gepubliceerd op 30 september 2009
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de toekenning van een verlof voor het uitoefenen van een andere tewerkstelling voor sommige personeelsleden van de Centra voor Basiseducatie
3 JULI 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de toekenning van een verlof voor het uitoefenen van een andere tewerkstelling voor sommige personeelsleden van de Centra voor Basiseducatie
De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs, op artikel 128, § 1, gewijzigd bij het decreet van 8 mei 2009;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 16 juli 2008;
Gelet op protocol nr. 7 van 6 maart 2009 houdende de conclusies van de onderhandelingen die werden gevoerd in het Vlaams Onderhandelingscomité voor de basiseducatie, vermeld in het decreet van 23 januari 2009 tot oprichting van onderhandelingscomités voor de basiseducatie en voor het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs;
Gelet op het advies 46.563/1 van de Raad van State, gegeven op 18 juni 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Dit besluit is uitsluitend van toepassing op de personeelsleden van de Centra voor Basiseducatie, vermeld in artikel 127, § 1, 1°, van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
Art. 2.Het personeelslid, vermeld in artikel 1 kan onder de modaliteiten vermeld in artikel 7, een verlof krijgen om een andere tewerkstelling uit te oefenen.
Art. 3.Het verlof, vermeld in artikel 2, kan toegekend worden voor het opnemen van een andere tewerkstelling in of bij : 1° hetzelfde Centrum voor Basiseducatie, maar alleen voor de uitoefening van een andere contractuele aanstelling gesubsidieerd door derden;2° een ander Centrum voor Basiseducatie;3° het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs;4° een consortium volwassenenonderwijs;5° de Federatie van Centra voor Basiseducatie;6° één van de representatieve vakorganisaties. Onder een andere tewerkstelling zoals vermeld in het eerste lid, 3° tot en met 6°, worden diensten of projecten verstaan die de werking van de basiseducatie ten goede komen. Deze diensten of projecten moeten betrekking hebben op het beleid of het onderzoek met betrekking tot de basiseducatie. Zij kunnen ook betrekking hebben op vernieuwingen of experimenten inzake onderwijsbeleid in de basiseducatie.
Een verlof voor een andere tewerkstelling bij één van de representatieve vakorganisaties kan niet toegestaan worden voor de activiteiten van een personeelsafgevaardigde of een vakbondsafgevaardigde, zoals vermeld in artikel 49 van het decreet van 23 januari 2009 tot oprichting van onderhandelingscomités voor de basiseducatie en voor het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs.
Art. 4.Het verlof wordt toegekend voor de duur van de andere tewerkstelling en kan uiterlijk toegekend worden tot 31 augustus van het schooljaar in kwestie.
Art. 5.Het verlof kan toegestaan worden voor de volledige schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst of voor een gedeelte ervan.
Het volume van het verlof wordt berekend volgens de volgende formule : V = A x 36/N, waarbij 1° V = volume van het verlof, uitgedrukt in uren per week;2° A = volume van de andere tewerkstelling, uitgedrukt in uren per week;3° N = aantal te presteren uren op weekbasis voor een functie met volledige prestaties bij de werkgever waar de andere tewerkstelling uitgeoefend zal worden. Ingeval het resultaat van de bewerking een decimaal gedeelte oplevert, wordt er afgerond naar de lagere eenheid.
Art. 6.Het personeelslid heeft tijdens het verlof geen recht op de toekenning van een salaris voor de prestaties waarvoor het verlof werd toegekend.
Het personeelslid heeft wel recht op een salaris voor de andere tewerkstelling, overeenkomstig de reglementaire bepalingen die voor de uitgeoefende functie van toepassing zijn.
De diensten vermeld in artikel 3, eerste lid, 5° en 6°, worden voor de inaanmerkingneming in de geldelijke anciënniteit beschouwd als werkelijke diensten die het personeelslid als titularis van een bezoldigd ambt met volledige of onvolledige prestaties heeft verstrekt aan een door de Vlaamse overheid gesubsidieerd Centrum voor Basiseducatie.
Art. 7.§ 1. Het personeelslid dat gebruik wil maken van het verlof voor het uitoefenen van een andere tewerkstelling zoals vermeld in artikel 3, vraagt ten minste dertig kalenderdagen vóór de aanvang van het verlof aan het centrumbestuur de toestemming voor het opnemen van het verlof, alsook het gewenste volume aan wekelijkse prestaties waarvoor de prestaties geschorst worden. In samenspraak tussen het eigen centrumbestuur en het personeelslid kan van die termijn worden afgeweken.
Ten hoogste vijftien kalenderdagen na de aanvraag deelt het centrumbestuur zijn beslissing mee aan het personeelslid. Wanneer het centrumbestuur binnen deze termijn geen beslissing heeft meegedeeld aan het personeelslid, wordt de aanvraag geacht goedgekeurd te zijn. § 2. In afwijking van § 1, moet het personeelslid dat een andere tewerkstelling, vermeld in artikel 3, eerste lid, punt 2° tot en met 6°, wenst uit te oefenen vanaf 1 september van het volgende schooljaar, het verlof aanvragen uiterlijk op 30 april van het voorafgaande schooljaar. Ten hoogste vijftien kalenderdagen na de aanvraag, deelt het centrumbestuur zijn beslissing mee aan het personeelslid. Wanneer het centrumbestuur binnen deze termijn geen beslissing heeft meegedeeld aan het personeelslid, wordt de aanvraag geacht goedgekeurd te zijn. § 3. Als de aanvragen, vermeld in § 1 en § 2, niet of maar gedeeltelijk worden ingewilligd, moet het centrumbestuur de beslissing omstandig en schriftelijk motiveren.
Art. 8.Tijdens de duur van de andere tewerkstelling kan het personeelslid alle dienstonderbrekingen opnemen waarvoor het aan de gestelde voorwaarden voldoet, met uitzondering van het verlof, vastgelegd in dit besluit.
Art. 9.Het beëindigen van de periode van de andere tewerkstelling waarvoor het verlof werd toegekend, beëindigt automatisch het verlof bij het eigen centrumbestuur.
Art. 10.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2008.
Art. 11.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 3 juli 2009.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE