Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 24 februari 2017
gepubliceerd op 06 april 2017

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning van artsen-specialisten en van huisartsen

bron
vlaamse overheid
numac
2017030187
pub.
06/04/2017
prom.
24/02/2017
ELI
eli/besluit/2017/02/24/2017030187/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

24 FEBRUARI 2017. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning van artsen-specialisten en van huisartsen


De Vlaamse Regering, Gelet op de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015, artikel 88;

Gelet op het decreet van 15 juli 2016Relevante gevonden documenten type decreet prom. 15/07/2016 pub. 19/08/2016 numac 2016036305 bron vlaamse overheid Decreet houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin sluiten houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, artikel 116, zesde lid;

Gelet op het ministerieel besluit van 9 september 2011Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 09/09/2011 pub. 08/03/2012 numac 2012024090 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Ministerieel besluit tot toekenning van de erkenningsopdrachten, voor de bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de houders van een master in de geneeskunde of van de academische graad van arts die reeds houder zijn van een bijzondere beroepstitel, aan de erkenningscommissies voor een bijzondere beroepstitel overeenkomstig artikel 4bis eerste lid van het koninklijk besluit van 21 april 1983 tot vaststelling van de nadere regelen voor erkenning van geneesheren-specialisten en van huisartsen sluiten tot toekenning van de erkenningsopdrachten, voor de bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de houders van een master in de geneeskunde of van de academische graad van arts die reeds houder zijn van een bijzondere beroepstitel, aan de erkenningscommissies voor een bijzondere beroepstitel overeenkomstig artikel 4bis eerste lid van het koninklijk besluit van 21 april 1983 tot vaststelling van de nadere regelen voor erkenning van geneesheren-specialisten en van huisartsen;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor financiën en begroting, gegeven op 25 oktober 2016;

Gelet op advies 60.513/3 van de Raad van State, gegeven op 23 december 2016, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad Van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° administrateur-generaal: de leidend ambtenaar van het agentschap;2° adviescommissie: de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers, vermeld in artikel 12 van het decreet van 7 december 2007Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/12/2007 pub. 21/12/2007 numac 2007037262 bron vlaamse overheid Decreet houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin sluiten houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers;3° agentschap: het agentschap Zorg en Gezondheid, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2004Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 07/05/2004 pub. 07/06/2004 numac 2004035841 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap « Zorg en Gezondheid » sluiten tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap "Zorg en Gezondheid";4° erkenningscommissies: de erkenningscommissies voor de erkenning van de bijzondere beroepstitels van artsen-specialisten en de erkenningscommissie voor de erkenning van de bijzondere beroepstitel van huisarts;5° titel van niveau 3: een titel van niveau 3 als vermeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 25 november 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 06/11/2020 numac 2020015855 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel V type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 14/12/2020 numac 2020043849 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VI type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 05/11/2018 numac 2018014576 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel I type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012364 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel II type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 01/10/2021 numac 2021033177 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel VII type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012365 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel III type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012363 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel IV sluiten houdende de lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de beoefenaars van de geneeskunde, met inbegrip van de tandheelkunde;6° voorzitterscollege: het geheel van de voorzitters van de erkenningscommissies. HOOFDSTUK 2. - De erkenningscommissies en het voorzitterscollege

Art. 2.§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder titel van niveau 2: een titel van niveau 2 als vermeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 25 november 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 06/11/2020 numac 2020015855 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel V type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 14/12/2020 numac 2020043849 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VI type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 05/11/2018 numac 2018014576 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel I type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012364 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel II type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 01/10/2021 numac 2021033177 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel VII type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012365 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel III type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012363 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel IV sluiten houdende de lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de beoefenaars van de geneeskunde, met inbegrip van de tandheelkunde. § 2. Bij het agentschap wordt voor elk van de titels van niveau 2 voor artsen-specialisten en voor de bijzondere beroepstitel van huisarts een erkenningscommissie opgericht.

Het agentschap kan voor elk van de titels van niveau 3 een erkenningscommissie voor artsen-specialisten oprichten. § 3. Het agentschap stelt in samenspraak met het voorzitterscollege een huishoudelijk reglement voor de erkenningscommissies op.

