Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 04 juli 2002
gepubliceerd op 21 september 2002

Besluit van de Waalse Regering betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2002027817
pub.
21/09/2002
prom.
04/07/2002
ELI
eli/besluit/2002/07/04/2002027817/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 JULI 2002. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning


De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning;

Gelet op het decreet van 16 december 1999 houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord betreffende het opvangen van de risico's inherent aan zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn;

Gelet op het besluit van de Regent van 11 februari 1946 houdende goedkeuring van de titels I en II van het Algemeen reglement voor de arbeidsbescherming;

Gelet op het besluit van de Regent van 27 september 1947 houdende goedkeuring van de titels III, IV, en V van het Algemeen reglement voor de arbeidsbescherming;

Gelet op het koninklijk besluit van 23 september 1958 houdende algemeen reglement betreffende het fabriceren, opslaan, onder zich houden, verkopen, vervoeren en gebruiken van springstoffen;

Gelet op het koninklijk besluit van 26 maart 1971 ter voorkoming van de luchtverontreiniging die door verbrandingsinstallaties wordt veroorzaakt;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 augustus 1976 houdende algemeen reglement voor het lozen van afvalwater in de gewone oppervlaktewateren, in de openbare riolen en in de kunstmatige afvoerwegen voor regenwater;

Gelet op het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 1 april 1987 tot vaststelling van de delegaties die nodig zijn voor de uitvoering van de verordening inzake de bescherming van het oppervlaktewater tegen vervuiling;

Gelet op het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 23 juli 1987 met betrekking tot de gecontroleerde stortplaatsen;

Gelet op het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 12 november 1987 tot bepaling van de samenstelling en de werking van de Beroepscommissie i.v.m. beslissingen betreffende het lozen van afvalwater;

Gelet op het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 25 oktober 1990 tot bepaling van de voorwaarden voor de erkenning van de laboratoria belast met de officiële analyses inzake bescherming van het oppervlaktewater en van het tot drinkbaar water verwerkbaar water tegen verontreiniging;

Gelet op het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 29 november 1990 betreffende de voorwaarden van vrijstelling van de betaling van de belasting op het lozen van industrieel en huishoudelijk afvalwater voor de hospitalen, ziekenhuizen en andere inrichtingen waarin niet besmettelijke zieken worden behandeld;

Gelet op het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 14 november 1991 betreffende het winnen van tot drinkwater verwerkbaar oppervlaktewater en de waterwinnings-, preventie- en toezichtsgebieden;

Gelet op het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 14 november 1991 betreffende de grondwaterwinningen, de waterwinningsgebieden, de preventiegebieden en de toezichtsgebieden en de kunstmatige bevoorrading van de grondwaterlagen;

Gelet op het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 20 november 1991 betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging veroorzaakt door lozingen van bepaalde gevaarlijke stoffen;

Gelet op het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 12 maart 1992 houdende aanwijzing van ambtenaren voor de uitoefening van de bevoegdheden bedoeld in artikel 15, § 2, van het decreet van 7 oktober 1985 betreffende de bescherming van het oppervlaktewater tegen verontreiniging;

Gelet op het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 9 april 1992 betreffende de giftige of gevaarlijke afvalstoffen;

Gelet op het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 9 april 1992 betreffende de polychloorbifenylen en polychloorterfenylen;

Gelet op het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 9 april 1992 betreffende afgewerkte oliën;

Gelet op het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 9 april 1992 betreffende afval van de titaandioxyde-industrie;

Gelet op het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 23 december 1992 tot aanwijzing van de ambtenaren bevoegd voor het opsporen en vaststellen van overtredingen inzake de milieubescherming;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 16 september 1993 tot uitvoering van een specifiek milieubeleid in het kader van de artikelen 5 en 5bis van de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie, zoals gewijzigd bij het decreet van 25 juni 1992;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 16 september 1993 tot uitvoering van een specifiek beleid inzake hernieuwbare energieën in het kader van artikel 32.13 van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering, zoals gewijzigd bij het decreet van 25 juni 1992;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 21 oktober 1993 betreffende dierlijke afvalstoffen;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 9 december 1993 betreffende de bestrijding van door industriële inrichtingen veroorzaakte luchtverontreiniging;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 9 december 1993 tot bestrijding van de door huisvuilverbrandingsintallaties veroorzaakte luchtverontreiniging;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 9 december 1993 inzake voorkoming en vermindering van de luchtverontreiniging door asbest;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 23 december 1993 betreffende de machtigingen tot lozing van industrieel of huishoudelijk afvalwater afkomstig van inrichtingen die industrieel afvalwater lozen;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 19 mei 1994 betreffende de bezoldiging van de adviezen die bij de behandeling van de machtigingsaanvragen tot lozing van afvalwater door de zuiveringsinstellingen worden uitgebracht;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 30 juni 1994 betreffende de afval van ziekenhuis- en gezondheidszorgactiviteiten;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 18 mei 1995 betreffende de financiering van het beheer en de bescherming van tot drinkwater verwerkbaar water;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 30 november 1995 betreffende het beheer van stoffen die d.m.v. bagger- of ruimingswerken uit de bedding en de oevers van waterlopen en watervlakken verwijderd worden;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 16 oktober 1997 tot aanwijzing van de ambtenaar bedoeld in artikel 2, 25°, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 9 april 1998 betreffende de financiering van het beheer en de bescherming van grondwater;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 15 oktober 1998 houdende reglementering van de opvang van stedelijk afvalwater;

Gelet op de beraadslaging van de Regering van 1 februari 2001 over het verzoek om adviesverlening door de Raad van State binnen hoogstens een maand;

Gelet op het advies 31.254/4 van de Raad van State, gegeven op 1 oktober 2001, overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Begripsbepalingen

Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van de hoofdstukken I tot III van dit besluit wordt verstaan onder « decreet » : het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning. § 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « CWATUP » : het Waalse wetboek van ruimtelijke ordening, stedenbouw en patrimonium;2° toezichthoudende ambtenaar : ambtenaar of personeelslid aangewezen krachtens het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 23 december 1992 tot aanwijzing van de ambtenaren bevoegd voor het opsporen en vaststellen van overtredingen inzake de milieubescherming;3° « DPA » : de Afdeling Preventie en Vergunningen van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van het Ministerie van het Waalse Gewest;4° « DPE » : de Afdeling Milieupolitie van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van het Ministerie van het Waalse Gewest. § 3. Voor de toepassing van afdeling 3, hoofdstuk II, van dit besluit wordt verstaan onder : 1° samenwerkingsakkoord : het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren voor zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, goedgekeurd bij het decreet van 16 december 1999;2° inrichting : de gezamenlijke zone die onder het toezicht van een exploitant staat en waar in één of meer installaties gevaarlijke stoffen aanwezig zijn in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de drempels bedoeld in de delen 1 en 2 van bijlage II bij het besluit van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een effectonderzoek onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten, met inbegrip van de gemeenschappelijke of bijbehorende infrastructuur of aCTIviteiten;3° installatie : technische eenheid binnen een inrichting waar gevaarlijke stoffen geproduceerd, gebruikt, gehanteerd of opgeslagen worden, die voorzien is van de voor haar werking noodzakelijke uitrusting, constructies, leidingen, machines, gereedschappen, eigen spoorwegaftakkingen, laad- en loskades, aanlegsteigers, pieren, depots of soortgelijke structuren, al dan niet drijvend;4° zwaar ongeval : incident zoals een zware emissie, brand of explosie als gevolg van ongecontroleerde ontwikkelingen tijdens de exploitatie van de inrichting, die rechtstreeks of na verloop van tijd binnen of buiten de inrichting een ernstig gevaar vormt voor de gezondheid van de mens en/of voor het milieu en waarbij één of meer gevaarlijke stoffen betrokken zijn;5° gevaarlijke stoffen : de stoffen, mengsels of preparaten bedoeld in bijlage II bij het besluit van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een effectonderzoek onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten;6° gevaar : intrinsieke eigenschap van een gevaarlijke stof of van een fysische situatie die de gezondheid van de mens en/of het milieu kan schaden;7° risico : de waarschijnlijkheid dat een specifiek effect zich binnen een bepaalde periode of onder bepaalde omstandigheden voordoet;8° opslag : de aanwezigheid van een hoeveelheid gevaarlijke stoffen voor opslag, veilige bewaring of voorraadbewaring;9° schierongeval : ongecontroleerd incident dat per toeval een zwaar ongeval kan veroorzaken;10° aanwezigheid van gevaarlijke stoffen : de effectieve of geplande aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in de inrichting, alsook van gevaarlijke stoffen die als gevolg van een ongeval kunnen worden voortgebracht in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de drempels bedoeld in de delen 1 en 2 van bijlage II bij het besluit van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een effectonderzoek onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten. HOOFDSTUK II. - Procedures Afdeling 1. - Procedure voor de toekenning van de milieuvergunning

Onderafdeling 1. - Indiening van de aanvraag

Art. 2.De milieuvergunning voor een inrichting die niet voorkomt in het tweede lid, wordt aangevraagd d.m.v. een formulier waarvan het model in bijlage I bij dit besluit gaat.

De milieuvergunning voor een installatie of activiteit bedoeld in de rubrieken 01.20 tot 01.40 van bijlage I bij het besluit van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een effectonderzoek onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten, wordt aangevraagd d.m.v. een formulier waarvan het model in bijlage II bij dit besluit gaat.

Als de aanvraag betrekking heeft op een waterwinning, bevat ze, naast de gegevens van het formulier bedoeld in het eerste lid van dit artikel, de gegevens bedoeld in bijlage III bij dit besluit.

Als de aanvraag betrekking heeft op de lozing van afvalwater uit openbare zuiveringsstations, bevat ze, naast de gegevens van het formulier bedoeld in het eerste lid van dit artikel, de gegevens bedoeld in bijlage IV bij dit besluit.

Als de aanvraag betrekking heeft op een installatie of een activiteit i.v.m. de verzameling, de verwijdering of de valorisatie van afvalstoffen, bevat ze, naast de gegevens van het formulier bedoeld in het eerste lid van dit artikel, de gegevens bedoeld in bijlage V bij dit besluit.

Als de aanvraag betrekking heeft op een centrum voor technische ondergraving, bevat ze, naast de gegevens van het formulier bedoeld in het eerste lid van dit artikel, de gegevens bedoeld in bijlage VI bij dit besluit.

Als de aanvraag betrekking heeft op een beperkt gebruik van genetisch gemanipuleerde of pathogene organismen, bevat ze, naast de gegevens van het formulier bedoeld in het eerste lid van dit artikel, de gegevens bedoeld in bijlage VII bij dit besluit.

Als de aanvraag betrekking heeft op een kunstmatige bevoorrading van een grondwaterlaag, bevat ze, naast de gegevens van het formulier bedoeld in het eerste lid van dit artikel, de gegevens bedoeld in bijlage VIII bij dit besluit.

Als de aanvraag betrekking heeft op groeven en de aanhorigheden ervan, bevat ze, naast de gegevens van het formulier bedoeld in het eerste lid van dit artikel, de gegevens bedoeld in bijlage XVI bij dit besluit.

Art. 3.§ 1. De aanvraag gaat vergezeld van een milieueffectbeoordeling. § 2. Als de aanvraag betrekking heeft op een inrichting bedoeld in rubriek 63.12.18 van bijlage I bij het besluit van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een effectonderzoek onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten, zijn de artikelen 59 tot 64 van dit besluit van toepassing.

Art. 4.De vergunningaanvraag wordt in drie exemplaren ingediend.

Als het project het grondgebied van verschillende gemeenten bestrijkt, wordt het aantal exemplaren bedoeld in het eerste lid verhoogd naar gelang van het aantal gemeenten op het grondgebied waarvan het project betrekking heeft.

Art. 5.Het gemeentebestuur bewaart één exemplaar van de vergunningaanvraag en stuurt de overige exemplaren naar de technische ambtenaar.

Art. 6.Na ontvangst van het aanvraagdossier wordt één exemplaar van de nota met de identificatie van de gevaren of van de in artikel 61 bedoelde veiligheidsstudie of van elk document tot rechtzetting, wijziging of aanvulling van bedoelde studie door de technische ambtenaar overgemaakt aan de Algemene directie civiele bescherming van het Federale Ministerie van Binnenlandse Zaken, overeenkomstig artikel 26bis van het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaams, het Waals en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn.

Onderafdeling 2. - Openbaar onderzoek

Art. 7.Er wordt een openbaar onderzoek georganiseerd in de volgende gemeenten : 1° de gemeente(n) op het grondgebied waarvan het project gelegen is;2° als het gaat om een inrichting van klasse 1, de gemeente(n) waarvan een gedeelte van het grondgebied gelegen is in een straal van 500 meter rondom de perimeter die het gezamenlijke project insluit.

Art. 8.De technische ambtenaar stuurt een afschrift van de vergunningaanvraag en van de eventuele aanvullende stukken naar de overige gemeenten op het grondgebied waarvan een openbaar onderzoek wordt georganiseerd de dag waarop hij aan het gemeentebestuur waar de aanvraag is ingediend, een afschrift van de beslissing overmaakt waarbij bevestigd wordt dat de aanvraag volledig en ontvankelijk is, of na afloop van de termijn bedoeld in artikel 20, eerste of derde lid.

Art. 9.§ 1. Het openbaar onderzoek wordt binnen vijf dagen na ontvangst van de in artikel 8 bedoelde stukken vierentwintig uur vóór de opening ervan aangekondigd door het gemeentebestuur van elke betrokken gemeente d.m.v. een aangeplakt bericht naar het model in bijlage X bij dit besluit.

Het bericht wordt gedrukt in zwarte letters op een gele achtergrond en heeft een minimale oppervlakte van 35 dm2. Het wordt aangeplakt : 1° in het gemeentehuis;2° op de gebruikelijke aanplakplaatsen;3° op vier plaatsen in de onmiddellijke omgeving van de plaats waar het project moet worden uitgevoerd, langs een openbare rijweg of -strook. Het bericht vermeldt de personalia van de aanvrager en de technische ambtenaar zodat iedereen technische uitleg over het project kan verkrijgen. § 2. Op de dag van aanplakking maakt elk betrokken gemeentebestuur een afschrift van het bericht over aan de aangrenzende gemeenten en de technische ambtenaar en worden de volgende personen schriftelijk, individueel en aan huis in kennis gesteld van de opening van het openbaar onderzoek : 1° de eigenaars en bewoners van de terreinen en gebouwen gelegen in een straal van 50 meter rondom het project als het gaat om een inrichting van klasse 1;2° de houders van rechten die de milieuvergunning zou kunnen tenietdoen of wijzigen en die verband houden met erfdienstbaarheden gevestigd door 's mensen toedoen of met de in de aanvraag vermelde overeengekomen verplichtingen betreffende het grondgebruik. § 3. Wat de vergunningaanvragen voor inrichtingen van klasse 1 betreft, wordt het openbaar onderzoek aangekondigd d.m.v. een bericht in de lokale bladzijden van drie Franstalige of Duitstalige dagbladen, al naar gelang het geval. Het bericht verschijnt ook in een eventueel gemeentelijk informatieblad of in een huis aan huis reclameblad dat gratis uitgedeeld wordt aan de bevolking van de betrokken gemeente.

Art. 10.Het openbaar onderzoek duurt dertig dagen voor een inrichting van klasse 1 en vijftien dagen voor een inrichting van klasse 2, onder voorbehoud van artikel 39, tweede lid, tweede zin, van het decreet.

De berichten bedoeld in artikel 9, § 1, blijven op zichtbare en leesbare wijze aangeplakt tijdens de hele duur van het onderzoek.

Art. 11.Tijdens de duur van het onderzoek, ligt de inhoud van de vergunningaanvraag ter inzage bij het gemeentebestuur op de kantooruren en één dag per week tot twintig uur of op zaterdagochtend, met uitzondering van de gegevens onttrokken aan het openbaar onderzoek bij beslissing van de technische ambtenaar overeenkomstig het tweede lid.

De technische ambtenaar beslist of bepaalde gegevens onttrokken moeten worden aan het openbaar onderzoek op grond van de beoordelingscriteria bedoeld in artikel 6 van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur en in het decreet van 13 juni 1991 betreffende de vrije toegang van de burgers tot informatie over het leefmilieu.

Het aanvraagdossier dat het voorwerp is van het openbaar onderzoek, vermeldt het feit dat de technische ambtenaar beslist heeft bepaalde gegevens aan het onderzoek te onttrekken.

Art. 12.Tijdens de duur van het onderzoek kunnen bezwaren en opmerkingen schriftelijk of mondeling gericht worden aan het gemeentebestuur, met vermelding van naam en adres.

Als de bezwaren of opmerkingen mondeling worden geformuleerd, maakt het gemeentebestuur een door betrokkene te ondertekenen proces-verbaal op.

Art. 13.§ 1. Als het college van burgemeester en schepenen, na de waarschuwing bedoeld in artikel 29 van het decreet, het verplichte openbaar onderzoek niet organiseert, kan de technische ambtenaar in zijn plaats optreden en de in de artikelen 9 tot 12 bedoelde formaliteiten zelf vervullen. § 2. De technische ambtenaar vervult de in artikel 9 bedoelde formaliteiten door een beroep te doen op een gerechtsdeurwaarder van zijn keuze om het bericht te laten aanplakken. § 3. De kosten voor de vervulling van die formaliteiten worden gedragen door het in gebreke gebleven college van burgemeester en schepenen.

Onderafdeling 3. - Modaliteiten voor het administratief overleg betreffende de milieuvergunningaanvragen

Art. 14.Als de geraadpleegde besturen of overheden verzoeken om de organisatie van de overlegvergadering bedoeld in artikel 31 van het decreet, wordt de technische ambtenaar daarvan bij aangetekend schrijven in kennis gesteld binnen : 1° tien dagen als het gaat om een inrichting van klasse 2;2° dertig dagen als het gaat om een inrichting van klasse 1. Als de technische ambtenaar verzoekt om de organisatie van een overlegvergadering, worden de geraadpleegde besturen of overheden op dezelfde wijze geïnformeerd.

Art. 15.De technische ambtenaar bepaalt de datum en de plaats van de overlegvergadering.

