gepubliceerd op 09 oktober 2019
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende de vergunnings- en subsidieregeling voor kinderdagverblijven, diensten voor kinderopvang en zelfstandige onthaalouders
2 MEI 2019. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende de vergunnings- en subsidieregeling voor kinderdagverblijven, diensten voor kinderopvang en zelfstandige (mede)onthaalouders
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de artikelen 7 en 10 van het decreet van 21 februari 2019 betreffende de versteviging van de kwaliteit en de toegankelijkheid van de opvang van jonge kinderen in de Franse Gemeenschap;
Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 houdende algemene reglementering betreffende opvangvoorzieningen, zoals gewijzigd;
Gelet op het advies van de Raad van Bestuur van de Office de la Naissance et de l'Enfance, gegeven op 4 september 2018;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 18 januari 2019;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 23 januari 2019;
Gelet op de "gendertest" van 5 december 2018, uitgevoerd overeenkomstig artikel 4, tweede lid, 1°, van het decreet van 7 januari 2016 betreffende de integratie van de genderdimensie in alle beleiden van de Franse Gemeenschap;
Gelet op advies nr. 65.293/4 van de Raad van State, gegeven op 14 maart 2019, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op de beslissing van de overleginstantie en het ministerieel comité van 11 februari 2019, zoals bepaald in de artikelen 12 tot en met 16 van het kaderakkoord tot samenwerking van 27 februari 2004 tussen de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende het inter-Franstalig overleg inzake gezondheid en bijstand aan personen en betreffende de gemeenschappelijke principes die op deze laatsten van toepassing zijn;
Op de voordracht van de Minister voor het Kind;
Na beraadslaging, Besluit : TITEL I. - ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan: 1° Decreet: het decreet van 21 februari 2019 betreffende de versteviging van de kwaliteit en de toegankelijkheid van de opvang van jonge kinderen in de Franse Gemeenschap;2° Kwaliteitscode: het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 december 2003tot vaststelling van de kwaliteitsopvangcode;3° Opvangproject : het opvangproject zoals bedoeld in artikel 20 van de kwaliteitscode.4° Opvangovereenkomst: overeenkomst gesloten tussen de ouder(s) en de organiserende instantie of vertegenwoordiger ervan dat de rechten en plichten bepaalt tussen de twee partijen in het kader van de kinderopvang;5° Mobiele kinderdagverblijf: kinderdagverblijf in de zin van artikel 3, 1°, van het decreet, waarvan de plaats van opvang van dag tot dag verschilt met de verplaatsingen van het team dat voor de kinderen zorgt;6° Tandemplan: het systeem dat door het paritair comité nr.305 bij collectieve overeenkomst van 27 oktober 2010 over de harmonisatie van de schalen en de overeenstemming van de functies wordt gereguleerd; 7° Tijdskrediet: stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking ingesteld bij CAO nr.77bis, gesloten in het kader van de Nationale Arbeidsraad, zoals aangevuld door de sectorale CAO van 9 september 2002; 8° Brugpensioen : het mechanisme voor het einde van de loopbaan ingericht bij de Collectieve arbeidsovereenkomst nr.17 gesloten op de Nationale Arbeidsraad op 19 december 1974 tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, zoals aangevuld bij de Collectieve arbeidsovereenkomst van 14 februari 2005 gesloten voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten voor de periode van 1 januari 2005 tot 31 december 2007; 9° Rechthebbende : de werknemer in de opvangvoorziening gesubsidieerd door de ONE, aangeworven in het kader van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur en houder van een betrekking gesubsidieerd door de ONE, die, overeenkomstig de bepalingen vastgesteld door de Collectieve arbeidsovereenkomst van 5 december 2005 van het Tandemplan of de hierboven bepaalde maatregel voor brugpensioen geniet. TITEL II. - OPVANGVERGUNNING HOOFDSTUK I. - DE VOORWAARDEN VOOR HET VERLENEN VAN DE OPVANGVERGUNNING AFDELING 1. - DE INRICHTENDE MACHT
Art. 2.De inrichtende macht dient zich te onthouden van elke gedraging, houding of demonstratie van religieuze of filosofische aard die duidelijk in strijd is met de kwaliteitscode of het decreet van 12 december 2008 betreffende de bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie.
De inrichtende macht is op de hoogte van de regels voor de toekenning en het behoud van de door haar aangevraagde opvangvergunning en verbindt zich ertoe ervoor te zorgen dat de opvangvoorziening in overeenstemming daarmee functioneert.
Art. 3.Elke inrichtende macht moet een ondernemingsnummer hebben bij de Kruispuntbank van Ondernemingen.
Elke inrichtende macht moet toegang hebben tot internet en een e-mailadres hebben voor zichzelf enerzijds en voor haar opvangvoorziening anderzijds.
Art. 4.Alvorens een vergunning te krijgen, stelt elke inrichtende macht een financieel plan op waarin alle kosten en inkomsten met betrekking tot de exploitatie van de opvangvoorziening zijn opgenomen, met inachtneming van de normen die in het decreet en dit besluit zijn vastgesteld.
Art. 5.§ 1. Voor zelfstandige onthaalouders en zelfstandige mede-onthaalouders is elke zelfstandige onthaalouder zijn eigen inrichtende macht.
Voor elke zelfstandige mede-onthaalouder sluiten de zelfstandige onthaalouders die beslissen om samen te werken op dezelfde plaats, een overeenkomst voor onbepaalde tijd volgens een door de ONE vastgesteld model waarin minimaal sprake is van: 1° de datum waarop de overeenkomst van start gaat;2° de modaliteiten betreffende het gebruik van de lokalen en het materiaal;3° de modaliteiten betreffende de verdeling van kosten en inkomsten;4° de modaliteiten betreffende de gevolgen voor de opvang van de kinderen, met name wat betreft de continuïteit, van de periodes van onbeschikbaarheid van de ene of de andere onthaalouder, waarbij de ouders hiervan op de hoogte worden gebracht;5° de modaliteiten betreffende de beëindiging van de activiteit van een van de onthaalouders, waarvan de vooropzegperiode lang genoeg is om een alternatief te vinden voor het onthaal van de kinderen, waarbij de ouders hiervan op de hoogte worden gebracht; § 2. De inrichtende macht van een dienst voor kinderopvang of een kinderdagverblijf moet een VZW, een overheidsinstantie of een onderneming met een sociaal oogmerk zijn, met inbegrip van coöperatieve ondernemingen.
AFDELING 2. - OPVANGCAPACITEIT
Art. 6.De inrichtende macht vermeldt de gewenste opvangcapaciteit in haar vergunningaanvraag, met name in het licht van de in deze afdeling vastgestelde voorschriften.
Art. 7.Het kinderdagverblijf heeft een minimale opvangcapaciteit van 14 plaatsen.
Boven 14 plaatsen is de toegestane capaciteit veelvouden van 7.
Art. 8.De zelfstandige onthaalouder heeft een opvangcapaciteit van 4 kinderen berekend in voltijdsequivalenten en maximaal 5 kinderen die gelijktijdig aanwezig zijn.
Voort de zelfstandige mede-onthaalouders is de opvangcapaciteit 8 kinderen berekend in voltijdsequivalenten en maximaal 10 kinderen die gelijktijdig aanwezig zijn.
Art. 9.De dienst voor kinderopvang heeft een minimumcapaciteit van 36 plaatsen met een maximum van 4 voltijdsequivalenten per plaats van opvang en maximaal 5 kinderen die gelijktijdig aanwezig zijn.
Boven 36 plaatsen is de toegestane capaciteit een veelvoud van 36 plaatsen.
AFDELING 3. - OPVANGPROJECT EN OPVANGOVEREENKOMST
Art. 10.De inrichtende macht is verantwoordelijk voor het opzetten van een opvangproject in overeenstemming met de kwaliteitscode in overleg met het personeel van de opvangvoorziening.
Voor een kinderdagverblijf is het de bedoeling dat de opvang rond groepen van maximaal 14 kinderen wordt georganiseerd.
Art. 11.De inrichtende macht stelt een opvangovereenkomst op volgens het door de ONE ontwikkelde model.
De opvangovereenkomst omvat minstens volgende bepalingen: 1° de naam, het statuut en de contactgegevens van de inrichtende macht, de aard van de opvang die wordt georganiseerd en de contactgegevens van de opvangvoorziening;2° identificatie van ouders en kind;3° het uurrooster van de kinderopvang;4° de verwachte aankomst- en vertrekdatum van het kind;deze laatste datum wordt verondersteld de datum te zijn van de eerste schooldag na de derde verjaardag van het kind; 5° de modaliteiten voor het beheer van de opvangaanvragen overeenkomstig de artikelen 50 tot en met 55;6° de modaliteiten voor de preventieve medische controle van kinderen en het toezicht op de gezondheid van de gemeenschap;7° de praktische modaliteiten voor de opvang en de inwerkperiode;8° desgevallend, de bepalingen betreffende het forfaitaire voorschot;9° het bedrag, de manier van berekening en herziening van de financiële bijdrage van de ouders;10° de modaliteiten voor de herziening en beëindiging van de overeenkomst, met een opzegtermijn van maximaal 3 maanden;11° de verzekering die door de in artikel 31 bedoelde inrichtende macht wordt afgesloten;12° praktische afspraken over het werken en de organisatie.
Art. 12.De inrichtende macht voorziet in een periode waarin elk kind, vóór de inwerkingtreding van de opvangovereenkomst, geleidelijk met en zonder zijn of haar ouders wordt opgevangen om de overgang tussen de leefomgeving en de opvangvoorziening te vergemakkelijken.
De praktische en financiële details van de inwerkperiode zijn opgenomen in de opvangovereenkomst.
AFDELING 4. - PERSONEEL EN PERSONEN DIE IN REGELMATIG CONTACT KOMEN MET DE OPGEVANGEN KINDEREN
Art. 13.De inrichtende macht ziet erop toe dat het personeel dat is aangeworven voordat de vergunning is verleend en de personen die, voor zover haar bekend, regelmatig contact moeten onderhouden met de opgevangen kinderen, de bepalingen van deze afdeling naleven.
Voor zelfstandige (mede)onthaalouders en het opvangpersoneel in diensten voor kinderopvang waarvan de plaats van opvang thuis of op de verblijfplaats is, worden de leden van het gezin beschouwd als personen die geacht worden regelmatig contact te hebben met de opgevangen kinderen.
De inrichtende macht voegt bij haar verzoek om vergunning een overzichtstabel in de door ONE verstrekte vorm en de in dit hoofdstuk bedoelde documenten voor de in het eerste lid bedoelde personen en voor de persoon die zij als directeur aanwijst.
ONDERAFDELING 1. - ALGEMEEN
Art. 14.Het personeel van een dienst voor kinderopvang en een kinderdagverblijf mag geen lid zijn van de beslissingsorganen van de inrichtende macht.
Art. 15.In kinderdagverblijven en diensten voor kinderopvang zijn leidinggevend personeel, psycho-medisch-sociaal ondersteunend personeel en het personeel voor kinderopvang ofwel statutair of wel contractueel tewerk gesteld.
In kinderdagverblijven kan het personeel voor kinderopvang ook werken in een langdurige stage, in het kader van een alternerende vorming, voortdurende vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen met een maximum van één stagiair per volledige schijf van 14 plaatsen.
Art. 16.De inrichtende macht, met inbegrip van de zelfstandige (mede)onthaalouders, beschikt voor elke persoon van 18 jaar en ouder die regelmatig in contact staat met de opgevangen kinderen voor zijn indiensttreding of toestemming heeft voor het gezin in geval van thuisopvang over een uittreksel uit het strafregister, zoals bedoeld in artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering dat minder dan zes maanden oud is waarin geen enkele veroordeling of interneringsmaatregel is opgelegd wegens zedenfeiten of geweld tegen minderjarigen.
Zo nodig wordt het uittreksel uit het strafregister vervangen door een gelijkwaardig document van de bevoegde buitenlandse autoriteiten.
Art. 17.De inrichtende macht, met inbegrip van de zelfstandige (mede)onthaalouders beschikt voor elke persoon van 15 jaar of ouder die regelmatig contact heeft met de opgevangen kinderen, vóór de indiensttreding of toestemming heeft voor het gezin, in geval van thuisopvang over een medisch attest, minder dan drie maanden oud, waarin wordt verklaard dat er op het ogenblik van het onderzoek geen enkele lichamelijke of geestelijke aandoening is die een gevaar zou kunnen vormen voor de opgevangen kinderen.
Art. 18.De inrichtende macht, met inbegrip van de zelfstandige (mede)onthaalouders, beschikt over een bewijs van de immuniteit tegen rodehond voor elke vrouw tussen de 15 en 50 jaar die geacht wordt regelmatig contact te hebben met de opgevangen kinderen, voordat zij in dienst treedt of toestemming heeft voor het gezin in geval van thuisopvang.