De erkenningscommissies hebben als taak: 1° gemotiveerde adviezen te verstrekken aan het agentschap over: a) de aanvragen tot goedkeuring van een nieuw of gewijzigd stageplan;b) de aanvragen tot erkenning als arts-specialist of als huisarts en de kwesties in verband met die erkenning;2° toezicht uit te oefenen op de uitvoering van het stageplan in al zijn geledingen, zowel door de stagemeester als door de kandidaat, overeenkomstig de vigerende criteria en de bepalingen van dit besluit;3° problemen die regelmatig in de behandeling van de aanvragen tot erkenning worden vastgesteld, aan het voorzitterscollege te melden;4° algemene adviezen te verstrekken over de erkenning van artsen-specialisten en huisartsen. De erkenningscommissies kunnen het agentschap machtigen om voor bepaalde categorieën van aanvragen een beslissing te nemen zonder daarover voorafgaandelijk het advies van de erkenningscommissie in te winnen. § 4. Als er voor een van de titels van niveau 3 geen specifieke erkenningscommissie wordt opgericht, worden de taken van die commissie door het agentschap aan een of meer erkenningscommissies voor titels van niveau 2 toevertrouwd.

Art. 3.§ 1. Elke erkenningscommissie voor artsen-specialisten is samengesteld uit: 1° ten minste vier en maximaal acht leden, artsen-specialisten, die minstens vijf jaar erkend zijn in de specialiteit in kwestie.Ze worden voorgedragen door hun beroepsverenigingen; 2° ten minste vier en maximaal acht leden, artsen-specialisten, die minstens vijf jaar erkend zijn en onderwijservaring in een universitaire instelling kunnen bewijzen.Ze worden voorgedragen door de Vlaamse geneeskundefaculteiten.

Als een erkenningscommissie als vermeld in het eerste lid, conform artikel 2, § 4, ook belast wordt met taken met betrekking tot een titel van niveau 3, wordt de samenstelling van die erkenningscommissie uitgebreid met: 1° ten minste een en maximaal twee leden, artsen-specialisten, die minstens vijf jaar erkend zijn in de specialiteit in kwestie.Ze worden voorgedragen door hun beroepsverenigingen; 2° ten minste een en maximaal twee leden, artsen-specialisten, die minstens vijf jaar erkend zijn en onderwijservaring in een universitaire instelling kunnen bewijzen.Ze worden voorgedragen door de Vlaamse geneeskundefaculteiten.

Als een erkenningscommissie als vermeld in het eerste lid, conform artikel 2, § 4, ook belast wordt met taken met betrekking tot een titel van niveau 3, wordt de samenstelling van die erkenningscommissie in afwijking van het tweede lid uitgebreid met: 1° ten minste een en maximaal vier leden, artsen-specialisten, die worden voorgedragen door hun beroepsverenigingen als de Vlaamse geneeskundefaculteiten geen leden kunnen voordragen.Ze zijn minstens vijf jaar erkend in de specialiteit in kwestie; 2° ten minste een en maximaal vier leden, artsen-specialisten, die worden voorgedragen door de Vlaamse geneeskundefaculteiten als de beroepsverenigingen geen leden kunnen voordragen.Ze zijn minstens vijf jaar erkend en kunnen onderwijservaring in een universitaire instelling bewijzen.

De erkenningscommissie voor huisartsen is samengesteld uit: 1° ten minste vier en maximaal acht leden, huisartsen, die minstens vijf jaar als huisarts erkend zijn.Ze worden voorgedragen door hun beroepsverenigingen; 2° ten minste vier en maximaal acht leden, huisartsen, die minstens vijf jaar als huisarts erkend zijn en onderwijservaring in een universitaire instelling kunnen bewijzen.Ze worden voorgedragen door de Vlaamse geneeskundefaculteiten.

In afwijking van het eerste, tweede en derde lid, is het aantal erkende jaren niet van belang als voor de eerste samenstelling van een erkenningscommissie of voor de eerste uitbreiding van een erkenningscommissie voor een nieuwe bijzondere beroepstitel leden worden voorgedragen. § 2. De leden van de erkenningscommissies worden door de administrateur-generaal benoemd voor een hernieuwbare termijn van zes jaar. Ze blijven in functie tot de administrateur-generaal over de hernieuwing van hun mandaten een beslissing heeft genomen.

Als het mandaat van een lid niet meer wordt ondersteund door de beroepsvereniging of de Vlaamse geneeskundefaculteit die hem heeft voorgedragen, kan het lid op verzoek van zijn beroepsvereniging of geneeskundefaculteit worden vervangen door een vervangend lid dat de administrateur-generaal benoemt voor de resterende duur van het mandaat van het lid dat hij vervangt.

In geval van overlijden, ontslag of intrekking van een mandaat van een lid benoemt de administrateur-generaal een nieuw lid, voorgedragen door een beroepsvereniging of door een Vlaamse geneeskundefaculteit.

De administrateur-generaal benoemt dat vervangende lid voor de resterende duur van het mandaat van het lid dat hij vervangt. § 3. Elke erkenningscommissie kiest uit haar leden een voorzitter en een ondervoorzitter.

