Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 08 juni 1999
gepubliceerd op 31 augustus 1999

Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor voorzieningen voor bejaarden en voorzieningen in de thuiszorg

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1999036085
pub.
31/08/1999
prom.
08/06/1999
ELI
eli/besluit/1999/06/08/1999036085/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 JUNI 1999. - Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor voorzieningen voor bejaarden en voorzieningen in de thuiszorg


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, gewijzigd bij de decreten van 20 december 1996 en 16 maart 1999;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 1 juni 1999;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het decreet van 14 juli 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg in werking is getreden op 1 januari 1999;

Overwegende dat deze inwerkingtreding invloed heeft op het besluit van de Vlaamse regering van 6 juli 1994 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor bejaardenvoorzieningen; dat de begrippen lokaal dienstencentrum, regionaal dienstencentrum en centrum voor kortverblijf werden ingevoerd door het decreet van 14 juli 1998, waardoor een onverwijlde aanpassing van het voormelde besluit van 6 juli 1994 zich opdringt;

Overwegende dat er een dringende maatschappelijke vraag bestaat naar, en er een noodzaak wordt vastgesteld van, een kwalitatief en kwantitatief, beschikbaar en betaalbaar aanbod van voorzieningen in de thuiszorg; dat de toekenning van investeringssubsidies door de Vlaamse Gemeenschap dringend noodzakelijk is om op dit maatschappelijk gegeven een aangepast beleidsmatig antwoord te geven;

Overwegende dat de Vlaamse regering op 16 maart 1999 het decreet tot wijziging van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden heeft bekrachtigd en beslist heeft over te gaan tot de afkondiging ervan en dat dit decreet in werking treedt op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad en dat het voormelde besluit van 6 juli 1994 dringend dient aangepast te worden aan een aantal definities van dit decreet;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities en algemene bepaling

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° initiatiefnemer : rechtspersoon die zorg- en dienstverlening organiseert in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden, bedoeld in artikel 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;2° investering : kosten voor bouw-, uitbreidings- en verbouwingswerkzaamheden, aankoop, uitrusting of apparatuur door initiatiefnemers, met uitzondering van de aankoop van grond;3° investeringssubsidie : subsidie als bijdrage in de kostprijs of de financiering van de investering door een initiatiefnemer;4° subsidiebelofte : verbintenis, die op het lopende begrotingsjaar wordt vastgelegd, om voor een investering een investeringssubsidie toe te kennen;5° subsidiebeslissing : de beslissing die het gedeelte bepaalt van de subsidiebelofte dat voor een bepaalde projectfase wordt voorbehouden;6° project : het deel van de geplande infrastructuur, zoals omschreven in het masterplan, waarvoor de initiatiefnemer een subsidiebelofte of een subsidiebeslissing vraagt;7° projectfase : één van de hoogstens vier delen van een project waarvoor een subsidiebeslissing getroffen kan worden, deze vier delen kunnen zijn : a) de ruwbouw;b) de technische uitrusting;c) de afwerking;d) de uitrusting en de meubilering;8° masterplan : globale en beschrijvende schets met kostenraming van de door de initiatiefnemer geplande infrastructuur afhankelijk van de doelgroep, de capaciteit, de uitvoeringstermijnen en toekomstige ontwikkelingen, met daarbij een financieel plan in verhouding tot de verwachte exploitatie;9° nieuwbouw : een nieuwe bouwconstructie met een eigen, autonome en functionele bestemming in de persoonsgebonden aangelegenheden, die een ruwbouw bevat;10° uitbreiding : het bouwen van een nieuwe bouwconstructie aan of bij een bestaande constructie die een functionele bestemming in de persoonsgebonden aangelegenheden heeft of voor dergelijke bestemming in aanmerking komt en waarbij de nieuwe constructie functioneel aansluit;11° aankoop : de verwerving van een gebouw dat in aanmerking komt voor een functionele bestemming in de persoonsgebonden aangelegenheden;12° verbouwing : elke materiële ingreep, met uitzondering van uitbreiding alsmede van de onderhoudswerken of de door slijtage noodzakelijke vervangingswerken, tot verbetering of vernieuwing van een gebouw met een functionele bestemming in de persoonsgebonden aangelegenheden, of dat voor een dergelijke functionele bestemming in aanmerking komt;13° lokaal dienstencentrum : een voorziening als bedoeld in artikel 6 van het decreet van 14 juli 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg;14° rusthuis : één of meer gebouwen die functioneel een inrichting voor collectief verblijf vormen waar, onder welke benaming ook aan bejaarden die er op duurzame wijze verblijven, huisvesting wordt gegeven alsmede geheel of gedeeltelijk de gebruikelijke gezins- en huishoudelijke verzorging;15° dagverzorgingscentrum : een voorziening als bedoeld in artikel 10 van het decreet van 14 juli 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg;16° regionaal dienstencentrum : een voorziening als bedoeld in artikel 8 van het decreet van 14 juli 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg;17° centrum voor kortverblijf : een voorziening als bedoeld in artikel 12 van het decreet van 14 juli 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg;18° voorziening voor bejaarden : een rusthuis;19° voorziening in de thuiszorg : een lokaal dienstencentrum, een regionaal dienstencentrum, een dagverzorgingscentrum of een centrum voor kortverblijf;20° subsidiabele oppervlakte : de som van de per bouwlaag berekende nuttige vloeroppervlakte, buitenmuren inbegrepen, die in aanmerking wordt genomen voor subsidiëring.