Art. 19.De inrichtende macht van een dienst voor kinderopvang heeft voor haar loontrekkende en zelfstandige onthaalouders een bewijs dat kinderen jonger dan 4 jaar in het gezin gevaccineerd zijn in overeenstemming met de door de Franse Gemeenschap opgestelde regeling.
Een gehele of gedeeltelijke vrijstelling van die verplichting zoals bedoeld in het vorige lid kan op medische gronden door de ONE worden verleend.
ONDERAFDELING 2. - OPDRACHTEN EN BASISOPLEIDING
Art. 20.De inrichtende macht, met inbegrip van de zelfstandige (mede)onthaalouders, beschikt voor elk personeelslid zoals bedoeld in de artikelen 21, 22 en 24 over een afschrift van het diploma waaruit blijkt dat die voldoet aan de regels inzake de basisopleiding.
Art. 21.Met uitzondering van de zelfstandige (mede) onthaalouder wijst de inrichtende macht een directeur aan die tussen 21 en 67 jaar oud is en die de volgende hoofdtaken heeft: - zorgen voor het administratieve en organisatorische beheer van de opvangvoorziening; - zorgen voor team- en personeelsbeheer (werving, integratie, evaluatie, opleidingsplan, planning van het werk van het team /uurregelingen); - het ondersteunen van veranderingen in teams (praktijkgerichtheid, enz.); - zorgen voor, deelnemen aan en coördineren van de effectieve uitvoering van het opvangproject en de evaluatie en ontwikkeling ervan, met inbegrip van de sociale en gezondheidsdimensie; - een benadering van de relaties met ouders en kinderen ontwikkelen die de toegankelijkheid voor iedereen en de steun voor het ouderschap bevordert; - als interface met gezinnen, partners en lokale actoren op te treden en acties te ontwikkelen die bijdragen tot de openstelling voor de plaatselijke gemeenschap.
In een kinderdagverblijf vervult de directeur zijn of haar taken in de plaats(en) van opvang.
Art. 22.In de diensten voor kinderopvang en de kinderdagverblijven is het ondersteunend psycho-medisch-sociaal personeel tussen 21 en 67 jaar en heeft, samen met de directie als voornaamste opdrachten: - een benadering van de relaties met ouders en kinderen ontwikkelen en toepassen die de toegankelijkheid voor iedereen bevordert en het ouderschap ondersteunt; - ondersteuning van en deelname aan de uitvoering van het opvangproject en de evaluatie en ontwikkeling ervan; - bijdragen tot de bevordering van de gezondheid en de gezondheid van de gemeenschap; - deelnemen aan het administratieve, organisatorische en personeelsbeheer.
In de diensten voor kinderopvang is het psycho-medisch-sociaal ondersteunend personeel belast met het toezicht op (mede)onthaalouders in loondienst.
Art. 23.§ 1 De basisopleiding die de houders ervan in staat stelt de taak van psycho-medisch-sociale begeleiding uit te oefenen is de volgende: a) psycho-medisch-sociale diploma's in het hoger onderwijs van het korte type: 1.Bachelor in de psychologie; 2. Bachelor sociaal assistent;3. Bachelor verpleegzorg;b) a) psycho-medisch-sociale diploma's in het hoger onderwijs van het lange type : 1.Master in psychologie en pedagogie; 2. Master in sociale engineering en sociale actie;3. Master in de volksgezondheidswetenschappen. § 2. Met uitzondering van de kinderdagverblijven met 14 plaatsen, is de basisopleiding die de houders ervan in staat stelt het ambt van directeur uit te oefenen, een opleiding op hoger niveau met een psychopedagogische, gezondheids- of maatschappelijke oriëntatie.
De basisopleidingen die personen die een dergelijke opleiding volgen in staat stelt het ambt van directeur uit te oefenen in een kinderdagverblijf met 14 plaatsen, zijn uitsluitend die bedoeld in § 1.
Bovendien vereist de uitoefening van het ambt van directeur het bewijs binnen twee jaar na de indiensttreding van de functie van aanvullende opleiding die door de ONE is erkend.
Art. 24.Zelfstandige (mede)onthaalouders en het personeel van diensten voor kinderopvang en kinderdagverblijven zijn tussen 18 en de wettelijke pensioenleeftijd met een maximum van 67 jaar.
Zij vervullen de volgende hoofdtaken: - kinderen de zorg te geven die ze nodig hebben voor hun dagelijkse behoeften en hen te voorzien van verrijkende omstandigheden voor hun fysieke, psychologische, cognitieve, emotionele en sociale ontwikkeling; - de hygiëne van de ontvangstruimte te waarborgen; - bijdragen tot de realisatie van aangepaste maaltijden en de praktische organisatie van de opvangvoorziening; - het opvangproject uit te voeren en bij te dragen tot de evaluatie en ontwikkeling ervan; - zorgen voor het onthaal van gezinnen en kinderen, en voor de dagelijkse relaties met ouders in een geest van partnerschap; - potentiële stagiairs begeleiden.
Art. 25.Zelfstandige (mede)onthaalouders en het personeel van de kinderopvang en kinderdagverblijven moeten het bewijs leveren van een getuigschrift van hoger secundair onderwijs en een van de volgende basisopleidingen: - Certificaat van kwalificatie in de kinderopvang; - Certificaat van hulpkwalificatie voor kinderen; - Certificaat van diploma van leraar; - Certificaat van Kwalificatie Educatief Medewerker; - Diploma van opleiding "Ondernemer: aanbieder van kinderopvang" uitgereikt door IFAPME of de Espace Formation PME van de Cocof.
AFDELING 5. - INFRASTRUCTUUR EN UITRUSTING
Art. 26.De inrichtende macht zorgt ervoor dat haar activiteiten voldoen aan de stedenbouwkundige eisen.
De inrichtende macht moet kunnen aantonen dat zij gedurende een periode van minimaal 3 jaar recht op vestiging heeft op de plaats(en) van opvang waar zij de opvang van kinderen organiseert.
Het voorgaande lid is niet van toepassing op de bevoegdheden van de inrichtende machten van onthaalouders in thuisopvang.
Art. 27.De inrichtende macht ziet erop toe dat de infrastructuur en de uitrusting in de opvangruimte(n) van de inrichtende macht de kinderen opvangcondities bieden die hen veiligheid, gezondheid, hygiëne en ruimte bieden en bevorderlijk zijn voor hun welzijn en hun ontwikkeling, met inachtneming van de kwaliteitscode en de procedures die in de bijlage bij dit besluit zijn vastgelegd.
Art. 28.De inrichtende macht verstrekt de ONE een beschrijving en een plan van de infrastructuur om de verschillende bedrijfsruimten te identificeren die voor de activiteiten worden gebruikt: - voor de zelfstandige onthaalouder; - voor het kinderdagverblijf - voor elke plaats van opvang die al geïdentificeerd was voor diensten voor kinderopvang en mobiele kinderdagverblijven.
AFDELING 6. - BEHEER EN DEKKING VAN RISICO'S
Art. 29.De inrichtende macht voert een risicoanalyse uit van de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van het personeel en kinderen en stelt een procedure voor crisisbeheer vast. Zij zorgt ervoor dat haar personeel: - op de hoogte wordt gesteld van het resultaat van de risicoanalyse, - in staat is om de crisismanagementprocedure uit te voeren.
De inrichtende macht verstrekt de ONE een mobiel telefoonnummer om ONE in staat te stellen in geval van nood contact op te nemen.
Art. 30.De inrichtende macht moet de ONE een rapport van de bevoegde brandweer bezorgen waarin wordt bevestigd dat de voorwaarden voor brandbestrijding en -preventie voor elke plaats van opvang worden nageleefd voor er een vergunning is gegeven.
Art. 31.De inrichtende macht sluit een burgerlijke, beroeps- en lichamelijke ongevallenverzekering af die haar activiteiten dekt.
AFDELING 7. - VERHOUDING MET ONE
Art. 32.De inrichtende macht is zich bewust van de taken die de ONE en haar personeelsleden uitvoeren en verbindt zich ertoe deze te respecteren.
Art. 33.Voorafgaand aan de indiening van de aanvraag voor een opvangvergunning neemt de inrichtende macht deel aan het voorbereidingsproces, dat tot doel heeft het vergunningsdossier op te stellen, dat door de ONE wordt georganiseerd. HOOFDSTUK II. - Procedure voor het verlenen en weigeren van de opvangvergunning
Art. 34.Aan het einde van het in artikel 33 bedoelde voorbereidingsproces kan de inrichtende macht een aanvraag voor een opvangvergunning indienen volgens het door de ONE vastgestelde model.
Om volledig te worden verklaard, moet de vergunningaanvraag naar behoren worden ingevuld en ondertekend door een persoon die in staat is de inrichtende macht te binden en moeten de volgende documenten worden bijgevoegd: a) een financieel basisplan, gebaseerd op het door ONE verstrekte model, dat de financiële levensvatbaarheid van het project op redelijke wijze vaststelt.c) voor een verzoek betreffende een zelfstandige onthaalouder die met een andere onthaalouder op dezelfde plaats wenst te werken, de in artikel 5, tweede lid, bedoelde overeenkomst.d) het in artikel 10 bedoelde opvangproject.e) de in artikel 11 bedoelde opvangovereenkomst.f) de in artikel 13, derde lid, bedoelde overzichtstabel van het personeel en de personen die regelmatig met kinderen in contact komen.g) voor de persoon die is aangewezen om het beheer te voeren en de in artikel 13, eerste en tweede lid, bedoelde personen: - Het in artikel 16 bedoelde uittreksel uit het strafregister. - Het in artikel 17 bedoelde medisch attest. - Bewijs van immuniteit voor rodehond als bedoeld in artikel 18. - Een kopie van het diploma waaruit blijkt dat de in de artikelen 23 en 25 bedoelde regels inzake basisopleiding in acht zijn genomen. - Bewijs dat het vaccinatieprogramma van de Franse Gemeenschap voor de kinderen van het in artikel 19 bedoelde gezinnen in acht is genomen. h) een verklaring op eer betreffende de naleving van de stedenbouwkundige voorschriften en het recht op beroep als bedoeld in artikel 26.i) documenten om de naleving van artikel 27 te waarborgen.j) een beschrijving en een plan van de in artikel 28 bedoelde infrastructuur.k) een verklaring op eer dat aan de artikelen 29 en 31 is voldaan.l) het bij artikel 29, tweede lid, voorgeschreven mobiele telefoonnummer.m) het in artikel 30 bedoelde verslag van de brandweer.
Art. 35.Binnen 15 dagen na ontvangst van de vergunningaanvraag stuurt de ONE een bericht naar de inrichtende macht met de mededeling dat de aanvraag volledig of onvolledig is.
Indien het dossier onvolledig wordt verklaard, vermeldt de ONE in haar ontvangstbevestiging de ontbrekende documenten en/of informatie.
De aanvrager moet een volledig dossier hebben ingediend binnen een termijn van maximaal drie maanden na de datum van verzending van de kennisgeving van het onvolledige dossier.
Binnen 15 dagen na ontvangst van de laatste ontbrekende documenten of informatie stuurt de ONE de inrichtende macht een bericht dat het dossier volledig is.
Art. 36.Tegelijk met de verzending van het bericht dat het dossier volledig is, vraagt de ONE het advies bedoeld in artikel 6, § 1, van het decreet aan.
Art. 37.Voor elke aanvraag van een vergunning wordt door de bevoegde personeelsleden van ONE een verslag opgesteld volgens de in de bijlage beschreven procedures, in een gestandaardiseerd formaat en met het advies van de betrokken ambtenaren.
Voor de plaatsen van opvang voor een dienst van opvang of een mobiel kinderdagverblijf wordt door de inrichtende macht een verslag over de infrastructuur en de uitrusting ter beschikking gesteld.
In het kader van het onderzoek van de vergunningaanvraag kan de ONE aanvullende informatie of documenten opvragen, waaronder een medisch attest van een gespecialiseerde arts.
Ongeacht of aan de voorwaarden voor het verlenen van de vergunning wordt voldaan, mag het onderzoek van de vergunningaanvraag geen elementen aan het licht brengen waaruit duidelijk blijkt dat de inrichtende macht niet in staat is opvang te bieden in overeenstemming met de voorwaarden voor handhaving van de in Hoofdstuk III bedoelde vergunning.
Art. 38.§ 1. De ONE beslist binnen 60 dagen na het uitbrengen van het advies over de aanvraag voor een opvangvergunning en deelt haar beslissing mee aan de inrichtende macht en aan de bevoegde burgemeester die overeenkomstig artikel 6 van het decreet een advies heeft uitgebracht.
