Etaamb.openjustice.be
Beschikking
gepubliceerd op 10 oktober 2023

Officieuze coördinatie van het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de GOMB De raad van bestuur van de GOMB, Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen; Ge Gelet op artikel 14 van voormelde ordonnantie; Gelet op het besluit van de Regering van het Brus(...)

bron
gewestelijke ontwikkelingsmaatschappij voor het brusselse hoofdstedelijk gewest
numac
2023044846
pub.
10/10/2023
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Officieuze coördinatie van het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de GOMB De raad van bestuur van de GOMB, Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen;

Gelet op de ordonnantie van 20 mei 1999 betreffende de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

Gelet op artikel 14 van voormelde ordonnantie;

Gelet op het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 16 december 1999 houdende goedkeuring van de wijziging van de statuten van de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

Gelet op artikel 10 van deze statuten;

Gelet op het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de GOMB, goedgekeurd op 30 januari 2004;

Gelet op protocol nr. 2023/05 waarin de resultaten van de onderhandelingen die zijn gevoerd in sector XV, zijn vastgelegd;

Gelet op zijn beslissing van 23 juni 2023;

Bepaalt het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Deel I. - Organisatie van de GOMB TITEL I. - De ambtenaren

Artikel 1.Ambtenaar van de GOMB is elke persoon die zijn diensten in vast verband aan het bestuur van de GOMB verleent.

De ambtenaren van de GOMB bevinden zich in een statutaire toestand die enkel beëindigd kan worden bij de in dit statuut bepaalde gevallen.

De raad van bestuur kan het statuut van de ambtenaren van de GOMB in de toekomst wijzigen, mits de bepalingen in artikel 289 van dit statuut in acht worden genomen.

TITEL II. De graden

Art. 2.De graad is de titel op grond waarvan de ambtenaar met een rang bekleed is en waardoor hij gemachtigd is een betrekking in te nemen die met deze graad overeenstemt.

De graden worden gerangschikt per niveau en per rang. Het niveau van een graad bepaalt de plaats van die graad in de hiërarchie volgens de kwalificatie van de vorming en de geschiktheid waarvan blijk te geven is opdat die graad kan worden toegekend.

De rang bepaalt de betrekkelijke waarde van een graad binnen zijn niveau.

Art. 3.Elke rang wordt aangeduid met een letter gevolgd door een cijfer; de letter verwijst naar het niveau; het cijfer plaatst de rang binnen het niveau. Het hoogste cijfer stemt overeen met de hoogste rang.

De rangen worden als volgt verdeeld onder de niveaus: 1° in niveau A, zeven rangen, namelijk de rangen A1, A1 bis, A2, A2 bis, A3, A5 en A6;2° in niveau B, drie rangen, namelijk de rangen B1, B2 en B2 bis;3° in niveau C, twee rangen, namelijk de rangen C1 en C2;4° in niveau D, twee rangen, namelijk de rangen D1 en D2. Niveau A is het hoogste niveau.

Art. 4.§ 1. De volgende graden worden in de GOMB gecreëerd: in rang A6: administrateur-generaal; in rang A5: directeur-generaal; in rang A3: directeur; in rang A2 bis: eerste attaché architect/ingenieur; in rang A2: eerste attaché; in rang A1 bis: attaché architect/ingenieur; in rang A1: attaché; in rang B2 bis: eerste hoofdassistent; in rang B2: eerste assistent; in rang B1: assistent; assistent-informaticus; in rang C2: eerste adjunct; in rang C1: adjunct; adjunct-informaticus; in rang D2: eerste klerk; in rang D1: klerk;

Art. 5.Een van de directeurs-generaal van rang A5 draagt de titel van adjunct-administrateur-generaal op beslissing van de raad van bestuur.

Hij behoort verplicht tot een andere taalrol dan de administrateur-generaal.

Art. 6.De ambtenaren van de GOMB worden door de raad van bestuur benoemd.

TITEL III. - Het personeelsplan

Art. 7.Met het oog op de werkorganisatie bepaalt de raad van bestuur om de drie jaar het personeelsplan en het organigram.

