gepubliceerd op 05 februari 2008
Besluit van de Waalse Regering betreffende de rehabilitatieplannen
20 DECEMBER 2007. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de rehabilitatieplannen
De Waalse Regering, Gelet op het fiscaal decreet van 22 maart 2007 tot bevordering van afvalpreventie en -valorisatie in het Waalse Gewest en tot wijziging van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen, inzonderheid op artikel 35, § 2, lid 2;
Gelet op het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen, inzonderheid op artikel 42, §§ 1 en 2, en op artikel 47, § 2;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 22 november 2007;
Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 29 november 2007;
Gelet op advies nr. 43.900/4 van de Raad van State, gegeven op 12 december 2007, overeenkomstig artikel 84, § 1, lid 1, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid ingegeven door het feit dat er vanaf 1 januari 2008, datum waarop het fiscale decreet van 22 maart 2007 in werking treedt, een procedure beschikbaar moet zijn voor de behandeling van de rehabilitatieplannen bedoeld in artikel 35, § 2, lid 2, van dat decreet;
Op de voordracht van de Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Rehabilitatieplannen Afdeling 1. - Begripsomschrijvingen en beginsel
Artikel 1.In de zin van dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet : het fiscaal decreet van 22 maart 2007 tot bevordering van afvalpreventie en -valorisatie in het Waalse Gewest en tot wijziging van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen;2° Minister : de Minister van Leefmilieu;3° belastingplichtige : de belastingplichtige bedoeld in artikel 36 van het decreet;4° technisch ambtenaar : de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu, of zijn afgevaardigde;5° "dienst" : "Office wallon des déchets" (Waalse dienst voor afvalstoffen).
Art. 2.Het rehabilitatieplan bedoeld in artikel 35, § 2, van het decreet wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Minister overeenkomstig de regels bepaald bij dit besluit. Afdeling 2. - Inhoud van de rehabilitatieplannen
Art. 3.Het dossier voor de indiening van het rehabilitatieplan bevat in ieder geval : 1° de identiteit van de belastingplichtige en hoedanigheid - overtreder, afvalhouder, aanvrager;2° een omschrijving van de locatie waarvoor om de goedkeuring van het plan wordt verzocht, met inbegrip van : a) de omschrijving en de identificatie van de aanwezige afvalstoffen en milieugevaarlijke stoffen;b) de omschrijving van de locatie, de historiek ervan en de oorsprong van de vervuiling ervan;c) de afbakening van de afvalstoffen en de vervuilende lagen, meer bepaald op grond van plannen die de plaats van de opmetingen aangeven, de concentraties aan vervuilende stoffen in de bodem, de ondergrond en het water, de diepte van die vervuilingen, evenals de vermoedelijke vervuilende lagen;d) het totale volume en de respectievelijke percentages van de afvalstoffen, de vervuilende stoffen en de vervuilde bodems;e) recente en nauwkeurige foto's van de locatie, genomen vanuit elke windstreek of de meest gevoelige gezichtspunten; f) de huidige bezetting van de bodem en onmiddellijke omgeving (habitat, soort plantengroei, enz.); 3° de plaatsvermelding : a) adres, plaatsnaam en oppervlakte;b) een kadastraal plan en de lijst van de eigenaars van de percelen gelegen in een straal van honderd meter rondom de percelen die bij het plan betrokken zijn;c) de omschrijving van de kadastrale percelen betrokken bij het plan en de mededeling van de betrokken oppervlakte van elk perceel;d) de planologische bestemming op het gewestplan en/of op het gemeentelijk plan van aanleg, met aanwijzing van de locatie op een kleurenfotokopie;e) een situatieplan met opgave van de bij het plan betrokken percelen op een topografische kaart op schaal 1/10 000e en hun Lambert-coördinaten met georeferentie, en f) een liggingsplan van de bijzondere of gevoelige gebieden waaronder met name de Natura 2000-omtrekken die in de nabijheid liggen (300 m van de locatie);4° beoordeling van de impact van de afvalstoffen I.op grond van een pertinente geologische, hydrogeologische, geomorfologische en hydrografische studie, de beoordeling van de impact van de afvalstoffen op de grondwaterlagen en de eventuele waterwinningen, evenals op de oppervlaktewateren;