De vergadering vindt plaats binnen vijfentwintig dagen als het gaat om een inrichting van klasse 2 en binnen vijftig dagen als het gaat om een inrichting van klasse 1.

De bevoegde overheid en de geraadpleegde besturen en overheden worden door de technische ambtenaar bij aangetekend schrijven uitgenodigd op de vergadering.

Art. 16.De termijnen bedoeld in de artikelen 14 en 15 lopen vanaf de datum waarop de technische ambtenaar het aanvraagdossier naar de geraadpleegde overheden en besturen verzendt.

Art. 17.De technische ambtenaar maakt de notulen van de overlegvergadering op en voegt ze bij het syntheserapport bedoeld in artikel 32 van het decreet.

Onderafdeling 4. - Minimale inhoud van de adviezen vereist voor de behandeling van de milieuvergunningaanvragen

Art. 18.De adviezen bedoeld in artikel 30, tweede lid, van het decreet vermelden hoe dan ook : 1° de identificatie van de geraadpleegde instantie;2° de referenties van het project;3° de naam, voornaam en hoedanigheid van de auteur van het advies;4° een beschrijving van de effecten van het project;5° het onderzoek naar de doelmatigheid van het project rekening houdende met de bevoegdheden van de geraadpleegde instantie;6° in geval van gunstig advies, de bijzondere voorwaarden die onder de bevoegdheid van de geraadpleegde instantie ressorteren en waaraan de exploitatie van de inrichting zou moeten voldoen;7° in geval van ongunstig advies, de motieven. Onderafdeling 5. - Inhoud van de milieuvergunning

Art. 19.Naast de informatie bedoeld in artikel 45 van het decreet, vermeldt de beslissing waarbij de vergunning wordt verleend de volgende gegevens : 1° de maatregelen voor de openbaarmaking van de beslissing;2° de beroepsmodaliteiten;3° in voorkomend geval, een specifieke termijn voor de tenuitvoerlegging van bepaalde specifieke exploitatievoorwaarden;4° de verplichtingen van de exploitant bedoeld in de artikelen 57 tot 59 van het decreet;5° de verplichting tot informatie van de bevoegde overheid in geval van verandering van exploitant, overeenkomstig artikel 60 van het decreet;6° het vervalprincipe in de gevallen bedoeld in artikel 48 van het decreet. In voorkomend geval vermeldt de beslissing of de uitvoering van de vergunning onderworpen is aan : 1° de vestiging, door de vergunninghouder, van zakelijke rechten op de bij de exploitatie betrokken goederen;2° de voorafgaande goedkeuring van de technische ambtenaar. Als de bevoegde overheid de beslissing naar de technische ambtenaar stuurt overeenkomstig artikel 35 van het decreet, wijst ze op de punten waarvoor de inhoud van de beslissing afwijkt van het syntheserapport opgesteld door de technische ambtenaar in het kader van de procedure voor de behandeling van de vergunningaanvraag.

Onderafdeling 6. - Modaliteiten voor de behandeling van beroepen tegen beslissingen i.v.m. milieuvergunningaanvragen

Art. 20.Het beroep bedoeld in artikel 40 van het decreet wordt bij het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu ingediend aan het adres van de Minister van Leefmilieu. Daartoe wordt gebruik gemaakt van het formulier waarvan het model in bijlage XI bij dit besluit gaat.

Art. 21.Het beroep wordt ondertekend en bevat hoe dan ook de volgende gegevens : 1° de naam, de voornaam en het adres van de aanvrager;2° als de aanvrager een rechtspersoon is, de benaming of handelsnaam, de rechtsvorm, het adres van de maatschappelijke zetel, alsook de naam, de voornaam, het adres en de hoedanigheid van de persoon die het beroep mag instellen;3° de referenties, het voorwerp en de datum van de beslissing;4° het belang van de aanvrager bij het instellen van het beroep, behalve als het door de technische ambtenaar wordt ingesteld;5° de middelen aangevoerd tegen de betwiste beslissing;6° een afschrift van het stortingsbewijs of van het debetbericht betreffende het dossiersrecht bedoeld in artikel 177 van het decreet, behalve wanneer het beroep wordt ingediend door de technische ambtenaar die het dossier in eerste aanleg heeft behandeld.

Art. 22.Na ontvangst van het beroep maakt de technische ambtenaar een afschrift over aan : 1° de overheid bevoegd om de milieuvergunning in eerste aanleg af te leveren;2° de Minister van Leefmilieu;3° het college van burgemeester en schepenen van de gemeenten waar een openbaar onderzoek werd georganiseerd;4° de technische ambtenaar die het dossier in eerste aanleg heeft behandeld en aan de exploitant, behalve wanneer ze de auteur van het beroep zijn.

Art. 23.Na ontvangst van het afschrift van het beroep maakt de overheid die bevoegd is om de milieuvergunning in eerste aanleg af te leveren, de volgende stukken over aan de technische ambtenaar : 1° het bewijs waarbij de aanplakking van de beslissing wordt bevestigd als de bevoegde overheid het college van burgemeester en schepenen is;2° het bewijs van de kennisgeving bedoeld in artikel 35 van het decreet en, 3° in voorkomend geval, elk advies dat volgt op het syntheserapport. Zodra het college van burgemeester en schepenen van elke gemeente op het grondgebied waarvan een openbaar onderzoek werd georganiseerd het afschrift van het beroep overeenkomstig artikel 22, 3°, in ontvangst heeft genomen, geeft het ook de in beroep bevoegde technische ambtenaar kennis van het bewijs waarbij wordt bevestigd dat de beslissing in elke gemeente is aangeplakt.

Art. 24.Het beroep wordt ter kennis gebracht van het publiek volgens de modaliteiten bedoeld in artikel 38 van het decreet, met uitzondering van § 1, 4°, en van § 4.

Art. 25.De in beroep bevoegde technische ambtenaar verzoekt het Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium om advies en raadpleegt de besturen en overheden waarvan hij het advies nuttig acht. Die instanties sturen hem hun advies bij ter post aangetekend schrijven met ontvangbewijs of maken het over tegen ontvangbewijs binnen : 1° twintig dagen, te rekenen van de aanhangigmaking, als het beroep betrekking heeft op een inrichting van klasse 2;2° veertig dagen, te rekenen van de aanhangigmaking, als het beroep betrekking heeft op een inrichting van klasse 1. De minimale inhoud van de adviezen vereist voor de behandeling van het beroep is dezelfde als die bedoeld in artikel 18.

Art. 26.Wanneer de Minister van Leefmilieu zijn besluit verstuurt naar de aanvrager bedoeld in artikel 40, § 5, van het decreet, maakt hij tegelijkertijd een afschrift ervan over aan de toezichthoudende ambtenaar.

Onderafdeling 7. - Bijhouden van de registers voor milieuvergunningen

Art. 27.§ 1. Het gemeentebestuur van elke gemeente op het grondgebied waarvan de inrichting gevestigd is, vermeldt de toekenning van de vergunning in zijn register binnen de tien dagen die volgen op : 1° hetzij de besluitvorming door het college van burgemeester en schepenen;2° hetzij de ontvangst van het besluit door het college van burgemeester en schepenen;3° hetzij de verstrijkdatum van de termijn bedoeld in artikel 35 van het decreet, als het syntheserapport is verstuurd overeenkomstig artikel 32 van het decreet en als het een gunstig advies van de technische ambtenaar en, in voorkomend geval, bijzondere voorwaarden bevat. De technische ambtenaar vermeldt de toekenning van de vergunning in zijn register binnen de tien dagen na : 1° hetzij de besluitvorming als hij de bevoegde overheid is;2° hetzij de inontvangstneming van de door het college van burgemeester en schepenen genomen beslissing;3° hetzij de verstrijkdatum van de termijn bedoeld in artikel 35 van het decreet, als het syntheserapport verstuurd werd overeenkomstig artikel 32 van het decreet en als het een gunstig advies van de technische ambtenaar en, in voorkomend geval, bijzondere voorwaarden bevat. § 2. Als de vergunning na beroep wordt toegekend, vermelden het gemeentebestuur van elke gemeente op het grondgebied waarvan de inrichting gevestigd is en de technische ambtenaar de toekenning van de vergunning in hun register binnen tien dagen : 1° na ontvangst van het besluit dat de Regering overeenkomstig artikel 40, § 5, van het decreet heeft verstuurd;2° bij gebrek aan verzending overeenkomstig artikel 40, § 4, van het decreet, met ingang van de verstrijkdatum van de termijn waarover de Regering beschikt om haar besluit naar de aanvrager te sturen.

Art. 28.In de registers van de technische ambtenaar en van het gemeentebestuur van elke gemeente op het grondgebied waarvan de inrichting gevestigd is, worden de volgende gegevens vermeld : 1° de datum van het besluit;2° de referenties van het besluit;3° de naam, voornaam, hoedanigheid en woonplaats van de vergunninghouder;4° het soort inrichting, met het nummer en de bewoording van de bedoelde rubriek(en);5° de lokalisatie van de inrichting en het adres van de exploitatiezetel;6° de datum waarop het besluit van kracht wordt en de geldigheidsduur van de vergunning.

Art. 29.Het gemeentebestuur van elke gemeente op het grondgebied waarvan de inrichting gevestigd is en de technische ambtenaar houden het register van de milieuvergunningen bij en vermelden er : 1° de besluiten tot wijziging van de exploitatievoorwaarden, de besluiten tot schorsing of intrekking van de vergunningen;2° de beroepen ingesteld tegen de besluiten bedoeld in artikel 27, § 1, en het al dan niet schorsende karakter ervan;3° de beroepen ingesteld tegen de besluiten bedoeld in 1°;4° de overdrachten van vergunning. Afdeling 2. - Procedure voor de toekenning van de unieke vergunning

Onderafdeling 1. - Indiening van de aanvraag

Art. 30.De unieke vergunning voor de inrichtingen die niet in het tweede lid voorkomen, wordt aangevraagd d.m.v. een formulier waarvan het model in bijlage I bij dit besluit gaat.

De unieke vergunning voor een installatie of activiteit bedoeld in de rubrieken 01.20 tot 01.40 van bijlage I bij het besluit van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een effectonderzoek onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten, wordt aangevraagd d.m.v. een formulier waarvan het model in bijlage II bij dit besluit gaat.

Als de aanvraag betrekking heeft op een waterwinning, bevat ze, naast de gegevens van het formulier bedoeld in het eerste lid van dit artikel, de gegevens bedoeld in bijlage III bij dit besluit.

Als de aanvraag betrekking heeft op de lozing van afvalwater uit openbare zuiveringsstations, bevat ze, naast de gegevens van het formulier bedoeld in het eerste lid van dit artikel, de gegevens bedoeld in bijlage IV bij dit besluit.

Als de aanvraag betrekking heeft op een installatie of een activiteit i.v.m. de verzameling, de verwijdering of de valorisatie van afvalstoffen, bevat ze, naast de gegevens van het formulier bedoeld in het eerste lid van dit artikel, de gegevens bedoeld in bijlage V bij dit besluit.

Als de aanvraag betrekking heeft op een centrum voor technische ondergraving, bevat ze, naast de gegevens van het formulier bedoeld in het eerste lid van dit artikel, de gegevens bedoeld in bijlage VI bij dit besluit.

Als de aanvraag betrekking heeft op een beperkt gebruik van genetisch gemanipuleerde of pathogene organismen, bevat ze, naast de gegevens van het formulier bedoeld in het eerste lid van dit artikel, de gegevens bedoeld in bijlage VII bij dit besluit.

Als de aanvraag betrekking heeft op de kunstmatige bevoorrading van een grondwaterlaag, bevat ze, naast de gegevens van het formulier bedoeld in het eerste lid van dit artikel, de gegevens bedoeld in bijlage VIII bij dit besluit.

Als de aanvraag betrekking heeft op groeven en de aanhorigheden ervan, bevat ze, naast de gegevens van het formulier bedoeld in het eerste lid van dit artikel, de gegevens bedoeld in bijlage XVI bij dit besluit.

Art. 31.§ 1. De aanvraag gaat vergezeld van een milieueffectbeoordeling. § 2. Als de aanvraag betrekking heeft op een inrichting bedoeld in rubriek 63.12.18 van bijlage I bij het besluit van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een effectonderzoek onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten, zijn de artikelen 59 tot 64 van dit besluit van toepassing.

Art. 32.De vergunningaanvraag wordt ingediend in vier exemplaren.

Als het project het grondgebied van verschillende gemeenten bestrijkt, wordt het aantal exemplaren bedoeld in het eerste lid verhoogd naar gelang van het aantal gemeenten op het grondgebied waarvan het project betrekking heeft.

Art. 33.Het gemeentebestuur bewaart één exemplaar van de vergunningaanvraag en stuurt de overige exemplaren naar de technische ambtenaar en de gemachtigde ambtenaar.

Art. 34.Na ontvangst van het aanvraagdossier wordt één exemplaar van de nota met de identificatie van de gevaren of van de in artikel 61 bedoelde veiligheidsstudie of van elk document tot rechtzetting, wijziging of aanvulling van bedoelde studie door de technische ambtenaar overgemaakt aan de Algemene directie civiele bescherming van het Federale Ministerie van Binnenlandse Zaken, overeenkomstig artikel 26bis van het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaams, het Waals en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn.

Onderafdeling 2 - Openbaar onderzoek

Art. 35.Er wordt een openbaar onderzoek georganiseerd in de volgende gemeenten : 1° de gemeente(n) op het grondgebied waarvan het project gelegen is;2° als het gaat om een inrichting van klasse 1, de gemeente(n) waarvan een gedeelte van het grondgebied gelegen is in een straal van 500 meter rondom de perimeter die het gezamenlijke project insluit.

Art. 36.De technische ambtenaar en de gemachtigde ambtenaar sturen een afschrift van de vergunningaanvraag en van de eventuele aanvullende stukken naar de overige gemeenten op het grondgebied waarvan een openbaar onderzoek wordt georganiseerd, de dag waarop zij aan het gemeentebestuur waar de aanvraag is ingediend een afschrift van de beslissing overmaken waarbij bevestigd wordt dat de aanvraag volledig en ontvankelijk is, of na afloop van de termijn bedoeld in artikel 20, eerste of derde lid.

Art. 37.§ 1. Het openbaar onderzoek wordt binnen vijf dagen na ontvangst van de in artikel 36 bedoelde stukken vierentwintig uur vóór de opening ervan aangekondigd door het gemeentebestuur van elke betrokken gemeente d.m.v. een aangeplakt bericht naar het model in bijlage X bij dit besluit. Het bericht wordt gedrukt in zwarte letters op een gele achtergrond en heeft een minimale oppervlakte van 35 dm2.

Het wordt aangeplakt : 1° in het gemeentehuis;2° op de gebruikelijke aanplakplaatsen;3° op vier plaatsen in de onmiddellijke omgeving van de plaats waar het project moet worden uitgevoerd, langs een openbare rijweg of -strook. Het bericht vermeldt de personalia van de aanvrager, de technische ambtenaar en de gemachtigde ambtenaar zodat iedereen technische uitleg over het project kan verkrijgen. § 2. Op de dag van aanplakking maakt elk betrokken gemeentebestuur een afschrift van het bericht over aan de aangrenzende gemeenten, de technische ambtenaar alsmede de gemachtigde ambtenaar, en worden de volgende personen schriftelijk, individueel en aan huis in kennis gesteld van de opening van het openbaar onderzoek : 1° de eigenaars en bewoners van de terreinen en gebouwen gelegen in een straal van 50 meter rondom het project als het gaat om een inrichting van klasse 1;2° de houders van rechten die de milieuvergunning zou kunnen tenietdoen of wijzigen en die verband houden met erfdienstbaarheden gevestigd door 's mensen toedoen of met de in de aanvraag vermelde overeengekomen verplichtingen betreffende het grondgebruik. § 3. Wat de vergunningaanvragen voor inrichtingen van klasse 1 betreft, wordt het openbaar onderzoek aangekondigd d.m.v. een bericht in de lokale bladzijden van drie Franstalige of Duitstalige dagbladen, al naar gelang het geval. Het bericht verschijnt ook in een eventueel gemeentelijk informatieblad of in een huis aan huis reclameblad dat gratis uitgedeeld wordt aan de bevolking van de betrokken gemeente.

Art. 38.Het openbaar onderzoek duurt dertig dagen voor een inrichting van klasse 1 en vijftien dagen voor een inrichting van klasse 2.

De berichten bedoeld in artikel 37, § 1, blijven op zichtbare en leesbare wijze aangeplakt tijdens de hele duur van het onderzoek.

Art. 39.Tijdens de duur van het onderzoek ligt de inhoud van de vergunningaanvraag ter inzage bij het gemeentebestuur op de kantooruren en één dag per week tot twintig uur of op zaterdagochtend, met uitzondering van de gegevens onttrokken aan het openbaar onderzoek bij beslissing van de technische ambtenaar en de gemachtigde ambtenaar overeenkomstig het tweede lid.

De technische ambtenaar en de gemachtigde ambtenaar beslissen of bepaalde gegevens onttrokken moeten worden aan het openbaar onderzoek op grond van de beoordelingscriteria bedoeld in artikel 6 van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur en in het decreet van 13 juni 1991 betreffende de vrije toegang van de burgers tot informatie over het leefmilieu.

Het aanvraagdossier dat het voorwerp is van het openbaar onderzoek, vermeldt het feit dat de technische ambtenaar en de gemachtigde ambtenaar beslist hebben bepaalde gegevens aan het onderzoek te onttrekken.

Art. 40.Tijdens de duur van het onderzoek kunnen bezwaren en opmerkingen schriftelijk of mondeling gericht worden aan het gemeentebestuur, met vermelding van naam en adres.

Als de bezwaren of opmerkingen mondeling worden geformuleerd, maakt het gemeentebestuur proces-verbaal op, dat door betrokkene ondertekend wordt.