Het personeelsplan is een plan waarin wordt bepaald hoeveel personeelsleden er - uitgedrukt in voltijdse equivalenten - per directie, per niveau, per rang en per graad nodig worden geacht voor de uitvoering van de aan de instelling toegekende opdrachten.

Het organigram toont de functionele, organisatorische en hiërarchische banden in de GOMB.

Art. 8.§ 1. De directieraad werkt, bijgestaan door het departement Hrm, minstens elke drie jaar een voorstel van personeelsplan en organigram uit. Die legt hij uiterlijk op 28 februari van het jaar waarin het plan in werking treedt, voor aan de raad van bestuur. Het personeelsplan moet verenigbaar zijn met de beschikbare budgettaire middelen voor de betrokken begrotingsjaren. § 2. De raad van bestuur keurt het personeelsplan goed, op voorwaarde dat het voldoet aan de budgettaire, wettelijke en reglementaire voorschriften en aan de bepalingen van de beheersovereenkomst. § 3. Indien er geen personeelsplan wordt vastgelegd, blijft het laatst vastgelegde plan gelden. § 4. Het personeelsplan vastleggen houdt in dat er toestemming wordt gegeven om de daarin bepaalde betrekkingen in te vullen via aanwerving van contractuele of statutaire personeelsleden, bevordering of mobiliteit. § 5. Als de omstandigheden dat vereisen, is de raad van bestuur bevoegd om het personeelsplan dat hij heeft goedgekeurd, aan te passen § 6. Het personeelsplan en alle wijzigingen daarvan worden meegedeeld aan het basisoverlegcomité en de personeelsleden, en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. § 7. Het organigram en alle wijzigingen daarvan worden meegedeeld aan het basisoverlegcomité en de personeelsleden.

Art. 9.Het departement personeelsbeheer stelt de functiebeschrijvingen op en legt ze ter goedkeuring voor: - niveaus B, C en D aan de administrateur-generaal; - graden A1 en A2 aan de directieraad; - graden A3, A5 tot A6 aan de raad van bestuur.

Bij elke functiebeschrijving zijn de kwalificaties gevoegd. Onder kwalificaties verstaat men het geheel van kennis en vaardigheden vereist voor de uitoefening van het ambt.

Deel II. - Rechten en plichten Art. 10. § 1. De personeelsleden van de GOMB hebben verschillende rechten en plichten. § 2. De ambtenaar oefent zijn functies op loyale, zorgvuldige en integere wijze uit.

Hij dient daartoe onder meer: 1° de van kracht zijnde wetten en reglementeringen, alsmede de richtlijnen waaronder de gedragsregels inzake deontologie van de overheid waartoe hij behoort, na te leven;2° nauwgezet en correct zijn adviezen te formuleren en zijn verslagen op te stellen;3° de beslissingen zorgvuldig en plichtsbewust uit te voeren. § 3. De ambtenaar heeft het recht om met waardigheid en hoffelijkheid te worden behandeld, zowel door zijn hiërarchische meerderen, door zijn collega's, als door zijn ondergeschikten.

Hij dient zijn collega's, zijn hiërarchische meerderen en zijn ondergeschikten met waardigheid en hoffelijkheid te behandelen. Hij vermijdt elk woord, elke houding, elk voorkomen dat deze waardigheid en deze hoffelijkheid in het gedrang zou kunnen brengen of de goede werking van de dienst zou kunnen schaden. § 4. Onverminderd artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering stelt de ambtenaar zijn hiërarchische meerdere of, indien nodig, een hiërarchische meerdere van hogere rang of graad op de hoogte van elke onwettigheid of onregelmatigheid waarvan hij kennis heeft.

De ambtenaar kan, buiten de gevallen van kwade trouw, persoonlijk voordeel of valse aangifte die een dienst of persoon schade toebrengen, niet onderworpen worden aan een tuchtstraf of een andere vorm van openlijke of verdoken sanctie, om de enkele reden dat hij onregelmatigheden aangeeft of bekend maakt. § 5. De ambtenaar behandelt de gebruikers van zijn diensten met welwillendheid. In de manier waarop hij de vragen van de gebruikers beantwoordt of waarop hij de dossiers behandelt, eerbiedigt hij op een strikte manier de beginselen van neutraliteit, van gelijkheid in behandeling en van naleving van de wetten, de reglementen en de richtlijnen.

