekende partijen B.5.1. De tussenkomende partijen voeren aan dat de tweede, de derde en de vierde verzoekende partijen niet doen blijken van hun belang bij het beroep.

B.5.2. Het is te dezen niet nodig het belang van de tweede, derde en vierde verzoekende partijen te onderzoeken, nu het belang van de eerste verzoekende partij niet wordt betwist, noch betwistbaar is, temeer daar zij eveneens partij is in de zaak waarin de Raad van State bij zijn arrest nr. 228.690 van 7 oktober 2014 aan het Hof een prejudiciële vraag heeft gesteld over artikel 4.8.21 van de VCRO. Ten gronde B.6. In een eerste onderdeel van het enige middel voeren de verzoekende partijen aan dat artikel 4.8.21 van de VCRO de artikelen 10, 11 en 23 van de Grondwet schendt, doordat aan personen die een bezwaar hebben ingediend tegen een vergunningsaanvraag, en die betrokken wilden worden bij het administratief beroep voor de deputatie en bij het jurisdictioneel beroep bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, toch de hoedanigheid van tussenkomende partij in de procedure voor die Raad wordt ontzegd, door enkel « personen vermeld in artikel 4.8.11, § 1, eerste lid, » van de VCRO te vermelden.

Volgens een tweede onderdeel zou inzonderheid artikel 23 van de Grondwet worden geschonden doordat die personen het recht wordt ontzegd om voor de rechter tussen te komen in een geschil dat betrekking heeft op het recht op bescherming van de gezondheid en van een gezond leefmilieu.

Volgens een derde onderdeel zouden de voormelde grondwetsbepalingen eveneens worden geschonden, in samenhang gelezen met het Verdrag van Aarhus van 25 juni 1998 betreffende toegang tot informatie, inspraak in besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden, en met de richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, die het recht van inspraak van het publiek in milieugeschillen waarborgen.

De drie onderdelen van het enige middel worden gezamenlijk onderzocht.

B.7. In tegenstelling tot wat de tussenkomende partijen aanvoeren, dient te worden onderzocht of het verschil in behandeling tussen, enerzijds, de personen die worden vermeld in artikel 4.8.11, § 1, eerste lid, van de VCRO, die krachtens artikel 4.8.21 van de VCRO kunnen tussenkomen in de procedure voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen, en, anderzijds, de personen die in die procedure niet kunnen tussenkomen omdat zij niet in het voormelde artikel 4.8.11, § 1, eerste lid, zijn vermeld, en meer bepaald omdat zij geen belang hebben om tegen de beslissing van de deputatie op te komen, bestaanbaar is met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie.

B.8. De verzoekende partijen voeren aan dat door de verwijzing, in de bestreden bepaling, naar artikel 4.8.11, § 1, eerste lid, van de VCRO, inzonderheid naar het 3° ervan, de mogelijkheid om tussen te komen bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, wat derde belanghebbenden betreft, wordt beperkt tot « elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die rechtstreekse of onrechtstreekse hinder of nadelen kan ondervinden als gevolg van de vergunnings-, validerings- of registratiebeslissing ».

In die interpretatie wordt de mogelijkheid tot een tussenkomst voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen beperkt tot diegenen die tegen de beslissing van de deputatie over de vergunning, validering of registratie een beroep bij die Raad kunnen instellen, en wordt op onverantwoorde wijze afbreuk gedaan aan het algemeen beginsel van het recht op toegang tot een rechter voor een categorie van belanghebbenden.

Dat klemt des te meer daar de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, noch enige andere decretale bepaling voorziet in een mogelijkheid om derdenverzet aan te tekenen.

Derden, inzonderheid omwonenden, kunnen er immers belang bij hebben om voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen tussen te komen, ook wanneer bij die Raad een beslissing is aanhangig gemaakt van de deputatie tot weigering van een aanvraag tot vergunning, validering of registratie die hun geen hinder of nadelen berokkent, teneinde hun standpunt te kennen te geven, met name om de voor die Raad bestreden beslissing van de deputatie te verdedigen.

B.9.1. Volgens de Vlaamse Regering, hierin gevolgd door de tussenkomende partijen, zou de stelling van de verzoekende partijen berusten op een verkeerde lezing van de bestreden bepaling, die in samenhang moet worden gelezen met de artikelen 4.8.11, § 1, en 4.7.23 van de VCRO. In de interpretatie die zij voorstaan, doet artikel 4.8.21 van de VCRO geen verschil in behandeling ontstaan tussen derde belanghebbenden die wensen tussen te komen in de rechtspleging voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen.