II. de beoordeling van de gevolgen en de risico's voor de bodem, de ondergrond, de lucht, de menselijke gezondheid, de omgevingsfauna en -flora, w.o. met name de Natura 2000-gebieden; 5° het rehabilitatieproces I.het ontwerp-rehabilitatieproces met inbegrip van een uiteenzetting van de richtsnoeren en de opties die nagestreefd worden, evenals : 1. wat betreft de bescherming van het leefmilieu en de menselijke gezondheid op de locatie en in de omgeving ervan : a) de te treffen maatregelen om zo veel mogelijk de vervuilingsrisico's voor het grond- en oppervlaktewater te verminderen;b) de maatregelen voorgesteld om zo veel mogelijk het risico op lucht- en bodemvervuiling te verminderen door toedoen van gas, stof en eventueel rondvliegende afvalstoffen;in voorkomend geval wordt rekening gehouden met ontploffingsgevaar; c) de middelen voor de controle van de performantie van de onder a) en b) opgegeven maatregelen (putten, analyses,...); d) een plattegrond van de bouwwerken voor de bewaking en de controle op de meest geschikte schaal;2. wat betreft de wijzigingen in het bodemreliëf, met name : a) een bovenaanzicht van de wijziging in het reliëf op de meest geschikte schaal.Het bovenaanzicht omvat een deel van het reliëf van de omliggende percelen; b) profielen of lengte- en dwarsdoorsneden, idealiter op dezelfde schaal als het bovenaanzicht (in voorkomend geval kunnen de verticale schalen lichtjes uitvergroot worden ten opzichte van de horizontale schalen), aangeduid tegenover vaste punten, de profielen en doorsneden worden gelokaliseerd op een bovenaanzicht;c) schetsen of computerbeelden van de opneming of markering van de gerehabiliteerde locatie in het landschap;d) het volume, de aard of de oorsprong van de stoffen enkel gebruikt voor het opvullen van de gerehabiliteerde locatie;3. wat betreft het aspect Natura 2000, als het ontwerp een significante impact zou kunnen hebben op een Natura 2000-locatie, omvat het eveneens een geschikte beoordeling van de effecten waarin meer bepaald volgende punten te berde worden gebracht : a) potentieel impact op de soorten en habitats met een gemeenschapsbelang op de locatie;b) potentieel impact op de habitats met een prioritair gemeenschapsbelang. Voor a) en b) wordt met name rekening gehouden met de rechtstreekse vernieling van de habitats of de soorten, de geluidshinder, het risico op vervuiling van water, bodem, enz.; c) in de gevallen waarin de impact van dat ontwerp op de Natura 2000-locatie ongunstig is voor de staat van instandhouding van de natuurlijke habitats en/of soorten met een gemeenschapsbelang moet de aanvrager bij die beoordeling een aanvullende bijlage voegen met de melding : c1.dat er geen alternatief is voor dat ontwerp; c2. van de dwingende redenen van een hoger openbaar belang, met inbegrip van hun maatschappelijke of economische aard voor de uitvoering ervan ondanks het negatieve effect in de wetenschap dat indien de betrokken locatie dient als onderkomen voor een soort prioritair natuurlijk habitat enkel overwegingen aangevoerd kunnen worden die verband houden met de menselijke gezondheid en de openbare veiligheid of met levensbelangrijke gunstige gevolgen voor het leefmilieu of, na advies van de Europese Commissie, met andere dwingende redenen van een hoger openbaar belang;c3. van de maatregelen die getroffen worden om die negatieve impact in te perken : - op het ontwerp zelf; - tijdens de uitvoeringsfase; - tijdens de uitbatingsfase; 4. de eventueel vooropgestelde compenserende maatregelen; II. de nauwkeurige omschrijving van het herbestemmingsproject op korte, middellange en lange termijn;
III. indien er sprake is van aanplantingen in het proces, worden ook volgende bijlagen bijgevoegd : a) een bovenaanzicht van de plantengroepen op de meest geschikte schaal;b) een bovenaanzicht van de specifiekere gebieden (namelijk met specifieke plantensoorten) op de meest geschikte schaal; c) op grond van de schets(en) vermeld in punt 5° I., schetsen of computerbeelden die uitleggen welke de bijdrage is van de aanplantingen in de opneming of de markering van de stortplaats in het landschap.