Art. 41.§ 1. Als het college van burgemeester en schepenen, na de in artikel 29 van het decreet bedoelde waarschuwing, het verplichte openbaar onderzoek niet organiseert, kan de technische ambtenaar in zijn plaats optreden en de in de artikelen 37 tot 40 bedoelde formaliteiten zelf vervullen. § 2. De technische ambtenaar vervult de in artikel 37 bedoelde formaliteiten door een beroep te doen op een gerechtsdeurwaarder van zijn keuze om het bericht aan te plakken. § 3. De kosten voor de vervulling van die formaliteiten worden gedragen door het in gebreke gebleven college van burgemeester en schepenen.

Onderafdeling 3. - Modaliteiten voor het administratief overleg betreffende de aanvragen om unieke vergunning

Art. 42.Als de geraadpleegde besturen of overheden verzoeken om de organisatie van de overlegvergadering bedoeld in artikel 92, § 2, van het decreet, worden de technische ambtenaar en de gemachtigde ambtenaar daarvan bij aangetekend schrijven in kennis gesteld binnen : 1° tien dagen als het gaat om een inrichting van klasse 2;2° dertig dagen als het gaat om een inrichting van klasse 1. De technische ambtenaar en de gemachtigde ambtenaar nodigen de bevoegde overheid en de geraadpleegde besturen en overheden bij aangetekend uit op de vergadering.

Art. 43.De technische ambtenaar en de gemachtigde ambtenaar organiseren samen de overlegvergadering binnen vijfentwintig dagen als het gaat om een inrichting van klasse 2 en binnen vijftien dagen als het gaat om een inrichting van klasse 1.

Art. 44.De termijnen bedoeld in de artikelen 42 en 43 lopen vanaf de datum waarop het aanvraagdossier naar de geraadpleegde overheden en besturen wordt verzonden.

Art. 45.De technische ambtenaar en de gemachtigde ambtenaar maken de notulen van de overlegvergadering op en voegen ze bij het syntheserapport bedoeld in artikel 92 van het decreet.

Onderafdeling 4. - Inhoud van de unieke vergunning

Art. 46.Naast de informatie bedoeld in artikel 45 van het decreet, vermeldt de beslissing waarbij de vergunning wordt verleend, de volgende gegevens : 1° de maatregelen voor de openbaarmaking van de beslissing;2° de beroepsmodaliteiten;3° in voorkomend geval, een specifieke termijn voor de tenuitvoerlegging van bepaalde specifieke exploitatievoorwaarden;4° de verplichtingen van de exploitant bedoeld in de artikelen 57 tot 59 van het decreet;5° de verplichting om de bevoegde overheid in te lichten over een verandering van exploitant, overeenkomstig artikel 60 van het decreet;6° het vervalprincipe in de gevallen bedoeld in artikel 48 van het decreet. In voorkomend geval vermeldt de beslissing of de uitvoering van de vergunning onderworpen is aan 1° de vestiging, door de vergunninghouder, van zakelijke rechten op de bij de exploitatie betrokken goederen;2° de voorafgaande goedkeuring van de technische ambtenaar. Als het college van burgemeester en schepenen de beslissing naar de technische ambtenaar stuurt overeenkomstig artikel 35 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, wijst het op de punten waarvoor de inhoud van de beslissing afwijkt van het syntheserapport opgesteld door de technische ambtenaar in het kader van de procedure voor de behandeling van de vergunningaanvraag.

Onderafdeling 5. - Modaliteiten voor de behandeling van de beroepen tegen beslissingen i.v.m. aanvragen om unieke vergunning

Art. 47.Het beroep bedoeld in artikel 95 van het decreet wordt bij het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu ingediend aan het adres de Minister van Leefmilieu. Het wordt opgemaakt d.m.v. het formulier waarvan het model in bijlage XI bij dit besluit gaat.

Art. 48.Het beroep wordt ondertekend en bevat hoe dan ook de volgende gegevens : 1° de naam, de voornaam en het adres van de aanvrager;2° als de aanvrager een rechtspersoon is, de benaming of handelsnaam, de rechtsvorm, het adres van de maatschappelijke zetel alsook de naam, de voornaam, het adres en de hoedanigheid van de persoon die gemachtigd is om het beroep in te stellen;3° de referenties, het voorwerp en de datum van de beslissing;4° het belang van de aanvrager bij het instellen van het beroep, behalve als het door de technische ambtenaar of de gemachtigde ambtenaar wordt ingesteld;5° de middelen aangevoerd tegen de betwiste beslissing;6° een afschrift van het stortingsbewijs of van het debetbericht betreffende het dossiersrecht bedoeld in artikel 177 van het decreet, behalve wanneer het beroep wordt ingediend door de technische ambtenaar die het dossier in eerste aanleg heeft behandeld.

Art. 49.De in beroep bevoegde administratie Leefmilieu maakt gelijktijdig een afschrift van het beroep over aan de administratie Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw en de technische ambtenaar en aan : 1° de overheid bevoegd om de unieke vergunning in eerste aanleg af te leveren;2° de Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu;3° het college van burgemeester en schepenen van de gemeenten waar een openbaar onderzoek werd georganiseerd;4° de technische ambtenaar en de gemachtigde ambtenaar die het dossier in eerste aanleg hebben behandeld en aan de exploitant, behalve wanneer zij de auteurs van het beroep zijn.

Art. 50.Na ontvangst van het afschrift van het beroep maakt de overheid die bevoegd is om de unieke vergunning in eerste aanleg af te leveren de volgende stukken over aan de administraties Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw : 1° het bewijs waarbij de aanplakking van de beslissing wordt bevestigd als de bevoegde overheid het college van burgemeester en schepenen is;2° het bewijs van de kennisgeving bedoeld in artikel 93, § 1, van het decreet en, 3° in voorkomend geval, elk advies dat volgt op het syntheserapport. Na ontvangst van het afschrift van het beroep overeenkomstig artikel 49, 3°, bezorgt het college van burgemeester en schepenen van elke gemeente op het grondgebied waarvan een openbaar onderzoek werd georganiseerd, ook aan de in beroep bevoegde administraties Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw het bewijs waarbij de aanplakking van de beslissing in elke gemeente wordt bevestigd.

Art. 51.Het beroep wordt ter kennis gebracht van het publiek volgens de modaliteiten bedoeld in artikel 38 van het decreet, met uitzondering van § 1, 4°, en van § 4.

Art. 52.§ 1. De in beroep bevoegde administraties Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw raadplegen de besturen en overheden waarvan zij het advies nuttig achten. Die instanties sturen hen hun advies bij ter post aangetekend schrijven met ontvangbewijs of maken het over tegen ontvangbewijs binnen : 1° twintig dagen, te rekenen van de datum van aanhangigmaking, als het beroep betrekking heeft op een inrichting van klasse 2;2° veertig dagen, te rekenen van de datum van aanhangigmaking, als het beroep betrekking heeft op een inrichting van klasse 1. § 2. De minimale inhoud van de adviezen vereist voor de behandeling van het beroep is dezelfde als die bedoeld in artikel 18.

Art. 53.Het syntheserapport bedoeld in artikel 95, § 3, van het decreet bedoelde gaat vergezeld van een voorstel van gemotiveerde beslissing van de technische ambtenaar en van de gemachtigde ambtenaar op grond van de ingewonnen adviezen.

Art. 54.Wanneer de Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu zijn besluit verstuurt naar de aanvrager bedoeld in artikel 95, § 6, van het decreet, maakt hij tegelijkertijd een afschrift daarvan over aan : 1° de overheid die bevoegd is om de unieke vergunning in eerste aanleg af te leveren;2° de exploitant als hij de aanvrager niet is;3° de toezichthoudende ambtenaar.

Art. 55.De beslissing na beroep wordt ter kennis gebracht van het publiek volgens de modaliteiten bedoeld in artikel 38 van het decreet, met uitzondering van § 1, 4°.

Onderafdeling 7. - Bijhouden van de registers

Art. 56.§ 1. Het gemeentebestuur van elke gemeente op het grondgebied waarvan de inrichting gevestigd is, vermeldt de toekenning van de vergunning in zijn register binnen de tien dagen na : 1° hetzij de besluitvorming door het college van burgemeester en schepenen;2° hetzij de inontvangstneming van het besluit door het college van burgemeester en schepenen;3° hetzij de verstrijkdatum van de termijn bedoeld in artikel 93 van het decreet, als het syntheserapport is verstuurd overeenkomstig artikel 92 van het decreet en als het een gunstig advies van de technische ambtenaar en, in voorkomend geval, bijzondere voorwaarden bevat. De technische ambtenaar vermeldt de toekenning van de vergunning in zijn register binnen de tien dagen na : 1° hetzij de besluitvorming als de gemachtigde ambtenaar en de technische ambtenaar de bevoegde overheid zijn;2° hetzij de inontvangstneming van de door het college van burgemeester en schepenen genomen beslissing;3° hetzij de verstrijkdatum van de termijn bedoeld in artikel 93 van het decreet, als het syntheserapport verstuurd werd overeenkomstig artikel 92 van het decreet. § 2. Als de vergunning wordt toegekend, vermelden het gemeentebestuur van elke gemeente op het grondgebied waarvan de inrichting gevestigd is en de technische ambtenaar de toekenning van de vergunning in hun register binnen tien dagen : 1° na ontvangst van het besluit dat de Regering overeenkomstig artikel 95, § 6, van het decreet heeft verstuurd;2° bij gebrek aan verzending overeenkomstig artikel 95, § 6, van het decreet, met ingang van de verstrijkdatum van de termijn waarover de Regering beschikt om haar besluit naar de aanvrager te sturen.

Art. 57.In de registers van de technische ambtenaar en van het gemeentebestuur van elke gemeente op het grondgebied waarvan de inrichting gevestigd is, worden de volgende gegevens vermeld : 1° de datum van het besluit;2° de referenties van het besluit;3° de naam, voornaam, hoedanigheid en woonplaats van de vergunninghouder;4° het soort inrichting, met het nummer en de bewoording van de bedoelde rubriek(en);5° de lokalisatie van de inrichting en het adres van de exploitatiezetel;6° de datum waarop het besluit van kracht wordt en de geldigheidsduur van de vergunning.

Art. 58.Het gemeentebestuur van elke gemeente op het grondgebied waarvan de inrichting gevestigd is en de technische ambtenaar houden het register van de unieke vergunningen bij en vermelden er : 1° de besluiten tot wijziging van de exploitatievoorwaarden, de besluiten tot schorsing of intrekking van de vergunningen;2° de beroepen ingesteld tegen de besluiten bedoeld in artikel 56, § 1, en het al dan niet schorsende karakter ervan;3° de beroepen ingesteld tegen de besluiten bedoeld in 1°;4° de overdrachten van vergunning. Afdeling 3. - Aanvullende bepalingen betreffende de inrichtingen

bedoeld in rubriek 63.12.18 van bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een effectonderzoek onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten Onderafdeling 1. - Algemeen

Art. 59.§ 1. Deze afdeling betreft de inrichtingen omschreven als de gezamenlijke zone die onder het toezicht van een exploitant staat en waarvan één of meer installaties gevaarlijke bevat(ten) in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de drempels bedoeld in de delen 1 en 2 van bijlage II bij het besluit van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een effectonderzoek onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten, met inbegrip van de gemeenschappelijke of bijbehorende infrastructuren of activiteiten. § 2. Deze afdeling is niet van toepassing op : 1° militaire inrichtingen, installaties of opslagplaatsen : 2° gevaren inherent aan ioniserende straling;3° het vervoer van gevaarlijke stoffen en tijdelijke opslag tijdens het vervoer via de weg, het spoor, de binnenwateren, zeewateren of de lucht, met inbegrip van laad- en losactiviteiten en de overbrenging naar of van een andere tak van vervoer in havens, op kaden of in spoorwegemplacementen, buiten de door deze afdeling bedoelde inrichtingen;4° het vervoer van gevaarlijke stoffen via pijpleidingen, met inbegrip van pompstations, buiten de onder deze afdeling vallende inrichtingen; 5° winningindustrieën waarvan de activiteiten gericht zijn op de ontginning en exploitatie van delfstoffen in mijnen en groeven, alsmede d.m.v. boringen; 6° afvalstortplaatsen.

Art. 60.§ 1. De « DPA » wordt aangewezen als coördinerende dienst in de zin van artikel 4, 12° en van artikel 5, § 1, 2° van het samenwerkingsakkoord en als beoordelingsdienst in de zin van artikel 4, 13°, en van artikel 5, § 2, 2°, van hetzelfde samenwerkingsakkoord.

De « DPE » wordt aangewezen als inspectiedienst in de zin van artikel 4, 14°, en van artikel 5, § 3, 2°, van hetzelfde samenwerkingsakkoord. § 2. De Minister van Leefmilieu wijst de ambtenaren aan die binnen de twee afdelingen bedoeld in de vorige paragraaf meer bepaald belast worden met de coördinatie-, evaluatie- en evaluatieopdrachten bedoeld in de artikelen 4, 12°, 13°, 14°, en 5, § 1, 2°, § 2, 2°, § 3, 2°, van het samenwerkingsakkoord, alsook hun eventuele plaatsvervangers.

Die aanwijzingen en alle desbetreffende wijzigingen worden in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

Om de in de artikelen 4, 14°, en 5, § 3, 2°, van het samenwerkingsakkoord bedoelde inspectieopdrachten te vervullen, leggen de overeenkomstig het eerste lid aangewezen ambtenaren de eed af.

Onderafdeling 2. - Stukken te voegen bij de aanvraag om milieuvergunning of om unieke vergunning

Art. 61.§ 1. Onverminderd de gegevens en stukken vereist krachtens andere wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen, gaat de aanvraag om milieuvergunning of om unieke vergunning voor een inrichting waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn in hoeveelheden gelijk aan of groter zijn die vermeld in kolom 2 en kleiner dan die vermeld in kolom 3 van bijlage II, delen 1 en 2, bij het besluit van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een effectonderzoek onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten, vergezeld van een nota met de identificatie van de gevaren waarvan de structuur en de minimale inhoud omschreven worden in bijlage XIII bij dit besluit. § 2. Onverminderd de gegevens en stukken vereist bij andere wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen, gaat de aanvraag om milieuvergunning of om unieke vergunning voor een inrichting waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn in hoeveelheden gelijk aan of groter dan die bedoeld in kolom 3 van bijlage II, delen 1 en 2, bij het besluit van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een effectonderzoek onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten, vergezeld van een veiligheidsstudie die : 1° aantoont dat de gevaren voor zware ongevallen opgespoord zijn en dat de nodige maatregelen worden getroffen om ze te voorkomen en de gevolgen ervan voor mens en leefmilieu te beperken;2° aantoont dat het ontwerp, de bouw, de exploitatie en het onderhoud van elke installatie, opslagplaats, uitrusting en infrastructuur vereist voor de werking van de inrichting waar gevaar voor zware ongevallen schuilt, voldoende veiligheid en betrouwbaarheid bieden;3° voldoende informatie bevat over de vestiging en het bestaan van activiteiten of installaties rondom de inrichting.De structuur en de minimale inhoud van de veiligheidsstudie bedoeld in het vorige lid liggen vast in bijlage XIV bij dit besluit. § 3. De identificatienota en de veiligheidsstudie houden rekening met de nieuwe technische kennis op het vlak van de veiligheid en de evolutie van de risico's. § 4. De aanvraag om milieuvergunning of om unieke vergunning die betrekking heeft op de verbouwing of de uitbreiding van een inrichting, gaat vergezeld van een identificatienota of een veiligheidsstudie of, hoe dan ook, van een document ter wijziging of bijwerking van de nota of de studie als : 1° de verbouwing of de uitbreiding ernstige gevolgen kan hebben wat betreft de gevaren voor zware ongevallen of;2° de verbouwing of de uitbreiding de hoeveelheid aanwezige gevaarlijke stoffen aanzienlijk verhoogt of de aard of de fysische vorm duidelijk wijzigt of;3° de verbouwing of de uitbreiding leidt tot een wijziging van de procédés waarbij gebruik wordt gemaakt van gevaarlijke stoffen. De identificatienota en de veiligheidsstudie gaan vergezeld van een bijwerking van de plannen en beschrijvingen betreffende de inrichting.

De criteria voor de bepaling van de begrippen « belangrijke implicatie, aanzienlijke verhoging en wijziging » worden omschreven in bijlage XII bij dit besluit.

Onderafdeling 3. - Behandeling en afgifte van de milieuvergunning en de unieke vergunning

Art. 62.Het advies van de « DPA », vereist krachtens artikel 30 van het decreet, preciseert o.a. of de waarschijnlijkheid, de mogelijkheid of de gevolgen van een zwaar ongeval voor de in deze afdeling bedoelde inrichting kunnen toenemen door de aanwezigheid of de nabijheid van inrichtingen met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen.

Art. 63.§ 1. Onverminderd de stukken vereist krachtens andere wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen, is de identificatienota of de veiligheidsstudie onderworpen aan de modaliteiten van het openbaar onderzoek bedoeld in dit besluit. § 2. In afwijking van elke andere andersluidende reglementaire bepaling, blijft de aanvraag om milieuvergunning of unieke vergunning onderworpen aan een openbaar onderzoek als de aangevraagde uitbreiding of verbouwing tot gevolg heeft dat de inrichting onder het toepassingsgebied valt van deze afdeling of, in de gevallen bedoeld in artikel 61, § 4, van dit besluit.

Art. 64.De overheid bevoegd om de milieuvergunning of de unieke vergunning in eerste aanleg of na beroep af te geven motiveert haar beslissing onder meer op grond van de gegevens vermeld in de identificatienota of de veiligheidsstudie, van het advies van elke geraadpleegde overheid en van de bijkomende gegevens die eventueel aan de exploitant werden gevraagd.

Onderafdeling 4. - Toezicht en administratieve maatregelen

Art. 65.§ 1. Als de door de exploitant genomen maatregelen om zware ongevallen te voorkomen en de gevolgen ervan voor de mens en het leefmilieu te beperken duidelijk onvoldoende zijn, wordt de milieuvergunning of de unieke vergunning opgeschort of, in voorkomend geval, ingetrokken door de overheid die bevoegd is om ze in eerste aanleg af te geven, onverminderd elke andere straf of maatregel bedoeld in andere wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen.

In voorkomend geval wordt de in het vorige lid bedoelde opschorting of intrekking slechts gedeeltelijk uitgevoerd of betreft ze slechts een gedeelte van de inrichting of van de installatie bedoeld in deze afdeling.