Bij afwezigheid van de voorzitter en van de ondervoorzitter wordt de erkenningscommissie voorgezeten door het oudste lid in leeftijd. § 4. Om geldig te beraadslagen moet ten minste de helft van de leden van de erkenningscommissie aanwezig zijn.

Als er niet voldoende leden aanwezig zijn, organiseert de voorzitter een nieuwe vergadering met dezelfde agenda. De erkenningscommissie kan dan geldig vergaderen ongeacht het aantal aanwezige leden.

De erkenningscommissie spreekt zich uit bij meerderheid van de aanwezige leden.

Als conform artikel 2, § 4, de erkenningscommissie door het agentschap ook wordt belast met de taken met betrekking tot een van de titels van niveau 3, moet, als de erkenningscommissie in kwestie wordt opgeroepen om zich uit te spreken over vraagstukken of dossiers over die titel van niveau 3, ten minste de helft van de leden die erkend zijn voor die bewuste titel van niveau 3, vermeld in paragraaf 1, tweede lid of derde lid, ook aanwezig zijn opdat de erkenningscommissie geldig zou kunnen beraadslagen.

Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.

De erkenningscommissies kunnen, als ze dat nuttig achten en na akkoord van het agentschap, een beroep doen op externe deskundigen. Ook het agentschap kan een beroep doen op externe deskundigen. Die personen hebben een raadgevende stem. § 5. De beraadslagingen van de erkenningscommissie, alsook het verslag ervan, zijn geheim. De adviezen van de erkenningscommissie worden gemotiveerd. § 6. De functie van secretaris van de erkenningscommissie wordt waargenomen door een personeelslid van het agentschap.

Art. 4.Als de administrateur-generaal in de onmogelijkheid verkeert om tot de benoeming van de leden van een nieuw op te richten erkenningscommissie over te gaan omdat niet voldoende leden zijn voorgedragen door de beroepsverenigingen of door de Vlaamse geneeskundefaculteiten, wordt de bevoegdheid om advies te verlenen over de aanvragen, vermeld in artikel 2, § 3, tweede lid, 1°, tijdelijk toegewezen aan het agentschap.

Het agentschap kan voor het uitvoeren van de adviserende bevoegdheid om het even welk personeelslid of om het even welke expert of organisatie raadplegen of belasten met een adviesopdracht. De uiteindelijke beslissing over het te verlenen advies behoort toe aan het agentschap.

De tijdelijke bevoegdheid van het agentschap neemt een einde op de eerste dag dat de leden van de betreffende erkenningscommissie benoemd zijn.

Art. 5.§ 1. Het voorzitterscollege kiest voor het voorzitterschap van zijn vergaderingen uit zijn leden een voorzitter en een ondervoorzitter. § 2. Het agentschap stelt in samenspraak met het voorzitterscollege een huishoudelijk reglement voor de erkenningscommissies en voor het voorzitterscollege op.

Het voorzitterscollege heeft als taak problemen te bestuderen die regelmatig in de behandeling van de aanvragen van erkenningen door de verschillende erkenningscommissies worden vastgesteld.

Het voorzitterscollege kan een nota tot de administrateur-generaal richten met een advies en opmerkingen over de erkenningsprocedure of over de werking van de erkenningscommissies. § 3. De administrateur-generaal kan, bij het voorzitterscollege, het advies vragen in het kader van de opdracht, vermeld in paragraaf 2, tweede lid. § 4. Om geldig te beraadslagen moet ten minste de helft van de leden van het voorzitterscollege aanwezig zijn.

Als er niet voldoende leden aanwezig zijn, organiseert de voorzitter een nieuwe vergadering met dezelfde agenda. Het voorzitterscollege kan dan geldig vergaderen ongeacht het aantal aanwezige leden.

Het voorzitterscollege spreekt zich uit bij meerderheid van de aanwezige leden.

Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.

Het voorzitterscollege kan, als het dat nuttig acht en na akkoord van het agentschap, een beroep doen op externe deskundigen. Ook het agentschap kan een beroep doen op externe deskundigen. Die personen hebben een raadgevende stem. § 5. De beraadslagingen van het voorzitterscollege, alsook het verslag ervan, zijn geheim als ze betrekking hebben op de uitvoering van een individueel stageplan of een individueel erkenningsdossier. § 6. De functie van secretaris van het voorzitterscollege wordt waargenomen door een personeelslid van het agentschap.

Art. 6.§ 1. De voorzitter en de leden van de erkenningscommissies, en de eventuele externe deskundigen, ontvangen voor hun werkzaamheden een vergoeding per vergadering van de erkenningscommissie waarop ze aanwezig zijn. § 2. De vergoeding, vermeld in paragraaf 1, bedraagt 5 euro, behalve voor de voorzitter, aan wie een vergoeding van 7,5 euro wordt toegekend.