In de bovenaanzichten van de aanplantingen dienen de bomenrijen, de plantengroepen, de plantenassociaties, de gelijke afstanden tussen de aanplantingen, de aard van de plantensoorten, hun kracht en dichtheid, evenals de plaatsen, de soorten en technieken voor de aanleg van grasperken duidelijk toonbaar worden gemaakt; 6° de aanbevolen technieken voor de uitvoering van het project en de omschrijving van de werkzaamheden en de installaties die geïmplementeerd moeten worden. Voor zover het proces de uitvoering van een bodemsanering op de locatie zelf inhoudt : - een uiteenzetting waarvan de inhoud overeenkomt met de evaluatienota inzake milieueffecten waarvan het model bedoeld is in bijlage VI bij het regelgevend deel van Boek I van het Milieuwetboek; - een aanplantings- en situatieplan, opgemaakt op de geschikte schaal, met opgave van de ligging van de stapels, de apparaten, de machines, en hun ligging tegenover de naburige eigendommen en woningen; - een nauwkeurige omschrijving van de installatie en de apparaten en uit te voeren technieken, de aard en het vermogen van elke motor en de aard en de bij benadering aangegeven hoeveelheden producten die opgeslagen moeten worden (vaste of vloeibare resten van de afvalverwerking, vloeibare of gasachtige brandstoffen, scheikundige producten gebruikt bij de verrichtingen, enz.); - de voorwaarden voor de opslag van het restafval en de bijhorende stoffen; - de arbeidstijdregeling (werkdagen en -uren); - het aantal mensen tewerkgesteld op de werf; 7° I.de identificatie van de na te streven doelstellingen en de verwachte prestaties in termen van met name de residuele concentraties van vervuilende stoffen in de bodem, de ondergrond, het grondwater en het effect ervan op het leefmilieu en de menselijke gezondheid op de locatie en de directe omgeving;
II. de nauwkeurige omschrijving van een herbestemmings- en heroplevingsproject op korte, middellange en lange termijn; 8° de maatregelen ter vrijwaring van het leefmilieu en de menselijke gezondheid bij de uitvoering van het proces;9° het tijdsschema voor de uitvoering van het plan (kaart en schets van de fasering) en einde ervan;10° de voorgestelde nabeheersmaatregelen en duur ervan;11° naam en adres van de personen die de aanspreekpartner voorstelt te belasten met de uitvoering van het plan en het nabeheer;12° de formele verbintenis om een plaatsomschrijving van de locatie op te stellen na rehabilitatie;13° de raming van de kosten van de rehabilitatie en het nabeheer, BTW inbegrepen;14° in voorkomend geval, onder de voorwaarden bepaald in artikel 16 van dit besluit, het bewijs dat een kredietinstelling zich hoofdelijk en ondeelbaar borg heeft gesteld voor het bedrag van de kostprijs van de rehabilitatie. In afwijking van vorig lid hoeven de stukken waarover het bestuur reeds beschikt niet meer te worden ingediend. Afdeling 3. - Goedkeuring en wijziging van de plannen
Art. 4.Het dossier wordt in zeven exemplaren bij de technisch ambtenaar ingediend door de belastingplichtige, met eveneens een exemplaar op een elektronische informatiedrager, bij een ter post aangetekend schrijven of volgens elke andere modaliteit waarmee er een vaste datum aan verleend wordt.
Binnen de dertig dagen na indiening van het dossier gaat de technisch ambtenaar na of het dossier volledig is en geeft kennis aan de belastingplichtige, aan het gemeentecollege van de betrokken gemeente en aan de Minister van het feit dat het dossier al dan niet ontvankelijk is.
Art. 5.In dezelfde tijd als die waarin hij aan de belastingplichtige, aan het gemeentecollege van de betrokken gemeente en aan de Minister kennis geeft van het feit dat het dossier ontvankelijk is, richt de technisch ambtenaar er een afschrift van aan volgende ambtenaren : 1° de leidend ambtenaar van de Dienst;2° de inspecteur-generaal van de Afdeling Water;3° de bevoegde provinciale directeur van het Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening en Huisvesting;4° de inspecteur-generaal van de Afdeling Natuur en Bossen. Die ambtenaren beschikken over vijftig dagen om hun met redenen omkleed advies in te dienen bij de technisch ambtenaar. Als die termijn eenmaal verstreken is, zijn zij geacht een gunstig advies te hebben verstrekt.
Art. 6.De technisch ambtenaar stelt een samenvattend verslag op en stelt het rehabilitatieplan vast waarbij hij zich meer bepaald baseert op de stukken bedoeld in artikel 3 en op de adviezen bedoeld in artikel 5, en indien hij gevoelig afwijkt van het ontwerp-plan zoals ingediend overeenkomstig de artikelen 3 en 4, na de belastingplichtige te hebben gehoord.
Hij richt het samenvattend verslag en het rehabilitatieplan, evenals een exemplaar van het verslag en van het plan op een elektronische informatiedrager, aan de Minister.
Art. 7.De Minister beslist over het plan binnen de honderdtwintig dagen volgend op de hem gedane kennisgeving van het feit dat het dossier ontvankelijk is.
Hij bepaalt het tijdsschema voor de uitvoering en de einddatum van het plan zonder dat dat meer mag bedragen dan drie verlengbare jaren. Hij bepaalt de data waarop de belastingplichtige het verslag of de verslagen met de stand van zaken in de rehabilitatieverrichtingen aan de technisch ambtenaar overmaakt.
Art. 8.De beslissing over het plan wordt door de technisch ambtenaar medegedeeld aan de belastingplichtige, het gemeentcollege van de betrokken gemeente en aan de ambtenaren bedoeld in artikel 5, lid 1, evenals aan de bevoegde gewestelijke directeur van de Afdeling Preventie en Vergunningen.