Vooraleer een beslissing te nemen op grond van de vorige leden, geeft de overheid die bevoegd is om de milieuvergunning en de unieke vergunning in eerste aanleg af te geven, de exploitant de mogelijkheid om zijn opmerkingen mondeling of schriftelijk te formuleren binnen een redelijke termijn, overeenkomstig de artikelen de 96 tot 97. § 2. De exploitant kan bij de Regering een beroep instellen tegen de krachtens § 1 genomen besluiten tot opschorting of intrekking van de vergunning. In afwijking van elke andere andersluidende bepaling, heeft dat beroep geen schorsende kracht. Het beroep wordt ingesteld overeenkomstig Hoofdstuk IV van het decreet.

Art. 66.§ 1. Als de door de exploitant genomen maatregelen om zware ongevallen te voorkomen en om de gevolgen ervan voor de mens en het leefmilieu te beperken duidelijk onvoldoende zijn, bevelen de overheid (overheden), diensten of ambtenaren bevoegd voor het toezicht op de inrichting bedoeld in deze afdeling de stopzetting van de exploitatie van de inrichting of de installatie bedoeld in deze afdeling of van de opslagruimte of van een gedeelte daarvan, ongeacht of al dan niet een milieuvergunning of een unieke vergunning is afgegeven en onverminderd elke andere straf of maatregel opgelegd krachtens andere wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen. § 2. De exploitant kan bij de Regering een beroep instellen tegen elke beslissing genomen overeenkomstig § 1. In afwijking van elke andere andersluidende reglementaire bepaling, heeft het beroep geen schorsende kracht. Het wordt ingesteld overeenkomstig de artikelen 98 tot 106. Afdeling 4. - Aangiften

Onderafdeling I. - Procedure voor de aangifte van inrichtingen van klasse 3

Art. 67.De aangifte wordt opgemaakt in vier exemplaren d.m.v het formulier waarvan het model in bijlage IX bij dit besluit gaat.

Art. 68.Drie exemplaren van de aangifte worden overgemaakt aan het college van burgemeester en schepenen van de gemeente op het grondgebied waarvan het project gevestigd is of, als het project gevestigd is op het grondgebied van verschillende gemeenten, aan de gemeente waar de exploitatiezetel gevestigd is. De aangever bewaart één exemplaar van de aangifte op de bedrijfszetel of op elke andere plaats overeengekomen met de bevoegde overheid krachtens artikel 59 van het decreet.

Art. 69.Als de aangifte ontvankelijk is, wordt één exemplaar ervan met de vermelding « geregistreerd » door de bevoegde overheid of haar afgevaardigde aan de technische ambtenaar en de gemachtigde ambtenaar overgemaakt binnen de termijn bedoeld in artikel 14, § 4, van het decreet.

In voorkomend geval wijst de bevoegde overheid of haar afgevaardigde de technische ambtenaar of de gemachtigde ambtenaar erop dat bijkomende exploitatievoorwaarden opgelegd worden.

In dat geval zendt ze hen een exemplaar van de voorwaarden terwijl ze haar beslissing naar de aangever verstuurt overeenkomstig artikel 14, § 5, van het decreet.

Art. 70.Als de aangifte niet-ontvankelijk is, maakt de bevoegde overheid of haar afgevaardigde binnen dezelfde termijn een exemplaar ervan over aan de technische ambtenaar en de gemachtigde ambtenaar, met de vermelding « niet-ontvankelijk ». Ze voegt er een afschrift bij van de aan de aangever gezonden beslissing tot kennisgeving van de niet-ontvankelijkheid van de aangifte.

Art. 71.Zodra de technische ambtenaar de aangifte met de vermelding « geregistreerd » of « niet-ontvankelijk » in ontvangst neemt, vermeldt hij ze in het aangifteregister.

Onderafdeling 2. - Modaliteiten voor het in artikel 41 van het decreet bedoelde beroep tegen eventuele bijkomende voorwaarden

Art. 72.Het beroep bedoeld in artikel 41 van het decreet wordt ingediend bij het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu aan het adres van de Minister van Leefmilieu. Daartoe wordt gebruik gemaakt van het formulier waarvan het model in bijlage XI bij dit besluit gaat.

Het beroep wordt ondertekend en gaat vergezeld van een beknopt overzicht van de middelen aangevoerd tegen de beslissing waarbij bijkomende voorwaarden worden opgelegd. De aangever voegt er een afschrift van de beslissing bij, één van de aangifte en één van het stortingsbewijs of van het debetbericht betreffende het dossiersrecht bedoeld in artikel 177 van het decreet.

Art. 73.De in beroep bevoegde technische ambtenaar raadpleegt de besturen en overheden waarvan hij het advies nuttig acht. Die instanties sturen hun advies bij ter post aangetekend schrijven met ontvangbewijs of maken het over tegen ontvangbewijs binnen acht dagen, te rekenen van de datum van aanhangigmaking. Als het advies niet binnen de gestelde termijn wordt gezonden of tegen ontvangbewijs uitgebracht, wordt het geacht gunstig te zijn.

Art. 74.De in beroep bevoegde technische ambtenaar bezorgt de Minister van Leefmilieu zijn syntheserapport met de ingewonnen adviezen en een voorstel van beslissing binnen éénentwintig dagen, te rekenen van de eerste dag na de datum van ontvangst van het beroep.

Art. 75.De Minister van Leefmilieu stuurt zijn beslissing naar de aanvrager binnen dertig dagen, te rekenen van de eerste dag na de datum van ontvangst van het beroep.

Tegelijkertijd stuurt de Minister van Leefmilieu een afschrift van de beslissing aan : 1° de overheid die bevoegd is om de aangiften in ontvangst te nemen;2° de toezichthoudende ambtenaar. Onderafdeling 3. - Bijhouden van de aangifteregisters

Art. 76.Het aangifteregister bestaat uit twee delen. Het eerste deel is bestemd voor de ontvankelijk geachte aangiften en het tweede deel voor de niet-ontvankelijk geachte aangiften.

Het bevat de volgende gegevens : 1° de aangiftedatum;2° het adres van de inrichting en/of de kadastrale percelen waarop ze gevestigd is;3° het soort inrichting en het nummer en de bewoording van de rubriek waaronder ze vermeld staat;4° de naam en het adres van de aangever;5° de referenties van het aangiftedossier;6° in voorkomend geval, de bijkomende exploitatievoorwaarden opgelegd door de bevoegde overheid.

Art. 77.Het gemeentebestuur en de technische ambtenaar houden het aangifteregister bij en vermelden er : 1° de wijzigingen van de bijkomende exploitatievoorwaarden;2° de stopzettingen bedoeld in artikel 58, § 2, 4°, van het decreet;3° elke exploitatieoverdracht bedoeld in artikel 60 van het decreet;4° de schorsingen of elk exploitatieverbod opgelegd door de bevoegde overheid overeenkomstig artikel 72, § 2, van het decreet;5° de gehele of gedeeltelijke stopzettingen van exploitatie bevolen door de burgemeester of de toezichthoudende ambtenaren overeenkomstig artikel 74, § 1, van het decreet;6° de beslissingen na beroep bedoeld in artikel 41 van het decreet. Afdeling 5. - Zekerheid bedoeld in artikel 55 van het decreet

Onderafdeling 1. - Geval waarin de zekerheid hoe dan ook vereist wordt

Art. 78.De exploitatie van centra voor technische ondergraving en groeven vereist het stellen van een zekerheid.

Art. 79.Een deel van de zekerheid voor de exploitatie van een centrum voor technische ondergraving dekt de kosten voor het onderhoud, het toezicht en de controle op de installatie gedurende een bepaalde periode.

Onderafdeling 2. - Modaliteiten voor het stellen van de zekerheid

Art. 80.§ 1. De zekerheid wordt gesteld d.m.v. een borgtocht in contanten, overeenkomstig de desbetreffende wettelijke en reglementaire bepalingen.

De aanvrager levert het bewijs van de borgtocht, gesteld door hem zelf of een derde, d.m.v. een storting op het postrekeningnummer bij de Deposito- en consignatiekas of bij een kredietinstelling erkend door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, een verzekeringsmaatschappij erkend door de Controledienst voor de verzekeringen of elke andere instelling erkend door de technische ambtenaar.

Hij bezorgt de technische ambtenaar het bewijs van de storting bij de Deposito- en consignatiekas, de kredietinstelling, de verzekeringsmaatschappij of de door de technische ambtenaar erkende instelling.

Het stortingsbewijs, ondertekend door de deposant en de depositaris, vermeldt voor wie de borgtocht wordt gesteld, de exacte bestemming ervan, alsook de naam, de voornaam en het volledige adres van de aanvrager en, in voorkomend geval, van de derde die het deposito heeft verricht, met de vermelding « geldschieter » of « gemachtigde », al naar gelang het geval.

De borgtocht wordt aangevuld als zij niet langer integraal gesteld is, met name als gevolg van inhoudingen van ambtswege. § 2. De in § 1 bedoelde borgtocht kan worden vervangen door een onafhankelijke en onherroepelijke garantie, invorderbaar op het eerste verzoek van de Regering en afgeleverd door een kredietinstelling erkend door de Deposito- en consignatiekas, een verzekeringsmaatschappij erkend door de Controledienst voor de verzekeringen of elke andere instelling erkend door de technische ambtenaar.

De waarborg en de aanvulling gaan vergezeld van de vermeldingen die vereist worden voor de borgtocht bedoeld in § 1. § 3. Het bedrag van de borgtocht of de waarborg wordt bepaald en eventueel door de technische ambtenaar aangepast overeenkomstig artikel 82.

Art. 81.De milieuvergunning en de unieke vergunning zijn pas uitvoerbaar vanaf de dag waarop de technische ambtenaar bij ter post aangetekend schrijven aan de aanvrager erkent dat een zekerheid of een gedeelte ervan als ze in tranches opgedeeld is, regelmatig gesteld werd overeenkomstig bovenbedoelde modaliteiten.

Art. 82.§ 1. De milieuvergunning en de unieke vergunning voor de exploitatie van groeven of centra voor technische ondergraving vermelden de geraamde kostprijs van de herstelwerken en, wat de centra voor technische ondergraving betreft, de kosten voor het onderhoud, de controle en het toezicht op de installaties gedurende een bepaalde periode.

Die kosten worden jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig de modaliteiten bedoeld in de besluiten van de Waalse Regering tot bepaling van de sectorale voorwaarden voor bedoelde projecten. § 2. De milieuvergunning en de unieke vergunning vermelden het bedrag van de vóór de aanvang van de werken te stellen zekerheid op grond van de geraamde kostprijs van de herstelwerken en, wat de centra voor technische ondergraving betreft, op grond van de kostprijs van het nabeheer. § 3. Het bedrag van de zekerheid wordt jaarlijks aangepast, behalve dat van de zekerheid gesteld na aanvang van de werken.

Het bedrag van de zekerheid voor de exploitatie van groeven wordt aangepast overeenkomstig artikel 26 van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 31 mei 1990 houdende uitvoering van het decreet van 27 oktober 1988 op de groeven. § 4. Tegen de krachtens dit artikel genomen beslissingen kan een beroep bij de Regering ingesteld worden overeenkomstig de artikelen 85 en volgende.

Onderafdeling 3. - Modaliteiten voor de vrijgave van de zekerheid

Art. 83.§ 1. De vaststelling van herstel bedoeld in artikel 55, § 5, van het decreet of de beslissing van de Regering waarbij ze zich over het beroep uitspreekt en het herstel vaststelt, geeft aanleiding tot de vrijgave van de zekerheid ten gunste van de exploitant of van het deel ervan betreffende het herstel van de site of van bepaalde sectoren. § 2. De aanvraag om vrijgave gaat vergezeld van de vaststelling van het herstel, zonder voorbehoud opgemaakt door de technische ambtenaar of, bij gebrek aan vaststelling binnen de termijn bedoeld in artikel 55, § 5, van het decreet, een afschrift van de aanvraag om vaststelling. De aanvraag om vrijgave wordt al naar gelang het geval aan de Deposito- en consignatiekas, de kredietinstelling, verzekeringsmaatschappij of de door de technische ambtenaar erkende instelling gericht binnen een termijn van één maand, te rekenen van de datum van de vaststelling van het herstel of, bij gebreke daarvan, van de verstrijkdatum van een termijn van zestig dagen, te rekenen van de datum van de aanvraag tot vaststelling.

De aanvraag om vrijgave wordt dezelfde dag bij ter post aangetekend schrijven ter kennis gebracht van de technische ambtenaar, op straffe van nietigheid. Een afschrift van die kennisgeving wordt overgemaakt aan de Deposito- en consignatiekas, de kredietinstelling, de verzekeringsmaatschappij of de door de technische ambtenaar erkende instelling, al naar gelang het geval. § 3. De zekerheid of een deel ervan wordt vrijgegeven binnen twee maanden, te rekenen van de datum van de aanvraag om vrijgave.

De eventuele interesten worden aan de exploitant overgemaakt binnen dezelfde termijn. § 4. De aanvraag om vrijgave van de zekerheid betreffende het nabeheer van het centrum voor technische ondergraving gaat vergezeld van de vaststelling door de technische ambtenaar dat het centrum geen gevaar meer inhoudt voor het leefmilieu. De aanvraag wordt gericht aan de Deposito- en consignatiekas, de kredietinstelling, de verzekeringsmaatschappij of de door de technische ambtenaar erkende instelling, al naar gelang het geval.

De aanvraag om vrijgave wordt dezelfde dag bij ter post aangetekend schrijven ter kennis gebracht van de technische ambtenaar, op straffe van nietigheid. Een afschrift van die kennisgeving wordt overgemaakt aan de Deposito- en consignatiekas, de kredietinstelling, de verzekeringsmaatschappij of de door de technische ambtenaar erkende instelling, al naar gelang het geval.

Art. 84.Als de exploitant zijn herstelplicht niet nakomt, wordt het overeenkomstig artikel 61 van het decreet opgemaakte proces-verbaal overgemaakt aan de Regering die bij gemotiveerd besluit om de zekerheid mag verzoeken ten belope van het bedrag bestemd om de herstelwerken van ambtswege te laten uitvoeren.

De uitvoeringsaanvraag wordt gericht aan de Deposito- en consignatiekas, de kredietinstelling, de verzekeringsmaatschappij of de door de technische ambtenaar erkende instelling.

Het bedrag dat opgeëist wordt door de Deposito- en consignatiekas, de kredietinstelling, de verzekeringsmaatschappij of de door de technische ambtenaar erkende instelling, wordt betaald binnen twee maanden na de opeising door de Regering.

Onderafdeling 4. - Modaliteiten voor de indiening van het beroep

Art. 85.Het beroep bedoeld in artikel 55, § 7, van het decreet wordt bij het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu ingediend aan het adres van de Minister van Leefmilieu. Daartoe wordt gebruik gemaakt van het formulier waarvan het model in bijlage XI bij dit besluit gaat.

Art. 86.§ 1. Het beroep tegen de beslissingen inzake zekerheid en tegen de beslissing van de technische ambtenaar m.b.t. het niet-herstel van de plaats, bedoeld in artikel 55 van het decreet, wordt bij ter post aangetekend schrijven met ontvangbewijs gestuurd of tegen ontvangbewijs overgemaakt aan de in beroep bevoegde technische ambtenaar binnen een termijn van twintig dagen, te rekenen van de datum waarop de exploitant de betwiste beslissing in ontvangst heeft genomen.

Het beroep wordt ondertekend en bevat hoe dan ook de volgende gegevens : 1° de naam, de voornaam en het adres van de aanvrager;2° als de aanvrager een rechtspersoon is, de benaming of handelsnaam, de rechtsvorm, het adres van de maatschappelijke zetel, alsook de naam, de voornaam, het adres en de hoedanigheid van de persoon die gemachtigd is om het beroep in te dienen;3° de referenties, het voorwerp en de datum van de beslissing;4° de middelen aangevoerd tegen de betwiste beslissing. Zodra de in beroep bevoegde technische ambtenaar het beroep in ontvangst neemt, maakt hij er een afschrift van over aan : 1° de Minister van Leefmilieu;2° de technische ambtenaar als hij niet de auteur van het beroep is;3° de overheid bevoegd om de milieuvergunning of de unieke vergunning in eerste aanleg af te geven; 4° het college van burgemeester en schepenen van de gemeente op het grondgebied waarvan de inrichting gevestigd is als het beroep betrekking heeft op de beslissing van de technische ambtenaar i.v.m. het niet-herstel van de plaats.

Het beroep heeft geen schorsende kracht als het betrekking heeft op beslissingen inzake zekerheid.

Het beroep heeft schorsende kracht als het betrekking heeft op de beslissing van de technische ambtenaar i.v.m. het niet-herstel van de plaats.

Het beroep wordt ter kennis gebracht van het publiek volgens de modaliteiten bedoeld in artikel 38 van het decreet, met uitzondering van die bedoeld in § 1, 4°, en § 4. § 2. De in beroep bevoegde technische ambtenaar raadpleegt de besturen en overheden waarvan hij het advies nuttig acht. Die instanties sturen hem hun advies bij ter post aangetekend schrijven met ontvangbewijs of maken het over tegen ontvangbewijs binnen acht dagen, te rekenen van de datum van aanhangigmaking.

Als het advies niet wordt verstuurd of tegen ontvangbewijs overgemaakt binnen de gestelde termijnen, wordt het geacht gunstig te zijn. § 3. De in beroep bevoegde technische ambtenaar bezorgt de Minister van Leefmilieu zijn syntheserapport met de ingewonnen adviezen en een voorstel van beslissing binnen éénentwintig dagen, te rekenen van de eerste dag na de datum van ontvangst van het beroep. § 4. De Minister van Leefmilieu stuurt zijn gemotiveerde beslissing naar de aanvrager binnen dertig dagen, te rekenen van de eerste dag na de datum van ontvangst van het beroep.