De vergoeding wordt voor maximaal twaalf vergaderingen, die plaatsvinden op initiatief van het agentschap, per jaar toegekend.

Verschillende vergaderingen van de erkenningscommissie die op dezelfde dag plaatsvinden, gelden maar als één vergadering. § 3. De voorzitter en de leden van het voorzitterscollege, en de eventuele externe deskundigen, ontvangen voor hun werkzaamheden een vergoeding per vergadering van het voorzitterscollege waarop ze aanwezig zijn. § 4. De vergoeding, vermeld in paragraaf 3, bedraagt 7,5 euro.

De vergoeding wordt voor maximaal vier vergaderingen, die plaatsvinden op initiatief van het agentschap, per jaar toegekend.

Verschillende vergaderingen van het voorzitterscollege die op dezelfde dag plaatsvinden, gelden maar als één vergadering.

Art. 7.De voorzitter en de leden van de erkenningscommissies, de voorzitter en de leden van het voorzitterscollege, en de eventuele externe deskundigen, ontvangen een vergoeding voor de reiskosten die verbonden zijn aan de deelname aan de vergaderingen, overeenkomstig de op dat moment geldende regeling voor de kilometervergoeding van personeelsleden van de Vlaamse overheid. HOOFDSTUK 3. - De stage en de erkenning van de bijzondere beroepstitel van arts-specialist of huisarts Afdeling 1. - De stage

Art. 8.§ 1. De kandidaat die gemachtigd is om de geneeskunde in België uit te oefenen, dient tijdens de eerste vier maanden na de aanvang van zijn opleiding voor de goedkeuring van een plan met opgave van de stages die hij zal verrichten, zijn aanvraag in bij het agentschap. Het agentschap stelt daarvoor een aanvraagformulier ter beschikking.

Het agentschap kan voor het indienen van de aanvragen, vermeld in het eerste lid, een digitaal platform ter beschikking stellen dat het aanvraagformulier, vermeld in het eerste lid, aanvult of vervangt.

Bij het stageplan voor de volledige duur van de opleiding zijn de volgende documenten gevoegd: 1° een attest dat aantoont dat de kandidaat door een faculteit Geneeskunde aanvaard is voor de discipline waarin hij wil worden opgeleid;2° een attest waaruit blijkt dat de aanvrager ingeschreven is op de lijst van de Orde der Artsen;3° wat de kandidaat-specialisten betreft, voor minstens het eerste stagejaar een exemplaar van de schriftelijke overeenkomst, gesloten tussen de kandidaat en de stagemeester of de verantwoordelijke instelling, met betrekking tot de vergoeding van de kandidaat, met nauwkeurige vermelding van de duur van de overeenkomst;4° wat de kandidaat-huisartsen betreft, voor minstens het eerste stagejaar een exemplaar van de opleidingsovereenkomst, gesloten tussen de kandidaat en de stagemeester of de verantwoordelijke instelling, met betrekking tot de vergoeding van de kandidaat, met nauwkeurige vermelding van de duur van de overeenkomst. § 2. Alleen volledige dossiers worden aan de erkenningscommissie voorgelegd.

Het agentschap vraagt bij de aanvrager, in geval van onvolledigheid van het dossier, de ontbrekende documenten op. Als de aanvrager die documenten niet binnen drie maanden na de opvraging bezorgt, kan de aanvraag administratief worden afgesloten.

De kandidaat kan worden uitgenodigd voor de vergadering van de erkenningscommissie waarbij hem gevraagd wordt om eventuele bijkomende inlichtingen te verstrekken over het stageplan.

Als de kandidaat die voor de vergadering van de erkenningscommissie is uitgenodigd, niet aanwezig kan zijn, kan de erkenningscommissie adviseren op basis van het dossier. § 3. Het agentschap beslist, na advies van de erkenningscommissie, over de goedkeuring van het stageplan. Het gemotiveerde advies van de erkenningscommissie wordt bij de beslissing gevoegd. § 4. Als het stageplan tijdens de eerste vier maanden na de start van de opleiding wordt ingediend, wordt de stageperiode gerekend vanaf de datum waarop de opleiding werkelijk begonnen is.

Als het stageplan na de vier maanden, vermeld in het eerste lid, wordt ingediend, wordt de datum van de indiening beschouwd als de datum waarop de stage is begonnen.

Art. 9.De kandidaat legt elke wijziging in zijn stageplan vooraf aan het agentschap voor ter goedkeuring. Alle bepalingen die betrekking hebben op een nieuw stageplan, zijn ook van toepassing op een wijziging van een stageplan, met uitzondering van artikel 8, § 1, derde lid, 1° en 2°.