Zelfs buiten de uitoefening van zijn ambt vermijdt de ambtenaar elk gedrag dat in strijd is met de waardigheid van zijn ambt. Hij vermijdt evenzeer elke situatie waarbij hij, zelfs door een tussenpersoon, in verband zou kunnen gebracht worden met bezigheden die in strijd zijn met de waardigheid van zijn ambt. § 6. De ambtenaar mag, noch rechtstreeks, noch door een tussenpersoon, zelfs buiten zijn ambtsuitoefening, maar op basis ervan, giften, beloningen of enig voordeel vragen, eisen of aannemen. Dit slaat niet op symbolische geschenken van kleine waarde uitgewisseld tussen ambtenaren in de normale uitoefening van hun ambt. § 7. De ambtenaar plaatst zich niet en laat zich niet plaatsen in een toestand van belangenconflicten, dit wil zeggen in een toestand waarin hij door zichzelf of door een tussenpersoon een persoonlijk voordeel heeft dat van die aard is om de onpartijdige en objectieve uitoefening van zijn ambt te beïnvloeden of de gewettigde verdenking te doen ontstaan van zulke invloed.

Wanneer een ambtenaar van oordeel is dat hij een belangenconflict heeft of vreest te hebben, brengt hij zijn hiërarchische meerdere hierover onmiddellijk op de hoogte. Die verleent hem hiervan schriftelijk akte.

In geval van een erkend belangenconflict, neemt de hiërarchische meerdere de passende maatregelen om daar een einde aan te stellen.

De ambtenaar kan schriftelijk om het advies van de voorzitter van de directieraad of van diens afgevaardigde vragen betreffende de toestand waarin hij zich bevindt, om te weten of die de oorzaak is van een belangenconflict. § 8. De ambtenaar heeft het recht op vrijheid van meningsuiting ten aanzien van de feiten waarvan hij kennis heeft uit hoofde van zijn ambt.

Het is hem enkel verboden feiten bekend te maken die betrekking hebben op de nationale veiligheid, de bescherming van de openbare orde, de financiële belangen van de overheid, het voorkomen en het bestraffen van strafbare feiten, het medisch geheim, de rechten en vrijheden van de burger, en in het bijzonder het recht op eerbied voor het privéleven; dit verbod geldt bovendien voor feiten die betrekking hebben op de voorbereiding van alle beslissingen zolang er nog geen eindbeslissing is genomen, evenals voor feiten die, wanneer zij bekend worden gemaakt, de mededingingspositie van de instelling waar de ambtenaar werkzaam is, kunnen schaden.

De bepalingen van de voorgaande leden gelden eveneens voor de ambtenaar die zijn ambt heeft neergelegd. § 9. De ambtenaar heeft recht op informatie betreffende alle aspecten die nuttig zijn voor de uitvoering van zijn taken.

De ambtenaar houdt zich permanent op de hoogte van de ontwikkeling betreffende technieken, regelingen en onderzoekingen in de materies waarmee hij beroepshalve belast is.

De ambtenaar neemt op actieve wijze deel aan de kennisdeling binnen de openbare dienst. § 10. De ambtenaar heeft recht op de opleiding die nuttig is voor zijn functioneren in de organisatie. De overheid voorziet in die opleiding en waarborgt tevens de toegang tot de voortgezette opleiding onder meer met het oog op de uitbouw van de beroepsloopbaan.

Periodes van afwezigheid, gerechtvaardigd door deelname aan voortgezette beroepsopleidingen, worden in ieder opzicht gelijkgesteld met periodes van dienstactiviteit. § 11. Elke ambtenaar heeft het recht zijn persoonlijk dossier te raadplegen en hiervan een kopie te krijgen.