Art. 9.Op voorstel van de technisch albtenaar kan de Minister te allen tijde, na de belastingplichtige de mogelijkheid te hebben gegeven om zijn standpunt uiteen te zetten, de opgelegde verplichtingen wijzigen, met name om de negatieve gevolgen ervan op flora, fauna, lucht of water in te perken of, algemeen, om te voorkomen dat de uitvoering van het plan schade berokkent aan het leefmilieu of aan de menselijke gezondheid.
Art. 10.De Minister kan te allen tijde en met terugwerkende kracht de beslissing intrekken waarbij hij het plan heeft goedgekeurd, indien zijn goedkeuring gegrond was op valse verklaringen of indien er ernstige vermoedens bestaan dat de rehabilitatieverrichtingen een overtreding vormen op wettelijke, decreetgevende of regelgevende bepalingen. Voor de beslissing ingetrokken wordt, wordt de belastingplichtige de mogelijkheid geboden zijn standpunt uiteen te zetten.
Art. 11.Elke beslissing getroffen krachtens de artikelen 9 en 10 wordt overeenkomstig artikel 8 medegedeeld. Afdeling 4. - Controle en uitvoering van de plannen
Art. 12.De belastingplichtige richt op de data bepaald in het plan of minstens om de zes maanden een verslag aan de technisch ambtenaar over de stand van zaken in de rehabilitatieverrichtingen.
Hij beantwoordt elke vraag die de Minister of de technisch ambtenaar hem stelt en vergemakkelijkt elke controle van de lopende rehabilitatieverrichtingen.
Art. 13.Op verslag van de technisch ambtenaar stelt de Minister na de vervaldatum van het rehabilitatieplan vast of de opgelegde voorwaarden al dan niet zijn uitgevoerd.
Art. 14.De Minister kan het plan doen uitvoeren op kosten van de belastingplichtige : 1° indien hij na afloop van het plan vaststelt dat de voorwaarden ervan niet zijn uitgevoerd;2° indien hij de beslissing intrekt waarbij hij het plan overeenkomstig artikel 10 heeft goedgekeurd.
Art. 15.Elke beslissing getroffen krachtens de artikelen 13 en 14 wordt overeenkomstig artikel 8 medegedeeld. HOOFDSTUK II. - Borgstelling
Art. 16.In dezelfde tijd als waarin hij het dossier indient overeenkomstig artikel 4, lid 1, behalve als het een gewestelijke overheid betreft, stelt de belastingplichtige aan de Minister de stelling van een bankwaarborg voor om de kosten in verband met de ambtshalve uitvoering van het plan te dekken.
Die borgstelling gaat ten voordele van de Dienst uit van een kredietinstelling ingeschreven op één van de lijsten van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen en moet de verbintenis van die instelling inhouden als hoofdelijke en ondeelbare borg.
De belastingplichtige is verplicht het ontwerp-contract en het bewijs van de verbintenis van de instelling om dat contract te ondertekenen, voor te leggen.
Art. 17.In dezelfde tijd als waarin hij het plan goedkeurt krachtens artikel 7 stelt de Minister na advies van de technisch ambtenaar overeenkomstig artikel 6 het bedrag van de borgstelling vast, alsmede de termijn waarin het bewijs van de borg wordt geleverd.
Het bedrag van de borgstelling komt overeen met het vermoedelijke bedrag van de kosten die de overheid zou dragen indien zij het plan ambtshalve zou moeten (laten) uitvoeren.
Art. 18.In artikel 681bis /75 van het Algemeen Reglement voor de bescherming van de arbeid worden de bewoordingen "het besluit van 24 juni 1993 tot uitvoering van artikel 7, § 3, van het decreet van 25 juli 1991 betreffende de belasting op de afvalstoffen in het Waalse Gewest" vervangen door de bewoordingen "van artikel 35, § 2, van het fiscaal decreet van 22 maart 2007 tot bevordering van afvalpreventie en -valorisatie in het Waalse Gewest en tot wijziging van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen".
In artikel 121 van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning worden de bewoordingen "het besluit van 24 juni 1993 tot uitvoering van artikel 7, § 3, van het decreet van 25 juli 1991 betreffende de belasting op de afvalstoffen in het Waalse Gewest" vervangen door de bewoordingen "in artikel 35, § 2, van het fiscaal decreet van 22 maart 2007 tot bevordering van afvalpreventie en -valorisatie in het Waalse Gewest en tot wijziging van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen".
Art. 19.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2008.
Art. 20.De lopende procedures voor de aanneming van een rehabilitatieplan worden voortgezet volgens de regels geldend vóór inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 21.De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 20 december 2007.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN