Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 30 augustus 2016
gepubliceerd op 12 september 2016

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het zorgkrediet voor de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding

bron
vlaamse overheid
numac
2016036387
pub.
12/09/2016
prom.
30/08/2016
ELI
eli/besluit/2016/08/30/2016036387/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 AUGUSTUS 2016. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het zorgkrediet voor de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding


DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991, artikel 77, eerste lid, artikel 80, eerste lid, gewijzigd bij de decreten van 28 april 1993, 13 juli 2001 en 19 juli 2013, en artikel 82, eerste lid, gewijzigd bij de decreten van 14 februari 2003, 21 december 2012 en 19 juli 2013;

Gelet op het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991, artikel 51, eerste lid, artikel 54, eerste lid, gewijzigd bij de decreten van 13 juli 2001 en 19 juli 2013, en artikel 56, eerste lid, gewijzigd bij de decreten van 14 februari 2003, 21 december 2012 en 19 juli 2013;

Gelet op het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken, artikel 21, § 1, vervangen bij het decreet van 8 mei 2009;

Gelet op het decreet van 14 februari 2003 betreffende het onderwijs XIV, artikel X.58, § 4, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014;

Gelet op het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs, artikel 128, § 1, eerste lid;

Gelet op het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs, artikel 142, 144 en 146;

Gelet op de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013, bekrachtigd bij het decreet van 20 december 2013, artikel V.84,;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1976 betreffende de afwezigheden van lange duur gewettigd door familiale redenen, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 21 januari 1977;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1976 betreffende de afwezigheden van lange duur gewettigd door familiale redenen, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 3 februari 1977;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 december 1976 betreffende de afwezigheden van lange duur gewettigd door familiale redenen;

Gelet op het koninklijk besluit van 14 april 1977 betreffende de afwezigheden van lange duur gewettigd door familiale redenen, van de gesubsidieerde personeelsleden;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 1991 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 1994 betreffende het opvangverlof voor de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra met het oog op adoptie en pleegvoogdij;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2002 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van de personeelsleden van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap en van de Hogere Zeevaartschool;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 16 oktober 2009 betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voor de personeelsleden van het onderwijs;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2011 betreffende de loopbaanonderbreking van de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 3 mei 2016;

Gelet op protocol nr. 34 van 17 juni 2016 houdende de conclusies van de onderhandelingen die werden gevoerd in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X, van onderafdeling Vlaamse Gemeenschap van afdeling 2 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van het overkoepelend onderhandelingscomité, vermeld in het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs;

Gelet op protocol nr. 58 van 17 juni 2016 houdende de conclusies van de onderhandelingen die werden gevoerd in het Vlaams Onderhandelingscomité voor de basiseducatie, vermeld in het decreet van 23 januari 2009 tot oprichting van onderhandelingscomités voor de basiseducatie en voor het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs;

Gelet op protocol nr. 72 van 17 juni 2016 houdende de conclusies van de onderhandelingen die werden gevoerd in het Vlaams Onderhandelingscomité voor het Hoger Onderwijs, vermeld in de Codex Hoger Onderwijs, gecodificeerd op 11 oktober 2013;

Gelet op advies 59.654/1/V van de Raad van State, gegeven op 29 juli 2016, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden, vermeld in artikel 2, 2° tot en met 8° van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 juli 2016 tot toekenning van onderbrekingsuitkeringen voor zorgkrediet. De bepalingen van artikel 2, tweede en derde lid van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 juli 2016 tot toekenning van onderbrekingsuitkeringen voor zorgkrediet zijn eveneens van toepassing. HOOFDSTUK 2. - Voorwaarden

Art. 2.De personeelsleden, vermeld in artikel 1, hebben recht op zorgkrediet als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 26 juli 2016 tot toekenning van onderbrekingsuitkeringen voor zorgkrediet. Het zorgkrediet eindigt in elk geval als de aanstelling eindigt. HOOFDSTUK 3. - Volume van het zorgkrediet

Art. 3.Tijdens het zorgkrediet kan het personeelslid zijn arbeidsprestaties: 1° volledig onderbreken;2° verminderen tot een halftijdse betrekking;3° verminderen met een vijfde van een voltijdse betrekking. De volledige onderbreking van de arbeidsprestaties omvat alle arbeidsprestaties die het personeelslid uitoefent in het onderwijs en in de centra voor leerlingenbegeleiding en waarvoor een zorgkrediet kan worden opgenomen.

Het aantal prestatie-eenheden waarvoor het personeelslid op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1992 betreffende de verdeling van betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage, ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking en waarvoor het niet gereaffecteerd of wedertewerkgesteld is, kan zowel in aanmerking worden genomen als prestatie-eenheden waarop het zorgkrediet genomen kan worden, als prestatie-eenheden die het personeelslid nog moet blijven uitoefenen.

Bij vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking blijft het personeelslid een of meer betrekkingen uitoefenen die samen de helft van het aantal prestaties of prestatie-eenheden omvatten die vereist zijn voor een betrekking met volledige prestaties. De nog te verrichten prestaties worden altijd afgerond naar de hogere eenheid, naargelang van het geval, tot een volledige lestijd of tot een volledig uur.