Art. 11.De betrekkingen met de pers zijn uitsluitend voorbehouden aan de voorzitter van de raad van bestuur en aan de afgevaardigd bestuurder, alsook aan de ambtenaren die zij daartoe desgevallend uitdrukkelijk aanwijzen.

Art. 12.Het gebruik van de middelen die de ambtenaren van de GOMB ter beschikking krijgen voor de vervulling van hun opdracht is beperkt tot de dienstnoden. Deze materie zal in het arbeidsreglement uitgewerkt worden.

Art. 13.Zonder voorafgaande toestemming mogen de ambtenaren van de GOMB de uitoefening van hun ambt niet onderbreken.

Art. 14.De ambtenaren van de GOMB moeten zich discreet gedragen in hun acties en standpunten ten opzichte van het beleid van de GOMB. Deel III. - Werving, stage en benoeming TITEL I. - Toelaatbaarheid en werving

Art. 15.Niemand kan worden benoemd als ambtenaar van de GOMB indien hij niet aan de volgende algemene toegangsvoorwaarden voldoet: 1° zich gedragen op een wijze die strookt met de vereisten van het ambt;2° burgerlijke en politieke rechten genieten;3° slagen voor een wervingsproef, georganiseerd door Selor of Brussel Openbaar Ambt, of bij ontstentenis door de raad van bestuur;4° de stage met succes afronden;5° houder zijn van een diploma, studiegetuigschrift, een bewijs van erkenning van competenties of instapkaart dat of die overeenkomt met het niveau van de te verlenen graad opgenomen in bijlage 1 bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/2003 pub. 27/02/2003 numac 2003002035 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Wet betreffende de aansprakelijkheid van en voor personeelsleden in dienst van openbare rechtspersonen sluiten2 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, of in reglementaire teksten die dat besluit zouden vervangen. Zijn vrijgesteld van deze voorwaarde: de statutaire ambtenaren van de volgende instellingen, voor zover ze het bewijs leveren dat ze in hun instelling van oorsprong geslaagd zijn voor een toegangsexamen in de toe te kennen graad, georganiseerd door Selor of Brussel Openbaar Ambt voor algemene materies: a) de ministeries en de instellingen van openbaar nut die afhangen van de federale Staat, de gemeenschappen en de gewesten;b) de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;6° als de aard van de functie dat vereist, de medische geschiktheid bezitten die vereist is voor het uit te oefenen ambt.

Art. 16.De raad van bestuur bepaalt op voorstel van de directieraad de kwalificaties die vereist zijn voor de aan te werven ambtenaren op basis van de functiebeschrijving opgemaakt overeenkomstig artikel 9.

Hij legt eveneens het programma en de modaliteiten van de wervingsproef vast.

De raad van bestuur kan bovendien: 1° specifieke wervingsvoorwaarden opleggen wanneer de aard van het ambt het vereist;2° nader bepalen welke diploma's in het bijzonder toegang verlenen tot het ambt waarvoor een wervingsexamen wordt uitgeschreven;3° voor een bepaald wervingsexamen bijzondere eisen stellen inzake beroepsbekwaamheid verworven door het bezit van praktische kennis of de uitoefening van een vorige werkzaamheid, wanneer de aard van de te verlenen betrekkingen dergelijke eisen wettigt;4° behalve de in artikel 15, 4°, 1e lid vermelde diploma's en getuigschriften de volgende, door de raad van bestuur aan te wijzen diploma's en getuigschriften aanvaarden voor het wervingsexamen in een bepaalde graad en wanneer de vereisten van het uit te oefenen ambt dit toelaten: a) diploma's en getuigschriften van het onderwijs voor sociale promotie en van het kunstonderwijs voor sociaal-culturele promotie;b) diploma's en getuigschriften van het technisch, kunst- of beroepssecundair onderwijs met volledig leerplan;5° beslissen of een wervingsreserve moet worden samengesteld en op basis van het aantal vacante betrekkingen te voorzien bij de GOMB het aantal kandidaten bepalen dat geslaagd is voor het wervingsexamen bedoeld in artikel 15, 5°, die worden toegelaten tot deze reserve.