Art. 10.§ 1. De stage wordt in principe ononderbroken gevolgd. § 2. In afwijking van paragraaf 1 kan het agentschap, na het advies van de erkenningscommissie, een onderbreking toestaan. De kandidaat meldt daarvoor onmiddellijk een onderbreking van de stage aan het agentschap. § 3. Tijdens de effectieve opleidingsduur heeft de kandidaat recht op een onderbreking van in totaal maximaal vijftien weken, wegens zwangerschapsverlof als vermeld in de Arbeids wet van 16 maart 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1971 pub. 28/10/1998 numac 1998000346 bron ministerie van binnenlandse zaken Arbeidswet - Duitse vertaling sluiten, wegens palliatief verlof als vermeld in de Herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, en om medische redenen, zonder verlenging van de stage. § 4. Voor elke onderbreking, vermeld in paragraaf 2 en 3, van meer dan vijftien weken wordt de stage verlengd naar rato van het deel van de onderbreking dat de vijftien weken overschrijdt.

De kandidaat legt een voorstel van stageverlenging voor het deel van de onderbreking dat de vijftien weken overschrijdt, ter goedkeuring voor aan het agentschap. Het agentschap beslist na advies van de erkenningscommissie. Het gemotiveerde advies van de erkenningscommissie wordt bij de beslissing gevoegd.

Art. 11.De kandidaat bezorgt binnen drie maanden na het einde van elk stagejaar zijn stagerapport, met inbegrip van de evaluatie door de stagemeester, aan het agentschap.

Als het stagerapport na de drie maanden, vermeld in het eerste lid, wordt ingediend, kan het agentschap, na advies van de erkenningscommissie, beslissen het stageplan te verlengen.

De kandidaat kan worden uitgenodigd voor de vergadering van de erkenningscommissie waarbij hem gevraagd wordt om eventuele bijkomende inlichtingen te verstrekken over het stagerapport.

Als de kandidaat die voor de vergadering van de erkenningscommissie is uitgenodigd, niet aanwezig kan zijn, kan de erkenningscommissie adviseren op basis van het dossier.

Art. 12.§ 1. In geval van een meningsverschil tussen de stagemeester en de kandidaat kan elk van beiden het geschil schriftelijk aanhangig maken bij het agentschap.

De bevoegde erkenningscommissie hoort de kandidaat en de stagemeester.

Als het geschil blijft bestaan, kan de erkenningscommissie een onderzoekscommissie, die bestaat uit ten minste twee van haar leden, belasten met een onderzoek ter plaatse.

Een personeelslid van het agentschap woont het onderzoek ter plaatse bij.

Na inzage van het verslag brengt de erkenningscommissie advies uit.

Het agentschap bezorgt zijn definitieve beslissing aan de kandidaat, de stagemeester en de coördinerende stagemeester. § 2. Als de voorzitter, de ondervoorzitter of de secretaris van de bevoegde erkenningscommissie onregelmatigheden vaststelt tijdens de uitvoering van de procedure, vermeld in paragraaf 1, kan het geschil verder worden behandeld door het voorzitterscollege.

Het voorzitterscollege hoort de kandidaat en de stagemeester.

Als het geschil blijft bestaan, kan het voorzitterscollege een onderzoekscommissie, die bestaat uit ten minste twee van haar leden, belasten met een onderzoek ter plaatse.

Een personeelslid van het agentschap woont het onderzoek ter plaatse bij.

Na inzage van het verslag brengt het voorzitterscollege advies uit.

Het agentschap bezorgt zijn definitieve beslissing aan de kandidaat, de stagemeester en de coördinerende stagemeester.

Art. 13.§ 1. Als de stagemeester in de loop van of op het einde van de stageperiode van oordeel is dat de kandidaat niet geschikt is voor het uitoefenen van de gekozen discipline, deelt hij dat schriftelijk mee aan de kandidaat en aan het agentschap, met vermelding van de motieven waarop hij zijn beoordeling baseert.

De bevoegde erkenningscommissie hoort de kandidaat en de stagemeester.

Als de stagemeester bij zijn standpunt blijft, kan de erkenningscommissie een onderzoekscommissie, die bestaat uit ten minste twee van haar leden, belasten met een onderzoek ter plaatse.

Een personeelslid van het agentschap woont het onderzoek ter plaatse bij.

Na inzage van het verslag adviseert de erkenningscommissie ofwel om een einde te maken aan de stage, ofwel om de stage te laten voortzetten. In het laatste geval adviseert de erkenningscommissie dat de kandidaat een nieuwe stagemeester zoekt en in welke mate de stage die gevolgd is bij de eerste stagemeester, in aanmerking zal worden genomen bij de berekening van de totale stageduur. De kandidaat legt een wijziging van het stageplan ter goedkeuring voor aan het agentschap.

