gepubliceerd op 22 juni 2004
Besluit van de Vlaamse regering tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Inspectie RWO
14 MEI 2004. - Besluit van de Vlaamse regering tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Inspectie RWO
De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 87, § 1;
Gelet op het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003, inzonderheid op artikelen 6, § 2, en 7;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1983 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de toelating wordt verstrekt aan de coöperatieve vennootschap « Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen » tot het aangaan van leningen,inzonderheid op artikel 4;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende uitvoering van de artikelen 57 tot 60 van de Huisvestingscode inzake leningen aan mijnwerkers, inzonderheid op artikel 19;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 23 juli 1992 tot uitvoering van artikel 49 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992, inzonderheid op artikel 32, zoals gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 en 10 december 1996;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 30 november 1994 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van huurdersbonden en een overleg- en ondersteuningscentrum, inzonderheid op artikel 20;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 1995 betreffende de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen voor het Vlaamse Gewest en de instellingen die eronder ressorteren, inzonderheid op artikel 1, zoals gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 17 januari 2000 en 4 juli 2003;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1996 houdende vaststelling van de procedure inzake de programmering en de subsidiëring van operaties en werken die voor sociale huisvestingsdoeleinden worden uitgevoerd, inzonderheid op artikel 4, § 3, laatste lid;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1996 houdende de subsidiëring van het bouwrijp maken van gronden en de aanleg van de infrastructuur en gemeenschapsvoorzieningen voor sociale woonwijken, inzonderheid op artikel 13, zoals gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 11 mei 1999;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 11 mei 1999 betreffende de voorwaarden en modaliteiten van overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij en de sociale huisvestingsmaatschappijen in uitvoering van de Vlaamse Wooncode, inzonderheid op artikel 1 en bijlagen I en II;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 28 april 2000 houdende de aanwijzing van ambtenaren die bevoegd zijn om de misdrijven op het gebied van de ruimtelijke ordening en de stedenbouw op te sporen en vast te stellen, inzonderheid op artikelen 1 en 2;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 28 april 2000 betreffende de administratieve geldboete voor het overtreden van een bekrachtigd stakingsbevel, inzonderheid op artikelen 2, 3, 4, 6, 7 en 8, zoals gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 2001;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 5 mei 2000 betreffende de transactiesom inzake ruimtelijke ordening, inzonderheid op artikel 6;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 5 mei 2000 betreffende de berekening en de betaling van de meerwaarde, inzonderheid op artikelen 6 en 7;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 2004 houdende bepaling van de erkennings- en subsidievoorwaarden van sociale verhuurkantoren, inzonderheid op artikelen 19 en 20;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 2 april 2004;
Gelet op het advies van de Raad van State 36.896/3, gegeven op 26 april 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Ruimtelijke Ordening, Wetenschappen en Technologische Innovatie, de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken en de Vlaamse minister van Wonen, Media en Sport;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Benaming, doel en taakstelling van het agentschap
Artikel 1.Binnen het Vlaams Ministerie van Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed wordt een intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid opgericht, onder de benaming Inspectie RWO. Inspectie RWO wordt opgericht voor de uitvoering van het beleid, inzonderheid voor de handhaving en het toezicht inzake ruimtelijke ordening, huisvesting, monumenten en landschappen en, voor zover het beleid betrekking heeft op het varend erfgoed of het roerend archeologisch erfgoed, het cultureel erfgoed.
Inspectie RWO behoort tot het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed.
Art. 2.Inspectie RWO heeft als missie : 1° de nodige handhavingsmaatregelen te treffen met het oog op preventie, effectieve sanctionering en het tijdige herstel van overtredingen van de regelgeving inzake ruimtelijke ordening, huisvesting, monumenten en landschappen en, in zoverre het beleid betrekking heeft op het varend erfgoed of het roerend archeologisch erfgoed, het cultureel erfgoed;2° erover te waken dat de externe actoren in het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed handelen conform de wetgeving en de beginselen van behoorlijk bestuur door een georganiseerd toezicht op hun werking;3° te controleren of de begunstigden de subsidie, toelage, premie of tegemoetkoming die wordt verstrekt in het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed aanwenden voor de doeleinden, waarvoor ze werd verleend;4° de subsidie, toelage, premie of tegemoetkoming die wordt verstrekt in het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed in te vorderen bij de begunstigden die de voorwaarden waaronder ze werd verleend niet naleven of die ze niet aanwenden voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend.