Wanneer de Minister van Leefmilieu zijn beslissing verstuurt, maakt hij tegelijkertijd een afschrift daarvan over aan : 1° het (de) college(s) van burgemeester en schepenen van de gemeente op het grondgebied waarvan de inrichting gevestigd is, als het beroep betrekking heeft op de beslissing van de technische ambtenaar i.v.m. het niet-herstel van de plaats; 2° de overheid bevoegd om de unieke vergunning in eerste aanleg af te leveren;3° de toezichthoudende ambtenaar. § 5. De beslissing na beroep wordt ter kennis gebracht van het publiek volgens de modaliteiten bedoeld in artikel 38 van het decreet, met uitzondering van § 1, 4°. Afdeling 6. - Procedure voor de in artikel 52 van het decreet bedoelde

verlenging van de geldigheidsduur van een milieuvergunning toegekend voor een tijdelijke inrichting

Art. 87.De aanvraag om verlenging van de voor een tijdelijke inrichting toegekende vergunning wordt ingediend overeenkomstig artikel 16 van het decreet, dertig dagen vóór het verstrijken van de milieuvergunning waarvoor de verlenging wordt aangevraagd.

De aanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens : 1° de naam, de voornaam en het adres van de aanvrager;2° als de aanvrager een rechtspersoon is, de benaming of handelsnaam, de rechtsvorm, het adres van de maatschappelijke zetel, alsook de naam, de voornaam, het adres en de hoedanigheid van de persoon die gemachtigd is om het beroep in te stellen;3° de referenties, het voorwerp en de datum van de beslissing tot toekenning van de milieuvergunning waarvan de verlenging van de geldigheidsduur wordt aangevraagd;4° de motieven voor de verlengingsaanvraag en de aangevraagde duur van de verlenging. De verlengingsaanvraag vermeldt ook elk gegeven dat niet voorkomt in de initiële aanvraag.

Art. 88.Binnen drie weekdagen na ontvangst van de aanvraag maakt het gemeentebestuur ze voor advies over aan de technische ambtenaar als hij de bevoegde overheid is.

Als de technische ambtenaar niet de bevoegde overheid is, maakt hij zijn advies aan de bevoegde overheid over binnen tien dagen na ontvangst van de overeenkomstig het eerste lid ingediende aanvraag. In voorkomend geval voegt hij er een voorstel van eventuele exploitatievoorwaarden bij.

Art. 89.De bevoegde overheid geeft de aanvrager overeenkomstig de in artikel 35 van het decreet bedoelde modaliteiten kennis van zijn beslissing binnen dertig dagen na ontvangst van de aanvraag om verlenging. Ze geeft de technische ambtenaar kennis van de beslissing bij gewone post. Afdeling 7. - Maatregelen van administratieve politie

Onderafdeling 1. - Monsterneming bedoeld in artikel 61, § 1, eerste lid, vierde lid, 4°, van het decreet

Art. 90.Voor elk genomen monster wordt een proces-verbaal opgemaakt aan de hand van een formulier waarvan het model in bijlage XV bij dit besluit gaat.

Art. 91.De toezichthoudende ambtenaar mag van de exploitant of de vermeende overtreder alle technische middelen of medewerking verlangen bij het nemen, vervoeren en bewaren van de monsters.

Art. 92.De aard en de hoeveelheid van de monsters worden bepaald naar gelang van de uit te voeren handelingen.

De monsters worden in minstens twee exemplaren genomen.

Ze worden opgevangen in recipiënten, zakken of enveloppen, al naar gelang het geval.

Ze worden geëtiketteerd, verpakt en verzegeld door de toezichthoudende ambtenaar die de monsterneming heeft verricht. Daarbij wordt elke vervanging, aftrekking of optelling vermeden.

Art. 93.De etikettering van elk monster vermeldt de volgende gegevens : 1° een volgordenummer : 2° de datum, de plaats en het uur van de monsterneming;3° de naam en de handtekening van de toezichthoudende ambtenaar die de monsters heeft genomen.

Art. 94.De toezichthoudende ambtenaar die de monsters heeft genomen, verzoekt de exploitant of de vermeende overtreder om het etiket van een kenmerk te voorzien.

Art. 95.De toezichthoudende ambtenaar die de monsters heeft genomen, maakt één exemplaar van de monsters over aan de exploitant of aan de vermeende overtreder. De toezichthoudende ambtenaar die de monsters heeft genomen, houdt één exemplaar ter beschikking van de exploitant of de vermeende overtreder die afwezig of onbekend is. Hij bewaart het andere exemplaar.

Onderafdeling 2. - Modaliteiten voor de procedure bedoeld in artikel 68 van het decreet

Art. 96.§ 1. De bevoegde overheid verwittigt de exploitant bij ter post aangetekend schrijven wanneer ze overweegt de bijzondere exploitatievoorwaarden te wijzigen of aan te vullen, of de vergunning tijdelijk te schorsen of in te trekken overeenkomstig artikel 65 van het decreet, behalve in geval van speciaal gemotiveerde dringende noodzakelijkheid. § 2. Na ontvangst van het aangetekend schrijven beschikt de exploitant over vijftien dagen om zijn opmerkingen schriftelijk in te dienen.

Als hij door de bevoegde overheid gehoord wenst te worden, laat hij het haar weten binnen vijf dagen, te rekenen van de datum van ontvangst van het aangetekend schrijven. De bevoegde overheid geeft de exploitant onmiddellijk kennis van de datum van de hoorzitting. Hij wordt zo spoedig mogelijk gehoord, hoe dan ook binnen twintig dagen met ingang van de verzenddatum van het aangetekend schrijven bedoeld de in § 1.

Art. 97.De bevoegde overheid geeft de exploitant kennis van de beslissing bedoeld in artikel 70 van het decreet binnen dertig dagen, te rekenen van de verzenddatum van het aangetekend schrijven bedoeld in artikel 96, § 1. Ze informeert gelijktijdig de technische ambtenaren die advies hebben uitgebracht overeenkomstig artikel 65 van het decreet en de overheid van elke gemeente waar een openbaar onderzoek werd georganiseerd in het kader van de procedure voor de afgifte van de milieuvergunning. In voorkomend geval informeert ze de gemachtigde ambtenaar.

Onderafdeling 3. - Modaliteiten betreffende het in artikel 71, § 4 en § 5, van het decreet bedoelde beroep tegen veiligheidsmaatregelen

Art. 98.Het beroep bedoeld in artikel 71, § 4 en § 5 van het decreet wordt bij het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu ingediend aan het adres van de Minister van Leefmilieu.

Daartoe wordt gebruik gemaakt van het formulier waarvan het model in bijlage XI bij dit besluit gaat.

Het beroep wordt aan de in beroep bevoegde technisch ambtenaar bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst overgemaakt of tegen ontvangbewijs afgegeven binnen een termijn van twintig dagen, te rekenen van de datum waarop de exploitant de beslissing in ontvangst neemt waarbij de veiligheidsmaatregel hem wordt opgelegd of van de datum waarop de exploitant en de belanghebbende personen de in artikel 71, § 5, van het decreet bedoelde beslissing in ontvangst nemen.

Art. 99.Het beroep wordt ondertekend en bevat hoe dan ook de volgende gegevens : 1° de naam, de voornaam en het adres van de aanvrager;2° als de aanvrager een rechtspersoon is, de benaming of handelsnaam, de rechtsvorm, het adres van de maatschappelijke zetel, alsook de naam, de voornaam, het adres en de hoedanigheid van de persoon die gemachtigd is om het beroep in te dienen;3° de referenties, het voorwerp en de datum van de betwiste beslissing en, in geval van stilzwijgende weigering bedoeld in artikel 71, § 5, van het decreet, een afschrift van het aangetekend schrijven waarin de opheffing of wijziging van de maatregel wordt gevraagd;4° de middelen aangevoerd tegen de betwiste beslissing.

Art. 100.Zodra de in beroep bevoegde technische ambtenaar het beroep ontvangen heeft, maakt hij er een afschrift van over aan de overheden die de veiligheidsmaatregelen hebben genomen, aan het college van burgemeester en schepenen van de gemeente op het grondgebied waarvan de inrichting gevestigd is en aan de Minister van Leefmilieu.

Zodra ze het afschrift van het beroep hebben ontvangen, maken de overheden die de veiligheidsmaatregelen hebben genomen het bewijs van de kennisgeving van de maatregelen over aan de in beroep bevoegde technische ambtenaar.

Art. 101.Het beroep wordt ter kennis van het publiek gebracht volgens de modaliteiten bedoeld in artikel 38 van het decreet, met uitzondering van § 1, 4, en van § 4.

Art. 102.De in beroep bevoegde technische ambtenaar raadpleegt de besturen en overheden waarvan hij het advies nuttig acht. Die instanties sturen hem hun advies bij ter post aangetekend schrijven met ontvangbewijs of maken het over tegen ontvangbewijs binnen acht dagen, te rekenen van de datum van aanhangigmaking.

Als het advies niet wordt verstuurd of tegen ontvangbewijs overgemaakt binnen de gestelde termijnen, wordt het geacht gunstig te zijn.

Art. 103.De in beroep bevoegde technische ambtenaar bezorgt de Minister van Leefmilieu zijn syntheserapport met de ingewonnen adviezen en een voorstel van beslissing binnen éénentwintig dagen, te rekenen van de eerste dag na de datum van ontvangst van het beroep.

Art. 104.De Minister van Leefmilieu stuurt zijn gemotiveerde beslissing naar de aanvrager binnen dertig dagen, te rekenen van de eerste dag na de datum van ontvangst van het beroep.

Art. 105.Wanneer de Minister van Leefmilieu zijn besluit verstuurt, maakt hij tegelijkertijd een afschrift daarvan over aan : 1° de aanvrager;2° de overheid bevoegd om de milieuvergunning in eerste aanleg af te leveren of om de aangifte in ontvangst te nemen;3° het college van burgemeester en schepenen van de gemeente op het grondgebied waarvan de inrichting gevestigd is;4° de toezichthoudende ambtenaar;5° de overheden die veiligheidsmaatregelen hebben genomen.

Art. 106.De beslissing na beroep wordt ter kennis gebracht van het publiek overeenkomstig artikel 38 van het decreet, met uitzondering van § 1, 4°.

Onderafdeling 4. - Modaliteiten voor de inning van de administratieve boetes bedoeld in artikel 76 van het decreet

Art. 107.De administratieve boete bedoeld in artikel 76 van het decreet wordt betaald binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de kennisgeving van de beslissing waarbij ze wordt opgelegd.

Art. 108.De administratieve boete wordt betaald door storting of overschrijving op de rekening van het Ministerie van het Waalse Gewest - Afdeling Thesaurie. Daartoe wordt gebruik gemaakt van het formulier dat bij de beslissing gaan. Afdeling 8. - Karakteriseringonderzoek bedoeld in artikel 79, § 1, van

het decreet

Art. 109.Het karakteriseringonderzoek bedoeld in artikel 79, § 1, van het decreet bevat hoe dan ook de volgende stukken en gegevens : 1° een plaatsbeschrijving met : a) een overzicht van de samenstelling van het dossier;b) de geografische en administratieve context : woongebied, wegen, vegetatie, bestemming op het gewestplan;c) de uitvoerige beschrijving van de bestaande afvalstoffen en andere materialen;d) het volume van de bestaande afvalstoffen en andere materialen, geschat op grond van een topografische opmeting, aangevuld met de dwars- en lengteprofielen;e) vier recente en precieze foto's van de site genomen vanuit elke windstreek;2° de volgende plannen : a) een kadastraal plan van de percelen gelegen in een straal van honderd meter rondom de bij de studie betrokken percelen, waarop de stortplaats wordt gelokaliseerd;b) de naam van de bedoelde percelen en de vermelding van de desbetreffende oppervlakte; c) een situatieplan van de bedoelde percelen op een topografische kaart van 1/10.000; 3° een lijst van : a) de drinkwaterwinningen in de zin van het decreet van 30 april 1990 betreffende de bescherming en de exploitatie van het grondwater en het tot drinkwater verwerkbaar water, in een straal van 1000 meter;b) de bestaande waterlopen in een straal van 1000 meter;4° een studie van de effecten van de afvalstoffen en andere materialen op het leefmilieu, met name op de grondwaterlagen, de eventuele winningen en het oppervlaktewater;5° het plan met de gezamenlijke handelingen voor de herintegratie van de site in het leefmilieu, rekening houdende met de herbestemming ervan voor een functioneel gebruik en met het oog op de verwijdering van het gevaar voor verontreiniging vanaf die site;6° de overlegging van de technische procédés voor de uitvoering van het plan bedoeld in 5°;7° een omschrijving van de maatregelen tot bescherming van het leefmilieu en de gezondheid van de mens bij de uitvoering van het in 5° bedoelde plan en van de naderhand te nemen toezichtmaatregelen;8° een situatieplan met de volgende gegevens : a) een topografisch plan van de site met vermelding van de hellingen en de oriëntatie van het terrein;b) een voorstelling van de profielen vóór en na de uitvoering van de werken;c) de aard, de herkomst en het volume van de gronden en materialen vereist om het geplande profiel uit te voeren;d) de eindbestemming, zoals groene ruimten, parkeerplaatsen, bossen;e) in geval van aanplantingen : de specificatie van de gebruikte methodes en soorten, de densiteit, het aanplantingprogramma, de beschermingsmaatregelen, het gewaarborgde groeicijfer;9° het kalender voor de tenuitvoerlegging van het plan bedoeld in 5°;10° de naam en het adres van de personen die de overtreder zich voorneemt te belasten met de uitvoering van het plan bedoeld in 5°;11° de formele verbintenis tot plaatsbeschrijving van de site na de uitvoering van het plan bedoeld in 5°;12° de gerechtvaardigde totaalkost van de werken, BTW inbegrepen. Afdeling 9. - Verbouwing en uitbreiding van de inrichting bedoeld in

artikel 10, § 2, van het decreet

Art. 110.De exploitant stuurt jaarlijks met ingang van de tenuitvoerlegging van de milieuvergunning of de unieke vergunning een afschrift van de lijst van de verbouwingen of uitbreidingen van de inrichting bij gewone post naar de technische ambtenaar en het college van de burgemeester en schepenen van de gemeente op het grondgebied waarvan de inrichting gevestigd is. Afdeling 10. - Aanwijzing van de ambtenaren

Onderafdeling 1. - Procedure voor de toekenning van de milieuvergunning

Art. 111.De in artikel 13, tweede lid van het decreet, bedoelde technische ambtenaar die bevoegd is om kennis te nemen van de aanvragen om milieuvergunning voor inrichtingen gevestigd op het grondgebied van verschillende gemeenten, is de directeur van de externe directie van de « DPA » van de gemeente waar de aanvraag wordt ingediend.

De technische ambtenaar bedoeld in hoofdstuk III van het decreet is de directeur van de externe directie van de « DPA » van de gemeente waar de aanvraag wordt ingediend.

Onderafdeling 2. - Procedure voor de toekenning van de unieke vergunning

Art. 112.De in artikel 81, § 2, tweede lid, van het decreet bedoelde ambtenaar die binnen de administratie Leefmilieu bevoegd is om kennis te nemen van de aanvragen om unieke vergunning voor handelingen of werken of inrichtingen gelegen op het grondgebied van verschillende gemeenten, is de directeur van de externe directie van de « DPA » van de gemeente waar de aanvraag werd ingediend.

De technische ambtenaar bedoeld in hoofdstuk XI van het decreet is de directeur van de externe directie van de « DPA » van de gemeente waar de aanvraag wordt ingediend.

Onderafdeling 3. - Aangifte

Art. 113.De technische ambtenaar bedoeld in artikel 14 van het decreet is de directeur van de externe directie van de « DPA » van de gemeente waar de aanvraag wordt ingediend.

Onderafdeling 4. - Verbouwing en uitbreiding van de inrichting

Art. 114.De technische ambtenaar bedoeld in artikel 10 van het decreet is de directeur van de externe directie van de « DPA » van de gemeente waar de exploitatiezetel van de inrichting gevestigd is.

De ambtenaren en personeelsleden bedoeld in artikel 10, § 2, tweede lid, van het decreet zijn de toezichthoudende ambtenaren.

Onderafdeling 5. - Zekerheden

Art. 115.De technische ambtenaar bedoeld in artikel 55, §§ 4 tot 6, van het decreet is de directeur van de externe directie van de « DPA » van de gemeente waar de aanvraag wordt ingediend.

Onderafdeling 6. - Verplichtingen van de exploitant

Art. 116.De technische ambtenaar bedoeld in de afdelingen 2 en 3 van hoofdstuk VIII van het decreet is de directeur van de externe directie van de « DPA » van de gemeente waar de aanvraag wordt ingediend.

Onderafdeling 7. - Maatregelen van administratieve politie

Art. 117.§ 1. De ambtenaren en personeelsleden bedoeld in de artikelen 61, 71, § 1, en 74 van het decreet zijn de toezichthoudende ambtenaren. § 2. De technische ambtenaar bedoeld in de artikelen 63, 65, § 2, en 76 van het decreet is de toezichthoudende ambtenaar. § 3. De technische ambtenaar bedoeld in de artikelen 65, § 1, en 72, § 1, tweede lid, van het decreet is de directeur van de externe directie van de « DPA » van de gemeente waar de aanvraag wordt ingediend. § 4. De technische ambtenaar bedoeld in artikel 66 van het decreet is de coördinatiedienst bedoeld in artikel 60, § 1. § 5. De ambtenaar bedoeld in artikel 72, § 2, tweede lid, van het decreet is de directeur van de externe directie van de « DPA » van de gemeente waar de aangifte wordt ingediend. § 6. De ambtenaar bedoeld in artikel 72, § 2, eerste lid, van het decreet is : 1° de directeur van de externe directie van de « DPA » van de gemeente waar de aangifte wordt ingediend en 2° de toezichthoudende ambtenaar. § 7. De technische ambtenaar bedoeld in artikel 70 van het decreet is : 1° de directeur van de externe directie van de « DPA » van de gemeente waar de aanvraag wordt ingediend en 2° de toezichthoudende ambtenaar. Onderafdeling 8. - Karakteriseringsonderzoek

Art. 118.De technische ambtenaar bedoeld in artikel 79, § 1, tweede lid, en § 2, van het decreet is de directeur van de externe directie van de « DPA » van de gemeente waar de aanvraag wordt ingediend.

De technische ambtenaar bedoeld in artikel 79, § 4, tweede lid, en § 5, van het decreet is de toezichthoudende ambtenaar.