Bij vermindering van de arbeidsprestaties met een vijfde moet het personeelslid een of meerdere betrekkingen uitoefenen die samen een betrekking met volledige prestaties vormen. Bovendien moet het personeelslid een of meer betrekkingen blijven uitoefenen die samen vier vijfde van het aantal prestaties of prestatie-eenheden omvatten die vereist zijn voor een betrekking met volledige prestaties. De nog te verrichten prestaties worden altijd afgerond naar de hogere eenheid, naargelang van het geval, tot een volledige lestijd of tot een volledig uur.

Als het personeelslid ter beschikking gesteld is wegens gedeeltelijke ontstentenis van betrekking op het ogenblik dat het de arbeidsprestaties vermindert voor het nemen van het zorgkrediet, worden voor het zorgkrediet eerst de prestatie-eenheden in aanmerking genomen waarvoor het personeelslid ter beschikking gesteld is wegens ontstentenis van betrekking en waarvoor het niet gereaffecteerd of wedertewerkgesteld is, en vervolgens de prestatie-eenheden waarvoor het wel gereaffecteerd of wedertewerkgesteld is in een niet-organieke betrekking.

Art. 4.Om het aantal prestaties of prestatie-eenheden te bepalen, vermeld in artikel 3, vierde en vijfde lid, worden de volgende prestaties ook als prestatie-eenheden beschouwd: 1° de prestaties, verstrekt door personeelsleden met verlof wegens bijzondere opdracht of verlof wegens opdracht als vermeld in artikel 51quater, § 2 en § 3, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991 en artikel 77quater, § 2 en § 3 van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;2° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden met verlof wegens vakbondsopdracht als vermeld in artikel 17 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en artikel 77 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;3° de prestaties, verstrekt voor in de wetgevende vergaderingen van de Staat en van de gemeenschappen of de gewesten erkende politieke groepen, respectievelijk voor de voorzitters van die groepen, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 1991 betreffende het verlof dat aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra wordt verleend voor het verrichten van bepaalde prestaties ten behoeve van in de wetgevende vergaderingen van de Staat en van de gemeenschappen of de gewesten erkende politieke groepen, respectievelijk ten behoeve van de voorzitters van die groepen;4° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden met verlof als vermeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 21 november 1980 betreffende het verlof toegekend aan bepaalde, ter beschikking van de Koning gestelde personeelsleden van de Rijksdiensten;5° de prestaties, verstrekt door personeelsleden in een ministerieel kabinet van een lid van een gemeenschaps- of gewestregering, van een lid van de federale regering of van een gewestelijk staatssecretaris, en bij een secretariaat, de cel Algemene Beleidscoördinatie en een cel Algemeen Beleid bij een lid van de federale regering als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juli 1995 betreffende het verlof om een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet van een lid van een Gemeenschaps- of Gewestregering, van een lid van de federale regering of van een gewestelijk staatssecretaris, en bij een secretariaat, de cel beleidscoördinatie en een cel algemeen beleid bij een lid van de federale regering door personeelsleden van het onderwijs en van de centra voor leerlingenbegeleiding;6° de prestaties, verstrekt door personeelsleden als medewerker, door een regeringslid, ter beschikking gesteld van zijn voorganger als vermeld in artikel 8, derde lid, van het koninklijk besluit van 19 juli 2001 betreffende de invulling van de beleidsorganen van de federale overheidsdiensten en betreffende de personeelsleden van de federale overheidsdiensten aangewezen om deel uit te maken van een kabinet van een lid van een Regering of van een College van een Gemeenschap of een Gewest;7° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden met verlof, vermeld in artikel 166, § 1, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997;8° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden met verlof, vermeld in artikel 53 van het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs;9° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden met verlof, vermeld in artikel 69 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs;10° de prestaties verstrekt door personeelsleden met verlof, vermeld in artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009 betreffende de toekenning van een verlof voor het uitoefenen van een andere tewerkstelling voor sommige personeelsleden van de Centra voor Basiseducatie; 11° de prestaties, verstrekt door een personeelslid bij een associatie, vermeld in artikel II.14 van de Codex hoger onderwijs; 12° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden met een verlof voor het uitoefenen van taken ten behoeve van de accreditatieorganisatie, vermeld in artikel II.31 tot en met II.35 van de Codex hoger onderwijs; 13° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden bij de Vlaamse Hogescholenraad, vermeld in artikel II.56 van de Codex hoger onderwijs; 14° de prestaties, verstrekt door een personeelslid ter ondersteuning van het college van commissarissen van de Vlaamse Regering bij de hogescholen, als vermeld in artikel IV.110 van de Codex hoger onderwijs; 15° de prestaties verstrekt door personeelsleden die elders een opdracht uitoefenen, vermeld in artikel V.223 tot V.230 van de Codex hoger onderwijs; 16° de prestaties verstrekt door personeelsleden die tewerkgesteld zijn bij de representatieve vakorganisaties, vermeld in artikel V.253 van de Codex hoger onderwijs.