Art. 2.Dit besluit stelt de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen vast voor lokale dienstencentra, regionale dienstencentra, dagverzorgingscentra, centra voor kortverblijf en rusthuizen. HOOFDSTUK II. - Bouwtechnische en bouwfysische normen

Art. 3.§ 1. De algemene bouwtechnische en de bouwfysische normen waaraan de infrastructuur met een functionele bestemming in de sector van de voorzieningen voor bejaarden en voorzieningen in de thuiszorg moet voldoen om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen, zijn : 1° de regelgeving over de brandveiligheid;2° de regelgeving over de toegang van gehandicapten tot gebouwen toegankelijk voor het publiek;3° de regelgeving over de minimumeisen voor thermische isolatie van woongebouwen;4° de NBN-normen, uitgegeven door het Belgisch Instituut voor Normalisatie vzw en het Belgisch Elektrotechnisch Comité;5° het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming en de regelgeving betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;6° het Algemeen Reglement inzake elektrische installaties;7° de typebestekken, gebruikt door het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Leefmilieu en Infrastructuur;8° de regelgeving over de stedenbouw en ruimtelijke ordening;9° de regelgeving over de milieuvergunningen;10° de regelgeving houdende integratie van kunstwerken in gebouwen van openbare diensten en daarmee gelijkgestelde diensten en van door de overheid gesubsidieerde inrichtingen, verenigingen en instellingen die tot de Vlaamse Gemeenschap behoren. § 2. De specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen waaraan de infrastructuur met een functionele bestemming in de sector van de voorzieningen voor bejaarden en voorzieningen in de thuiszorg moet voldoen om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen zijn : 1° voor de rusthuizen : de erkenningsnormen, vervat in bijlage B, gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 17 juli 1985 tot vaststelling van de normen waaraan een serviceflatgebouw, een woningcomplex met dienstverlening, of een rusthuis moet voldoen om voor erkenning in aanmerking te komen, inzonderheid de normen die betrekking hebben op de voeding, de hygiëne en de zorgverstrekking en de normen die betrekking hebben op het gebouw en op de veiligheid;2° voor de voorzieningen in de thuiszorg : de specifieke erkenningsvoorwaarden, bedoeld in de bijlagen II tot en met V, gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 18 december 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg, inzonderheid de voorwaarden die betrekking hebben op de lokalen, het gebouw en de veiligheid. HOOFDSTUK III. - Subsidiabele oppervlakte

Art. 4.§ 1. De subsidiabele oppervlakte bedraagt maximaal : 1° voor de rusthuizen : 55 m2 per woongelegenheid;2° voor de lokale dienstencentra : de aanvaarde noodzakelijke oppervlakte voor de gemeenschappelijke voorzieningen voor dienstverlening met een maximum van 600 m2 per dienstencentrum;3° voor de regionale dienstencentra : de aanvaarde noodzakelijke oppervlakte voor de gemeenschappelijke voorzieningen voor dienstverlening met een maximum van 600 m2 per dienstencentrum;4° voor de dagverzorgingscentra : 20 m2 per verblijfseenheid;5° voor de centra voor kortverblijf : 55 m2 per verblijfseenheid. § 2. Bij uitbreiding komt enkel de nieuwgebouwde oppervlakte die tezamen met de oppervlakte van het behouden gedeelte van het bestaande gebouw, de maximale subsidiabele oppervlakte, vermeld onder § 1, niet overschrijdt voor subsidiëring in aanmerking. § 3. Van de maximale subsidiabele oppervlakte, vermeld in § 1 en § 2, kan enkel op gemotiveerd verzoek afgeweken worden bij verbouwing of uitbreiding in zoverre de erkennings- en exploitatievoorwaarden dit vereisen. § 4. Onverminderd § 1, 1°, en 5°, komen rusthuizen en centra voor kortverblijf slechts voor een investeringssubsidie in aanmerking op voorwaarde dat het maximum van 65 m2 bruto gebouwde oppervlakte per woongelegenheid of verblijfseenheid niet wordt overschreden. HOOFDSTUK IV. - Investeringssubsidie

Art. 5.§ 1. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de nieuwbouw, uitrusting en meubilering inbegrepen, is vastgesteld op : 1° voor de rusthuizen : 22 000 frank per m2;2° voor de lokale dienstencentra : 20 000 frank per m2;3° voor de regionale dienstencentra : 20 000 frank per m2;4° voor de dagverzorgingscentra : 22 000 frank per m2;5° voor de centra voor kortverblijf : 22 000 frank per m2. § 2. Bij de subsidiebelofte wordt de investeringssubsidie als volgt verdeeld : 1° ruwbouw : 35 %;2° technische uitrusting : 25 %;3° afwerking : 30 %;4° uitrusting en meubilering : 10 %. De Vlaamse minister, bevoegd voor de investeringen voor verzorgingsinstellingen, kan andere aangepaste percentages bepalen met evenwel een maximum van : 1° ruwbouw : 45 %;2° technische uitrusting : 35 %;3° afwerking : 40 %;4° uitrusting en meubilering : 20 %.