Art. 17.De wervingsreserve heeft een geldigheidsduur van 3 jaar, eventueel te vernieuwen door de raad van bestuur.

Art. 18.Bij vacantverklaring van een van de in artikel 110 opgesomde betrekkingen gebeurt de oproeping van de kandidaten door inlassing van een bericht in het Belgisch Staatsblad en door elke andere vorm van publicatie die de raad van bestuur nuttig acht, onverminderd de bijzondere bepalingen voor de werving in de betrekkingen van administrateur-generaal, directeur-generaal en directeur.

Dat bericht vermeldt: 1. de vacante betrekkingen;2. de toelatingsvoorwaarden;3. de termijn en de modaliteiten voor het indienen van de kandidaturen alsook de voor te leggen documenten. TITEL II. - De stage

Art. 19.De stagiair is geen ambtenaar in de zin van dit statuut.

De volgende in dit statuut opgenomen bepalingen zijn van toepassing op de stagiair: 1° de rechten, plichten, onverenigbaarheden en cumulatie van activiteiten, 2° de tuchtregeling, 3° de administratieve standen, 4° het geldelijk statuut, 5° het ambtshalve verlies van de hoedanigheid van ambtenaar en de definitieve ambtsneerlegging, 6° de maximum arbeidsduur. De stagiair geniet: 1° het jaarlijks vakantieverlof, 2° de feestdagen, 3° het omstandigheidsverlof, 4° het bevallingsverlof, 5° het ziekteverlof, 6° de disponibiliteit wegens ziekte, 7° verloven om in geval van ernstige ziekte of ongeval een persoon bij te staan die onder hetzelfde dak woont, 8° het verlof om een politiek mandaat uit te oefenen;9° het verlof voor loopbaanonderbreking voor palliatieve zorgen, in het kader van ouderschapsverlof bij de geboorte of de adoptie van een kind, en in het kader van verlof voor erkende mantelzorgers. Voor de toepassing van dit artikel wordt de stagiair geacht de graad te bezitten waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld.

Art. 20.De kandidaat voor een statutaire betrekking wordt door de raad van bestuur toegelaten tot de stage.

Art. 21.Wanneer de stagiair buiten de verloven bedoeld in artikel 19, derde lid, 1° tot 3° en 7°, 10 werkdagen gewettigde afwezigheid overschrijdt, wordt de stage geschorst.

Tijdens de schorsing van de stage behoudt de betrokkene zijn hoedanigheid van stagiair.

Hij behoudt deze hoedanigheid eveneens tot de datum waarop een definitieve beslissing omtrent zijn benoeming of ontslag wordt genomen.

Art. 22.De administrateur-generaal wijst in overleg met de betrokken directeur-generaal de ambtenaar aan die de leiding over de stage uitoefent, naargelang de taalrol van de stagiair. Deze ambtenaar die verplicht een hogere rang bekleedt dan de stagiair, geeft hem een opleiding in de materies die behandeld worden in de algemene directie en het departement waarin de stagiair werkt.

Art. 23.De stage duurt één jaar voor de stagiairs van niveaus A en B. Ze duurt 6 maanden voor de stagiairs van niveaus C en D.

Art. 24.De ambtenaar belast met de leiding van de stage stelt een eerste stageverslag op waarin hij de modaliteiten verduidelijkt voor het verloop van de stage. Hij stelt daarna een tussentijds stageverslag op na zes maanden voor stagiairs van niveaus A en B en na 3 maanden voor stagiairs van niveaus C en D. Dit verslag wordt aan de stagiair bezorgd, die desgevallend opmerkingen maakt.

Het verslag wordt vervolgens via de directeur-generaal van de directie waaraan de stagiair is toegewezen, aan de administrateur-generaal gezonden, die het aan het departement personeelsbeheer bezorgt.

Art. 25.De ambtenaar belast met de leiding van de stage stelt het eindverslag van de stage op en bezorgt het aan de stagiair die over 10 werkdagen beschikt om zijn opmerkingen toe te voegen.