Art. 5.Het ziekteverlof, het bevallingsverlof, de afwezigheid wegens arbeidsongeval, wegens ongeval op weg naar en van het werk, wegens beroepsziekte, de terbeschikkingstelling wegens ziekte, de afwezigheid wegens een bedreiging door een beroepsziekte en het verlof wegens moederschapsbescherming maken geen einde aan het zorgkrediet. HOOFDSTUK 4. - Duur van het zorgkrediet

Art. 6.Het zorgkrediet moet worden opgenomen overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 3, afdeling 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 juli 2016 tot toekenning van onderbrekingsuitkeringen voor zorgkrediet.

Met behoud van de toepassing van artikel 9, vierde lid van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 juli 2016 tot toekenning van onderbrekingsuitkeringen voor zorgkrediet, kan het personeelslid zelf beslissen om zijn zorgkrediet stop te zetten vooraleer de termijn van zes maanden is verstreken. HOOFDSTUK 5. - Administratieve stand

Art. 7.Tijdens het zorgkrediet is het personeelslid met verlof. Dat verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Voor het aantal prestatie-eenheden of voor de prestaties die niet worden gepresteerd omwille van het nemen van zorgkrediet, krijgt het personeelslid noch een salaris of salaristoelage, noch een wachtgeld of wachtgeldtoelage. Het personeelslid krijgt wel een onderbrekingsuitkering conform de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 juli 2016 tot toekenning van onderbrekingsuitkeringen voor zorgkrediet. HOOFDSTUK 6. - Procedure

Art. 8.§ 1.Het personeelslid dat zorgkrediet wil opnemen, deelt dit mee aan de inrichtende macht van de instelling(en) of het/de centr(um)(a) waar hij werkt, of aan het centrumbestuur of aan het hogeschool- of universiteitsbestuur.De personeelsleden van de inspectie doen hun mededeling aan de inspecteur-generaal. De inspecteur-generaal doet zijn mededeling aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs. Bij die mededeling moeten de gewenste begin- en einddatum van het zorgkrediet worden vermeld. § 2. Het zorgkrediet voor medische bijstand of palliatieve zorgen begint de eerste dag van de week die volgt op de week waarin voornoemde mededeling is gedaan of op een vroeger tijdstip, na akkoord van de inrichtende macht of het centrumbestuur of het hogeschool- of universiteitsbestuur of de inspecteur-generaal of de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs.

Voor het opnemen van zorgkrediet om te zorgen voor een kind, voor een kind met een handicap of voor opleiding moet de mededeling, behalve voor de personeelsleden van de universiteiten en de hogescholen, gebeuren minstens een maand voor de ingangsdatum van de onderbreking, tenzij een kortere termijn met de inrichtende macht, het centrumbestuur, de inspecteur-generaal of de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, wordt overeengekomen.

Voor de personeelsleden van de universiteiten en de hogescholen in de Vlaamse gemeenschap legt het instellingsbestuur bij reglement de aanvraagprocedure vast voor het nemen van een zorgkrediet om te zorgen voor een kind, voor een kind met een handicap of voor opleiding. Het procedurereglement heeft maar uitwerking wanneer hierover een protocol van akkoord afgesloten is binnen het bevoegde onderhandelingscomité.

Art. 9.§ 1. Als het recht op onderbrekingsuitkeringen definitief wordt ontzegd aan een personeelslid dat zorgkrediet opneemt, deelt de bevoegde dienst van het Departement Werk en Sociale Economie dat onmiddellijk mee aan het personeelslid, zijn werkgever en aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, met vermelding van de datum waarop de beslissing ingaat. § 2. Het verlof van een personeelslid dat zorgkrediet opneemt, maar definitief geen recht heeft op het aangevraagde zorgkrediet op basis van een beslissing van de bevoegde dienst van het Departement Werk en Sociale Economie of op basis van de bepalingen van dit besluit, wordt stopgezet. De reeds opgenomen periode wordt, naar keuze van het personeelslid, omgezet in een verlof zonder salaris of salaristoelage, een afwezigheid zonder salaris of salaristoelage of een terbeschikkingstelling zonder salaris of salaristoelage.

In dat geval mag de duur overschreden worden van het verlof of de afwezigheid waarop het betrokken personeelslid aanspraak kan maken krachtens de reglementaire bepalingen die ter zake op hem van toepassing zijn. HOOFDSTUK 7. - Wijzigingsbepalingen Afdeling 1. - Wijzigingen aan het besluit van de Vlaamse Regering van

26 april 1990 betreffende het verlof voor verminderde prestaties gewettigd door sociale of familiale redenen en de afwezigheid voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid ten gunste van de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding

Art. 10.Het opschrift van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 1990 betreffende het verlof voor verminderde prestaties gewettigd door sociale of familiale redenen en de afwezigheid voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid ten gunste van de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding wordt vervangen door wat volgt: "Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het verlof en de afwezigheid voor verminderde prestaties"

Art. 11.Artikel 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op: 1° de personeelsleden, vermeld in artikel 2, § 1 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;2° de personeelsleden, vermeld in artikel 4, § 1 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;3° de leden van de inspectie, vermeld in artikel 61 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs;4° de personeelsleden, vermeld in artikel 10 van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken; 5° de personeelsleden, vermeld in artikel 127, § 1, eerste lid, 1° van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs."

Art. 12.Hoofdstuk II van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "Hoofdstuk II. Verlof voor verminderde prestaties.

Art. 2.§ 1. De personeelsleden, vermeld in artikel 1, hebben recht op verlof voor verminderde prestaties overeenkomstig de bepalingen van § 2 en § 3.