Art. 3.Inspectie RWO heeft tot taak : 1° de handhavingsmaatregelen toe te passen, bedoeld in : a) titel V van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening;b) het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten, in het bijzonder in artikel 6 en hoofdstuk V;c) hoofdstuk VI van het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg;d) hoofdstuk V van het decreet van 29 maart 2002 tot bescherming van het varend erfgoed;e) het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium, in het bijzonder in artikel 31 en 32 en hoofdstuk VI;f) artikel 20 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode;g) artikel 21 van het decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers;2° toezicht uit te oefenen op de sociale woonorganisaties met toepassing van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, met inbegrip van de sancties die kunnen worden getroffen door de toezichthouder voor de sociale huisvesting;3° controle uit te oefenen op de aanwending van subsidies, toelagen, premies of tegemoetkomingen die worden toegekend op grond van : a) het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de besluiten die genomen zijn ter uitvoering ervan;b) de Huisvestingscode, gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 december 1970, bekrachtigd door de wet van 2 juli 1971 en de besluiten die genomen zijn ter uitvoering ervan;c) hoofdstuk II van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992 en de besluiten die genomen zijn ter uitvoering ervan;d) artikel 49 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992 en de besluiten die genomen zijn ter uitvoering ervan;e) het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten en de besluiten die genomen zijn ter uitvoering ervan;f) het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg en de besluiten die genomen zijn ter uitvoering ervan;g) het decreet van 29 maart 2002 tot bescherming van het varend erfgoed en de besluiten die genomen zijn ter uitvoering ervan;h) het decreet van 30 juni 1993 houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium en de besluiten die genomen zijn ter uitvoering ervan;i) andere decreten, in zoverre de subsidies, toelagen, premies of tegemoetkomingen betrekking hebben op het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed;j) artikel 19 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992;4° controle uit te oefenen op de toewijzing van sociale woningen of daarmee gelijkgestelde woningen die werden gefinancierd op basis van de bepalingen van : a) het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de besluiten die genomen zijn ter uitvoering ervan;b) de Huisvestingscode, gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 december 1970, bekrachtigd door de wet van 2 juli 1971 en de besluiten die genomen zijn ter uitvoering ervan;c) hoofdstuk II van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992 en de besluiten die genomen zijn ter uitvoering ervan;d) artikel 49 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992 en de besluiten die genomen zijn ter uitvoering ervan;e) hoofdstuk III van het decreet van 18 december 1992 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1993;f) artikel 19 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992;5° de subsidie, toelage, premie of tegemoetkoming die wordt verstrekt op grond van de regelgeving, vermeld in 3°, in te vorderen bij de begunstigden die de voorwaarden waaronder ze werd verleend niet naleven of die ze niet aanwenden voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend.
Art. 4.De concretisering van de wijze waarop Inspectie RWO haar taken moet vervullen, met strategische en operationele doelstellingen, wordt geregeld in de beheersovereenkomst, bedoeld in artikel 7.
Overeenkomstig artikel 9, § 1, 1°, van het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003, regelt de beheersovereenkomst de concretisering van de kwalitatieve en kwantitatieve wijze waarop het agentschap zijn taken moet vervullen, met strategische en operationele doelstellingen, beschreven aan de hand van meetbare criteria.
Art. 5.Behoudens andersluidende decretale bepalingen, treedt Inspectie RWO bij het uitoefenen van haar missie en taken op namens de rechtspersoon Vlaamse Gemeenschap of Vlaamse Gewest, naar gelang van het geval. HOOFDSTUK II. - Aansturing en leiding van Inspectie RWO
Art. 6.Inspectie RWO ressorteert onder het hiërarchische gezag van de Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, de huisvesting, de monumenten en de landschappen, hierna de minister te noemen.
Art. 7.De minister stuurt Inspectie RWO aan, inzonderheid via de beheersovereenkomst.
Art. 8.Het hoofd van Inspectie RWO is, overeenkomstig artikel 6, § 3, van het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003, belast met de algemene leiding, de werking en de vertegenwoordiging van Inspectie RWO, onverminderd de mogelijkheid tot delegatie en subdelegatie van die bevoegdheid. HOOFDSTUK III. - Delegatie van beslissingsbevoegdheden
Art. 9.Met betrekking tot de aangelegenheden, bedoeld in artikel 16 van het besluit van de Vlaamse regering van 10 oktober 2003 tot regeling van de delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de intern verzelfstandigde agentschappen van de Vlaamse overheid gelden, ter uitvoering van artikel 17 van het voormeld besluit, de volgende specifieke beperkingen op de algemene delegatie aan het hoofd van Inspectie RWO : 1° de controle- en inspectietaken die door het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening zijn toegewezen aan de stedenbouwkundig inspecteur;2° de controle-, inspectie- en toezichtstaken die door het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en het decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers zijn toegewezen aan de wooninspecteur.