Onderafdeling 9. - Straffen

Art. 119.De technische ambtenaar bedoeld in artikel 80 van het decreet is de toezichthoudende ambtenaar.

Onderafdeling 10. - Beroep

Art. 120.§ 1. De technische ambtenaar die bevoegd is om het in artikel 40, § 1, eerste lid, van het decreet bedoelde beroep in te dienen is de directeur van de externe directie van de « DPA » van de gemeente waar de aanvraag wordt ingediend.

De in beroep bevoegde technische ambtenaar bedoeld in artikel 40, § 1, derde lid, van het decreet is de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu. § 2. De technische ambtenaar bevoegd om het in artikel 95, § 1, van het decreet bedoelde beroep in te dienen is de directeur van de externe directie van de « DPA » van de gemeente waar de aanvraag wordt ingediend.

De administratie Leefmilieu bedoeld in hoofdstuk XI, afdeling 4, van het decreet is het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu, vertegenwoordigd door haar directeur-generaal. § 3. De technische ambtenaar bedoeld in artikel 41, derde lid, van het decreet is de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu. § 4. De in beroep bevoegde technische ambtenaar bedoeld in artikel 55, § 7, derde lid, van het decreet, is de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu. § 5. De technische ambtenaar bedoeld in artikel 71, § 4, van het decreet is de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu. HOOFDSTUK III. - Herstel

Art. 121.De modaliteiten voor de opstelling, goedkeuring en uitvoering van de herstelplannen bedoeld in het besluit van de Waalse Regering van 24 juni 1993 houdende uitvoering van artikel 7, § 3, van het decreet van 25 juli 1991 betreffende de belasting op de afvalstoffen in het Waalse Gewest, zijn van toepassing, mits vervanging van het woord »belastingplichtige » door het woord « exploitant » wat betreft de herstelplannen bedoeld in de volgende bepalingen : 1° de artikelen 71, § 2, en 74, § 2, van het decreet;2° artikel 68, § 2, van het decreet van 7 oktober 1985 betreffende de bescherming van het oppervlaktewater tegen verontreiniging;3° artikel 21, § 2, van het decreet van 30 april 1990 betreffende de bescherming en de exploitatie van grondwater en tot drinkwater verwerkbaar water. HOOFDSTUK IV. - Opheffings-, wijzigings- en slotbepalingen Afdeling 1. - Opheffings- en wijzigingsbepalingen

Onderafdeling 1. - Gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke inrichtingen

Art. 122.Titel I, hoofdstuk I, van het besluit van de Regent van 11 februari 1946 houdende goedkeuring van de titels I en II van het Algemeen reglement voor de arbeidsbescherming, wordt opgeheven.

Art. 123.Titel IV van het besluit van de Regent van 27 september 1947 houdende goedkeuring van de titels III, IV, en V van het Algemeen reglement voor de arbeidsbescherming, wordt opgeheven.

Onderafdeling 2. - Water

Art. 124.Het tweede lid van artikel 3 van het koninklijk besluit van 3 augustus 1976 houdende algemeen reglement voor het lozen van afvalwater in de gewone oppervlaktewateren, in de openbare riolen en in de kunstmatige afvoerwegen voor regenwater, wordt opgeheven.

Art. 125.Artikel 31 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 126.Het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 1 april 1987 tot vaststelling van de delegaties die nodig zijn voor de uitvoering van de verordening inzake de bescherming van het oppervlaktewater tegen vervuiling, wordt opgeheven.

Art. 127.Het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 12 november 1987 tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de Commissie van beroep tegen de beslissingen betreffende het lozen van afvalwater, wordt opgeheven.

Art. 128.In artikel 2 van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 25 oktober 1990 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de laboratoria belast met de officiële analyses inzake bescherming van het oppervlaktewater en van het tot drinkwater verwerkbaar water tegen verontreiniging, wordt het zinsdeel « artikel 67, § 1, van het decreet van 7 oktober 1985 en in artikel 19, tweede en derde lid, van het decreet van 30 april 1990 » vervangen door het zinsdeel « artikel 62 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning voor de uitvoering van officiële analyses inzake de bescherming van het oppervlaktewater tegen vervuiling alsook de bescherming en de exploitatie van grondwater en van tot drinkwater verwerkbaar water ».

Art. 129.In artikel 9 van hetzelfde besluit wordt het zinsdeel « artikel 61 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning » ingevoegd tussen de woorden « overeenkomstig » en « artikel ».

Art. 130.In artikel 7, § 2, van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 25 oktober 1990 tot bepaling van de voorwaarden inzake terugbetaling van de belasting op het lozen van ander afvalwater dan industrieel afvalwater, wordt het zinsdeel « van het decreet van 7 oktober 1985 betreffende de bescherming van het oppervlaktewater tegen de verontreiniging, artikel 67, § 1, en van artikel 19 van het decreet van 30 april 1990 op de bescherming en de exploitatie van grondwater en tot drinkwater verwerkbaar water » vervangen door het zinsdeel « van artikel 62 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning ».

Art. 131.In artikel 1 van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 29 november 1990 betreffende de vrijstellingsvoorwaarden inzake de betaling van de belasting op het lozen van industrieel en huishoudelijk afvalwater voor de hospitalen, ziekenhuizen en andere instellingen waar niet besmettelijke zieken worden behandeld, wordt het zinsdeel « de lozingsvergunning die afgegeven werd overeenkomstig artikel 6, § 3, van het decreet van 7 oktober 1985 betreffende de bescherming van het oppervlaktewater tegen de verontreiniging » vervangen door het zinsdeel « de milieuvergunning die afgegeven werd overeenkomstig het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning ».

Art. 132.In artikel 2 van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 14 november 1991 betreffende het winnen van tot drinkwater verwerkbaar oppervlaktewater en de waterwinnings-, voorkomings- en toezichtsgebieden, worden de §§ 1 en 3 opgeheven.

Art. 133.In hetzelfde besluit worden de artikelen 4 en 5 opgeheven.

Art. 134.In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt het zinsdeel « De in artikel 5 bedoelde besluiten met betrekking tot een waterwinningsmachtiging » vervangen door het zinsdeel « De milieuvergunningen voor inrichtingen met een waterwinning »;2° in het derde lid, worden de woorden « een vergunning tot » vervangen door de woorden « een milieuvergunning voor inrichtingen met een » en worden het woord « vergunning » vervangen door het woord « milieuvergunning ».

Art. 135.De artikelen 7 en 8 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 136.De bijlage bij hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 137.In artikel 1, 17°, van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 14 november 1991 betreffende de grondwaterwinningen, de waterwinning-, de voorkoming- en de toezichtgebieden en de kunstmatige aanvulling van de grondwaterlagen, worden de woorden « vergunning tot » vervangen door de woorden « milieuvergunning voor een inrichting met een ».

Art. 138.In artikel 2 van hetzelfde besluit worden de §§ 1 en 3 opgeheven.

Art. 139.In hetzelfde besluit worden de artikelen 4 en 5 opgeheven.

Art. 140.In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt het zinsdeel « De in artikel 5 bedoelde besluiten met betrekking tot een waterwinningsvergunning » vervangen door het zinsdeel « De milieuvergunningen voor inrichtingen met een »;2° in het derde lid worden de woorden « een vergunning tot » vervangen door het zinsdeel « een milieuvergunning voor een inrichting met een waterwinning » en wordt het woord « vergunning » vervangen door het woord « milieuvergunning ».

Art. 141.In hetzelfde besluit worden de artikelen 7 en 8 opgeheven.

Art. 142.In artikel 9, § 2, van hetzelfde besluit worden de woorden « het vergunningsbesluit » vervangen door de woorden « de milieuvergunning ».

Art. 143.In artikel 13, § 2, eerste lid, van hetzelfde besluit, wordt het woord « vergunning » vervangen door het woord « milieuvergunning ».

Art. 144.Artikel 15 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 145.In artikel 17, eerste lid, 1°, van hetzelfde besluit, worden de woorden « vergunning tot » vervangen door de woorden « milieuvergunning voor een inrichting met een waterwinning ».

Art. 146.In artikel 18 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 2° wordt gewijzigd als volgt : « 2° de centra voor technische ondergraving bedoeld in het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen »; 2° punt 10° wordt gewijzigd als volgt : « 10° de permanent en occasioneel gebruikte circuits en terreinen bedoeld in rubriek 92.61.10 van bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een effectonderzoek onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten ».

Art. 147.In artikel 20, 3°, van hetzelfde besluit wordt de datum « 5 juli 1985 » vervangen door de datum « 27 juni 1996 ».

Art. 148.In artikel 21, 1°, van hetzelfde besluit wordt het zinsdeel « de gecontroleerde stortplaatsen bedoeld in het decreet van 5 juli 1985 betreffende de afvalstoffen » vervangen door het zinsdeel « de centra voor technische ondergraving bedoeld in het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen ».

Art. 149.In artikel 22 van hetzelfde besluit wordt punt 3° gewijzigd als volgt : « 3° de permanent en occasioneel gebruikte circuits en terreinen bedoeld in rubriek 92.61.10 van bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een effectonderzoek onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten. »

Art. 150.In artikel 23, 3°, van hetzelfde besluit wordt de datum « 5 juli 1985 » vervangen door de datum « 27 juni 1996 ».

Art. 151.Bijlage I bij hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 152.In artikel 4 van het besluit van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 20 november 1991 betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging veroorzaakt door lozingen van bepaalde gevaarlijke stoffen, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, wordt het woord « vergunning » vervangen door « milieuvergunning »;2° in § 1, tweede lid, wordt het zinsdeel « wordt de vergunning toegestaan » vervangen door het zinsdeel « wordt de milieuvergunning afgegeven »;3° in § 2, eerste lid, worden de woorden « de Minister » vervangen door de woorden « de bevoegde overheid »;4° in § 2, tweede lid, wordt het woord « vergunningen » vervangen door het woord « milieuvergunning »;5° in § 3 worden de woorden « De Minister » vervangen door de woorden « De bevoegde overheid ».

Art. 153.In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt het woord « vergunning » vervangen door het woord « milieuvergunning »;2° in het tweede lid worden de woorden « de Minister » vervangen door de woorden « de bevoegde overheid » en de woorden « een vergunning » door de woorden « een milieuvergunning ».

Art. 154.In artikel 7 van hetzelfde besluit worden het woord « vergunningen » vervangen door het woord »milieuvergunningen » en de woorden « door de Minister worden afgegeven » door de woorden « door de bevoegde overheid worden afgegeven ».

Art. 155.In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de woorden « de vergunning » vervangen door de woorden « de milieuvergunning ».

Art. 156.In artikel 9 van hetzelfde besluit worden de woorden « de vergunning » vervangen door de woorden « de milieuvergunning ».

Art. 157.In artikel 10 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « bedoelde vergunningen » worden vervangen door de woorden « bedoelde milieuvergunningen »;2° de tweede zin wordt opgeheven.

Art. 158.Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 159.In artikel 12 van hetzelfde besluit worden de woorden « de naleving van de in de vergunningen vastgestelde voorwaarden en » geschrapt.

Art. 160.De artikelen 14 en 15 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 161.In artikel 16 van hetzelfde besluit worden de woorden « de Minister » vervangen door de woorden « de bevoegde overheid » en de woorden « de vergunning » door de woorden « de milieuvergunning ».

Art. 162.Het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 12 maart 1992 houdende aanwijzing van ambtenaren voor de uitoefening van de bevoegdheden voorzien in artikel 15, § 2, van het decreet van 7 oktober 1985 betreffende de bescherming van het oppervlaktewater tegen de verontreiniging, wordt opgeheven.

Art. 163.Het besluit van de Waalse Regering van 23 december 1993 betreffende de machtigingen tot lozing van industrieel of huishoudelijk afvalwater afkomstig van inrichtingen die industrieel afvalwater lozen, wordt opgeheven.

Art. 164.Het besluit van de Waalse Regering van 19 mei 1994 betreffende de bezoldiging van de adviezen die bij de behandeling van de machtigingsaanvragen tot lozing van afvalwater door de zuiveringsinstellingen worden uitgebracht, wordt opgeheven.

Art. 165.In artikel 1 van het besluit van de Waalse Regering van 18 mei 1995 betreffende de financiering van het beheer en de bescherming van tot drinkwater verwerkbaar water worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 4° wordt gewijzigd als volgt : « 4° Houder : de houder van een milieuvergunning voor een inrichting met een winning van tot drinkwater verwerkbaar water, afgegeven krachtens het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning »;2° in 6° wordt het woord « vergunninghouder » vervangen door de woorden « houder van een milieuvergunning ».

Art. 166.In artikel 2, § 1, 10° en 11°, en § 2, van hetzelfde besluit, wordt het woord « vergunninghouders » vervangen door de woorden « houders van een milieuvergunning ».

Art. 167.In artikel 4, eerste lid, van hetzelfde besluit, wordt het woord « vergunninghouder » vervangen door de woorden « houder van een milieuvergunning ».

Art. 168.In artikel 5, § 1, eerste lid, en § 4, eerste lid, van hetzelfde besluit, wordt het woord « vergunninghouder » vervangen door de woorden « houder van een milieuvergunning ».

Art. 169.In artikel 7, 1°, 3° en 4°, van hetzelfde besluit, wordt het woord « vergunninghouder » vervangen door de woorden « houder van een milieuvergunning ».

Art. 170.In artikel 1 van het besluit van de Waalse Regering van 9 april 1998 betreffende de financiering van het beheer en de bescherming van grondwater, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 4° wordt gewijzigd als volgt : « 4° Houder : de houder van een milieuvergunning voor een inrichting met een waterwinning, afgegeven overeenkomstig het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, die de bijdrage betaalt overeenkomstig artikel 4, § 2, van het decreet van 30 april 1990 op de bescherming en de exploitatie van grondwater en tot drinkwater verwerkbaar water »;2° in punt 5° wordt het woord « vergunninghouder » vervangen door de woorden « houder van een milieuvergunning ».

Art. 171.In artikel 2, § 1 en 2, en in artikel 3 van hetzelfde besluit wordt het woord « vergunninghouder » vervangen door de woorden « houder van een milieuvergunning ».

Art. 172.In artikel 7 van het besluit van de Waalse Regering van 15 oktober 1998 houdende reglementering van de opvang van stedelijk afvalwater, wordt het zinsdeel « kan het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar de woning gelegen is, overeenkomstig artikel 9 in plaats van de aansluiting op de riolering, instemmen met het gebruik » vervangen door het zinsdeel « kan in plaats van de aansluiting op de riolering een milieuvergunning worden aangevraagd voor het gebruik ».

Art. 173.In artikel 8, § 1, van hetzelfde besluit wordt het laatste lid opgeheven.

Art. 174.In artikel 9 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, worden de woorden « een aanvraag om milieuvergunning » ingevoegd tussen de woorden »moet » en « indienen » en wordt het zinsdeel « het in bijlage IV bedoelde aanvraagformulier behoorlijk ingevuld en in tweevoud bij het college van burgemeester en schepenen » geschrapt;2° § 1, tweede lid, wordt opgeheven;3° §§ 2 en 3 worden opgeheven;4° in § 4 worden de woorden « In de in §§ 2 en 3 bedoelde gevallen » geschrapt », worden de woorden « machtiging tot installatie » vervangen door de woorden « de milieuvergunning voor de installatie van » en wordt het woord »verleend » vervangen door het woord « toegekend »;5° in § 5, tweede lid, worden de woorden « het college van burgemeester en schepenen » vervangen door de woorden « de bevoegde overheid »;6° in § 6 wordt het zinsdeel « een machtiging wordt verleend krachtens § 2 of § 3 » vervangen door de woorden « een milieuvergunning ».

Art. 175.In artikel 10 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « krachtens artikel 9 » geschrapt;2° in het derde en vierde lid wordt het woord « gemeentelijke » vervangen door het woord « bevoegde ».

Art. 176.Bijlage IV bij hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Onderafdeling 3. - Afvalstoffen

Art. 177.Artikel 2, § 1, van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 23 juli 1987 betreffende de gecontroleerde stortplaatsen, wordt opgeheven.

Art. 178.De afdelingen II, III en V van hoofdstuk II van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 179.De hoofdstukken III en V van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 180.In de titel van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 9 april 1992 betreffende de giftige of gevaarlijke afvalstoffen, worden de woorden « giftige of » geschrapt.

Art. 181.In artikel 1 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, 1°, wordt de datum « 5 juli 1985 » vervangen door de datum « 27 juni 1996 »;2° in het eerste lid, 2°, worden de woorden « in het decreet » vervangen door de woorden « in artikel 2,2°, van het decreet »;3° in het eerste lid wordt punt 3° opgeheven;4° het tweede lid wordt opgeheven.

Art. 182.In artikel 2 van hetzelfde besluit worden de woorden « gecontroleerde stortplaatsen » vervangen door de woorden « centra voor technische ondergraving ».

Art. 183.In de artikelen 3 en 4 van hetzelfde besluit worden de woorden « giftige of » geschrapt.

Art. 184.De titel van hoofdstuk II van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : « HOOFDSTUK II. - Verzekering van de exploitant van een installatie voor de verzameling, voorbehandeling, verwijdering of valorisatie van gevaarlijke afvalstoffen ».

Art. 185.De artikelen 5, 6, 7 en 8 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 186.In artikel 9 van hetzelfde besluit worden de woorden « De vergunning » vervangen door de woorden « De milieuvergunning ».

Art. 187.De artikelen 10 tot 28 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 188.De titel van hoofdstuk III van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : « HOOFDSTUK III. - Erkenning van de ophalers en vervoerders van gevaarlijke afvalstoffen ».

Art. 189.In artikel 29 van hetzelfde besluit worden de woorden « giftige of » of geschrapt.

Art. 190.Artikel 30 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 191.In artikel 31 van hetzelfde besluit worden de woorden « giftige of » geschrapt.

Art. 192.In artikel 32, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « giftige of » worden geschrapt;2° in 1°, c), wordt het zinsdeel « in het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen, in het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning » ingevoegd tussen de woorden « afvalstoffen bedoeld » en de woorden »of in elke gelijkwaardige wetgeving »;3° in 1°, e), worden de woorden « voor giftige afvalstoffen » geschrapt.