Aan het einde van haar analyse van de vergunningsaanvraag neemt de ONE in eerste instantie een van de volgende beslissingen: 1. de vergunning tot opvang te verlenen voor de gevraagde opvangcapaciteit;2. de vergunning tot opvang te verlenen voor een lagere capaciteit dan de gevraagde capaciteit;3. de vergunningsaanvraag voorlopig af te wijzen door de aanvrager voldoende tijd te geven om zijn aanvraag in orde te brengen;4. het verzoek om vergunning te weigeren. § 2. In elke besllissing tot voorlopige weigering wordt vermeld welke elementen met de richtlijn in overeenstemming moeten worden gebracht en binnen welke termijn.
Deze termijn kan op verzoek van de inrichtende macht worden verlengd.
Uiterlijk 30 dagen na de door de inrichtende macht aangekondigde naleving of na het verstrijken van de termijn voor naleving, onderzoekt de ONE de aanvraag opnieuw en kan zij vervolgens een beslissing nemen: 1. de vergunning te verlenen voor de gevraagde opvangcapaciteit;2. de opvangvergunning af te geven voor een lagere capaciteit dan de gevraagde capaciteit;3. de vergunning definitief te weigeren. § 3. De beslissingen van de ONE, zoals bedoeld in de voorgaande paragrafen, worden met redenen omkleed en binnen drie werkdagen na de vaststelling ervan per aangetekende brief aan de inrichtende macht meegedeeld.
Elke beslissing om een vergunning te verlenen of definitief te weigeren wordt eveneens ter kennis gebracht van de bevoegde burgemeester.
In kennisgevingen van een besllissing tot definitieve weigering of vermindering van de gevraagde capaciteit wordt de aanvrager in kennis gesteld van de mogelijkheid om beroep in te stellen bij de Raad van Bestuur en van de modaliteiten voor de invoering ervan.
Art. 39.§ Tegen elke beslissing, in eerste instantie genomen van de weigering van een vergunning of een vermindering van de gevraagde opvangcapaciteit kan beroep worden ingediend bij de Raad van Bestuur van de ONE. Op straffe van verval moet het beroep bij aangetekend schrijven worden ingesteld binnen 30 dagen na de kennisgeving van de bestreden beslissing. § 2. In zijn verzoek verwijst de aanvrager naar de bezwaren tegen de beslissing en geeft hij aan of hij al dan niet wenst te worden gehoord.
Indien de aanvrager om een hoorzitting verzoekt, wordt ook de vertegenwoordiging van het orgaan dat de beslissing heeft genomen, gehoord.
De Raad van Bestuur, of de personen onder zijn leden die hij aanwijst, horen de aanvrager.
De notulen van deze hoorzitting worden door de aanwezige personen opgesteld en ondertekend. § 3. Na afloop van zijn onderzoek van het beroep neemt de Raad van Bestuur, indien nodig na toekenning van een bijkomende termijn, één van de volgende beslissingen: 1. De in eerste instantie genomen beslissing bevestigen.2. De beslissing in eerste aanleg in kennis te stellen van de genomen beslissing door, naargelang het geval, hetzij de opvangvergunning of een andere opvangcapaciteit te verlenen dan die welke in eerste aanleg is behouden. De Raad van Bestuur motiveert zijn beslissing formeel en stelt de aanvrager binnen drie werkdagen per aangetekende brief in kennis van zijn beslissing.
Het besluit wordt ook aan de bevoegde burgemeester meegedeeld. HOOFDSTUK III. - VOORWAARDEN VOOR HET BEHOUD VAN DE VERGUNNING AFDELING 1. - INRICHTENDE MACHT
Art. 40.De inrichtende macht moet gedurende de gehele werking van haar opvangvoorziening voldoen aan de voorwaarden van Hoofdstuk 2 op grond waarvan de vergunning is verleend en aan de voorwaarden van dit hoofdstuk.
De inrichtende macht verwittigt de ONE volgens de door haar vastgestelde modaliteiten van elke wijziging die een belangrijke invloed kan hebben op de omstandigheden van de kinderopvang en van elk ernstig ongeval dat zich in de opvangvoorziening voordoet.
De inrichtende macht houdt, overeenkomstig de door de ONE vastgestelde procedures, een bijgewerkte lijst bij van de opgevangen kinderen, het opvangrooster en de contactgegevens van de ouders.
De inrichtende macht de ONE een jaarlijks activiteitenverslag volgens het model van de ONE. AFDELING 2. - OPVANGCAPACITEIT
Art. 41.§ 1. Elke wijziging in de opvangcapaciteit van een opvangvoorziening met een wijziging van de oorspronkelijke vergunning moet vooraf worden goedgekeurd door de ONE overeenkomstig de procedure zoals beschreven in Hoofdstuk II. Voor verzoeken om wijziging van de opvangcapaciteit bepaalt de ONE welke van de in artikel 34, tweede lid genoemde documenten moeten worden verstrekt. § 2. De toegestane capaciteit van een dienst voor kinderopvang wordt elke vijf jaar door de ONE getoetst aan de hand van het aantal werkelijke plaatsen of op eigen initiatief als de werkelijke plaatsen van de dienst voor kinderopvang in het voorgaande jaar met meer dan een derde zijn afgenomen.
Elke door de ONE toegestane capaciteitsvermindering moet zes maanden op voorhand aan de inrichtende macht worden meegedeeld.
Art. 42.Bij wijze van uitzondering en op een met redenen omkleed verzoek dat de inrichtende macht vóór de betrokken periode bij de ONE indient, kan de ONE onder de door haar vastgestelde voorwaarden een tijdelijke afwijking van de in de artikelen 6 tot en met 9 bedoelde capaciteitsdrempels toestaan. Deze afwijking mag geen invloed hebben op de kwaliteit van de opvang.
AFDELING 3. - OPVANGPROJECT EN OPVANGOVEREENKOMST
Art. 43.De inrichtende macht en het personeel van de opvangvoorziening voeren het opvangproject dagelijks uit met het oog op een voortdurende verbetering van de kwaliteit.
De inrichtende macht overheid en haar medewerkers zorgen ervoor dat hun opvoedings- en gedragspraktijken in overeenstemming zijn met het opvangproject, de kwaliteitscode en het internationale Verdrag inzake de rechten van het kind.
Art. 44.De inrichtende macht sluit een opvangovereenkomst met de ouder(s) voor elk aanvraag voor opvang dat zij overeenkomstig artikel 55 heeft aanvaard.
Bij de ondertekening van de opvangovereenkomst kan de inrichtende macht de ouders om een forfaitair voorschot vragen om ervoor te zorgen dat de plaats wordt gereserveerd en dat hun contractuele en financiële verplichtingen naar behoren worden nagekomen gedurende de hele periode van de opvang van hun kind.
Het forfaitaire voorschot komt overeen met maximaal het equivalent van een maand opvang, berekend op basis van het aantal gevraagde bezoeken.
Het moet worden teruggegeven indien het kind om redenen van overmacht niet kon komen of bij het einde van de opvang indien alle ouderlijke verplichtingen zijn nagekomen en dit binnen een termijn van maximaal één maand.
Art. 45.De inrichtende macht houdt de opvangovereenkomsten en opvangprojecten ondertekend door de ouders bij, en houdt ze ter beschikking van de ONE. Elke wijziging van het opvangproject of -overeenkomst moet door de ONE worden goedgekeurd voordat het wordt toegepast.
AFDELING 4. - RELATIE MET DE OUDERS ONDERAFDELING 1. - ALGEMEEN
Art. 46.De inrichtende macht en haar medewerkers beschouwen ouders individueel en collectief als actieve partners in de zorg voor hun kind in een logica van steun voor het ouderschap.
Art. 47.De inrichtende macht verzekert de continuïteit van de opvang van het kind in overeenstemming met de verplichtingen die bij of krachtens het decreet en de opvangovereenkomst zijn vastgelegd.
Art. 48.De inrichtende macht zorgt ervoor dat klachten over het functioneren van haar opvangvoorziening adequaat worden behandeld en werkt waar nodig samen met de personeelsleden van de ONE die deze klachten opvolgen.
De inrichtende macht integreert klachtenmanagement in het proces van kwaliteitsevaluatie en -verbetering.
Art. 49.De inrichtende macht zorgt ervoor dat de fiscale attesten, die door de ONE worden overgemaakt, worden ingevuld en aan de ouders worden overhandigd om hen in staat te stellen te genieten van de vermindering van de personenbelasting.
ONDERAFDELING 2. - BEHEER VAN DE AANVRAGEN VOOR OPVANG
Art. 50.De ONE zet een gecentraliseerd computersysteem op voor het beheer van de aanvragen voor kinderopvang die het zoeken naar en de toegankelijkheid van kinderopvangplaatsen, het rechtstreekse contact tussen de ouders en de kinderopvanggemeenschap en het beheer van het kinderopvangsysteem en de programmering bevorderen.
De aanvragen van de ouders voor opvang moeten via dit systeem worden ingediend, evenals de aanvaarding en weigering van de inrichtende machten.
Art. 51.§ 1. Na een ontmoeting met de vertegenwoordigers van de inrichtende macht kan/kunnen de ouder(s) de aanvraag voor opvang bevestigen.
De inrichtende macht kan geen bevestiging van een aanvraag voor opvang aanvaarden voor de derde volledige maand van de zwangerschap. § 2. De inrichtende macht doet er alles aan om zo adequaat mogelijk te reageren op elke aanvraag voor opvang van de ouders in overleg met hen. § 3. De inrichtende macht beslist, in chronologische volgorde, maandelijks en gelijktijdig over alle aanvragen voor opvang die door de ouder(s) in de voorgaande maand zijn bevestigd.
In afwijking van het voorgaande lid kan de inrichtende macht onmiddellijk instemmen met bevestigde aanvragen die betrekking hebben op de in artikel 52, eerste, tweede en derde lid, bedoelde voorrangen.
Art. 52.De inrichtende macht kan, overeenkomstig de door de ONE vastgestelde modaliteiten, voorrang geven aan bevestigde aanvragen tot opvang: 1. die betrekking hebben op specifieke opvangbehoeften in de zin van artikel 88, 5° ;2. van ouders die geconfronteerd werden met de onvoorspelbare sluiting van de opvangvoorziening waar hun kind werd opgevangen;3. die afkomstig zijn van ouders van wie er minstens één woont, werkt of opgeleid is op het grondgebied van de betreffende gemeente wanneer de inrichtende macht een lokale overheid is;4. van ouders van wie ten minste één van de ouders personeelslid is van een werkgever die deel uitmaakt van de inrichtende macht;5. van de ouders, van wie ten minste één personeelslid van een onderneming die gevestigd is in een economische activiteitszone waar de opvangvoorziening zich bevindt en die deel uitmaakt van de inrichtende macht;6. van de ouders, van wie ten minste één een vaste pendelaar is, wanneer de opvangvoorziening is gecreëerd in of in de onmiddellijke nabijheid van een mobiliteitssite en het voorwerp uitmaakt van een samenwerkingsovereenkomst met ten minste één openbaarvervoermaatschappij;7. van ouders die zich ertoe verbinden actief deel te nemen aan de opvang van kinderen in een kinderdagverblijf indien het opvangproject uitdrukkelijk in een dergelijke deelname voorziet. Er kunnen geen andere voorrangscriteria worden vastgesteld door de inrichtende macht van de opvangvoorziening.
De inrichtende macht vermeldt in de opvangovereenkomst eventuele voorrangscriteria, de wijze waarop deze moeten worden toegepast en of de minimale aanwezigheidsplicht moet worden toegepast.
Art. 53.De weigering van een bevestigde aanvraag voor opvang kan alleen worden gerechtvaardigd op de volgende gronden: 1. het eventuele gebrek aan beschikbare accommodatie na toepassing van de voorrangscriteria voor toelating;2. de weigering van de ouders om het opvangproject of de opvangovereenkomst te ondertekenen, met dien verstande dat indien het opvangproject voorziet in de organisatie van de opvang per leeftijdsgroepen, deze laatsten niet op zodanige wijze kunnen worden samengesteld dat zij de toegankelijkheid van de opvangvoorziening zo beperken dat zij het algemene beginsel van aanvaarding van de aanvragen in de chronologische volgorde waarin zij worden ingediend, ernstig ondermijnen;3. de gevraagde aanwezigheid is minder dan gemiddeld 12 maandelijkse aanwezigheidsdagen of halve dagen, behalve tijdens gerechtvaardigde of verwachte afwezigheden van het kind.
Art. 54.De inrichtende macht stelt de ouders zo spoedig mogelijk schriftelijk in kennis van haar beslissing om de aanvraag tot inschrijving overeenkomstig artikel 50, tweede lid, van deze beslissing te aanvaarden of te weigeren.