Art. 10.§ 1. Het hoofd van Inspectie RWO wordt aangewezen als gemachtigd ambtenaar voor : 1° het verrichten van opsporingen en vaststellingen, het stilleggen van werkzaamheden, de gerechtelijke verzegeling en het in beslag nemen van werk- en voertuigen, op grond van : a) artikel 6 en hoofdstuk V van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten;b) artikel 19, § 3, § 4 en § 5, van het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg;c) artikel 31 en 32 van het decreet van 30 juni 1993 houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium;d) artikel 13 van het decreet van 29 maart 2002 tot bescherming van het varend erfgoed;2° het uitvoeren van de gerechtelijke herstelmaatregelen, bedoeld in : a) artikel 15 van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten;b) artikel 21 van het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg;c) artikel 37 van het decreet van 30 juni 1993 houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium. § 2. Aan het hoofd van Inspectie RWO worden de volgende specifieke delegaties verleend : 1° het aanstellen van de wooninspecteur, bedoeld in het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en het decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers;2° het aanwijzen van ambtenaren bedoeld in : a) artikel 6 en hoofdstuk V van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten;b) artikel 19, § 3, § 4 en § 5, en artikel 21 van het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg;c) artikel 31 en 32 van het decreet van 30 juni 1993 houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium;d) artikel 148 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening;e) artikel 13 van het decreet van 29 maart 2002 tot bescherming van het varend erfgoed;3° het aanwijzen van de ambtenaren, bedoeld in artikel 59 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, die belast zijn met de invordering van de subsidies en tegemoetkomingen en het opstellen van dwangbevelen;4° het aanwijzen van de toezichthouders voor de sociale huisvesting, bedoeld in artikel 29ter van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode.
Art. 11.Het hoofd van Inspectie RWO wordt aangesteld als : 1° stedenbouwkundig inspecteur als bedoeld in het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening;2° wooninspecteur als bedoeld in het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode;3° de ambtenaar die bevoegd is dwangbevelen te viseren en uitvoerbaar te verklaren als bedoeld in artikel 59 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode;4° toezichthouder voor de sociale huisvesting als bedoeld in artikel 29ter van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode. HOOFDSTUK IV. - Controle, opvolging en toezicht
Art. 12.Onverminderd de artikelen 9, 33 en 34 van het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003 met betrekking tot informatieverstrekking, rapportering, interne controle en interne audit, is de minister verantwoordelijk voor de opvolging van en het toezicht op Inspectie RWO.
Art. 13.De minister kan, in het kader van de opvolging en de uitoefening van het toezicht, op ieder ogenblik aan het hoofd van Inspectie RWO informatie, rapportering en verantwoording vragen over bepaalde aangelegenheden, zowel op geaggregeerd niveau als op niveau van individuele onderwerpen en dossiers. HOOFDSTUK V. - Wijzigingsbepalingen
Art. 14.Artikel 4 van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1983 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de toelating wordt verstrekt aan de coöperatieve vennootschap « Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen » tot het aangaan van leningen, wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 4.De toezichthouder voor de sociale huisvesting, bedoeld in artikel 29ter van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, moet op alle vergaderingen van de raad van beheer worden uitgenodigd.
Elke verbintenis of beslissing die het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen betreft en waartegen de opdrachthouder voor de sociale huisvesting verzet aantekent, moet vooraf ter goedkeuring worden voorgelegd aan de bevoegde Vlaamse minister of ministers, die uitspraak doet of doen binnen dertig dagen na de datum van het verzet.
Na voormelde termijn wordt de beslissing of verbintenis geacht te zijn goedgekeurd.
Als het verzet niet tijdens de vergadering van de raad van beheer wordt aangetekend, moet het worden meegedeeld binnen acht dagen na de datum waarop de notulen van deze vergadering aan de toezichthouder voor de sociale huisvesting werden verzonden. »
Art. 15.In artikel 19 van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende uitvoering van de artikelen 57 tot 60 van de Huisvestingscode inzake leningen aan mijnwerkers worden de woorden « de administratie » vervangen door de woorden « de toezichthouder voor de sociale huisvesting, bedoeld in artikel 29ter van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode. »
Art. 16.In artikel 32 van het besluit van de Vlaamse regering van 23 juli 1992 tot uitvoering van artikel 49 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 en 10 december 1996, wordt de laatste zin vervangen door wat volgt : « RWO-Vlaanderen en Inspectie RWO zien toe op de naleving van de voorwaarden. »
Art. 17.Artikel 20 van het besluit van de Vlaamse regering van 30 november 1994 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van huurdersbonden en een overleg- en ondersteuningscentrum, wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 20.De toezichthouder voor de sociale huisvesting, bedoeld in artikel 29ter van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, gaat na of de bepalingen van dit besluit worden nageleefd.
Hij heeft vrije toegang tot de lokalen van het overleg- en ondersteuningscentrum en van de erkende huurdersbonden.
De toezichthouder voor de sociale huisvesting verricht ten minste eenmaal per jaar een inspectiebezoek ter plaatse bij het overleg- en ondersteuningscentrum en bij elke erkende huurdersbond. »
Art. 18.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 1995 betreffende de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen voor het Vlaamse Gewest en de instellingen die eronder ressorteren, vervangen bij het besluit van de Vlaamse regering van 29 juni 2001, wordt 3° opgeheven.
Art. 19.In artikel 4, § 3, laatste lid, van het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1996 houdende vaststelling van de procedure inzake de programmering en de subsidiëring van operaties en werken die voor sociale huisvestingsdoeleinden worden uitgevoerd, worden de woorden « De provinciale afdeling is » vervangen door « RWO-Vlaanderen en de toezichthouder voor de sociale huisvesting, bedoeld in artikel 29ter van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, zijn ».
Art. 20.In artikel 13 van het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1996 houdende de subsidiëring van het bouwrijp maken van gronden en de aanleg van de infrastructuur en gemeenschapsvoorzieningen voor sociale woonwijken, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 11 mei 1999, wordt het vierde lid vervangen door wat volgt : « De controle op de voorwaarden, vermeld in artikel 9 tot en met 12, wordt uitgevoerd door RWO-Vlaanderen en de toezichthouder voor de sociale huisvesting, bedoeld in artikel 29ter van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode. »
Art. 21.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 11 mei 1999 betreffende de voorwaarden en modaliteiten van overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij en de sociale huisvestingsmaatschappijen in uitvoering van de Vlaamse Wooncode, wordt 10° vervangen door wat volgt : « 10° toezichthouder : de toezichthouder voor de sociale huisvesting, bedoeld in artikel 29ter van de Vlaamse Wooncode, of bij gebrek daaraan, de afgevaardigde van Inspectie RWO; »
Art. 22.In bijlage I en II van hetzelfde besluit worden de woorden « opdrachthouder voor de sociale huisvesting » telkens vervangen door de woorden « toezichthouder voor de sociale huisvesting ».
Art. 23.Artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 28 april 2000 houdende de aanwijzing van ambtenaren die bevoegd zijn om de misdrijven op het gebied van de ruimtelijke ordening en de stedenbouw op te sporen en vast te stellen, wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 1.De ambtenaren van niveau A tot en met D van Inspectie RWO zijn bevoegd om de misdrijven, omschreven in titel V van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, op te sporen en vast te stellen. »
Art. 24.Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 2.Zolang het hoofd van Inspectie RWO het geografische werkterrein van de in artikel 1 bedoelde ambtenaren niet heeft vastgesteld, oefenen ze hun bevoegdheden uit op het gehele grondgebied van het Vlaamse Gewest. »
Art. 25.In artikel 2, 4, 6, 7 en 8 van het besluit van de Vlaamse regering van 28 april 2000 betreffende de administratieve geldboete voor het overtreden van een bekrachtigd stakingsbevel, worden de woorden « van het grondfonds » vervangen door de woorden « van Inspectie RWO ».
Art. 26.In artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 2001, worden de woorden « van het grondfonds » vervangen door de woorden « van Inspectie RWO ».
Art. 27.In artikel 6, § 1, eerste lid, 5°, b), en artikel 6, § 1, derde lid, van het besluit van de Vlaamse regering van 5 mei 2000 betreffende de transactiesom inzake ruimtelijke ordening, worden de woorden « van het grondfonds » vervangen door de woorden « van Inspectie RWO ».
Art. 28.In artikel 6 en 7 van het besluit van de Vlaamse regering van 5 mei 2000 betreffende de berekening en de betaling van de meerwaarde, worden de woorden « van het Grondfonds » vervangen door de woorden « van Inspectie RWO ».
Art. 29.Artikel 20 van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 2004 houdende bepaling van de erkennings- en subsidievoorwaarden van sociale verhuurkantoren wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 20.De toezichthouders voor de sociale huisvesting hebben vrije toegang tot de lokalen van de erkende sociale verhuurkantoren. Ze hebben bovendien het recht deel te nemen aan alle overlegvergaderingen die worden belegd door de sociale verhuurkantoren. »
Art. 30.De door de Vlaamse regering aangestelde VHM-commissarissen, bedoeld in artikel 24 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, worden vanaf de inwerkingtreding van dit besluit geacht afgevaardigden van Inspectie RWO te zijn. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 31.Artikel 19 van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 2004 houdende bepaling van de erkennings- en subsidievoorwaarden van sociale verhuurkantoren, wordt opgeheven.
Art. 32.De Vlaamse regering stelt de datum vast waarop dit besluit in werking treedt.
Art. 33.De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, de Vlaamse minister, bevoegd voor de huisvesting, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de monumenten en de landschappen, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 14 mei 2004.
De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Ruimtelijke Ordening, Wetenschappen en Technologische Innovatie, D. VAN MECHELEN De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, P. VAN GREMBERGEN De Vlaamse minister van Wonen, Media en Sport, M. KEULEN