Art. 6.§ 1. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding is vastgesteld op : 1° voor de ruwbouw, de technische uitrusting en de afwerking van de rusthuizen : 20 000 frank per m2;2° voor de ruwbouw, de technische uitrusting en de afwerking van de lokale dienstencentra : 18 000 frank per m2;3° voor de ruwbouw, de technische uitrusting en de afwerking van de regionale dienstencentra : 18 000 frank per m2;4° voor de ruwbouw, de technische uitrusting en de afwerking van de dagverzorgingscentra : 20 000 frank per m2;5° voor de ruwbouw, de technische uitrusting en de afwerking van de centra voor kortverblijf : 20 000 frank per m2;6° voor de uitrusting en meubilering : 60 % van de goedgekeurde raming. Het basisbedrag, bedoeld in het eerste lid, 6°, wordt, indien nodig, verminderd op basis van de eindafrekening. De te veel ontvangen investeringssubsidie moet onmiddellijk worden terugbetaald. § 2. De totale som van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding zoals bepaald in § 1 kan niet hoger zijn dan het basisbedrag van de investeringssubsidie voor nieuwbouw zoals bepaald in artikel 5, § 1.

Art. 7.Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor verbouwing is vastgesteld op 60 % van de goedgekeurde raming. Dit basisbedrag wordt, indien nodig, verminderd op basis van de eindafrekening. De te veel ontvangen investeringssubsidie moet onmiddellijk worden terugbetaald.

Het basisbedrag van de totale investeringssubsidie voor verbouwing mag ten hoogste 75 % van het in artikel 6, § 1, 1° tot en met 5° bepaalde basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding bedragen.

Art. 8.Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor aankoop en de daar noodzakelijk bijbehorende verbouwing, uitrusting en meubilering bedraagt maximaal 75 % van het basisbedrag van de investeringssubsidie zoals bepaald in artikel 5, § 1. Voor de aankoop kan ten hoogste 60 % van de som van de door het comité van aankoop geschatte venale waarde van het gebouw en de met de aankoop verbonden en bewezen notariskosten en registratierechten of BTW, in aanmerking komen voor de investeringssubsidie.

Art. 9.In een periode van twintig jaar na de voorlopige oplevering van een investering van nieuwbouw, van uitbreiding, van aankoop met verbouwing of van verbouwing, kan geen investeringssubsidie worden verkregen voor hetzelfde project, ongeacht of de investeringssubsidie is verkregen in een andere sector van de persoonsgebonden aangelegenheden. Enkel als een verbouwing noodzakelijk wordt opgelegd door de gewijzigde regelgeving of door de opgelegde veiligheidsvoorschriften, kan binnen deze periode een investeringssubsidie voor verbouwing worden verkregen.

Art. 10.Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor meubilering en uitrusting, die afzonderlijk en in het bijzonder moeten worden aangeschaft, bedraagt 60 % van de goedgekeurde raming. Dit basisbedrag wordt, indien nodig, verminderd op basis van de eindafrekening. De te veel ontvangen investeringssubsidie moet onmiddellijk worden terugbetaald.

Art. 11.De bedragen zoals bepaald in artikel 5 en 6 worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan de bouwindex. De basisindex is die van 1 januari 1994.

Art. 12.Behalve voor de aankoop omvat de investeringssubsidie, naast het bedrag dat exclusief BTW wordt vastgesteld met toepassing van artikel 5, 6, 7, 8 of 10, een subsidie voor de BTW tegen het geldende tarief en voor de algemene onkosten tegen 7 %. De totale investeringssubsidie wordt dan als volgt berekend : basisbedrag + geldende BTW op het basisbedrag + algemene onkosten à 7 % op het basisbedrag + geldende BTW op de algemene onkosten. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 13.De volgende regelingen worden opgeheven : 1° het besluit van de Vlaamse regering van 17 juli 1985 houdende de bijzondere voorwaarden voor de subsidiëring van de investeringsverrichtingen, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 17 april 1991 en 3 mei 1995;2° het besluit van de Vlaamse regering van 6 juli 1994 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de bejaardenvoorzieningen, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 3 mei 1995.

Art. 14.De Vlaamse minister, bevoegd voor de investeringen voor verzorgingsinstellingen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 8 juni 1999.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, Mevr. W. DEMEESTER-DE MEYER

^