De eindevaluatie houdt rekening met alle feiten, zowel gunstig als ongunstig, die tijdens de stage werden vastgesteld, en met de tussentijdse evaluatie.

Art. 26.De ambtenaar belast met de leiding van de stage overhandigt het eindverslag aan de administrateur-generaal via de directeur-generaal van de directie waaraan de stagiair is toegewezen.

Indien het eindverslag over de gehele stage gunstig is, stelt de administrateur-generaal aan de raad van bestuur de benoeming voor van de stagiair.

Indien het eindverslag ongunstig is, stelt de administrateur-generaal aan de raad van bestuur het ontslag voor wegens ongeschiktheid voor de uitoefening van een betrekking in de GOMB. Indien het eindverslag voorbehoud aantekent bij het verloop van de stage, stelt de administrateur-generaal de verlenging van de stage voor aan de raad van bestuur. In dat geval wordt de oorspronkelijke stage met 6 maanden verlengd voor de stagiairs van niveaus A en B en met 3 maanden voor de stagiairs van niveaus C en D.

Art. 26bis.Bij een ernstige fout wordt de stagiair zonder opzeggingstermijn of verbrekingsvergoeding ontslagen. De ontslagbeslissing, die de stage voortijdig beëindigt, wordt definitief, wanneer de kamer van beroep het beroep verwerpt dat de ontslagen stagiair indiende overeenkomstig de procedure in artikel 28.

Art. 27.Bij verlenging van de stage wordt de stagiair geëvalueerd volgens de regels van de oorspronkelijke stage. Artikel 26 is van toepassing met uitzondering van het laatste lid. Een tweede verlenging van de stage kan niet voorgesteld worden.

Art. 28.Vooraleer het voorstel van beslissing van de administrateur-generaal voor te leggen aan de raad van bestuur wordt de stagiair op de hoogte gebracht. Hij beschikt over 15 werkdagen te rekenen vanaf deze kennisgeving om een beroep in te dienen bij de gewestelijke kamer van beroep zoals voorzien in artikel 44.

Art. 29.De stagiair die een beroep zoals bedoeld in artikel 28 indient, bezorgt een kopie van het beroep tegen ontvangstbewijs aan de administrateur-generaal die over een termijn van 10 werkdagen beschikt te rekenen vanaf ontvangst van de kopie om het dossier aan de gewestelijke kamer van beroep te geven samen met het voorstel van beslissing.

De voorzitter van de gewestelijke kamer van beroep roept de stagiair op. De stagiair mag zich laten bijstaan door een persoon naar keuze.

De gewestelijke kamer van beroep hoort eveneens de ambtenaar die belast was met de leiding van de stage en die verslag uitbrengt over het verloop van de stage.

Art. 30.Binnen 2 maanden na indiening van het beroep door de stagiair brengt de gewestelijke kamer van beroep een gemotiveerd advies uit bij de raad van bestuur.

Art. 31.De beslissing tot verlenging van de stage overeenkomstig artikel 26 laatste lid, alsook de beslissing tot ontslag wegens beroepsongeschiktheid worden genomen door de raad van bestuur en treden in werking op de dag van de beslissing van de raad van bestuur.

De ontslagen stagiair geniet een opzeggingstermijn van drie maanden.

TITEL III. - De benoeming

Art. 32.De geschikt verklaarde stagiair wordt door de raad van bestuur benoemd als ambtenaar in de graad waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld.

Art. 33.De hoedanigheid van ambtenaar van de GOMB wordt bekrachtigd door de eed die wordt afgelegd overeenkomstig artikel 2 van het decreet van 20 juli 1831Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/2003 pub. 27/02/2003 numac 2003002035 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Wet betreffende de aansprakelijkheid van en voor personeelsleden in dienst van openbare rechtspersonen sluiten1.

Art. 34.De administrateur-generaal en de directeurs-generaal worden beëdigd door de voorzitter van de raad van bestuur en de afgevaardigd bestuurder; de andere ambtenaren worden beëdigd door de administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal of door één van hen in geval van vacante betrekking of ontstentenis van de andere.