In afwijking van het eerste lid hebben tijdelijke personeelsleden enkel recht op het verlof voor verminderde prestaties overeenkomstig de bepalingen van § 2 en § 3 op voorwaarde dat ze 720 dagen dienstanciënniteit hebben opgebouwd, zoals bepaald in artikel 4 van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs en artikel 6 van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs. Minimum 360 dagen daarvan moeten opgebouwd zijn bij het schoolbestuur of het centrumbestuur, of, indien het personeelslid is aangesteld of geaffecteerd bij een instelling die behoort tot een scholengemeenschap, bij de scholengemeenschap.

Voor tijdelijk aangestelde personeelsleden moet het verlof voor verminderde prestaties binnen hun aanstellingsperiode vallen.

In afwijking van het eerste lid hebben de personeelsleden vermeld in artikel 1, 5° recht op het verlof voor verminderde prestaties indien ze twee jaar diensten hebben gepresteerd in een functie zoals bepaald in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009 tot vaststelling van de functies, de bekwaamheidsbewijzen en de salarisschalen in de Centra voor Basiseducatie. Van deze diensten moeten 360 dagen gepresteerd zijn bij het centrumbestuur bij wie het verlof wordt opgenomen. § 2. Het recht op verlof voor verminderde prestaties geldt als er een kandidaat-vervanger is die aan al de volgende voorwaarden voldoet: 1° hij is in het bezit van het vereiste bekwaamheidsbewijs;2° hij voldoet aan de eisen van het opvoedingsproject van de inrichtende macht. De inrichtende macht mag nagaan of de kandidaat-vervanger de eventueel vereiste nuttige ervaring heeft voor het bekwaamheidsbewijs, vermeld in het eerste lid, 1°. Dat onderzoek moet uitgevoerd worden op dezelfde wijze als de wijze die door de inrichtende macht gevolgd wordt bij de aanwerving van een personeelslid op grond van de bepalingen van de hierna volgende decreten : 1° het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs;2° het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding. In afwijking van het eerste lid geldt het recht op verlof voor verminderde prestaties voor de personeelsleden vermeld in artikel 1, 5° als er een kandidaat-vervanger is die aan de voorwaarden voldoet van artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009 tot vaststelling van de functies, de bekwaamheidsbewijzen en de salarisschalen in de Centra voor Basiseducatie. § 3. De voorwaarden zoals bedoeld in § 2 moeten niet vervuld zijn: 1° voor een personeelslid in een wervingsambt dat het verlof voor verminderde prestaties opneemt zoals vermeld in artikel 5, § 1, 3° ;2° op de eerstvolgende ingangsdatum, voor een personeelslid in een wervingsambt dat een verlof voor verminderde prestaties opneemt zoals vermeld in artikel 5, § 1, 1° en 2°, en van wie de oorspronkelijke en vóór 1 juni ingediende aanvraag met de ingangsdatum van 1 september niet werd goedgekeurd op basis van het niet voldaan zijn van de voorwaarden zoals bedoeld in § 2;3° voor de personeelsleden vermeld in artikel 2, 2°, 3°, 4°, 5° en 6° van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009 tot vaststelling van de functies, de bekwaamheidsbewijzen en de salarisschalen in de Centra voor Basiseducatie, die het verlof voor verminderde prestaties opnemen zoals vermeld in artikel 5, § 1, 3°. § 4. De personeelsleden die niet voldoen aan de bepalingen vermeld in § 1 en § 2, kunnen een verlof voor verminderde prestaties krijgen, op voorwaarde dat de inrichtende macht of het schoolbestuur of het centrumbestuur of de inspecteur-generaal of de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, daarmee instemt. § 5. Het verlof voor verminderde prestaties wordt toegestaan door: 1° de inrichtende macht of het schoolbestuur voor de personeelsleden, vermeld in artikel 1, 1°, en 2° ;2° de inspecteur-generaal voor de inspecteur en de coördinerend inspecteur;3° de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, of zijn gemachtigde, voor de inspecteur-generaal en voor de personeelsleden, vermeld in artikel 1, 4° ;4° het centrumbestuur voor de personeelsleden, vermeld in artikel 1, 5°.

Art. 3.Tijdens het verlof voor verminderde prestaties kan het personeelslid de arbeidsprestaties: 1° volledig onderbreken;2° verminderen tot een halftijdse betrekking;3° verminderen met een vijfde van een voltijdse betrekking. In afwijking van het eerste lid kan de inrichtende macht of het schoolbestuur of het centrumbestuur of de inspecteur-generaal of de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs een afwijking toestaan op het volume van het verlof. De afwijking op het volume is een recht voor een personeelslid dat zijn overlevingspensioen of overgangsuitkering wil cumuleren met een salaris.

De volledige onderbreking van de arbeidsprestaties omvat alle arbeidsprestaties in de door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde en gesubsidieerde ambten die het personeelslid uitoefent in het onderwijs en in de centra voor leerlingenbegeleiding.