Indien de aanvraag wordt aanvaard, deelt de opvangvoorziening de ouders mee binnen welke termijn de opvangovereenkomst moet worden gesloten en het opvangproject moet worden goedgekeurd.
AFDELING 5. - PERSONEEL EN PERSONEN DIE REGELMATIG IN CONTACT KOMEN MET DE OPGEVANGEN KINDEREN ONDERAFDELING 1. - ALGEMEEN
Art. 55.De inrichtende macht houdt een overzichtstabel bij van het personeel en de personen die regelmatig in contact komen met kinderen in zorginstellingen volgens het model van ONE. De inrichtende macht zal de ONE elk jaar in de maand januari haar bijgewerkte samenvattende tabel of op enig ander moment op verzoek van de ONE aan de ONE toesturen.
Art. 56.De inrichtende macht, met inbegrip van de zelfstandige onthaalouders, houdt een permanent dossier bij voor elk personeelslid en voor elke persoon die regelmatig contact heeft met de kinderen die in de zin van artikel 13 worden opgevangen.
Dit dossier bevat ten minste: - Het in het eerste artikel 16 bedoelde uittreksel uit het strafregister, dat om de vijf jaar wordt verlengd. - Het in het oorspronkelijke artikel 17 bedoelde medisch attest, dat jaarlijks wordt verlengd. - Bewijs van immuniteit voor rodehond als bedoeld in artikel 18. - Een kopie van het diploma waaruit blijkt dat de in de artikelen 23 en 25 bedoelde regels inzake basisopleiding in acht zijn genomen. - Bewijs dat het vaccinatieprogramma van de Franse Gemeenschap voor kinderen van het in artikel 19 bedoelde gezin wordt nageleefd.
ONDERAFDELING 2. - MINIMUMNORMEN VOOR HET PERSONEEL IN DE OPVANGVOORZIZNINGEN
Art. 57.Voor een dienst voor kinderopvang gelden de volgende minimumnormen: 1. Een voltijds directeur vanaf 72 plaatsen, deeltijds als er minder plaatsen zijn.2. Het psycho-medisch-sociaal ondersteuningspersoneel a rato van 0,5 VTE voor 36 plaatsen, verhoogd met 0,5 VTE voor elke volgende schijf van 36 plaatsen.3. Een onthaalouder in loondienst die 4 kinderen berekend in voltijdsequivalenten kan opvangen en een maximum van 5 kinderen die tegelijkertijd aanwezig zijn.
Art. 58.In kinderdagverblijven gelden de volgende minimumnormen: 1. Een voltijds directeur vanaf 70 plaatsen, deeltijds als er minder plaatsen zijn.2. Eén onthaalouder per 7 kinderen tegelijkertijd aanwezig.
Art. 59.De tijd die aan het bestuur en de psycho-medisch-sociale begeleiding wordt besteed, kan niet structureel aan kinderopvang worden besteed.
ONDERAFDELING 3. - OPLEIDING
Art. 60.De inrichtende macht ziet erop toe dat het leidinggevend personeel, het psycho-medisch-sociaal personeel en het opvangpersoneel hun basisopleiding aantonen zoals bedoeld in artikelen 23 en 25 vooraleer ze in dienst treden.
Art. 61.In overleg met het personeel van de opvangvoorziening stelt de inrichtende macht een plan voor voortgezette opleiding op met betrekking tot het opvangproject en voor de duur van het project.
Het voortgezette opleidingsplan wordt met name ten uitvoer gelegd door de deelname van het personeel aan modules die deel uitmaken van een vijfjaarlijks door de Regering op voorstel van de ONE goedgekeurd voortgezette opleidingsprogramma.
Zelfstandige (mede)onthaalouders en het personeel van andere opvangvoorzieningen nemen in het kader van het in het vorige lid bedoelde opleidingsplan deel aan een voortgezette opleiding gedurende gemiddeld ten minste twee dagen per jaar gedurende de looptijd van het plan.
AFDELING 6. - INFRASTRUCTUUR EN UITRUSTING
Art. 62.De inrichtende macht beschikt over de documenten waaruit blijkt dat zij het recht op vestiging heeft op de plaats of -plaatsen van opvang waar zij de opvang voor een aanvankelijke periode van ten minste drie jaar organiseert en dat zij dit recht overeenkomstig artikel 26 kan verlengen.
Art. 63.De inrichtende macht voert regelmatig een zelfbeoordeling uit van de conformiteit van haar infrastructuur en uitrusting, ten minste in het eerste jaar van haar werking en om de vijf jaar.
Art. 64.De opening van een nieuwe opvangvoorziening of zelfs een tijdelijke verhuizing van een opvangvoorziening moet vooraf worden goedgekeurd door de ONE, overeenkomstig de modaliteiten van artikel 38.
De ONE neemt haar beslissing binnen 60 dagen na de indiening van de volledige aanvraag. Er is voorzien in een administratief beroep overeenkomstig de in artikel 39 bedoelde modaliteiten.
Voor deze aanvragen bepaalt de ONE welke van de in Hoofdstuk II genoemde documenten moeten worden verstrekt.
AFDELING 7. - BEHEER EN DEKKING VAN RISICO'S
Art. 65.De inrichtende macht herziet regelmatig de in artikel 29 bedoelde procedure voor risicoanalyse en crisisbeheer en omvat met name de resultaten van de in artikel 63 bedoelde zelfbeoordeling van de infrastructuur en de uitrusting.
Het zorgt ervoor dat de crisisbeheersingsprocedure, de risicoanalyse en de daaruit voortvloeiende preventieve maatregelen aan het personeel bekend worden gemaakt, zodat ze goed kunnen worden uitgevoerd.
Art. 66.De inrichtende macht zorgt voor de vijfjaarlijkse hernieuwing van het verslag van de brandweer als bedoeld in artikel 30 voor elke ontvangstruimte en stuurt het zo spoedig mogelijk door naar ONE.
Art. 67.De inrichtende macht zorgt voor de permanente instandhouding van de in artikel 31 bedoelde verzekeringspolissen.
AFDELING 8. - GEZONDHEID
Art. 68.De inrichtende macht waakt erover dat de opvangvoorziening zorgt voor preventief medisch toezicht en de gezondheid van de hele groep.
De zelfstandige (mede)onthaalouders, diensten voor kinderopvang en kinderdagverblijven met 14 plaatsen leggen daartoe een functionele link met de bevoegde diensten van de ONE.
Art. 69.De inrichtende macht zorgt ervoor dat de opgevangen kinderen worden gevaccineerd in overeenstemming met de door de Franse Gemeenschap opgestelde regeling, De ONE kan op medische gronden gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen van de in vorig lid genoemde verplichting.
De vaccinaties worden uitgevoerd door de arts van de opvangvoorziening, door de arts van de consultatie of door een arts naar keuze van de ouders. In de laatste twee gevallen leveren de ouders het bewijs van de vaccinaties.
Art. 70.In het kader van preventief medisch toezicht is het logboek van het kind het referentiedocument dat gebruikt wordt als link tussen de verschillende medewerkers en de ouders. Daartoe controleert de inrichtende macht bij de ouders of zij het bij de spullen voegen die het kind bij zich heeft in de opvangvoorziening.
Art. 71.Wanneer een kind aan een opvangvoorziening wordt toevertrouwd, verstrekken de ouders een medisch attest van binnenkomst met vermelding van: 1° het feit dat zijn gezondheidstoestand hem in staat stelt een groep kinderen te bezoeken;2° de mogelijke gevolgen van zijn gezondheidstoestand voor de groep;3° de reeds uitgevoerde vaccinaties.
Art. 72.De inrichtende macht zorgt ervoor dat de opvangvoorziening alleen een ziek kind ontvangt volgens de door de ONE vastgestelde procedures en op voorwaarde dat een medisch attest bevestigt dat de toestand van het kind op het moment van het onderzoek niet belet dat het kind naar de opvangvoorziening gaat.
Wanneer het kind bepaalde door de ONE vastgestelde ziekten heeft, is de opschorting van de opvang voor een door ONE vastgestelde periode automatisch verplicht.
Met uitzondering van paracetamol mag er in een opvangvoorziening geen medicatie zonder medisch attest aan het kind worden toegediend.
Art. 73.De opvang van kinderen met een handicap wordt verleend volgens de voorwaarden die door de ONE worden gesteld met het oog op opname in de opvangvoorziening in overeenstemming met de kwaliteitscode voor zorg.
AFDELING 9. - RELATIE MET ONE
Art. 74.De inrichtende macht werkt samen met de personeelsleden van de ONE in een partnerschapsbenadering die gericht is op het bieden van kwaliteitsvolle opvang voor kinderen en ouders.
Art. 75.§ 1. De inrichtende macht of de leden voor wie zij verantwoordelijk is, mogen zich niet gedragen op een wijze die de begeleiding, de evaluatie en de opvolging van de ONE, zoals bepaald in de artikelen 9 en 10 van het decreet, belemmert.
De verslagen van de personeelsleden van de ONE worden, behalve in uitzonderlijke omstandigheden, doorgestuurd naar de inrichtende macht en de directeur van de opvangvoorziening. § 2. De ONE voert een algemene evaluatie uit van de werking van de opvangvoorziening, minstens op het einde van het eerste jaar en vervolgens om de 5 jaar, met een tussentijdse evaluatie tussen het 2de en 3de jaar.
De algemene beoordelingen hebben betrekking op de uitvoering van alle vergunningsvoorwaarden en in het bijzonder de uitvoering van het opvangproject en de toegankelijkheid ervan.
De algemene balansen hebben tot doel een continu proces van kwaliteitsontwikkeling van de opvang te ondersteunen en zijn gebaseerd op het werk van de teams in de opvangvoorzieningen, zelfevaluatie-instrumenten, ondersteuning en externe evaluatie door de ONE. De inrichtende macht zorgt ervoor dat de algemene rapportages worden gecommuniceerd naar de medewerkers van de opvangvoorziening om de dynamiek van kwaliteitsverbetering te bevorderen. HOOFDSTUK IV. - EINDE VAN DE VERGUNNING AFDELING 1. - VRIJWILLIGE STOPZETTING
Art. 76.Wanneer de inrichtende macht de opvang in een plaats van opvang onder een bevoegde opvangvoorziening tijdelijk of definitief wenst stop te zetten, dient zij dit vooraf aan de ONE te melden.
De tijdelijke stopzetting mag, zonder toestemming van de ONE, niet langer duren dan een jaar.
Behoudens overmacht wordt in de in het eerste lid bedoelde informatie de datum vermeld waarop de beëindiging van de activiteit van kracht wordt en, in voorkomend geval, de verwachte duur ervan. Het wordt drie maanden voor de voorgenomen beëindiging van de overeenkomst verstrekt en bevat de contactgegevens van de contactpersoon of -personen om de opvolging van de verplichtingen na de beëindiging te waarborgen, met name wat betreft: - de eventuele terugbetaling van de in artikel 44, tweede lid, bedoelde forfaitaire voorschotten. - de afgifte van de in artikel 49 bedoelde fiscale attesten.
Ten aanzien van de ouders blijft de inrichtende macht gebonden aan de opzeggingstermijnen voorzien in de met de ouders gesloten opvangovereenkomsten.
Art. 77.De tijdelijke stopzetting van de activiteiten leidt automatisch tot schorsing van de vergunning en een verbod op opvang voor de overeenkomstige periode.
De ONE informeert de inrichtende macht en de burgemeester van de betrokken gemeente.
Wanneer de opvang gedurende een ononderbroken periode van meer dan een jaar wordt geschorst, wordt de vergunning automatisch ingetrokken.
Art. 78.De definitieve stopzetting van de activiteit leidt automatisch tot de intrekking van de vergunning en het verbod op opvang.
De ONE zal de eerste inrichtende macht en de burgemeester van de betrokken gemeente inlichten.
AFDELING 2. - OPSCHORTING EN INTREKKING VAN DE VERGUNNING DOOR DE ONE
Art. 79.Indien de inrichtende macht niet of niet meer voldoet aan een of meer van de voorwaarden voor het verlenen of behouden van de vergunning, eisen de ambtenaren van de ONE dat de opvangvoorziening zich in regel stelt op basis van een verslag waarin wordt vermeld welke elementen moeten worden hersteld en binnen welke termijn dit moet gebeuren.
Art. 80.In geval van ernstige niet-naleving van de voorwaarden voor het verlenen of handhaven van de vergunning of in geval van gebrek aan medewerking van de inrichtende macht om de niet-naleving te verhelpen, sturen de bevoegde ambtenaren van de ONE een aanmaning om binnen een bepaalde termijn aan deze voorwaarden te voldoen.
In de in het vorige lid bedoelde omstandigheden verstrekt de inrichtende macht op eerste verzoek een lijst en contactgegevens van de ouders van de opgenomen en op te nemen kinderen aan de ambtenaren van de ONE. Het besluitvormingsorgaan van de ONE voor het verlenen en handhaven van de vergunning wordt onverwijld in kennis gesteld van alle in de artikelen 79 en 80 bedoelde situaties.