Als ook de tweede stagemeester na de uitvoering van het gewijzigde stageplan een ongunstig evaluatie geeft, kan de erkenningscommissie adviseren de kandidaat niet toe te laten zijn stage in de discipline in kwestie voort te zetten.

Het agentschap bezorgt zijn definitieve beslissing, na een advies van de erkenningscommissie als vermeld in het vijfde en het zesde lid, aan de kandidaat, de stagemeester en de coördinerende stagemeester. § 2. Als de bevoegde erkenningscommissie in de loop van of op het einde van de stageperiode van oordeel is dat de kandidaat niet geschikt is om de gekozen discipline uit te oefenen, deelt ze dat schriftelijk mee aan de kandidaat en aan het agentschap, met vermelding van de motieven waarop ze haar beoordeling baseert.

De erkenningscommissie hoort de kandidaat en de stagemeester.

Als de erkenningscommissie bij haar standpunt blijft, kan ze een onderzoekscommissie, die bestaat uit ten minste twee van haar leden, belasten met een onderzoek ter plaatse.

Een personeelslid van het agentschap woont het onderzoek ter plaatse bij.

Na inzage van het verslag adviseert de erkenningscommissie ofwel om een einde te maken aan de stage, ofwel om de stage te laten voortzetten. In het laatste geval adviseert de erkenningscommissie dat de kandidaat een nieuwe stagemeester zoekt en in welke mate de stage die gevolgd is bij de eerste stagemeester, in aanmerking zal worden genomen bij het berekenen van de totale stageduur. De kandidaat legt een wijziging van het stageplan ter goedkeuring voor aan het agentschap.

Als de tweede stagemeester na de uitvoering van het gewijzigde stageplan een ongunstige evaluatie geeft, kan de erkenningscommissie adviseren de kandidaat niet toe te laten zijn stage in de discipline in kwestie voort te zetten.

Het agentschap bezorgt zijn definitieve beslissing, na een advies van de erkenningscommissie als vermeld in het vijfde en het zesde lid, aan de kandidaat, de stagemeester en de coördinerende stagemeester. § 3. Als de voorzitter, de ondervoorzitter of de secretaris van de bevoegde erkenningscommissie onregelmatigheden vaststelt tijdens de uitvoering van de procedure, vermeld in paragraaf 1 of 2, kan de geschiktheid van de kandidaat voor de gekozen discipline verder worden onderzocht door het voorzitterscollege.

Het voorzitterscollege hoort de kandidaat, de stagemeester en een lid van de bevoegde erkenningscommissie.

Als de stagemeester of de erkenningscommissie bij hetzelfde standpunt blijft, kan het voorzitterscollege een onderzoekscommissie, die bestaat uit ten minste twee van haar leden, belasten met een onderzoek ter plaatse.

Een personeelslid van het agentschap woont het onderzoek ter plaatse bij.

Na inzage van het verslag brengt het voorzitterscollege advies uit.

Het agentschap bezorgt zijn definitieve beslissing aan de kandidaat, de stagemeester en de coördinerende stagemeester. Afdeling 2. - De erkenning

Art. 14.§ 1. De aanvrager die de erkenning als arts-specialist of als huisarts wil verkrijgen, dient daarvoor maximaal drie maanden vooraf of na de beëindiging van de stage zijn aanvraag in bij het agentschap.

Het agentschap stelt daarvoor een aanvraagformulier ter beschikking.

Het agentschap kan voor de indiening van de aanvragen, vermeld in het eerste lid, een digitaal platform ter beschikking stellen dat het aanvraagformulier, vermeld in het eerste lid, aanvult of vervangt.

Bij de aanvraag zijn de volgende documenten gevoegd: 1° de attesten van de stagemeesters;2° het laatste stagerapport, alsook elk ander document dat de erkenningscommissie in staat stelt over de waarde van de aanvrager te adviseren;3° een attest dat niet ouder is dan drie maanden en waaruit blijkt dat de kandidaat ingeschreven is op de lijst van de Orde der Artsen;4° het diploma van master in de specialistische geneeskunde van het overeenkomstige specialisme of van master in de huisartsgeneeskunde, of een ander bewijsstuk dat aantoont dat de aanvrager aan de algemene erkenningscriteria in verband met de theoretische opleiding, vermeld in artikel 3 en 19 van het ministerieel besluit van 23 april 2014Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 23/04/2014 pub. 27/05/2014 numac 2014018175 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Ministerieel besluit tot vaststelling van de algemene criteria voor de erkenning van geneesheer-specialisten, stagemeesters en stagediensten sluiten tot vaststelling van de algemene criteria voor de erkenning van arts- specialisten, stagemeesters en stagediensten of in artikel 4 van het ministerieel besluit van 1 maart 2010 tot vaststelling van de criteria voor de erkenning van huisartsen, voldoet;5° de documenten die aantonen dat de aanvrager aan de specifieke erkenningscriteria van de desbetreffende discipline voldoet. § 2. Alleen volledige dossiers worden aan de erkenningscommissie voorgelegd.