Het aantal prestatie-eenheden waarvoor het personeelslid op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1992 betreffende de verdeling van betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage, ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking en waarvoor het niet gereaffecteerd of wedertewerkgesteld is, kan zowel in aanmerking worden genomen als prestatie-eenheden waarop het verlof voor verminderde prestaties genomen kan worden, als als prestatie-eenheden die het personeelslid nog moet blijven uitoefenen.

Bij vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking blijft het personeelslid een of meer betrekkingen uitoefenen die samen de helft van het aantal prestatie-eenheden omvatten die vereist zijn voor een betrekking met volledige prestaties. De nog te verrichten prestaties worden altijd afgerond naar de hogere eenheid, naargelang van het geval, tot een volledige lestijd of tot een volledig uur.

Bij vermindering van de arbeidsprestaties met een vijfde moet het personeelslid een betrekking met volledige prestaties uitoefenen.

Bovendien moet het personeelslid een of meer betrekkingen blijven uitoefenen die samen vier vijfde van het aantal prestatie-eenheden omvatten die vereist zijn voor een betrekking met volledige prestaties. De nog te verrichten prestaties worden altijd afgerond naar de hogere eenheid, naargelang van het geval, tot een volledige lestijd of tot een volledig uur.

Als het personeelslid ter beschikking gesteld is wegens gedeeltelijke ontstentenis van betrekking op het ogenblik dat het de arbeidsprestaties vermindert, worden eerst de prestatie-eenheden in aanmerking genomen waarvoor het personeelslid ter beschikking gesteld is wegens ontstentenis van betrekking en waarvoor het niet gereaffecteerd of wedertewerkgesteld is, en vervolgens de prestatie-eenheden waarvoor het wel gereaffecteerd of wedertewerkgesteld is in een niet-organieke betrekking.

Art. 4.Bij een volledige onderbreking van de arbeidsprestaties begint het verlof voor verminderde prestaties op 1 september en eindigt het op 31 augustus van hetzelfde schooljaar.

Bij vermindering van de arbeidsprestaties tot de helft of met een vijfde begint het verlof voor verminderde prestaties op 1 september, 1 januari of 1 april en eindigt het op 31 augustus van hetzelfde schooljaar.

In afwijking van het eerste en tweede lid kan het verlof voor verminderde prestaties eveneens ingaan de dag na het beëindigen van een voorafgaande dienstonderbreking, op voorwaarde dat het verlof voor verminderde prestaties voor hetzelfde volume wordt opgenomen als de voorafgaande dienstonderbreking.

In afwijking van het eerste en tweede lid kan de inrichtende macht of het schoolbestuur of het centrumbestuur of de inspecteur-generaal of de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs een afwijking toestaan op de ingangsdatum en einddatum van het verlof.

Art. 5.§ 1. Het personeelslid kan een verlof voor verminderde prestaties als volgt opnemen: 1° een verlof met volledige onderbreking van de arbeidsprestaties gedurende 24 maanden;2° een verlof met vermindering van de arbeidsprestaties gedurende 120 maanden.De periode van vermindering omvat zowel de vermindering van de prestaties tot de helft als met een vijfde; 3° een verlof met vermindering van de arbeidsprestaties vanaf de leeftijd van 55 jaar.De periode van vermindering omvat zowel de vermindering van de prestaties tot de helft als met een vijfde en duurt tot aan de effectieve datum van het pensioen. Het personeelslid heeft eenmalig op 1 september de mogelijkheid om over te stappen van een vermindering met een vijfde naar een vermindering met de helft van de arbeidsprestaties of omgekeerd.

Het personeelslid met een verlof verminderde prestaties vanaf de leeftijd van 55 jaar heeft éénmalig het recht om zijn verlof te beëindigen en zijn betrekking opnieuw op te nemen of opnieuw volledig uit te oefenen vanaf 1 september. Het personeelslid moet zijn voornemen meedelen aan de inrichtende macht vóór 1 mei.

In afwijking van het voorgaande lid kan de inrichtende macht of het schoolbestuur of het centrumbestuur of de inspecteur-generaal of de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs een afwijking toestaan op de datum van 1 september. § 2. In afwijking van paragraaf 1 kan de totale duur van het verlof voor verminderde prestaties, worden overschreden als de afwezigheid van een personeelslid dat zorgkrediet heeft genomen, maar geen recht heeft op een onderbrekingsuitkering, wordt omgezet in een verlof voor verminderde prestaties.

Art. 6.Het verlof voor verminderde prestaties wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Het personeelslid ontvangt tijdens de periode waarin hij zijn arbeidsprestaties vermindert, een salaris dat overeenkomt met het volume van de nog effectief uitgeoefende prestaties. Bij een volledige schorsing van de arbeidsprestaties ontvangt het personeelslid geen salaris, salaristoelage, wachtgeld of wachtgeldtoelage.

Art. 7.Tijdens het verlof voor verminderde prestaties mag het personeelslid geen vervangende winstgevende activiteit uitoefenen.

De volgende politieke mandaten worden niet als een vervangende winstgevende activiteit beschouwd : gemeenteraadslid, provincieraadslid, lid van het bureau van de raad voor maatschappelijk welzijn, lid van de raad voor maatschappelijk welzijn of lid van de districtsraad.