Dit besluitvormingsorgaan kan de zaak behandelen en alle passende maatregelen nemen in termen van termijnen voor de naleving, ingebrekestelling of, in uitzonderlijke omstandigheden, elke andere beschikking als bedoeld in de artikelen 82 en 85.
Art. 81.De ambtenaren van de ONE leggen de volgende situaties, indien van toepassing, na overleg met de ouders voor aan het besluitvormingsorgaan voor een beslissing over het al dan niet handhaven van de vergunning: 1° wanneer de inrichtende macht haar opvangvoorziening niet in overeenstemming heeft gebracht binnen de termijn die is vastgesteld na de in artikel 80 bedoelde ingebrekestelling;2° wanneer de inrichtende macht zich in een situatie van herhaalde inbreuken bevindt waarvan eerder kennisgeving is gedaan;3° in situaties waarin de fysieke of mentale veiligheid van de kinderen in gevaar wordt gebracht door de infrastructuur van de plaats van opvang, het al of niet handelen van de inrichtende macht of van haar personeel.
Art. 82.§ 1. In de in artikel 81 bedoelde situaties kan het besluitvormingsorgaan een beslissing nemen: - dat de gebreken niet zijn vastgesteld; - om een nalevingsperiode toe te staan; - een tijdelijke of definitieve intrekking van de vergunning met onmiddellijke ingang; - schorsing met onmiddellijke ingang indien zij van oordeel is dat aan de voorwaarden van artikel 84 is voldaan.
Voorafgaand aan zijn besluit nodigt het besluitvormingsorgaan van de ONE de inrichtende macht of haar vertegenwoordiger uit om te worden gehoord binnen een termijn die hem in staat stelt zijn hoorzitting voor te bereiden.
Het besluitvormingsorgaan of de personen die het uit zijn midden aanwijst, leiden de hoorzitting.
De notulen van deze hoorzitting worden door de aanwezige personen opgesteld en ondertekend. § 2. Wanneer de vergunning tijdelijk wordt ingetrokken, worden in de beslissing de duur en de elementen vermeld die in de tussentijd door de inrichtende macht moeten worden verholpen.
Aan het einde van de periode onderzoekt de ONE de zaak en, op basis van het bewijsmateriaal waarover zij beschikt, beëindigt zij de tijdelijke intrekking of beslissing zij tot definitieve intrekking. § 3. De beslissing tot tijdelijke of definitieve intrekking moet formeel worden gemotiveerd en binnen 3 werkdagen per aangetekende brief aan de inrichtende macht worden meegedeeld.
De burgemeester van de betrokken gemeente wordt binnen dezelfde termijn op de hoogte gesteld.
Art. 83.§ 1. Een niet-opschortend beroep kan worden ingesteld bij de Raad van Bestuur van de ONE tegen de beslissing om de vergunning tijdelijk of definitief in te trekken.
Het beroep moet worden gemotiveerd en binnen 30 dagen na de kennisgeving van de schorsing per aangetekende brief worden ingediend.
Zij geeft aan of de aanvrager wenst te worden gehoord. § 2. Indien de aanvrager om een hoorzitting verzoekt, wordt ook de vertegenwoordiging van het orgaan waarvan de beslissing is genomen, gehoord.
De Raad van Bestuur, of de personen die hij uit haar midden aanwijst, horen de aanvrager.
De notulen van deze hoorzitting worden door de aanwezige personen opgesteld en ondertekend. § 3. Na afloop van het onderzoek van het beroep neemt de Raad van Bestuur, indien nodig na toekenning van een bijkomende termijn, één van de volgende beslissingen: 1. het bevestigen van de beslissing in eerste instantie om de vergunning tijdelijk of definitief in te trekken;2. de in eerste aanleg genomen beslissing weer te leggen en, indien nodig, een extra termijn toe te staan voor de naleving ervan;3. een beslissing tot definitieve intrekking vervangen door een beslissing tot tijdelijke intrekking;4. een beslissing tot tijdelijke intrekking te vervangen door een beslissing tot definitieve intrekking. De Raad van Bestuur motiveert zijn beslissing formeel en stelt de aanvrager binnen drie werkdagen per aangetekende brief in kennis van zijn beslissing.
De beslissing wordt ook aan de bevoegde burgemeester meegedeeld.
Art. 84.§ 1. In het geval van een bepaalde noodsituatie die het gevolg is van het gedrag van de inrichtende macht of haar personeel of personen die in contact komen met kinderen in de plaats van opvang en die ernstige en redelijkerwijs gefundeerde risico's voor de veiligheid en/of gezondheid van kinderen met zich meebrengt, of in het geval van de informatie of het gerechtelijk onderzoek van een zaak waarbij sprake is van misbruik of verwaarlozing van de inrichtende macht, haar personeel of enige andere persoon die in contact staat met kinderen, kan de ONE de vergunning met onmiddellijke ingang opschorten.
Deze schorsing loopt tot de opgevangen kinderen veilig zijn of tot het einde van de strafprocedure.
De ONE informeert de ouders en de burgemeester van de gemeente waar de plaats van opvang zich bevindt. § 2. Tijdens de opschorting van de vergunning bedoeld in het eerste lid, betaalt de ONE, op haar verzoek, aan de inrichtende macht een compensatiebedrag dat berekend wordt op basis van een vast bedrag per opgevangen kind op het ogenblik van de opschorting in overeenstemming met de aanwezigheid voorzien in de opvangovereenkomst en het dagelijkse bedrag van de financiële bijdrage die op basis van de opvangovereenkomst van de ouder wordt gevraagd.
De inrichtende macht is gehouden het volledige bedrag van de ontvangen schadevergoeding terug te betalen indien de feiten die tot de opschorting van de vergunning hebben geleid, worden vastgesteld.
Art. 85.Een niet-opschortend beroep kan worden ingesteld bij de Raad van Bestuur van de ONE tegen de beslissing om de in artikel 84 bedoelde machtiging te schorsen.
Het beroep moet worden gemotiveerd en binnen 5 dagen na de kennisgeving van de schorsing per aangetekende brief worden ingediend.
Binnen 30 dagen na de indiening van het beroep hoort de Raad van Bestuur, of de personen die uit zijn midden zijn aangewezen, de inrichtende macht en/of zijn vertegenwoordiger en een vertegenwoordiger van het besluitsorgaan dat de beslissing tot schorsing is genomen.
Na de hoorzitting bevestigt of herroept de Raad van Bestuur het schorsingsbesluit bij een met redenen omkleed beslissing dat zo spoedig mogelijk aan de inrichtende macht wordt meegedeeld.
De burgemeester van de betrokken gemeente wordt in kennis gesteld van de beslissing van de Raad van Bestuur.
Art. 86.§ 1. ONE kan een administratieve boete opleggen, zoals bepaald in artikel 10 van het decreet, overeenkomstig de door de Regering vastgesteld barema; - indien de inrichtende macht of haar personeel niet aan de vergunningssvoorwaarden heeft voldaan, zonder dat dit aanleiding heeft gegeven tot een beslissing tot schorsing of intrekking van de vergunning; - wanneer de inrichtende macht of haar personeel het toezicht van de ONE belemmert overeenkomstig de modaliteiten van artikel 15 van het decreet; - wanneer de inrichtende macht het forfaitaire voorschot niet aan de ouders terugstuurt, ook niet wanneer de opvangvoorziening zijn activiteiten heeft gestaakt of opgeschort; - wanneer de inrichtende macht het fiscaal attest niet binnen de voorgeschreven termijn aan de ouders afgeeft, ook indien de opvangvoorziening zijn activiteiten heeft gestaakt of opgeschort. § 2. De administratieve boete kan worden opgelegd binnen 6 maanden na het verslag van de bevindingen van de ambtenaren van de ONE en op voorwaarde dat de inrichtende macht is gehoord over de vermeende inbreuk en het bedrag van de boete.
Indien een administratieve boete wordt opgelegd, worden in de beschikking de reden voor de boete, het bedrag, de wijze van betaling en de termijnen vermeld. § 3. Een opschortend administratief beroep kan worden ingesteld bij de Raad van Bestuur. Dit beroep moet per aangetekende brief en binnen een termijn van maximaal 30 dagen na de kennisgeving van de beslissing worden ingesteld en moet de argumenten bevatten die het indienen van het beroep rechtvaardigen.
De Raad van Bestuur beslist over het ingediende beroep. De Raad van Bestuur kan het bedrag van de boete beperken, de betalingsvoorwaarden wijzigen, de beslissing over de boete bevestigen of herroepen.
De beslissing van de Raad van Bestuur wordt gemotiveerd en bij aangetekende brief ter kennis gebracht van de inrichtende macht. § 4. Het bedrag van de administratieve boetes wordt door de ONE bepaald op basis van het budget dat nodig is voor de betaling van de in artikel 84, § 2, bedoelde compenserende bedragen.
TITEL III. - SUBSIDIES HOOFDSTUK I. - Toekenning van het recht op subsidie AFDELING 1. - RECHT OP SUBSIDIE VOOR EEN KINDERDAGVERBLIJF
Art. 87.Het recht op een basissubsidie voor een kinderdagverblijf wordt toegekend aan de inrichtende macht van het kinderdagverblijf onder de volgende voorwaarden: 1° de inrichtende macht moet door de ONE voor het betrokken kinderdagverblijf zijn goedgekeurd en voldoen aan de voorwaarden voor het behoud van de in Hoofdstuk III van Titel II van dit besluit bedoelde vergunning;2° de inrichtende macht moet de subsidie aanvragen door te reageren op een oproep tot het indienen van projecten en moet in het kader van de programmering worden geselecteerd op basis van de in het beheerscontract vastgestelde criteria en binnen de grenzen van de desbetreffende begrotingskredieten;3° het kinderdagverblijf moet voorzien in ten minste 10 uur kinderopvang per dag, te plannen tussen 6 en 19 uur, van maandag tot en met vrijdag en ten minste 220 dagen per jaar.
Art. 88.Het recht op de subsidie voor de toegankelijkheid van het kinderdagverblijf wordt toegekend aan de inrichtende macht van het kinderdagverblijf onder de volgende voorwaarden: 1° de naleving van de voorwaarden van de artikelen 87, 1° en 2° ; 2° het kinderdagverblijf moet ten minste 11 uur en 30 minuten per dag beschikbaar zijn, te plannen tussen 6.00 en 19.00 uur, van maandag tot en met vrijdag en ten minste 220 dagen per jaar; 3° financiële bijdrage van de ouders toe te passen in overeenstemming met de regels van Titel IV;4° tenzij anders toegestaan door de ONE, openstaan voor de zorg voor kinderen met een handicap op basis van de opnamecapaciteit van de opvangvoorziening.5° overeenkomstig de door de ONE vastgestelde modaliteiten voorrang te geven aan de registratie van 20 tot 50% van haar toegestane capaciteit om aan specifieke behoeften te voldoen: a.Opvang, rekening houdend met broers en zussen. b. Opvang van kinderen in het kader van een adoptieproces.c. Opvang van kinderen met een handicap.d. Noodopvang als onderdeel van een preventieve of kinderbeschermingsmaatregel.e. Opvang voor kinderen waarvan de ouders sociaal-economisch kwetsbaar zijn, met name door omstandigheden die verband houden met inzetbaarheid van de ouders.f. Opvang van kinderen van wie de ouders een opvang nodig hebben die een betere toegang per uur biedt in de zin van artikel 89, § 1, 4°.g. Andere specifieke behoeften die verband houden met de sociaal-economische situatie van het kind met de voorafgaande toestemming van de ONE;6° om bij wijze van uitzondering meer dan de toegestane capaciteit op te vangen en op verzoek van de ONE maximaal één extra kind voor een capaciteit van maximaal 35 plaatsen en maximaal twee kinderen daarboven.
Art. 89.§ 1. Het recht op subsidie voor een betere sociale toegankelijkheid of per uur van het kinderdagverblijf wordt toegekend aan de inrichtende macht van het kinderdagverblijf onder de volgende voorwaarden: 1° de naleving van de voorwaarden bedoeld in artikel 88, 1° tot 4° ;2° de indiening van een project, overeenkomstig de door de ONE vastgestelde procedures;3° voor een betere sociale toegankelijkheid: overeenkomstig de door de ONE vastgestelde modaliteiten, voorrang geven aan de registratie voor 60 tot 80% van de toegestane capaciteit om te voldoen aan specifieke behoeften in de zin van artikel 88, 5° ;4° voor een betere toegankelijkheid per uur: overeenkomstig de door de ONE vastgestelde modaliteiten, een minimumbeschikbaarheid van 15 uur per week aanbieden die verder gaat dan het in artikel 88, 2°, vereiste minimum in de volgende periodes: - In de ochtend voor 7 uur. - In de namiddag na 18 uur. - In het weekend. § 2. Het recht op subsidies voor een betere toegankelijkheid om sociale en tijdsredenen kunnen worden gecumuleerd.