B.9.2. De Vlaamse Regering wijst erop dat de Raad van State bij zijn arrest nr. 228.692 van 7 oktober 2014 oordeelde : « Indien een natuurlijke persoon of rechtspersoon die rechtstreekse of onrechtstreekse hinder of nadelen kan ondervinden ingevolge het inwilligen van de vergunningsaanvraag en die in de reguliere administratieve procedure in eerste aanleg (artt. 4.7.12 - 4.7.20 VCRO) een bezwaarschrift indient in de loop van het openbaar onderzoek en in de administratieve beroepsprocedure (artt. 4.7.21 - 4.7.25 VCRO) de deputatie verzoekt om schriftelijk of mondeling te worden gehoord, en indien zulks ertoe strekt het met de bepalingen van het nationale milieurecht strijdig geacht handelen en nalaten van privé-personen en overheidsinstanties te betwisten, is die persoon een in artikel 4.7.23, § 1, VCRO bedoelde ' betrokken [partij] ' ».

Artikel 4.7.23, § 1, van de VCRO, geciteerd in B.4.4, heeft betrekking op de « betrokken partijen » in de administratieve procedure voor de deputatie. De bestreden bepaling heeft geen betrekking op die administratieve procedure, maar op de jurisdictionele procedure voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen.

B.9.3. De Vlaamse Regering en de tussenkomende partijen refereren voorts aan twee arresten van de Raad voor Vergunningsbetwistingen.

Bij zijn arrest nr. A/2013/0753 van 17 december 2013 oordeelde die Raad : « De tussenkomende partijen wensen als derden tussen te komen om de verwerping van het beroep tot vernietiging te bepleiten. Anders dan de verzoekende partij voorhoudt, tonen de tussenkomende partijen aan dat zij als omwonenden belang hebben bij de oplossing van het geschil. Als de vernietiging van de bestreden beslissing wordt uitgesproken, wordt de rechtsplicht van de verwerende partij gereactiveerd om zich over de aanvraag van de verzoekende partij uit te spreken. De tussenkomende partijen maken afdoende en concreet aannemelijk welke hinder en nadelen daaruit voor hen kunnen voortvloeien. Het belang om aan het gerechtelijk debat deel te nemen en zodoende een voor hen nadelige vergunningsbeslissing te voorkomen, kan hen dan ook niet worden ontzegd. De door de verzoekende partij voorgestane lezing van artikel 4.8.16, § 1, eerste lid, 3°, VCRO, in samenhang met artikel 4.8.19, § 1, eerste lid VCRO, zou op een onevenredige beperking van het recht op toegang tot de rechter neerkomen.

Het verzoek tot tussenkomst is ontvankelijk » (www.rwo.be).

De bepalingen van de artikelen 4.8.16 en 4.8.19 van de VCRO vermeld in dat arrest stemmen overeen met de huidige artikelen 4.8.11 en 4.8.21 van de VCRO. Bij zijn arrest nr. A/2014/0012 van 14 januari 2014 oordeelde de Raad voor Vergunningsbetwistingen : « De tussenkomende partijen zijn de beroepsindieners bij de verwerende partij en op hun beroep werd de aanvankelijke door het college van burgemeester en schepenen verleende vergunningsbeslissing door de deputatie hervormd tot een weigeringsbeslissing. Rechtstreekse hinder of nadelen kunnen de tussenkomende partijen ingevolge deze weigeringsbeslissing niet ondervinden. Het door de tussenkomende partijen ingestelde beroep bij de deputatie werd immers ingewilligd en zij hebben dus als het ware reeds voldoening bekomen.

De figuur van de tussenkomst kan evenwel ook aangewend worden om de beslissing van de verwerende partij te ondersteunen en in dit licht de middelen van de verzoekende partij te weerleggen. Het door de verzoekende partij ingestelde beroep kan immers potentieel leiden tot de vernietiging van de weigeringsbeslissing van de deputatie.

Hiermee wordt aangetoond dat de tussenkomende partijen een belang kunnen laten gelden bij hun tussenkomst. Zij wensen immers dat de Raad het beroep tegen de weigeringsbeslissing verwerpt. Anders oordelen zou neerkomen op een onevenredige beperking van het recht op toegang tot de administratieve rechter » (www.rwo.be).

B.9.4. Volgens die rechtspraak wordt de bestreden bepaling zo begrepen dat de verwijzing naar artikel 4.8.11, § 1, eerste lid, 3°, van de VCRO (« natuurlijke persoon of rechtspersoon die rechtstreekse of onrechtstreekse hinder of nadelen kan ondervinden als gevolg van de vergunnings-, validerings- of registratiebeslissing ») als personen die hinder of nadelen zouden kunnen ondervinden ook de personen beoogt die er belang bij hebben dat een beslissing van de deputatie tot verwerping van de aanvraag zou worden bevestigd. Die personen kunnen derhalve als derde belanghebbenden tussenkomen voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Aldus geïnterpreteerd doet artikel 4.8.21 van de VCRO niet het door de verzoekende partijen aangeklaagde verschil in behandeling ontstaan.

Onder het voorbehoud van die interpretatie is het middel niet gegrond.

B.10. Een lezing van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in samenhang met de andere in B.6 vermelde bepalingen leidt niet tot een andere conclusie.

Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep, onder voorbehoud van de interpretatie vermeld in B.9.4.

Aldus gewezen in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 4 november 2015.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, A. Alen

^