Art. 8.§ 1. Het personeelslid dat verlof voor verminderde prestaties wil nemen, dient daartoe een aanvraag in bij de inrichtende macht van de instelling(en) of het/de centr(um)(a) waar hij werkt, of bij het centrumbestuur. De personeelsleden van de inspectie dienen hun aanvraag in bij de inspecteur-generaal. De inspecteur-generaal dient zijn aanvraag in bij de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs.

Bij de aanvraag vermeldt het personeelslid de datum waarop hij wil dat het verlof voor verminderde prestaties zou aanvangen en de duur ervan.

De inrichtende macht of het schoolbestuur of het centrumbestuur of de inspecteur-generaal of de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs dient zijn principiële beslissing mee te delen aan het personeelslid binnen vijftien kalenderdagen te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag. § 2. In geval van weigering moet de inrichtende macht of het centrumbestuur haar weigering schriftelijk motiveren en uiterlijk zeven kalenderdagen voor de aanvang van het verlof voor verminderde prestaties meedelen zowel aan het personeelslid dat het verlof aanvraagt, als aan de kandidaat-vervanger.

Art. 9.Om de totale duur te berekenen van het verlof voor verminderde prestaties dat een personeelslid over zijn hele loopbaan neemt, wordt alleen rekening gehouden met de duur van de verloven voor verminderde prestaties die zijn ingegaan vanaf 1 september 2017.

Art. 13.Hoofdstuk III van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "Hoofdstuk III. Afwezigheid voor verminderde prestaties.

Art. 10.De personeelsleden, vermeld in artikel 1, kunnen een afwezigheid voor verminderde prestaties aanvragen.

Voor tijdelijk of contractueel aangestelde personeelsleden geldt dit enkel voor zover de afwezigheid binnen hun aanstellingsperiode valt.

Art. 11.De afwezigheid voor verminderde prestaties wordt toegestaan door: 1° de inrichtende macht of het schoolbestuur voor de personeelsleden, vermeld in artikel 1, 1°, en 2° ;2° de inspecteur-generaal voor de inspecteur en de coördinerend inspecteur;3° de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, of zijn gemachtigde, voor de inspecteur-generaal en voor de personeelsleden, vermeld in artikel 1, 4° ;4° het centrumbestuur voor de personeelsleden, vermeld in artikel 1, 5°.

Art. 12.De afwezigheid voor verminderde prestaties kan worden toegestaan voor al de prestaties of voor een gedeelte van de prestaties waarmee het personeelslid in de instelling, het centrum of de dienst belast is. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen de prestaties waarvoor het personeelslid vastbenoemd, tot de proeftijd toegelaten of tijdelijk aangesteld is.

In afwijking van het eerste lid wordt er voor de personeelsleden vermeld in artikel 1, 5° geen onderscheid gemaakt of zij voor bepaalde of onbepaalde duur zijn aangesteld.

Het aantal prestatie-eenheden waarvoor het personeelslid op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1992 betreffende de verdeling van betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage, ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking en waarvoor het niet gereaffecteerd of wedertewerkgesteld is, kan zowel in aanmerking worden genomen als prestatie-eenheden waarop de afwezigheid voor verminderde prestaties genomen kan worden, als prestatie-eenheden die het personeelslid nog moet blijven uitoefenen.

Als het personeelslid ter beschikking gesteld is wegens gedeeltelijke ontstentenis van betrekking op het ogenblik dat het de arbeidsprestaties vermindert, worden eerst de prestatie-eenheden in aanmerking genomen waarvoor het personeelslid ter beschikking gesteld is wegens ontstentenis van betrekking en waarvoor het niet gereaffecteerd of wedertewerkgesteld is, en vervolgens de prestatie-eenhedenwaarvoor het wel gereaffecteerd of wedertewerkgesteld is in een niet-organieke betrekking.

Art. 13.§ 1. De totale duur van de afwezigheid, in een keer of in verschillende keren genomen, mag tijdens de volledige loopbaan van het personeelslid niet meer bedragen dan 60 maanden, ongeacht of de afwezigheid werd verkregen voor al de uitgeoefende prestaties of voor een deel ervan.

Om de totale duur te berekenen van de afwezigheid voor verminderde prestaties die een personeelslid over zijn hele loopbaan neemt, wordt alleen rekening gehouden met de duur van de afwezigheden voor verminderde prestaties die zijn ingegaan vanaf 1 september 2017. § 2. In afwijking van paragraaf 1 mag de totale duur van zestig maanden worden overschreden als : 1° het verlof van een personeelslid dat zijn beroepsloopbaan heeft onderbroken, maar geen recht heeft op een onderbrekingsuitkering, ambtshalve wordt omgezet in een afwezigheid voor verminderde prestaties als vermeld in artikel 20, § 3, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2011 betreffende de loopbaanonderbreking van de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding;2° het opvangverlof van een personeelslid ambtshalve wordt omgezet in afwezigheid voor verminderde prestaties omdat bij de terugkeer uit het buitenland blijkt dat geen adoptie heeft plaatsgehad, zoals vermeld in artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 1994 betreffende het opvangverlof voor de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra met het oog op adoptie en pleegvoogdij;3° een personeelslid gebruik maakt van de overgangsmaatregelen, als vermeld in hoofdstuk 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 februari 2000 betreffende de volledige terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen voor personeelsleden van het onderwijs en van de centra voor leerlingenbegeleiding;4° de afwezigheid van een personeelslid dat zorgkrediet heeft genomen, maar geen recht heeft op een onderbrekingsuitkering, wordt omgezet in afwezigheid voor verminderde prestaties.