Het recht op de verhoogde toegankelijkheidssubsidie wordt toegekend voor een periode van vijf jaar, hernieuwbaar na evaluatie volgens de procedures die door de ONE zijn vastgesteld.
Art. 90.§ 1. Voor de subsidies bedoeld in de artikelen 87 en 88 verleent de ONE recht op een subsidie aan de inrichtende macht die vanaf de opening van het kinderdagverblijf of extra plaatsen in geval van capaciteitsuitbreiding aan de voorwaarden voldoet.
In afwijking van het eerste lid kan bij de opening van een nieuw kinderdagverblijf het recht op subsidie 15 dagen voor de datum van opening van het kinderdagverblijf worden geopend, op voorwaarde dat de inrichtende macht op die datum al een vergunning heeft en het minimaal vereiste aantal personeelsleden is aangeworven. § 2 Voor de subsidies bedoeld in artikel 89 kent de ONE het recht op de subsidie toe aan de inrichtende macht zodra een betere sociale toegankelijkheid of per uur wordt ingevoerd en ten vroegste vanaf de eerste werkdag van het kwartaal volgend op die waarin het project voor de programmering is weerhouden.
AFDELING 2. - RECHT OP SUBSIDIE VOOR EEN DIENST VOOR KINDEROPVANG
Art. 91.Het recht op de basissubsidie van een dienst voor kinderopvang wordt aan de inrichtende macht ervan verleend onder de volgende voorwaarden: 1° de inrichtende macht moet door de ONE voor de betreffende dienst voor kinderopvang zijn goedgekeurd en voldoen aan de voorwaarden voor het behoud van de vergunning als bedoeld in Hoofdstuk III van Titel II van dit besluit;2° de inrichtende macht moet de subsidie aanvragen door te reageren op een oproep tot het indienen van projecten en moet in het kader van de programmering worden geselecteerd op basis van de in het beheerscontract vastgestelde criteria en binnen de grenzen van de desbetreffende begrotingskredieten;3° Onverminderd de toepassing van het arbeidsrecht moeten de diensten voor kinderopvang gedurende ten minste 10 uur per dag, vast te stellen tussen 6 en 1900 uur, van maandag tot en met vrijdag en ten minste 220 dagen per jaar, kinderopvang aanbieden;4° de van de dienst afhankelijke opvangfaciliteiten voorzien van basistoestellen voor kinderopvang volgens een door de ONE opgestelde lijst en ervoor zorgen dat deze in goede staat worden gehouden en, indien nodig, worden vervangen.
Art. 92.Het recht op een toegankelijkheidssubsidie voor een dienst voor kinderopvang wordt verleend aan de inrichtende macht ervan onder de volgende voorwaarden: 1° de naleving van de in artikel 91 bedoelde voorwaarden;2° financiële participatie van de ouders toe te passen overeenkomstig de regels die zijn vastgesteld in Hoofdstuk II van Titel IV;3° tenzij anders toegestaan door de ONE, openstaan voor de zorg voor kinderen met een handicap op basis van de capaciteit van de opvangvoorziening om voor het kind te zorgen.4° overeenkomstig de door ONE vastgestelde modaliteiten voorrang te geven aan de inschrijving voor 20 tot 50% van de capaciteit van de dienst om te voldoen aan specifieke behoeften in de zin van artikel 88, 5°.
Art. 93.Het recht op de verhoogde sociale toegankelijkheidssubsidie van een dienst voor kinderopvang wordt aan de inrichtende macht ervan toegekend onder de volgende voorwaarden: 1° de naleving van de in artikel 91, 1° tot en met 4°, bedoelde voorwaarden;2° overeenkomstig de door de ONE vastgestelde modaliteiten voorrang te geven aan de inschrijving voor 60 tot 80% van de capaciteit van een deel van de plaatsen van opvang van de dienst, met een minimum van 36 plaatsen om te voorzien in de specifieke behoeften in de zin van artikel 88, 5°.
Art. 94.Voor een nieuwe dienst voor kinderopvang verleent de ONE aan de inrichtende macht het recht op een subsidie voor leidinggevend personeel en psycho-medisch-sociaal personeel, op basis van de ontvangstbevestiging van het eerste dossier van een personeelslid van de kinderopvang.
Voor een bestaand opvangvoorziening gaat het recht op subsidie van de inrichtende macht voor een nieuwe plaats van opvang in op de eerste dag van de derde maand na de datum van de bevestiging van de ontvangst van het aanvraagdossier van het personeelslid of -leden van de kinderopvang de betrokken plaats van opvang is toegewezen.
AFDELING 3. - RECHT OP SUBSIDIE VOOR EEN ZELFSTANDIGE ONTHAALOUDER
Art. 95.Het recht op subsidie wordt onder de volgende voorwaarden toegekend aan een zelfstandige onthaalouder: 1. Door de ONE vergund zijn en voldoen aan de voorwaarden voor het behoud van de in Hoofdstuk III van Titel II van dit besluit bedoelde vergunning.2. De subsidieaanvraag wordt ingediend op basis van een oproep tot het indienen van projecten en wordt voor de programmering geselecteerd op basis van de in het beheerscontract vastgestelde criteria en binnen de grenzen van de desbetreffende begrotingskredieten.3. Een opvang aanbieden van minstens 10 uur per dag, 5 dagen per week en minimaal 220 dagen per jaar.
Art. 96.Het recht op de subsidie wordt door de ONE toegekend vanaf de opening van de opvangvoorziening en ten vroegste vanaf de eerste werkdag van het kwartaal volgend op het kwartaal waarin het project voor programmering is weerhouden. HOOFDSTUK II. - AARD VAN DE SUBSIDIES AFDELING 1. - SUBSIDIES VOOR EEN KINDERDAGVERBLIJF
Art. 97.§ 1. De personeelssubsidie voor een kinderdagverblijf waarvan de inrichtende macht recht heeft op de basissubsidie heeft betrekking op de financiering van het leidinggevend personeel tot de minimumnormen voorzien in artikel 58, 1°. § 2. In het kader van de basissubsidie ontvangen kinderdagverblijven met een minimumcapaciteit van 21 plaatsen ook een subsidie voor preventief medisch toezicht op kinderen en gezondheidsmonitoring in de gemeenschap.
De inrichtende macht van de kinderdagverblijf sluit een overeenkomst met de arts die belast is met de in het vorige lid bedoelde diensten volgens het door de ONE vastgestelde model.
Art. 98.De subsidie voor een kinderdagverblijf waarvan de inrichtende macht recht heeft op de toegankelijkheidssubsidie omvat, naast de basissubsidie als bedoeld in artikel 97, ook de financiering van het psycho-medisch-sociaal personeel en kinderopvangpersoneel.
De personeelssubsidie wordt naar gelang van de toegestane capaciteit als volgt verdeeld: 1° Kinderdagverblijf van 14 plaatsen: - 0,5 VTE voor de directie. - 3 VTE's voor het personeel voor kinderopvang; 2° Kinderdagverblijf van 21 plaatsen: - 0,5 VTE voor de directie. - 0,5 VTE voor het psycho-medisch-sociaal personeel. - 4,5 VTE's voor het personeel voor kinderopvang; 3° Kinderdagverblijf van 28 plaatsen: - 0,5 VTE voor de directie. - 0,5 VTE voor het psycho-medisch-sociaal personeel. - 6 VTE's voor het personeel voor kinderopvang; 3° Kinderdagverblijf van 35 plaatsen: - 0,5 VTE voor de directie. - 0,5 VTE voor het psycho-medisch-sociaal personeel. - 7,5 VTE's voor het personeel voor kinderopvang; 4° Kinderdagverblijf van 42 plaatsen: - 0,5 VTE voor de directie. - 1 VTE voor het psycho-medisch-sociaal personeel. - 9 VTE's voor het personeel voor kinderopvang; 5° Kinderdagverblijf van 49 plaatsen: - 0,5 VTE voor de directie. - 1 VTE voor het psycho-medisch-sociaal personeel. - 10,5 VTE's voor het personeel voor kinderopvang; 6° Kinderdagverblijf van 56 plaatsen: - 0,5 VTE voor de directie. - 1,5 VTE voor het psycho-medisch-sociaal personeel. - 12 VTE's voor het personeel voor kinderopvang; 7° Kinderdagverblijf van 63 plaatsen: - 0,5 VTE voor de directie. - 1,5 VTE voor het psycho-medisch-sociaal personeel. - 13,5 VTE's voor het personeel voor kinderopvang; 8° Kinderdagverblijf van 70 plaatsen: - 1 VTE voor de directie. - 2 VTE's voor het psycho-medisch-sociaal personeel. - 15 VTE's voor het personeel voor kinderopvang.
De toegankelijkheidssubsidie voor kinderdagverblijven met een capaciteit van meer dan 70 plaatsen wordt verhoogd: - Met 0,5 VTE psycho-medisch-sociaal omkaderingspersoneel per volledige schijf van 14 plaatsen. - Met 1,5 VTE voor het personeel voor kinderopvang per volledige schijf van 7 plaatsen.
Art. 99.De subsidie voor een kinderdagverblijf waarvan de inrichtende macht recht heeft op de verhoogde subsidie voor sociale toegankelijkheid omvat, naast de basissubsidie als bedoeld in artikel 97 en de toegankelijkheidssubsidie als bedoeld in artikel 98, aanvullende financiering voor psycho-medisch-sociaal personeel, dat als volgt wordt verdeeld naar gelang van de toegestane capaciteit: - 0,5 VTE voor 35 plaatsen. - 0,75 VTE tot 70 plaatsen. - 1 VTE vanaf 77 plaatsen.
Art. 100.De subsidie voor een kinderdagverblijf waarvan de inrichtende macht recht heeft op de verhoogde uurtoegankelijkheidssubsidie omvat, naast de basissubsidie bedoeld in artikel 98 en de toegankelijkheidssubsidie bedoeld in artikel 97, een aanvullende financiering voor kinderverzorgingspersoneel berekend op basis van een aantal uren en kinderen die naar verwachting buiten de overeenkomstig artikel 88, 2° vastgestelde uren zullen worden verzorgd: - 0,5 VTE voor 7 kinderen en 15 uur per week opvangbeschikbaarheid bovenop het vast uurrooster in overeenstemming met artikel 88, 2°. - 1 VTE, ofwel voor 30 uur per week, ofwel voor 14 kinderen en 15 uur per week.
AFDELING 2. - SUBSIDIE VOOR EEN DIENST VOOR KINDEROPVANG
Art. 101.De subsidie voor een dienst voor kinderopvang waarvan de inrichtende macht recht heeft op de basissubsidie heeft betrekking op de financiering van het leidinggevend personeel tot de minimumnormen voorzien in artikel 57, 1°.
Art. 102.§ 1. De subsidie voor een dienst voor kinderopvang waarvan de inrichtende macht recht heeft op de toegankelijkheidssubsidie omvat, naast de basissubsidie als bedoeld in artikel 101, ook de financiering van psycho-medisch-sociaal personeel en personeel voor de kinderopvang.
De personeelssubsidie wordt naar gelang van de toegestane capaciteit als volgt verdeeld:: 1° Dienst voor kinderopvang van 36 plaatsen: - 0,5 VTE voor de directie. - 0,5 VTE voor het psycho-medisch-sociaal personeel. - 9 VTE's voor het personeel voor kinderopvang; 2° Dienst voor kinderopvang van 72 plaatsen: - 1 VTE voor de directie. - 1 VTE voor het psycho-medisch-sociaal personeel. - 18 VTE's voor het personeel voor kinderopvang; 3° Dienst voor kinderopvang van 108 plaatsen: - 1 VTE voor de directie. - 1,5 VTE voor het psycho-medisch-sociaal personeel. - 27 VTE's voor het personeel voor kinderopvang; 4° Dienst voor kinderopvang van 144 plaatsen: - 1 VTE voor de directie. - 2 VTE's voor het psycho-medisch-sociaal personeel. - 36 VTE's voor het personeel voor kinderopvang.
De toegankelijkheidssubsidie voor kinderopvang met een capaciteit van meer dan 144 plaatsen wordt verhoogd.: - Met 0,5 VTE psycho-medisch-sociaal omkaderingspersoneel per volledige schijf van 36 plaatsen. - Met 1 VTE personeel voor kinderopvang per volledige schijf van 4 plaatsen. § 2. De toegankelijkheidssubsidie omvat ook: een vergoeding voor administratieve uitgaven en een reiskostenvergoeding voor psycho-medisch-sociaal personeel.