Art. 193.In artikel 36 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2, 1°, f), worden de woorden « giftige of » geschrapt;2° in § 5 wordt het woord « giftig » geschrapt.

Art. 194.De titel van hoofdstuk IV van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : « HOOFDSTUK IV - Erkenning van de verantwoordelijke voor de handelingen betreffende de verzameling, voorbehandeling, verwijdering of valorisatie van gevaarlijke afvalstoffen ».

Art. 195.De artikelen 42 tot 50 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 196.In artikel 51 van hetzelfde besluit worden de woorden « giftige of » en « uitgevoerd door een erkende exploitant » geschrapt.

Art. 197.In artikel 52 van hetzelfde besluit worden de woorden « erkenning » en « erkend » geschrapt en wordt het woord « vergunning » vervangen door het woord « milieuvergunning ».

Art. 198.In artikel 55, tweede lid, 1°, van hetzelfde besluit worden de woorden « giftige of » geschrapt.

Art. 199.In artikel 56, § 2, 2°, van hetzelfde besluit wordt het woord « erkend » geschrapt.

Art. 200.In hetzelfde besluit worden de woorden « giftige of » geschrapt : 1° in de titel van hoofdstuk V;2° in de titel van afdeling 1 van hoofdstuk V;3° in artikel 59;4° in de titel van afdeling 2 van hoofdstuk V;5° in artikel 61;6° in artikel 65.

Art. 201.In artikel 71, § 1, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt de laatste zin vervangen als volgt : « Ze moet o.a. adviezen uitbrengen over de erkenningsaanvragen bedoeld in artikel 36, § 5 »; 2° in het tweede lid worden de woorden « of om vergunningen » geschrapt.

Art. 202.De artikelen 72 en 73 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 203.Artikel 76 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 204.In de artikelen 77, 78, 79 en 80 worden de woorden « giftige of » geschrapt.

Art. 205.De bijlagen I, II en IV bij hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 206.In artikel 2, 1°, van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 9 april 1992 betreffende de polychloorbifenylen en polychloorterfenylen worden de woorden « erkend en » geschrapt.

Art. 207.In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de woorden « giftige of » geschrapt.

Art. 208.De artikelen 4 en 5 van hetzelfde besluit worden geschrapt.

Art. 209.In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de woorden « in de hoedanigheid van ophaler of vervoerder van giftige afvalstoffen » geschrapt.

Art. 210.De artikelen 10 tot 15 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 211.In artikel 2 van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 9 april 1992 betreffende de afgewerkte oliën worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 2° worden de woorden « in een niet-erkende installatie » geschrapt;2° in 4° worden de woorden « giftige of » geschrapt;3° in 6° wordt het woord « vergunde » geschrapt.

Art. 212.In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2, eerste lid, worden de woorden « hergroepeerd, voorbehandeld en verwijderd » en « de hergroepering, de voorbehandeling en de verwijdering » geschrapt;2° in § 2, tweede lid, worden de woorden « giftige of » en de woorden « hergroepeerd, voorbehandeld, verwijderd of nuttig toegepast » geschrapt;3° § 3 wordt opgeheven.

Art. 213.In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de woorden « aan erkende afvalolieophalers of aan erkende exploitanten » vervangen door de woorden « aan erkende ophalers of aan exploitanten ».

Art. 214.De artikelen 5 en 6 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 215.In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, worden de woorden « andere inrichtingen dan die erkend overeenkomstig hoofdstuk V » vervangen door het woord « inrichtingen » en wordt het tweede lid opgeheven;2° in § 2 worden de woorden « een inrichting met » ingevoegd tussen het woord « van » en het woord « een » en in 2° worden de woorden « in erkende bedrijven » geschrapt;3° in § 3 en in § 4 worden de woorden « een inrichting met » ingevoegd tussen het woord « in » en het woord « een » en worden de woorden « het vergunningsbesluit » vervangen door de woorden « de milieuvergunning »;4° in § 5 wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 216.In artikel 9 van hetzelfde besluit worden de woorden « giftige of » geschrapt.

Art. 217.In artikel 10, § 1, 3°, van hetzelfde besluit wordt het woord « erkende » geschrapt.

Art. 218.De artikelen 11, 12 en 13 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 219.In artikel 15, 3°, van hetzelfde besluit worden de woorden « een inrichting met » ingevoegd tussen het woord « van » en het woord « een ».

Art. 220.In artikel 21, eerste en tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « inrichting met een » ingevoegd tussen het woord « de » en het woord « installatie ».

Art. 221.De artikelen 26, 27 en 31 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 222.In de titel van bijlage I bij hetzelfde besluit worden de woorden « niet-erkende » geschrapt.

Art. 223.De titel van hoofdstuk II van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 9 april 1992 betreffende de afvalstoffen van de titaandioxyde-industrie wordt gewijzigd als volgt : « HOOFDSTUK II. - Milieuvergunning voor de opslag, storting in centra voor technische ondergraving of injectie van afval uit de titaandioxyde-industrie ».

Art. 224.De artikelen 2, 3 en 4 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 225.In artikel 5 worden de woorden « De vergunning » vervangen door de woorden « De milieuvergunning ».

Art. 226.De titel van hoofdstuk III van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : « HOOFDSTUK III. - Milieuvergunning voor de exploitatie van een bedrijf waar titaandioxide wordt geproduceerd ».

Art. 227.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 228.In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de woorden « De vergunning » en « verleend » vervangen door de woorden « De milieuvergunning » en « toegekend ».

Art. 229.In de titel van hoofdstuk IV en in artikel 8 van hetzelfde besluit wordt het woord « gestorte » voorafgegaan door de woorden « in een centrum voor technische ondergraving ».

Art. 230.Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 231.De artikelen 17 en 18 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 232.In de bijlagen bij hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord « storting » wordt systematisch gevolgde door de woorden « in een centrum voor technische ondergraving »;2° bijlage I wordt opgeheven;3° in bijlage II, A, 1°, worden de woorden « de vergunningsvoorwaarden inzake opslag, storting of injectering » vervangen door de woorden « milieuvergunning voor de opslag, storting in centra voor technische ondergraving of injectie ».

Art. 233.In artikel 1 van het besluit van de Waalse Regering van 21 oktober 1993 betreffende dierlijke afvalstoffen wordt het zinsdeel « van 5 juli 1985 met betrekking tot de afvalstoffen, gewijzigd bij de decreten van 9 april 1987, 30 juni 1988, 4 juli 1991 en 25 juli 1991 » vervangen door het zinsdeel « van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen ».

Art. 234.In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2, 1°, worden de woorden « overeenkomstig dit besluit » geschrapt;2° in § 3, 4°, worden de woorden « overeenkomstig dit besluit erkend » vervangen door de woorden « behoorlijk vergund ».

Art. 235.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 236.In de titel van afdeling 2 van hoofdstuk II van hetzelfde besluit wordt het woord « machtiging » vervangen door het woord « milieuvergunning ».

Art. 237.In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de woorden « De machtiging » vervangen door de woorden « De milieuvergunning » en de woorden « alsmede aan de artikelen 6 tot 9 » door de woorden « alsook aan artikel 9 » en worden de woorden « giftige of » geschrapt.

Art. 238.In artikel 8, 8°, van hetzelfde besluit worden de woorden « de inrichting met » ingevoegd tussen het woord « van » en de woorden « de installatie ».

Art. 239.Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 240.In artikel 11, § 2, van hetzelfde besluit wordt het zinsdeel « in artikel 5 van dit besluit bedoeld bedrijf » vervangen door het zinsdeel « in dit besluit bedoelde installatie voor verzameling, voorbehandeling, verwijdering of valorisatie ».

Art. 241.In artikel 12 van hetzelfde besluit worden de woorden « giftige of » geschrapt.

Art. 242.In artikel 15 van hetzelfde besluit worden de woorden « in artikel 5 van dit besluit bedoeld bedrijf » vervangen door de woorden « in dit besluit bedoelde installatie voor verzameling, voorbehandeling, verwijdering of valorisatie ».

Art. 243.De artikelen 16, 17 en 18 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 244.In artikel 19 van hetzelfde besluit worden de woorden « overeenkomstig dit besluit erkend » vervangen door de woorden « bedoeld in dit besluit ».

Art. 245.In artikel 20 van hetzelfde besluit worden de woorden « een inrichting met » ingevoegd tussen het woord « van » en de woorden « een installatie ».

Art. 246.In artikel 21 van hetzelfde besluit worden de woorden « giftige of » geschrapt.

Art. 247.In artikel 22, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « een inrichting met » ingevoegd tussen het woord « van » en de woorden « een installatie ».

Art. 248.De artikelen 24 en 25 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 249.De titel van hoofdstuk I van bijlage I bij hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Vergunningsvoorwaarden betreffende de installaties voor de verzameling, voorbehandeling, valorisatie en verwijdering van dierlijke afvalstoffen ».

Art. 250.In artikel 1 van het besluit van de Waalse Regering van 30 juni 1994 betreffende de afval van ziekenhuis- en gezondheidszorgactiviteiten worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 1° wordt de datum « 5 juli 1985 » vervangen door de datum « 27 juni 1996 »;2° in 10° worden de woorden « een vergunning tot exploitatie » vervangen door de woorden « een milieuvergunning ».

Art. 251.In artikel 2, 2°, b), van hetzelfde besluit worden de woorden « erkend en » geschrapt.

Art. 252.De artikelen 5 tot 10 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 253.In artikel 13 van hetzelfde besluit worden de woorden « giftige of » geschrapt.

Art. 254.In artikel 15 van hetzelfde besluit worden de woorden « krachtens dit besluit gemachtigde » vervangen door de woorden « in dit besluit bedoelde ».

Art. 255.In artikel 13 van hetzelfde besluit worden de woorden « giftige of » geschrapt.

Art. 256.Artikel 18 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 257.In artikel 19 van hetzelfde besluit worden de woorden « of de exploitatie van een hergroeperings-, voorbehandelings- of verwijderingsinstallatie voor » geschrapt.

Art. 258.In de titel van hoofdstuk II van het besluit van de Waalse Regering van 30 november 1995 betreffende het beheer van stoffen die d.m.v. bagger- of ruimingswerken uit de bedding en de oevers van waterlopen en watervlakken verwijderd worden, worden de woorden « Vergunning tot vestiging en exploitatie » vervangen door de woorden « Milieuvergunning voor de vestiging en de exploitatie van een inrichting met ».

Art. 259.De artikelen 6, 7, 8, 15, 16 en 17 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 260.In de titel van hoofdstuk III van hetzelfde besluit worden de woorden « Vergunning tot vestiging en exploitatie van een stortplaats voor baggerspeciën of geruimde stoffen » vervangen door de woorden « Milieuvergunning voor de vestiging en de exploitatie van een inrichting met een centrum voor technische ondergraving ».

Art. 261.Artikel 18 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 262.In de titel van afdeling II van hoofdstuk III van hetzelfde besluit wordt het woord « vergunning » vervangen door het woord « milieuvergunning ».

Art. 263.In artikel 19, § 1, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « De vergunning » vervangen door de woorden « De milieuvergunning »;2° in het tweede lid wordt het woord « stortplaatsen » vervangen door de woorden « centra voor technische ondergraving »;3° het derde lid wordt opgeheven.

Art. 264.De artikelen 20, 22, 23, 24, 26 en 27 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 265.In de titel van het besluit van de Waalse Regering van 16 oktober 1997 tot aanwijzing van de ambtenaar bedoeld in artikel 2, 25°, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen worden de woorden « bedoeld in artikel 2, 25° » vervangen door de woorden « bedoeld in artikel 2, 24° ».

Art. 266.In artikel 1 van hetzelfde besluit worden de woorden « bedoeld in artikel 2, 25° » vervangen door de woorden « bedoeld in artikel 2, 24° ».

Onderafdeling 4. - Springstoffen

Art. 267.Het koninklijk besluit van 23 september 1958 houdende algemeen reglement betreffende het fabriceren, opslaan, onder zich houden, verkopen, vervoeren en gebruiken van springstoffen, is in het Waalse Gewest niet langer van toepassing op de buitenpolitie voor de inrichtingen bedoeld in het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning.

Onderafdeling 5. - Lucht

Art. 268.In artikel 1, 2°, van het koninklijk besluit van 26 maart 1971 ter voorkoming van de luchtverontreiniging die door verbrandingsinstallaties wordt verwerkt, wordt het zinsdeel « ingedeelde inrichtingen die opgenomen zijn op de lijst gevoegd bij het algemeen reglement voor de arbeidsbescherming of de exploitatie van andere inrichtingen dan die bedoeld op die lijst » vervangen door het zinsdeel « installaties en activiteiten bedoeld in het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een effectonderzoek onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten ».

Art. 269.In artikel 1 van het besluit van de Waalse Regering van 9 december 1993 tot bestrijding van de door installaties voor huisvuilverbranding veroorzaakte luchtverontreiniging worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 1° wordt de datum « 5 juli 1985 » vervangen door de datum « 27 juni 1996 »;2° punt 3° wordt gewijzigd als volgt : « vergunning : de vergunning afgegeven krachtens het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning »;3° in 4° worden de woorden « de vergunningen » vervangen door de woorden « de milieuvergunningen ».

Art. 270.In artikel 2, 1, van het besluit van de Waalse Regering van 9 december 1993 betreffende de bestrijding van door industriële inrichtingen veroorzaakte luchtverontreiniging wordt het zinsdeel « de exploitatievergunningen die afgegeven zijn krachtens het algemeen reglement voor de arbeidsbescherming » vervangen door het zinsdeel « de vergunningen afgegeven krachtens het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning ».

Art. 271.De artikelen 4 en 5 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 272.In artikel 1 van het besluit van de Waalse Regering van 9 december 1993 inzake voorkoming en vermindering van luchtverontreiniging door asbest worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 5° wordt gewijzigd als volgt : « vergunning : - de vergunningen afgegeven krachtens het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning; - de ontginningsvergunningen afgegeven krachtens het decreet van 27 oktober 1988 op de groeven; »; 2° in 6° worden de woorden « vergunning of » geschrapt.

Art. 273.In artikel 2 van hetzelfde besluit wordt het woord « vergunning » vervangen door het woord « milieuvergunning ».

Onderafdeling 5. - Diverse bepalingen

Art. 274.In artikel 4 van het besluit van de Waalse Regering van 16 september 1993 tot inwerkingstelling van een bijzonder beleid inzake leefmilieu in het kader de artikelen 5 en 5bis van de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie, zoals gewijzigd bij het decreet van 25 juni 1992, wordt een punt 8° toegevoegd, luidend als volgt : « 8° de milieuvergunning vereist krachtens het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning ».

Art. 275.In artikel 4 van het besluit van de Waalse Regering van 16 september 1993 tot inwerkingstelling van een bijzonder beleid inzake hernieuwbare energieën in het kader van artikel 32.13 van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering, zoals gewijzigd bij het decreet van 25 juni 1992, wordt een streepje met het woord « milieuvergunning » toegevoegd na het laatste streepje « machtiging tot winning van oppervlakte- of grondwater ».

Art. 276.In artikel 1, eerste lid, 1°, van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 23 december 1992 tot aanwijzing van de ambtenaren bevoegd voor het opsporen en vaststellen van overtredingen inzake de milieubescherming, wordt het zinsdeel « de wet van 5 mei 1888 betreffende het toezicht op de gevaarlijke, ongezonde of hinderlijke inrichtingen en op de stoomtuigen en de stoomketels » vervangen door het zinsdeel « het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning ». Afdeling 2. - Slotbepalingen

Art. 277.De aanvraag om milieuvergunning of om unieke vergunning gaat, net zoals het beroep, vergezeld van een afschrift van het stortingsbewijs of van het debetbericht betreffende de betaling van het dossierrecht bedoeld in artikel 177 van het decreet.

Art. 278.Het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning treedt in werking op 1 oktober 2002.

Art. 279.Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2002.

Art. 280.De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 4 juli 2002.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld BIJLAGE V. - Formulier betreffende installaties voor de verzameling, verwijdering of valorisatie van afvalstoffen De aanvraag betreffende een installatie voor de verzameling, verwijdering of valorisatie van afvalstoffen bevat de gegevens van het algemeen aanvraagformulier voor milieuvergunningen en unieke vergunningen en gaat bovendien vergezeld van 1. als de exploitant een natuurlijk persoon is a) een bewijs van goed gedrag en zeden of, bij gebreke daarvan, elk daarmee gelijkgesteld stuk;b) een nota betreffende de technische en menselijke middelen alsook de financiële garanties waarover de aanvrager beschikt of zal beschikken om een installatie te exploiteren overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning en de uitvoeringsbesluiten daarvan, alsook elk desbetreffend bewijsstuk.2. Indien de exploitant een rechtspersoon is die opgericht is als een handelsvennootschap : a) een afschrift van de akte van oprichting van de vennootschap, van de statuten en van de eventuele wijzigingen ervan;b) de nominatieve lijst van de bestuurders, beheerders en personen die de vennootschap mogen verbinden;c) een bewijs van goed gedrag en zeden van elke persoon die de vennootschap in het Waalse Gewest mag verbinden of, bij gebreke daarvan, elk daarmee gelijkgesteld stuk;d) de laatste drie balansen;e) de onder punt 1, b, vermelde aanwijzingen.3. Als de exploitant een publiek- of privaatrechtelijke rechtspersoon is die niet als handelsvennootschap opgericht is : a) de nominatieve lijst van de leden van zijn beheersorganen en van de personeelsleden belast met het dagelijkse beheer van de exploitatie;b) een bewijs van goed gedrag en zeden van elke persoon die de vennootschap in het Waalse Gewest mag verbinden of, bij gebreke daarvan, elk daarmee gelijkgesteld stuk;c) de laatste drie balansen;d) de onder punt 1, b, vermelde aanwijzingen en stukken.4. De kenmerken en samenstellingen voor elk soort afval : a) identificatie volgens de nomenclatuur van de Waalse afvalcatalogus;b) totale hoeveelheid (bijv.per jaar) en kenmerken van de afvalstof (samenstelling, gevaarlijkheid,...); c) fysische vorm (vast, modderig, vloeibaar, gasachtig, poedervormig); d) fysische eigenschappen (zoals oplosbaarheid en densiteit), chemische eigenschappen (zoals giftigheid, brandbaarheid, corrosiviteit etc.), biochemische en biologische eigenschappen; e) fysische, chemische en biologische persistenties. 5. De kenmerken van de verzamel-, verwijder- of valorisatieplaats a) de verpakkings-, conditionerings- en opslagtechnieken, in voorkomend geval;b) de kenmerken van de verzamel-, verwijder- of valorisatiemethodes, met inbegrip van de beoordeling van de voorzorgsmaatregelen genomen om water-, grond- en luchtverontreiniging te voorkomen.6. De saneringsmaatregelen in geval van sluiting of aan het einde van de exploitatie. Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning.