Art. 14.Tijdens de afwezigheid voor verminderde prestaties is het personeelslid in de stand non-activiteit. Het heeft voor de prestatie of prestaties waarvoor het afwezig is, geen recht op salaris, salaristoelage, wachtgeld of wachtgeldtoelage.

Art. 14.Hoofdstuk IV van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: HOOFDSTUK IV. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 15.Om het aantal prestatie-eenheden te bepalen, vermeld in artikel 3, vierde en vijfde lid, of het aantal prestaties, vermeld in artikel 12, worden de volgende prestaties ook in aanmerking genomen of als prestatie-eenheden beschouwd: 1° de prestaties, verstrekt door personeelsleden met verlof wegens bijzondere opdracht of verlof wegens opdracht als vermeld in artikel 51quater, § 2 en § 3, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991 en artikel 77quater, § 2 en § 3 van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;2° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden met verlof wegens vakbondsopdracht als vermeld in artikel 17 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en artikel 77 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;3° de prestaties, verstrekt voor in de wetgevende vergaderingen van de Staat en van de gemeenschappen of de gewesten erkende politieke groepen, respectievelijk voor de voorzitters van die groepen, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 1991 betreffende het verlof dat aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra wordt verleend voor het verrichten van bepaalde prestaties ten behoeve van in de wetgevende vergaderingen van de Staat en van de gemeenschappen of de gewesten erkende politieke groepen, respectievelijk ten behoeve van de voorzitters van die groepen;4° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden met verlof als vermeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 21 november 1980 betreffende het verlof toegekend aan bepaalde, ter beschikking van de Koning gestelde personeelsleden van de Rijksdiensten;5° de prestaties, verstrekt door personeelsleden in een ministerieel kabinet van een lid van een gemeenschaps- of gewestregering, van een lid van de federale regering of van een gewestelijk staatssecretaris, en bij een secretariaat, de cel Algemene Beleidscoördinatie en een cel Algemeen Beleid bij een lid van de federale regering als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juli 1995 betreffende het verlof om een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet van een lid van een Gemeenschaps- of Gewestregering, van een lid van de federale regering of van een gewestelijk staatssecretaris, en bij een secretariaat, de cel beleidscoördinatie en een cel algemeen beleid bij een lid van de federale regering door personeelsleden van het onderwijs en van de centra voor leerlingenbegeleiding;6° de prestaties, verstrekt door personeelsleden als medewerker, door een regeringslid, ter beschikking gesteld van zijn voorganger als vermeld in artikel 8, derde lid, van het koninklijk besluit van 19 juli 2001 betreffende de invulling van de beleidsorganen van de federale overheidsdiensten en betreffende de personeelsleden van de federale overheidsdiensten aangewezen om deel uit te maken van een kabinet van een lid van een Regering of van een College van een Gemeenschap of een Gewest; 7° de prestaties, verstrekt door een personeelslid ter ondersteuning van het college van commissarissen van de Vlaamse Regering bij de hogescholen als vermeld in artikel IV.110 van de Codex hoger onderwijs; 8° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden met verlof, vermeld in artikel 166, § 1, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997;9° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden met verlof, vermeld in artikel 53 van het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs;10° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden met verlof, vermeld in artikel 69 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs.11° de prestaties verstrekt door personeelsleden met verlof, vermeld in artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009 betreffende de toekenning van een verlof voor het uitoefenen van een andere tewerkstelling voor sommige personeelsleden van de Centra voor Basiseducatie;

Art. 16.Het verlof en de afwezigheid voor verminderde prestaties worden opgeschort zodra het personeelslid, binnen de bepalingen die op hem van toepassing zijn, de volgende verloven verkrijgt : 1° bevallingsverlof;2° verlof voor de opvang met het oog op adoptie en pleegvoogdij;3° onbezoldigd ouderschapsverlof;4° geboorteverlof;5° loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof;6° loopbaanonderbreking voor medische bijstand;7° loopbaanonderbreking voor palliatieve zorgen;8° zorgkrediet.

Art. 17.Voor het vaststellen van het wachtgeld of de wachtgeldtoelage bij terbeschikkingstelling wegens ziekte is, voor de periode gedurende welke het personeelslid verminderde prestaties verricht, de activiteitswedde of de activiteitsweddentoelage die welke voor de nog werkelijk uitgeoefende prestaties verschuldigd is.

Art. 15.De artikelen 17, 17bis, 18 en 19 van hetzelfde besluit worden geschrapt. Afdeling 2. - Wijziging aan het besluit van de Vlaamse Regering van 9

november 1994 betreffende het opvangverlof voor de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding met het oog op adoptie en pleegvoogdij

Art. 16.In artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 1994 betreffende het opvangverlof voor de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding met het oog op adoptie en pleegvoogdij worden de woorden "terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden" vervangen door de woorden "afwezigheid voor verminderde prestaties" en worden de woorden "terbeschikkingstelling" vervangen door de woorden "afwezigheid". Afdeling 3. - Wijzigingen aan het besluit van de Vlaamse Regering van

24 mei 2002 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van de personeelsleden van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap en van de Hogere Zeevaartschool

Art. 17.Aan artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2002 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van de personeelsleden van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap en van de Hogere Zeevaartschool, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2012 en 6 september 2013, wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "In afwijking van artikel 5, 11 en 17 kan een volledige of gedeeltelijke loopbaanonderbreking, een loopbaanonderbreking voor het volgen van een beroepsopleiding en een deeltijdse loopbaanonderbreking vanaf 55 jaar uiterlijk op 1 september 2016 ingaan.".