Art. 35.Aan de personeelsbehoeften wordt uitsluitend voldaan door ambtenaren die aan de bepalingen van dit statuut onderworpen zijn.

De raad van bestuur kan evenwel beslissen personen in dienst te nemen bij arbeidsovereenkomst met als enige doelstelling: 1° inspelen op uitzonderlijke en tijdelijke personeelsbehoeften, of het nu gaat om de uitvoering van acties beperkt in de tijd, of om bijzondere werkoverlast;2° ambtenaren te vervangen bij gehele of gedeeltelijke afwezigheid, ongeacht of ze in dienstactiviteit zijn of niet, wanneer de duur van die afwezigheid tot vervanging noopt en waarvan de modaliteiten worden bepaald in het statuut;3° om bijhorende of specifieke opdrachten uit te voeren;4° om te voorzien in de uitvoering van taken die een bijzondere kennis of ruime ervaring op hoog niveau vereisen, beide relevant voor de uit te voeren taken;5° om te voorzien in dringende personeelsbehoeften van de diensten. Dan moet de beslissing van de raad van bestuur met doorslaggevende redenen worden omkleed.

Deel IV. - Onverenigbaarheden en cumulatie van beroepsactiviteiten

Art. 36.Met de hoedanigheid van ambtenaar is onverenigbaar elke activiteit die de ambtenaar zelf of via een tussenpersoon uitoefent en die: 1° verhindert dat hij zijn ambtsplichten vervult of strijdigheid van belangen tot gevolg heeft, 2° niet past bij de waardigheid van zijn ambt. Bovendien wordt eveneens onverenigbaar geacht met de hoedanigheid van ambtenaar de uitoefening van een functie, in om het even welke hoedanigheid, in een gewestelijke ontwikkelingsmaatschappij, in een intercommunale maatschappij voor economische ontwikkeling, in een gewestelijke economische en sociale raad of in een gewestelijke investeringsmaatschappij.

De ambtenaar die deze bepaling niet eerbiedigt, stelt zich bloot aan een tuchtvordering.

Art. 37.De cumulatie van beroepsactiviteiten is verboden tenzij vooraf toestemming is verleend door de directieraad.

Onder beroepsactiviteit wordt verstaan elke bezigheid die een belastbaar beroepsinkomen verschaft en die niet inherent is aan de uitoefening van het ambt.

Inherent aan het ambt is elke opdracht die ingevolge een wettelijke of reglementaire bepaling verbonden is aan het ambt of elke opdracht waarvoor de ambtenaar wordt aangewezen door de raad van bestuur of werd voorgesteld aan de raad van bestuur.

Art. 38.Een politiek mandaat wordt niet beschouwd als een beroepsactiviteit. Voor alle mandaten die worden toegewezen door derden, zelfs door een politieke partij, en alle activiteiten die op verzoek van een derde worden uitgeoefend, moet om een toestemming voor een cumulatie van activiteiten worden gevraagd. Onder politiek mandaat wordt begrepen, een door verkiezing verkregen mandaat, zoals dat van burgemeester, schepen, OCMW-voorzitter en provincieraadslid.

De verkozen ambtenaar moet de administrateur-generaal hiervan op de hoogte brengen.

Art. 39.De directieraad kan toestemming verlenen voor de uitoefening van een beroepsactiviteit buiten de diensturen, indien deze activiteit niet in strijd is met de bepalingen van artikel 36.

Art. 40.De aanvraag tot cumulatie moet schriftelijk ingediend worden bij de administrateur-generaal, die de aanvraag voorlegt aan de directieraad. Die beschikt over een maand om een beslissing te nemen.

Dat geldt niet voor aanstellingen bij gewestelijke actoren. Die worden binnen dezelfde termijnen aan de raad van bestuur voorgelegd.

Art. 41.De directieraad kan zijn toestemming herroepen bij gemotiveerde beslissing met een voorafgaande kennisgeving van een maand.

Deel V. - De directieraad

Art. 42.Er bestaat binnen de GOMB een directieraad van ten minste 6 ambtenaren.