Namen, 4 juli 2002.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET

BIJLAGE VI. - Formulier betreffende de centra voor technische ondergraving Als de aanvraag betrekking heeft op een centrum voor technische ondergraving, afgekort "CET", bevat ze, bovenop de gegevens bedoeld in het algemene aanvraagformulier voor een milieuvergunning of een unieke vergunning, de volgende gegevens, met uitzondering van de punten 4, 5 en 6 van bijlage V hierboven : 1. Voor alle centra voor technische ondergraving 1.in voorkomend geval, de identiteit van de persoon aan wie de exploitatie van het CET wordt toevertrouwd, alsook een afschrift van de tussen de aanvrager en die persoon aangegane overeenkomst waarin de in acht te nemen regels vastliggen; 2. de kwalificaties en opdrachten van het bij het CET aangestelde personeel, alsook het aantal personeelsleden en het programma van de door de milieuvergunninghouder gewaarborgde voortgezette opleiding;3. de bedrijfsuren van het CET;4. de voorgestelde tarieven voor het storten van elk soort afval in een CET, alsmede de structuur van die tarieven, die hoe dan ook de vestigings-, exploitatie en herstelkosten van het CET moeten dekken, waarbij de periode van nabeheer wordt vastgelegd op dertig jaar voor de berekening;5. de bewijsstukken die het recht van de exploitant op de site bevestigen alsook, in voorkomend geval, een afschrift van alle huurovereenkomsten voor het geheel of een gedeelte van de site dat hem niet in volle eigendom toekomt;6. de klasse van het CET, alsook een uitvoerige rechtvaardiging, vergezeld van alle bewijsstukken, waarin wordt vastgesteld dat het centrum werkelijk voldoet aan de criteria tot bepaling van de overwogen klasse; 7. de lokalisatie van de site, met opgave van de bij het project betrokken kadastrale percelen op een kaart van 1/10.000; 8. de lokalisatie van de site op het gewestplan met kleurcartografie, formaat A4 of A3 op 1/25.000; 9. de historiek en de beschrijving van de site en van de staat van de omgeving vóór het project (natuurlijke, patrimoniale, culturele, economische beschrijving,...); 10. de toegangswegen tot het CET, met inbegrip van de voornaamste wegen die het CTI verbinden met de naburige steden en verkeerswegen, op kaarten van 1/25.000 en 1/50.000, en eventueel de andere toegangswegen (spoorwegen, bevaarbare waterwegen); 11. een algemene beschrijving van het terrein en omgeving : ? vóór het begin van de exploitatie; ? op het einde van de exploitatie; ? tien jaar na afloop van de exploitatie; ? dertig jaar na afloop van de exploitatie.

Die beschrijving bevat bovendien voor elk bovenvermeld tijdstip : ? een plan waarop het topografisch niveau wordt vastgelegd met equidistante hoogtelijnen (50 cm); ? de plannen, sneden, profielen,... (op gepaste schalen) en de algemene plannen op 1/500. Die stukken vermelden de sectoren waar de afvalstoffen gestort worden, de exploitatieinrichtingen, de vestiging van de infrastructuren en de beheersinstallaties van het CET,...; ? vier sneden vanaf het middelpunt van de site, met een verschuiving van 45°, die de visuele perceptie van de site aangeven; ? de berekeningsnota's die de afmetingen van de voornaamste werken rechtvaardigen; 12. de totale opvangcapaciteit van het CET, alsook de capaciteit beschikbaar voor elk soort afval - huishoudelijk en daarmee gelijkgesteld, industrieel, inert; de opvangcapaciteit voor biologisch afbreekbare afvalstoffen; 13. een ontwerp van werkplan betreffende de exploitatie van het CET, met de volgorde en het tijdschema (minimale en maximale inbrengen) voor de vulling van de verschillende sectoren en gebieden;14. de voorgestelde maatregelen voor een efficiënte beperking van alle hinder en de geplande voorschriften om hem te verhelpen;15. de zelfcontrolemodaliteiten voorgesteld om na te gaan of de inkomende afval aangenomen kan worden, zowel kwalitatief als kwalitatief, en om te zorgen voor het algemeen toezicht op het CET; 16. de ligging van het CET t.o.v. de waterwinnings-, preventie- en toezichtsgebieden bedoeld in het decreet van 30 april 1990 op de bescherming en de exploitatie van grondwater en tot drinkwater verwerkbaar water; 17. een grondig geologisch en hydrogeologisch onderzoek tot vaststelling van elk gevaar voor besmetting van de grond, het oppervlaktewater en het grondwater veroorzaakt door het CET, alsook een beschrijving van de kwaliteit van die vectoren op grond van recente analysen uitgevoerd volgens de regels door laboratoria erkend krachtens het decreet van 7 oktober 1985 betreffende de bescherming van het oppervlaktewater tegen de verontreiniging en het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen, waarbij de grond met afval wordt gelijkgesteld.Die voorafgaande analysen vormen het "blanco" of "geruis" en kenmerken de site vóór de uitvoering van het project; 18. de overwogen maatregelen voor de efficiënte beperking van elk risico voor het oppervlaktewater en het grondwater dat door het CET kan worden besmet;19. de voorschriften en uitrustingen (zoals piëzometers) die de aanvrager van plan is uit te voeren om toe te zien op de kwaliteit van het oppervlaktewater en het grondwater dat door het CET kan worden besmet, alsook de precieze lokalisatie van die uitrustingen, de kenmerken ervan, de in acht te nemen parameters alsook de frequentie van de metingen;20. de modaliteiten en de uitvoerige kostenraming voor het herstel van de site;voor de berekening van de tarifering wordt de periode van nabeheer vastgelegd op dertig jaar na afloop van de afvallozingen; in voorkomend geval, een voorstel van opsplitsing van de kostprijs naar gelang van de evolutie van de exploitatie en het gedeeltelijke herstel van de sectoren waarvan de exploitatie afgelopen is; 21. financiële garanties : het bewijs dat de aanvrager beschikt over de middelen om een zekerheid te stellen overeenkomstig de bepalingen van artikel 55 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, ten belope van het herstelbedrag bedoeld in punt 20. Daartoe zal de aanvrager een attest van zijn bankinstelling overmaken waarbij deze laatste zich verplicht tot borgstelling en, desnoods, betaling van bedoelde bedragen zolang de periode van nabeheer loopt; 22. verzekeringen : de formele verbintenis van de aanvrager en de exploitant een verzekeringspolis aan te gaan om hun aansprakelijkheid volledig te dekken, in geval van een milieuongeval tijdens de exploitatie van het CET en het nabeheer, waarvan de duur op dertig jaar vastgelegd is voor de berekening, en een afschrift ervan over te maken aan de technisch ambtenaar vóór elke exploitatie, met dien verstande dat die overeenkomst moet bepalen : ? dat geen nietigheid, exceptie of verval zal worden tegengeworpen aan benadeelde derden; dat de schorsing of ontbinding ervan alleen uitwerking zal hebben na het verstrijken van een termijn van drie maanden, te rekenen van de datum waarop de bevoegde overheid in kennis wordt gesteld van de oorzaak van de schorsing of de ontbinding; 23. de aangevraagde afwijkingen van de toepasselijke sectorale voorwaarden inzake vestiging en exploitatie, alsook de rechtvaardiging van die aanvragen. II. Voor de CET die andere afval opvangen dan inerte afval of afval van ruimings- en baggerwerken in de bedden en op de oevers van waterlopen en -vlakken, bevat het dossier de volgende gegevens 1. a) een gedetailleerde beschrijving en de plannen van het dichtheids- en drainagesysteem bodem, kantstroken en dekking;1. b) een gedetailleerde beschrijving en de plannen van het waterafvoernetwerk (regen- en percolatiewater, het beheer en de verwerking ervan) 1.c) een gedetailleerde beschrijving en de plannen van het netwerk voor de winning, de verwijdering of de valorisatie van biogas; 2. de beschrijving van de voorgestelde maatregelen om de geurhinder en de gasemissies doeltreffend te beperken;3. de lijst van de voorschriften en uitrustingen (bijv.analysatoren) die de aanvrager van plan is zowel bij de emissie als bij de immissie uit te voeren om de efficiëntie van de in hierboven punt 2 bedoelde maatregelen te waarborgen, alsook de precieze lokalisatie van die uitrustingen, de kenmerken ervan, de in acht te nemen parameters en de frequentie van die maatregelen; 4. het geologisch en hydrogeologisch onderzoek, aangevuld met een simulatie van de afvloeiingen, in geval van ongeval aan de oppervlakte en in het grondwater.Dat onderzoek wijst op de evolutie van de vervuilingsgraad voor 1 dag, 5 dagen, 1 maand, 1 jaar, 5 jaar en 10 jaar. Het bepaalt ook de capaciteit van de oppervlaktelagen en van het substratum om op lange termijn de door het CET teweeggebrachte lasten te dragen, al naar gelang de verschillende exploitatiefasen en tijdens de eindfase Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning.

Namen, 4 juli 2002.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET

BIJLAGE VII. - FORMULIER BETREFFENDE DE GGO'S EN DE PATHOGENE ORGANISMEN Als de aanvraag betrekking heeft op een beperkt gebruik van GGO's of pathogene organismen, bevat ze, bovenop de gegevens bedoeld in het algemeen aanvraagformulier voor een milieuvergunning en een unieke vergunning, de volgende gegevens : 1. De risicobeoordeling Het risico van een beperkt gebruik van GGO's of van pathogene organismen wordt beoordeeld overeenkomstig de artikelen 4 en volgende alsook overeenkomstig bijlage III bij het besluit tot vaststelling van de sectorale voorwaarden betreffende de beperkte gebruiken van genetisch gemodificeerde of pathogene organismen.Het aanvraagdossier gaat vergezeld van het advies van de technisch deskundige over de risicobeoordeling en, in voorkomend geval, over de maatregelen betreffende het ingeperkte gebruik en de overige te treffen beschermingsmaatregelen. 2. Een ontwerp van noodplan Het ontwerp van noodplan wordt opgemaakt overeenkomstig artikel 13 van voormeld besluit en overeenkomstig bijlage V.3. De gebruiker De aanvrager wijst de persoon/personen aan die de in artikel 14 van voormeld besluit bedoelde gebruikersfunctie zal/zullen uitoefenen.4. De bioveiligheidsverantwoordelijke De aanvrager wijst de persoon aan die de functie van bioveiligheidsverantwoordelijke zal uitoefenen binnen de inrichting betrokken bij het gebruik van GGO's of van pathogene organismen.De aanvraag gaat vergezeld van alle stukken of gegevens die getuigen van de bekwaamheid van de persoon die de in artikel 15 van voormeld besluit bedoelde opdrachten zal uitoefenen.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning.

Namen, 4 juli 2002.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET

BIJLAGE VIII. - Formulier betreffende de kunstmatige bevoorrading van een grondwaterlaag De volgende gegevens moeten worden bijgevoegd a) een gedetailleerde beschrijving van de geplande infiltratietechniek;b) een beschrijving van de maatregelen waarin voorzien wordt om de verontreiniging van de grondwaterlaag te voorkomen;c) de herkomst van het infiltratiewater;d) een grondige analyse van het bevoorradingswater en van het grondwater, waarbij kan worden nagegaan of die wateren verenigbaar zijn en of het grondwater en de ondergrond al dan niet aangetast worden;e) een hydrogeologisch onderzoek van het bij de bevoorrading betrokken gebied, met hoe dan ook een geologische doorsnede, een uittreksel uit de geologische kaart en de voornaamste kenmerken van de bevoorraadde waterlaag;f) een beschrijving en een kostenraming van de voorgestelde maatregelen tot bescherming van de waterlaag. Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning.

Namen, 4 juli 2002.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning.

Namen, 4 juli 2002.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORST

Bijlage XIII Inhoud van de in artikel 61, § 1, bedoelde nota betreffende de identificatie van de gevaren Voorstelling van de inrichting en omgeving : 1° beknopte voorstelling van het bedrijf (geografische ligging, soort productie,...); 2° plan van de site, met een legende voor de lokalisatie van de opslagplaatsen, laad- en losplaatsen, procédés en voornaamste leidingen; 3 ° factoren die ongevallen kunnen veroorzaken; 4° factoren die de gevolgen van een ongeval kunnen verergeren. Beschrijving van de installaties : Beschrijving en lokalisatie op plan van alle installaties binnen de inrichting (opslag, productie en andere activiteiten) die grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen of energie kunnen vrijmaken (de selectie kan worden uitgevoerd op grond van criteria voor de selectie van de gevaarlijk geachte uitrustingen bedoeld in bijlage IV).

Voor de opslaginstallaties moet gepreciseerd worden welke en hoeveel (maxima) stoffen opgeslagen mogen worden.

Voor de laad- en losinstallaties moeten de volgende gegevens worden vermeld: de gehanteerde stoffen, de vervoerde hoeveelheden (in wagons, vrachtwagens,... ), het laad- en losdebiet.

Voor de fabricatieinstallaties moeten de volgende gegevens worden vermeld: 1° de gehanteerde stoffen en de hoeveelheid ervan;2° een diagram van de uitgevoerde handelingen, met vermelding van de stofstromen, de reacties en de energiestromen als ze noemenswaard zijn, vergezeld van een verklarende nota met een beschrijving van de functies van de verschillende apparaten waarvan de vestiging overigens precies wordt aangegeven op het plan;3° een principieel functioneel schema, met de lokalisatie van de leidingen, apparaten en instrumentatie, binnen de perken van het strikt noodzakelijke voor het begrip van het verloop van een procédé en voor de controle van de handelingen. Voor de leidingen moeten het soort vervoerde stoffen en de maximale debieten gepreciseerd worden.

Beschrijving van de gevaarlijke stoffen, preparaten en mengsels De veiligheidsfiche, die aan de bepalingen van richtlijn 2001/58 voldoet, kan dienen. Bij gebreke daarvan wordt een fiche met de volgende gegevens opgemaakt: 1° identificatie van de constitutieve stoffen d.m.v. het chemisch symbool, de CAS- en EEG-nummers en de benaming in de IUPAC-nomenclatuur; 2° fysische, chemische, toxicologische kenmerken en vermelding van de rechtstreekse en onrechtstreekse gevaren voor de mens of het milieu;3° fysisch of chemisch gedrag onder normale gebruiksomstandigheden of in voorspelbare accidentele situaties, zoals afzetting, brand, accidenteel contact met water of met een andere reactieve stof op de site. Essentiële maatregelen voor het risicobeheer Beschrijving van de preventieve maatregelen zoals de instrumentatie van de controle van de technische parameters en de sleuteluitrustingen voor de veiligheid van de installaties om het volgende voorkomen: 1° het verval van het toestel door interne of externe belasting of verzakking van de structuur;2° een niet te stoppen lek in vloeibare fase;3° een niet te stoppen lek in gasachtige fase;4° een niet opgespoorde overloop; 5° de eruptie van de inhoud van het toestel bij massieve gas- of stoomemissie in een vloeibaar milieu; een brand in de gevaarlijke installatie of in de onmiddellijke omgeving ervan.

Beschrijving van de uitrustingen bestemd om de effecten van emissies van gevaarlijke producten of van ernstige ongevallen te beperken.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning.

Namen, 4 juli 2002.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET

Bijlage XIV Structuur en inhoud van de veiligheidsstudie bedoeld in artikel ... § 2 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning.

Namen, 4 juli 2002.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET

Bijlage XV MODEL VAN HET PROCES-VERBAAL VAN MONSTERNEMING BEDOELD IN ONDERAFDELING 1, AFDELING 7, VAN HOOFDSTUK II PROCES-VERBAAL Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning.

Namen, 4 juli 200 2.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET

BIJLAGE XVI FORMULIER BETREFFENDE DE GROEVEN EN DE AANHORIGHEDEN ERVAN Als de aanvraag om een milieuvergunning of een unieke vergunning betrekking heeft op groeven en de aanhorigheden ervan, bevat ze naast de gegevens van het formulier in bijlage 1 bij dit besluit de volgende gegevens: § 1. elke aanvraag om milieuvergunning of unieke vergunning, of ze betrekking heeft op een groeve of een aanhorigheid daarvan, moet de volgende gegevens en stukken bevatten : 1° het aantal in dienst te nemen arbeiders; 2° een uittreksel uit een kaart op 1/25.000 met de ligging van de site; § 2. Als de aanvraag betrekking heeft op een groeve, bevat ze bovendien de volgende gegevens en stukken: 1° de geologische en hydrologische beschrijving van de site; 2° het programma m.b.t. de exploitatie en de bezetting van de terreinen; 3° de bestemming van de site na exploitatie; 4° een uitvoerige analyse van de vereiste werken voor de herinrichting van de site overeenkomstig punt 3° en de globale kosten ervan, alsook het programma m.b.t. de uitvoering van de werken tijdens of na de exploitatie. Voor zover het herinrichtingsprogramma de inbreng vereist van opvulmaterialen die niet tot de exploitatie behoren, moet het dossier de gegevens bevatten die betrekking hebben op het soort materialen en op de opvulvoorwaarden; 5° de opvulkosten voor de werken die uitgevoerd moeten worden tot 31 december van het jaar waarin de vergunning uitvoerbaar is geworden, en de formule voor de herziening van de borgtochtstelling die de aanvrager aanbeveelt (formule van de oppervlakte of van het volume overeenkomstig de sectorale voorwaarden). Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning.

Namen, 4 juli 2002.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET

^