Art. 18.In artikel 12, § 1, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "De bepalingen, vermeld in artikel 2 en artikel 10, tweede lid" vervangen door de zinsnede "De bepaling, vermeld in artikel 2, en de voorwaarde "in hoofdambt", vermeld in artikel 10, tweede lid".

Art. 19.In artikel 13, § 1, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "De bepalingen, vermeld in artikel 2 en artikel 10, tweede lid" vervangen door de zinsnede "De bepaling, vermeld in artikel 2, en de voorwaarde "in hoofdambt", vermeld in artikel 10, tweede lid".

Art. 20.In artikel 15, § 1, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "De bepalingen, vermeld in artikel 2 en artikel 10, tweede lid" vervangen door de zinsnede "De bepaling, vermeld in artikel 2, en de voorwaarde "in hoofdambt", vermeld in artikel 10, tweede lid".

Art. 21.Aan artikel 18, § 5, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De loopbaanonderbreking voor de verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid begint de eerste dag van de week die volgt op de week waarin de voornoemde mededeling is gebeurd of op een vroeger tijdstip, mits akkoord van het hogeschoolbestuur." Afdeling 4. - Wijziging aan het besluit van de Vlaamse Regering van 4

september 2009 betreffende bepaalde aspecten van de administratieve en geldelijke toestand van bepaalde personeelsleden van het onderwijs die opnieuw in actieve dienst treden of prestaties leveren die als overwerk of bijbetrekking worden beschouwd

Art. 22.In artikel 11, § 1, 1° van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2009 betreffende bepaalde aspecten van de administratieve en geldelijke toestand van bepaalde personeelsleden van het onderwijs die opnieuw in actieve dienst treden of prestaties leveren die als overwerk of bijbetrekking worden beschouwd worden de woorden "met verlof is voor verminderde prestaties, gewettigd door sociale of familiale redenen, of afwezig is voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid" vervangen door de woorden "met verlof of afwezigheid is voor verminderde prestaties".

Art. 23.Artikel 11, § 1, 2° van hetzelfde besluit wordt geschrapt. Afdeling 5. - Wijzigingen aan het besluit van de Vlaamse Regering van

9 september 2011 betreffende de loopbaanonderbreking van de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding

Art. 24.In het besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2011 betreffende de loopbaanonderbreking van de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2012, 6 september 2013, 12 juni 2015 en 3 juli 2015, wordt een artikel 1/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 1/1.In afwijking van artikel 12 en 13 kunnen de stelsels van loopbaanonderbreking, vermeld in hoofdstuk 2, uiterlijk ingaan op 1 september 2016.".

Art. 25.In artikel 20, § 3, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden" vervangen door de woorden "afwezigheid voor verminderde prestaties" en wordt het woord "terbeschikkingstelling" vervangen door het woord "afwezigheid".

Art. 26.Aan artikel 37/2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2012, vernummerd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 september 2013 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2015, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Het eerste lid is alleen van toepassing op aanvragen die uiterlijk op 1 september 2016 ingaan.".

Art. 27.Aan artikel 37/3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 september 2013 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2015, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Het eerste lid is alleen van toepassing op aanvragen die uiterlijk op 1 september 2016 ingaan.". HOOFDSTUK 8. - Opheffingsbepalingen

Art. 28.De volgende regelingen worden opgeheven: 1° het koninklijk besluit van 25 november 1976 betreffende de afwezigheden van lange duur gewettigd door familiale redenen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 februari 1981 en 12 juli 1983, en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 21 januari 1977;2° het koninklijk besluit van 25 november 1976 betreffende de afwezigheden van lange duur gewettigd door familiale redenen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 februari 1981, 8 juni 1983 en 13 januari 1988, en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 3 februari 1977;3° het koninklijk besluit van 20 december 1976 betreffende de afwezigheden van lange duur gewettigd door familiale redenen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 februari 1981, 4 juli 1983 en 1 februari 1988;4° het koninklijk besluit van 14 april 1977 betreffende de afwezigheden van lange duur gewettigd door familiale redenen, van de gesubsidieerde personeelsleden, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 31 januari 1979, 23 juni 1981 en 12 juli 1983;5° het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 1991 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra;6° het besluit van de Vlaamse Regering van 16 oktober 2009 betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voor de personeelsleden van het onderwijs. HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen

Art. 29.Dit besluit treedt in werking op 2 september 2016, met uitzondering van artikel 17 en 24, die in werking treden op 31 augustus 2016 en de artikelen 10 tot en met 16 en artikel 22, 23, 25 en 28, die in werking treden op 1 september 2017.

Art. 30.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 30 augustus 2016.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Onderwijs, H. CREVITS

^