Art. 103.De subsidie voor een Dienst voor kinderopvang waarvan de inrichtende macht recht heeft op de verhoogde subsidie voor sociale toegankelijkheid omvat, naast de basissubsidie als bedoeld in artikel 101 en de toegankelijkheidssubsidie als bedoeld in artikel 102, aanvullende financiering voor psycho-medisch-sociaal personeel, die wordt verdeeld naar gelang van de capaciteit van de betrokken opvangvoorziening: - 0,5 VTE voor 36 plaatsen. - 0,75 VTE voor 72 plaatsen. - 1 VTE vanaf 108 plaatsen.
AFDELING 3. - SUBSIDIE VOOR EEN ZELFSTANDIGE ONTHAALOUDER
Art. 104.Voor zelfstandige onthaalouders die recht hebben op de subsidie, betaalt de ONE een jaarlijkse forfaitaire subsidie van 250 euro per toegestane plaats. HOOFDSTUK III. - BEREKENING EN UITBETALING VAN DE SUBSIDIES AFDELING 1. - BEREKENING VAN DE SUBSIDIES VAN HET KINDERDAGVERBLIJF
Art. 105.§ 1. De in de artikelen 97 tot en met 100 bedoelde subsidies worden berekend op basis van een door ONE vastgesteld individueel forfaitair bedrag, waarbij rekening wordt gehouden met: - de door de Regering vastgestelde referentieschaal; - anciënniteit zoals erkend door de ONE volgens de regels die zij bepaalt; - werkgeversbijdragen berekend op basis van het brutoloon; - 2,5% van de brutovergoeding voor extra-RSZ werkgeversbijdragen; - een vast bedrag voor het vakantiegeld; - een vast bedrag voor de eindejaarspremie en de daarmee verband houdende kosten van de RSZ; - een door de ONE vastgestelde forfaitaire coëfficiënt voor vervangingen. § 2. Subsidies zijn alleen verschuldigd wanneer de werknemer zijn loon daadwerkelijk door zijn werkgever wordt betaald.
Voor vaste bedragen met betrekking tot vakantiegeld en eindejaarspremie wordt rekening gehouden met alle periodes die vergelijkbaar zijn met vakantiegeld.
Naast de jaarlijkse verlofperiodes moeten periodes van afwezigheid van gesubsidieerd personeel worden gemeld aan de ONE en moet de inrichtende macht ervoor zorgen dat zij worden vervangen. § 3. De ONE brengt op de in de artikelen 97 tot en met 100 bedoelde subsidies de door andere subsidieverlenende bevoegdheden toegekende tussenkomsten in de arbeidskosten en de eventuele verlagingen van de socialezekerheidsbijdragen in verband met deze tussenkomsten in mindering. § 4 Bij de uitvoering van het Tandemplan of Brugpensioen, zoals omschreven in de artikelen 1, 9 en 11, blijven de gesubsidieerde personeelsleden die begunstigden in de zin van de artikelen 1, 12 worden, ondanks de vermindering van hun prestaties, nog vóór de toepassing van het tijdskrediet of brugpensioen, in verhouding tot hun arbeidstijd gesubsidieerd worden, op basis van het barema dat is vastgesteld voor zijn personeelscategorie en zijn door de ONE erkende anciënniteit, op voorwaarde dat hij in zijn categorie wordt vervangen door een gekwalificeerde werknemer, in verhouding tot de vermindering van zijn arbeidstijd.
Wanneer de begunstigde langer dan een jaar afwezig is wegens ziekte, wordt het bedrag van de aan het gesubsidieerde opvangvoorziening toegekende subsidie berekend op basis van zijn door de ONE erkende barema en anciënniteit, in voorkomend geval tot zijn pensionering.
Wanneer de werknemer die in verhouding tot de vermindering van zijn uitkering de begunstigde vervangt, wegens ziekte afwezig is en niet wordt vervangen na de gegarandeerde wettelijke behandelingstermijn, wordt het bedrag van de voor de begunstigde verschuldigde subsidie in de zin van artikel 1, 12°, verminderd met het bedrag dat overeenkomt met de subsidie die normaliter voor deze vervanging zou zijn betaald.
Art. 106.§ 1. De in artikel 97, § 2, bedoelde subsidie wordt berekend op basis van een jaarlijks quotum van subsidieerbare uren dat wordt vastgesteld volgens de door de ONE vastgestelde modaliteiten.
Het bedrag voor de gesubsidieerde uren wordt vastgesteld op basis van de specialisatie van de arts en bedraagt 53,44 per uur voor een huisarts en 64,13 per uur voor een kinderarts.
De reiskosten van de arts van zijn huis naar de opvangvoorziening worden gesubsidieerd tegen een tarief van 0,36 per km. § 2. De in § 1 bedoelde bedragen worden elk jaar op 1 januari geïndexeerd.
Art. 107.ONE brengt de door het kinderdagverblijf ontvangen financiële bijdrage in mindering op de in de artikelen 97 tot en met 100 bedoelde subsidie en verdeelt een vast bedrag per gesubsidieerde plaats van opvang dat overeenkomt met de totale financiële bijdrage van de kinderdagverblijven in het voorgaande tweede kwartaal, gedeeld door het totale aantal gesubsidieerde plaatsen van collectieve opvang in de Franse Gemeenschap, en dat wordt vermenigvuldigd met de gesubsidieerde capaciteit van het kinderdagverblijf.
Art. 108.§ 1. Om de volledige subsidie als bedoeld in artikel 98 te verkrijgen, moet het kinderdagverblijf het bewijs leveren van een bezettingsgraad van 80%.
Op gemotiveerd verzoek van de inrichtende macht die recht heeft op een subsidie voor een betere sociale toegankelijkheid als bedoeld in artikel 89, § 1, 2°, kan de ONE een bezettingsgraad van minder dan 80% voorschrijven. § 2. De bezettingsgraad is de verhouding tussen enerzijds het aantal dagen, zoals voorzien in de opvangovereenkomsten, en de perioden waarin het kind zich in het kwartaal zonder zijn ouders vertrouwd heeft gemaakt, vermenigvuldigd met 100 en anderzijds het aantal dagen dat het kinderdagverblijf in het kwartaal in bedrijf is, vermenigvuldigd met de toegestane capaciteit van het kinderdagverblijf.
Voor de berekening van de bezettingsgraad wordt rekening gehouden met de dagelijkse openingstijd van het kinderdagverblijf op basis van de minimale dagelijkse tijdsduur en met een referentieperiode die de laatste vijf kwartalen omvat die voorafgaan aan het kwartaal waarin de bezettingsgraad in aanmerking wordt genomen, exclusief het derde kwartaal van het kalenderjaar. § 3. In geval van de opening van een kinderdagverblijf of in geval van uitbreiding van de capaciteit van het kinderdagverblijf door een opvangvoorziening, begint de referentieperiode voor de berekening van de bezettingsgraad of de aan de nieuwe capaciteit aangepaste bezettingsgraad in het eerste kwartaal na een exploitatieperiode van één jaar. § 4. Wanneer het kinderdagverblijf geen bezettingsgraad van 80% bereikt, worden de subsidies dienovereenkomstig verlaagd.
In afwijking van eerste lid kan de ONE de subsidie handhaven indien de bezettingsgraad wegens uitzonderlijke omstandigheden niet kon worden bereikt.
Art. 109.§ 1. Om de volledige subsidie als bedoeld in artikel 100 te kunnen verkrijgen, moet het kinderdagverblijf het bewijs leveren dat de extra capaciteit per uur gemiddeld voor ten minste 50% per kwartaal wordt benut. § 2. Wanneer het kinderdagverblijf het in het vorige lid vastgestelde percentage niet bereikt, verlaagt de ONE de in artikel 100 bedoelde subsidie dienovereenkomstig.
In afwijking van het eerste lid kan de ONE de subsidie handhaven indien de bezettingsgraad wegens uitzonderlijke omstandigheden niet kon worden bereikt.
AFDELING 2. - BEREKENING VAN DE SUBSIDIES VOOR EEN DIENST VOOR KINDEROPVANG
Art. 110.§ 1. De in de artikelen 101 tot en met 103 bedoelde subsidies worden berekend op basis van een door de ONE vastgesteld individueel forfaitair bedrag, waarbij rekening wordt gehouden met: - de door de Regering vastgestelde referentieschaal; - anciënniteit zoals erkend door de ONE volgens de regels die zij bepaalt; - werkgeversbijdragen berekend op basis van het brutoloon; - 2,5% van de brutovergoeding voor extra-RSZ werkgeversbijdragen; - een vast bedrag voor het vakantiegeld; - een vast bedrag voor de eindejaarspremie en de daarmee verband houdende kosten van de RSZ; - voor leidinggevend en psycho-medisch-sociaal personeel: een door de ONE vastgestelde vaste coëfficiënt voor vervangers; - voor het personeel in de kinderopvang: een vast bedrag van 10% van het brutoloon ter dekking van de eigen kosten van de werkgever in verband met het thuis werken. § 2. Subsidies zijn alleen verschuldigd wanneer de werknemer zijn loon daadwerkelijk door zijn werkgever wordt betaald.
Voor pakketten met betrekking tot vakantiegeld en eindejaarspremie wordt rekening gehouden met alle periodes die vergelijkbaar zijn met vakantiegeld.
Naast de jaarlijkse verlofperiodes moeten periodes van afwezigheid van gesubsidieerd personeel worden gemeld aan de ONE en moet de inrichtende macht ervoor zorgen dat zij worden vervangen. § 3. De ONE houden op de in de artikelen 101 tot en met 103 bedoelde subsidies de door andere subsidieverlenende bevoegdheden toegekende maatregelen ter vermindering van de arbeidskosten in mindering, alsmede de eventuele verlagingen van de socialezekerheidsbijdragen in verband met deze maatregelen. § 4. Bij de uitvoering van het Tandemplan of Brugpensioen, zoals omschreven in de artikelen 1, 9 en 11, blijven de gesubsidieerde personeelsleden die begunstigden in de zin van de artikelen 1, 12 worden, ondanks de vermindering van hun prestaties, nog vóór de toepassing van het tijdskrediet of brugpensioen, in verhouding tot hun arbeidstijd gesubsidieerd worden, op basis van het barema dat is vastgesteld voor zijn personeelscategorie en zijn door de ONE erkende anciënniteit, op voorwaarde dat hij in zijn categorie wordt vervangen door een gekwalificeerde werknemer, in verhouding tot de vermindering van zijn arbeidstijd.
Wanneer de begunstigde langer dan een jaar afwezig is wegens ziekte, wordt het bedrag van de aan de gesubsidieerde opvangvoorziening toegekende subsidie berekend op basis van zijn door de ONE erkende barema en anciënniteit, in voorkomend geval tot zijn pensionering.
Wanneer de werknemer die in verhouding tot de vermindering van zijn uitkering de begunstigde vervangt, wegens ziekte afwezig is en niet wordt vervangen na de gegarandeerde wettelijke behandelingstermijn, wordt het bedrag van de voor de begunstigde verschuldigde subsidie in de zin van artikel 1, 12°, verminderd met het bedrag dat overeenkomt met de subsidie die normaliter voor deze vervanging zou zijn betaald.
Art. 111.De in artikel 102, § 2, bedoelde vergoedingen voor de administratie- en reiskosten van psycho-medisch-sociale hulpverleners worden als volgt berekend: - De vergoeding voor administratieve kosten is vastgesteld op 0,91 per kind. - De reiskostenvergoeding is vastgesteld op 55,41 EUR per maand voor psycho-medisch-sociaal personeel in voltijds dienstverband. Voor personeel dat in deeltijd werkt, wordt het proportioneel verminderd.
De in het voorgaande lid bedoelde bedragen worden gekoppeld aan de consumptieindex.
Art. 112.De ONE houdt op de subsidie als bedoeld in de artikelen 102 en 103 de door de dienst voor kinderopvang ontvangen financiële bijdrage in.
AFDELING 3. - BEREKENING VAN DE SUBSIDIE VAN ENE ZELFSTANDIGE ONTHAALOUDER
Art. 113.De in artikel 104 bedoelde subsidie wordt gekoppeld aan de gezondheidsindex.
AFDELING 4. - BETALING VAN DE SUBSIDIES
Art. 114.Subsidies worden door de ONE op het einde van elk kwartaal betaald op basis van een verzoek om een driemaandelijkse subsidie die vergezeld gaat van de vereiste bewijsstukken die de inrichtende macht overeenkomstig de door de ONE vastgestelde modaliteiten moet indienen.
In afwijking van het voorgaande lid wordt de in artikel 104 bedoelde subsidie betaald op basis van een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie, vergezeld van een door de zelfstandige onthaalouder, overeenkomstig de door de ONE vastgestelde modaliteiten.