Het agentschap vraagt bij de aanvrager, in geval van onvolledigheid van het dossier, de ontbrekende documenten op. Als de aanvrager die documenten niet binnen drie maanden na de opvraging bezorgt, kan de aanvraag administratief worden afgesloten na advies van de erkenningscommissie.

De aanvrager kan worden uitgenodigd voor de vergadering van de erkenningscommissie waarbij hem gevraagd wordt om eventuele bijkomende inlichtingen te verstrekken bij gebrek aan overeenstemming tussen de gegevens die bij de aanvraag zijn gevoegd en de gegevens die tijdens de opleiding zijn opgetekend.

Als de kandidaat die voor de vergadering van de erkenningscommissie is uitgenodigd, niet aanwezig kan zijn, kan de erkenningscommissie adviseren op basis van het dossier. § 3. De erkenningscommissie kan adviseren dat de opleiding nog gedurende een bepaalde tijd moet worden voortgezet om te voldoen aan de erkenningscriteria. § 4. Het agentschap beslist, na advies van de erkenningscommissie, over de aanvraag tot erkenning als arts-specialist of als huisarts.

Het gemotiveerde advies van de erkenningscommissie wordt bij de beslissing gevoegd. § 5. De kandidaat die twaalf maanden na de beëindiging van de stage geen erkenningsaanvraag heeft ingediend, kan worden uitgenodigd voor de vergadering van de erkenningscommissie.

Als de kandidaat die voor de vergadering van de erkenningscommissie is uitgenodigd, niet aanwezig kan zijn, kan de erkenningscommissie adviseren op basis van het dossier.

Na advies van de erkenningscommissie kan het dossier administratief worden afgesloten. Afdeling 3. - Gemeenschappelijke bepaling

Art. 15.Het agentschap kan met de onderwijsinstellingen, de Orde der Artsen, en andere instellingen en organisaties afspraken maken over gegevensuitwisseling met betrekking tot de stage of de erkenning.

Als het agentschap en de onderwijsinstellingen, de Orde der Artsen, en andere instellingen en organisaties die gegevensuitwisseling organiseren, hoeven de kandidaten of aanvragers zelf de gegevens waar een afspraak over is gemaakt, niet individueel in te dienen. HOOFDSTUK 4. - Beroepsprocedure

Art. 16.Als de erkenningscommissie een negatief advies geeft en het agentschap beslist om dat advies te volgen, bezorgt het agentschap het voornemen tot negatieve beslissing aan de aanvrager met een aangetekende brief.

De aanvrager kan binnen dertig dagen na de ontvangst van het voornemen tot negatieve beslissing een bezwaarnota aan het agentschap bezorgen met zijn opmerkingen.

De bezwaarnota van de aanvrager wordt, samen met het negatieve advies, het voornemen tot negatieve beslissing en het aanvraagdossier, voorgelegd aan de adviescommissie.

De bezwaarnota wordt behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/12/2007 pub. 21/12/2007 numac 2007037262 bron vlaamse overheid Decreet houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin sluiten houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.

Het agentschap bezorgt zijn definitieve beslissing aan de aanvrager, tenzij het advies van de adviescommissie afwijkt van het voornemen tot negatieve beslissing. In dat laatste geval beslist de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid.

Art. 17.Als het agentschap van oordeel is dat een positief advies van de erkenningscommissie niet gevolgd kan worden, brengt het de erkenningscommissie daarvan op de hoogte.

Als de erkenningscommissie bij haar oorspronkelijke positieve advies blijft, bezorgt het agentschap het voornemen tot negatieve beslissing, samen met het positieve advies, aan de aanvrager.

De aanvrager kan binnen dertig dagen na de ontvangst van het voornemen tot negatieve beslissing een bezwaarnota aan het agentschap bezorgen met zijn opmerkingen.

De bezwaarnota van de aanvrager wordt, samen met het positieve advies, het voornemen tot negatieve beslissing en het aanvraagdossier, voorgelegd aan de adviescommissie.

De bezwaarnota wordt behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/12/2007 pub. 21/12/2007 numac 2007037262 bron vlaamse overheid Decreet houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin sluiten houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.