Art. 115.Voor subsidies voor kinderdagverblijven en diensten voor kinderopvang kan de ONE op verzoek van de inrichtende macht maandelijkse voorschotten betalen.
Behalve in uitzonderlijke omstandigheden wordt het bedrag van de maandelijkse voorschotten vastgesteld op 75% van het bedrag van de opgebouwde subsidie.
Art. 116.Voor de inrichtende machten die een subsidie voor een betere sociale en/of uurlijkse toegankelijkheid ontvangen, wordt het saldo van het eerste kwartaal slechts betaald indien een activiteitenverslag wordt verstrekt overeenkomstig de modaliteiten die door de ONE zijn vastgesteld met betrekking tot de activiteiten van het voorgaande jaar.
Art. 117.Om de controle en toekenning van subsidies te vergemakkelijken, voldoet de inrichtende macht aan de aanbevelingen van de ONE op het gebied van boekhouding, IT en administratie.
De inrichtende macht verstrekt de informatie en documenten die ONE nodig heeft voor de controle op de op grond van deze titel verleende subsidies.
De in artikel 75 bedoelde algemene balansen over de werking hebben ook betrekking op de overeenkomstig deze titel verleende subsidies. HOOFDSTUK IV. - OPSCHORTING OF INTREKKING VAN HET RECHT OP SUBSIDIES
Art. 118.De beëindiging van de activiteiten en de intrekking van de vergunning leiden automatisch tot de intrekking van subsidies.
Subsidies of maandelijkse voorschotten die betrekking hebben op een periode na de datum van beëindiging van de activiteiten of de datum van intrekking van de vergunning worden terugbetaald door de inrichtende macht.
Schorsing van de activiteiten om andere redenen dan vakantieverlof en schorsing van de vergunning leidt automatisch tot schorsing van de subsidies totdat de activiteiten worden hervat. Elke subsidie of maandelijks voorschot voor een periode na de datum van de schorsing van de activiteit of de schorsing van de vergunning wordt terugbetaald door de inrichtende macht.
Art. 119.Wanneer de ONE vaststelt dat de inrichtende macht van een gesubsidieerde opvangvoorziening niet langer voldoet aan één van de voorwaarden van de subsidiëring of, behalve in dringende gevallen waarin de veiligheid en/of gezondheid van kinderen in gevaar is, aan één van de voorwaarden voor het behoud van de vergunning, kan de ONE in voorkomend geval na ingebrekestelling: 1° het recht op de subsidie binnen de nalevingstermijn opschorten;2° het recht op de subsidie tijdelijk intrekken totdat de inrichtende macht de haar naar behoren gemelde onregelmatigheden heeft gecorrigeerd;3° het recht op de subsidie definitief intrekken. De beslissing van de ONE wordt gemotiveerd en zo spoedig mogelijk per aangetekende brief aan de inrichtende macht meegedeeld.
Art. 120.§ 1. Een niet-opschortend administratief beroep kan worden ingesteld bij de Raad van Bestuur van de ONE. Dit beroep moet binnen 30 dagen na de kennisgeving van de sanctie per aangetekende brief worden ingesteld en moet de argumenten bevatten die de indiening van het beroep rechtvaardigen.
Binnen een maand na de indiening van het beroep roept de ONE de vertegenwoordiger van de inrichtende macht op om hem in staat te stellen zijn opmerkingen voor te leggen aan de Raad van Bestuur of de personen die uit zijn midden zijn aangewezen.
De dagvaarding wordt per aangetekende brief verzonden en vermeldt dat de inrichtende macht kan worden vergezeld door elke persoon van zijn keuze. Tussen de dagvaarding en het horen van de inrichtende macht of zijn vertegenwoordiger moet een minimumtermijn van 10 kalenderdagen liggen. Aan het einde van de hoorzitting worden notulen opgesteld en ter ondertekening aan de aanwezigen voorgelegd. § 2. De Raad van Bestuur beslist over het ingediende beroep en kan: 1° de beslissing om de subsidies in te trekken of op te schorten bevestigen;2° de beslissing tot intrekking of opschorting van de subsidies ongedaan maken;3° de beslissing om tijdelijk ingetrokken subsidies definitief in te trekken of omgekeerd wijzigen;4° de duur van de schorsing of tijdelijke intrekking van subsidies beperken of verlengen;5° een uiterste termijn toekennen voor de naleving van het recht op subsidies. In alle gevallen wordt de beslissing van de Raad van Bestuur gemotiveerd en zo spoedig mogelijk per aangetekende brief ter kennis gebracht van de inrichtende macht.
TITEL IV. - FINANCIELE BIJDRAGE VAN DE OUDERS HOOFDSTUK I. - FINANCIELE BIJDRAGE VAN DE OUDERS IN OPVANGVOORZIENINGEN WAAR DE INRICHTENDE MACHT NIET IN AANMERKING KOMT VOOR DE TOEGANKELIJKHEIDSSUBSIDIE
Art. 121.De zelfstandige onthaalouders en de inrichtende machten van de kinderdagverblijfs- en diensten voor kinderopvang die ofwel geen of slechts de basissubsidie ontvangen, bepalen zelf de hoogte, de berekening en de herziening van de financiële bijdrage van de ouders. 2. In afwijking van het eerste lid zijn de inrichtende machten die, hoewel zij niet in aanmerking komen voor de door de ONE toegekende toegankelijkheidssubsidie, van andere overheden dan ONE-subsidies ontvangen voor een bedrag dat gelijk is aan het bedrag van de toegankelijkheidssubsidie die ook bestemd is voor de toegankelijkheid van de opvangvoorziening, verplicht een financiële bijdrage te vragen overeenkomstig de in Hoofdstuk II vastgestelde modaliteiten.
Art. 122.De ONE kan, binnen de grenzen van de beschikbare begrotingsmiddelen en volgens de modaliteiten die zij bepaalt, een vergoeding toekennen aan zelfstandige onthaalouders en aan de inrichtende machten van kinderdagverblijven en diensten voor kinderopvang die geen subsidie of alleen maar een basissubsidie ontvangen die, op verzoek van de ONE gedwongen werden hun opvangvoorziening te sluiten wegens uitzonderlijke omstandigheden als gevolg van natuurrampen, terroristische daden of banditisme, ongevallen of sociale of gezondheidsincidenten. HOOFDSTUK II. - FINANCIELE BIJDRAGE VAN DE OUDERS IN OPVANGVOORZIENINGEN WAAR DE INRICHTENDE MACHT TEN MINSTE GENIET VAN DE TOEGANKELIJKHEIDSSUBSIDIE
Art. 123.De inrichtende macht van de opvangvoorziening of het kinderdagverblijf dat ten minste een toegankelijkheidssubsidie ontvangt, moet van de ouders een financiële bijdrage vragen, berekend zoals in dit hoofdstuk is beschreven.
Art. 124.§ 1. De financiële bijdrage wordt gefactureerd aan de persoon of personen met wie de inrichtende macht of zijn vertegenwoordiger de opvangovereenkomst heeft gesloten. § 2. De financiële bijdrage wordt gefactureerd op basis van de aanwezigheidsdagen voorzien in de opvangovereenkomst, behalve in geval van gerechtvaardigde afwezigheden, tot een maximum van 40 dagen per jaar voor voltijdse aanwezigheid en pro rata in geval van deeltijdse aanwezigheid.
De redenen en motiveringsmodaliteiten die in aanmerking kunnen worden genomen tot het in het eerste lid bedoelde quotum van 40 dagen, zijn vermeld in bijlage 2.
Afwezigheden van meer dan één dag die het gevolg zijn van de onmogelijkheid om naar de opvangvoorziening te gaan wegens de gezondheidstoestand van het kind en die op grond van een medisch attest gerechtvaardigd zijn, worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van het in het eerste lid bedoelde quotum van 40 dagen.
De sluitingsdagen van de opvangvoorziening worden in aanmerking genomen bij de berekening van de 40 dagen tot een maximum van 10 dagen.
Art. 125.Het dagelijkse bedrag van de financiële bijdrage wordt vastgesteld volgens het door de Regering vastgestelde barema, berekend op basis van de inkomsten van de ouders, die over het algemeen belastbaar zijn vóór aftrek van de kosten. Er wordt rekening gehouden met het inkomen van personen die deel uitmaken van de door de ouders verstrekte samenstelling van het gezin, met uitzondering van: 1° het inkomen van de kinderen;2° het inkomen van de bloedverwanten in opgaande lijn voor zover zij de verantwoordelijkheid van het kind niet verzekeren. De financiële bijdrage wordt vastgesteld op het maximum van het barema voor ouders die hun inkomen niet rechtvaardigen.
Dit barema omvat een minimum- en een maximumbijdrage.
Het barema wordt jaarlijks op 1 januari herzien op basis van het indexcijfer van de consumptieprijzen volgens de verstrekte formule.
Art. 126.§ 1. Het barema omvat twee opties voor een dagindeling: 1. een barema van 100% voor een dagelijkse opvang tussen 5 en 10 uur 2.een barema van 60% voor een opvang van minder dan 5 uur per dag.
Wanneer ten minste twee kinderen uit hetzelfde gezin tegelijkertijd worden verzorgd, wordt de financiële bijdrage van elk kind verlaagd tot 70%. De geplande of gerechtvaardigde afwezigheid van een van de kinderen mag er niet toe leiden dat de ouders het voordeel van deze maatregel verliezen.
De financiële bijdrage wordt verlaagd tot 70% voor gezinnen met ten minste 3 kinderen voor wie zij verantwoordelijk zijn. Het kind waarvoor verhoogde uitkeringen worden ontvangen, telt als twee eenheden bij de berekening van het aantal kinderen in het gezin. Het kind dat alternerend woont wordt gerekend als één eenheid in elk gezin. § 2. De financiële bijdrage mag niet lager zijn dan de in de verdeelsleutel vastgestelde minimumbijdrage, met uitzondering van - individuele afwijking die na een sociaal onderzoek is toegestaan; - algemene afwijking die door de ONE is toegestaan op basis van de specifieke sociale component van het opvangproject.
Art. 127.§ 1. De ONE stelt ouders een computerprogramma ter beschikking waarmee ze een verklaring kunnen verkrijgen die, op basis van het aanslagbiljet van de leden die deel uitmaken van het gezin - een verklaring omvat over het belastbaar inkomen voor fiscale doeleinden, vóór aftrek van de uitgaven gedeeld door 12 en de overeenkomstige financiële bijdrage van de verdeelsleutel. § 2. Bij gebrek aan een Belgisch aanslagbiljet van de personenbelasting en bijkomende belastingen, wordt de volgende behandeling in aanmerking genomen: 1° voor een werknemer: het netto maandsalaris, d.w.z. het bruto-inkomen verminderd met de werkelijk ingehouden RSZ of gelijkwaardige bijdragen en de daadwerkelijk ingehouden roerende voorheffing of gelijkwaardige inhouding gedurende een volledige en representatieve maand; 2° voor een beginnende zelfstandige of een beginnende meewerkende echtgeno(o)t(e): het maandelijkse inkomen op basis waarvan de voorlopige bijdragen worden berekend, zoals bepaald in artikel 13bis van het Koninklijk Besluit nr.38 van 27 juli 1967 tot regeling van het sociaal statuut van de zelfstandigen of het equivalent daarvan in het betrokken land.
De ouders dienen het kinderdagverblijf of opvangvoorziening een verklaring te verstrekken waarin de in aanmerking te nemen inkomsten en het dagelijkse bedrag van de financiële bijdrage worden vermeld. Op met redenen omkleed verzoek van de ouders kan het kinderdagverblijf of de opvangvoorziening hun een afwijking van het barema toestaan door middel van een sociaal onderzoek door het psycho-medisch-sociaal personeel.
Art. 128.De financiële bijdrage wordt jaarlijks op 1 januari herzien aan de hand van de overeenkomstig artikel 125 geïndexeerde tabel en een door de ouders te verstrekken bijgewerkt attest, tenzij hun kind in de loop van het jaar is ingeschreven. In dit geval wordt de financiële bijdrage uitsluitend herzien op basis van indexering.
Art. 129.Het niet betalen van de financiële bijdrage of het niet nakomen van de verplichtingen door de persoon (personen) die de opvangovereenkomst heeft (hebben) gesloten, kan leiden tot de eenzijdige beëindiging van de opvangovereenkomst na ingebrekestelling en sociaal onderzoek door het psycho-medisch-sociaal personeel.
TITEL V. - DE INTREKKINGS-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Art. 130.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2020.
Art. 131.De Minister van het Kind is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 2 mei 2019.
Voor de Regering : De Minister-President, bevoegd voor Gelijke kansen en Vrouwenrechten, R. DEMOTTE De Minister van Cultuur en het Kind, A. GREOLI