Het agentschap bezorgt zijn definitieve beslissing aan de aanvrager, tenzij het advies van de adviescommissie afwijkt van het voornemen tot negatieve beslissing. In dat laatste geval beslist de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid. HOOFDSTUK 5. - De intrekking van de erkenning van de bijzondere beroepstitel van arts-specialist of huisarts

Art. 18.Als een arts-specialist of huisarts niet meer aan de erkenningscriteria of de criteria voor het behoud van de erkenning voldoet, kan het agentschap de erkenning van die arts-specialist of huisarts intrekken.

Het agentschap kan een erkenning pas intrekken nadat het daarover het advies van de erkenningscommissie heeft ingewonnen, en nadat het, na het advies van de erkenningscommissie ontvangen te hebben, zijn voornemen tot intrekking aan de arts-specialist of huisarts heeft bekendgemaakt.

De arts-specialist of huisarts van wie het agentschap de erkenning wil intrekken conform het tweede lid, kan binnen dertig dagen na de ontvangst van het voornemen tot intrekking een bezwaarnota aan het agentschap bezorgen met zijn opmerkingen.

De bezwaarnota wordt, samen met het advies en het voornemen tot intrekking, voorgelegd aan de adviescommissie.

De bezwaarnota wordt behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/12/2007 pub. 21/12/2007 numac 2007037262 bron vlaamse overheid Decreet houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin sluiten houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.

Het agentschap bezorgt zijn definitieve beslissing aan de arts-specialist of huisarts, tenzij het advies van de adviescommissie afwijkt van het voornemen tot intrekking. In dat laatste geval beslist de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid.

Art. 19.Als de arts-specialist of huisarts een erkenning die conform dit besluit is gegeven, niet wil behouden, brengt hij het agentschap daarvan schriftelijk op de hoogte. Het agentschap trekt, op basis van dat uitdrukkelijke verzoek van de arts-specialist of huisarts, de erkenning in.

Art. 20.De arts-specialist of huisarts van wie de erkenning is ingetrokken conform artikel 18 of 19, kan altijd bij het agentschap een nieuwe erkenning aanvragen. Hij dient daarvoor een gemotiveerde aanvraag in bij het agentschap. Het agentschap kan, na advies van de erkenningscommissie, een nieuwe erkenning toestaan. In voorkomend geval kan de nieuwe erkenning afhankelijk worden gemaakt van bijkomende voorwaarden. Artikel 14 en 15 zijn van overeenkomstige toepassing. HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen

Art. 21.Het ministerieel besluit van 9 september 2011Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 09/09/2011 pub. 08/03/2012 numac 2012024090 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Ministerieel besluit tot toekenning van de erkenningsopdrachten, voor de bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de houders van een master in de geneeskunde of van de academische graad van arts die reeds houder zijn van een bijzondere beroepstitel, aan de erkenningscommissies voor een bijzondere beroepstitel overeenkomstig artikel 4bis eerste lid van het koninklijk besluit van 21 april 1983 tot vaststelling van de nadere regelen voor erkenning van geneesheren-specialisten en van huisartsen sluiten tot toekenning van de erkenningsopdrachten, voor de bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de houders van een master in de geneeskunde of van de academische graad van arts die reeds houder zijn van een bijzondere beroepstitel, aan de erkenningscommissies voor een bijzondere beroepstitel overeenkomstig artikel 4bis eerste lid van het koninklijk besluit van 21 april 1983 tot vaststelling van de nadere regelen voor erkenning van geneesheren-specialisten en van huisartsen wordt opgeheven.

Art. 22.De dossiers die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit al in behandeling zijn, worden vanaf de inwerkingtreding verder behandeld conform dit besluit.

Art. 23.Tot op het ogenblik dat de leden van de nieuw op te richten erkenningscommissie benoemd zijn, wordt de bevoegdheid om advies te verlenen over de aanvraag voor de goedkeuring van een stageplan, alsook over de aanvraag tot erkenning als arts-specialist of als huisarts en de kwesties in verband met deze erkenning, tijdelijk toegewezen aan het agentschap.

Het agentschap kan voor de uitvoering van de adviserende bevoegdheid om het even welk personeelslid of om het even welke expert of organisatie raadplegen of belasten met een adviesopdracht. De uiteindelijke beslissing over het te verlenen advies behoort toe aan het agentschap.

Art. 24.Artikel 36 van het decreet van 15 juli 2016Relevante gevonden documenten type decreet prom. 15/07/2016 pub. 19/08/2016 numac 2016036305 bron vlaamse overheid Decreet houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin sluiten houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin treedt in werking op 1 april 2017.

Art. 25.Dit besluit treedt in werking op 1 april 2017.

Art. 26.De Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 24 februari 2017.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN

^