De directieraad omvat de houders van een graad van rangen A6 en A5.

De directieraad kan vervolledigd worden met ambtenaren van rang A3 aangewezen door de raad van bestuur.

De directieraad stelt zijn huishoudelijk reglement op. Daarin wordt minstens bepaald met welke frequentie hij zal vergaderen, wat het quorum van de vereiste aanwezigheden is en welke meerderheid vereist is om geldig te kunnen beslissen. Dat reglement wordt ter kennis gebracht van alle ambtenaren.

Art. 43.Behalve de bevoegdheid die dit statuut hem toekent, heeft de directieraad het toezicht over de evaluatie waarvan sprake is in artikel 53 en volgende.

Hij heeft eveneens het toezicht over de afwikkeling van de loopbaan van de ambtenaren van de GOMB. Hij wordt voorgezeten door de administrateur-generaal of bij diens afwezigheid door de adjunct-administrateur-generaal. De voorzitter van de directieraad wijst het lid van de raad aan dat hem vervangt in geval van afwezigheid of van verhindering van de adjunct-administrateur-generaal.

Elke individuele beslissing die de directieraad neemt ten opzichte van een ambtenaar gebeurt bij geheime stemming.

Deel VI. - De gewestelijke kamer van beroep

Art. 44.De gewestelijke kamer van beroep opgericht door artikel 29 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/2003 pub. 27/02/2003 numac 2003002035 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Wet betreffende de aansprakelijkheid van en voor personeelsleden in dienst van openbare rechtspersonen sluiten2 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de gewestelijke overheidsdiensten van Brussel, is bevoegd voor de beroepen die worden ingediend door de ambtenaren van de GOMB.

Art. 45.De gewestelijke kamer van beroep heeft tot opdracht kennis te nemen van de beroepen inzake stage, evaluatie, afwezigheden, verloven, disponibiliteit wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst en verklaring van definitieve beroepsongeschiktheid.

Art. 46.De samenstelling en de werking van de gewestelijke kamer van beroep wordt geregeld door artikels 29 tot en met 33 het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/2003 pub. 27/02/2003 numac 2003002035 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Wet betreffende de aansprakelijkheid van en voor personeelsleden in dienst van openbare rechtspersonen sluiten2 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de gewestelijke overheidsdiensten van Brussel.

Deel VII. - De evaluatie TITEL I. - Algemene bepalingen

Art. 47.De evaluatie is verplicht voor iedere ambtenaar van de GOMB die effectief in dienst is.

De evaluatie heeft tot doel het werk dat de ambtenaar uitvoert in zijn functie, voortdurend te beoordelen met verwijzing naar de functiebeschrijving en de te bereiken doelstellingen die de ambtenaar zijn toegekend bij het begin van elke evaluatieperiode.

Art. 48.§ 1. Het evaluatiegesprek is gebaseerd op de in artikel 55, § 1 bepaalde criteria en vindt ieder jaar plaats. Het evaluatiegesprek van de ambtenaren-generaal wordt aangevuld volgens de specifieke modaliteiten die zijn vastgelegd in artikel 50 en volgende. § 2. De bepaling van de doelstellingen gebeurt elke 2 jaar, met een tussentijdse evaluatie om de verwezenlijking ervan na te gaan. De doelstellingen maken niet rechtstreeks deel uit van de evaluatieprocedure, maar zijn er een aanvulling op. Ze dienen als instrument voor de zelfontplooiing en de verbetering van de vaardigheden van de ambtenaar.

Indien de ambtenaar een nieuw ambt heeft opgenomen zonder daarom een bevordering te hebben gekregen, wordt hem een evaluatie meegedeeld nadat hij zijn nieuwe functies gedurende minstens 6 maanden heeft uitgeoefend.

Art. 49.De evaluatie van de ambtenaren die, met behoud van hun aanspraken op bevordering, in disponibiliteit zijn gesteld of vrijstelling van dienst hebben bekomen voor het vervullen van een opdracht of verlof hebben gekregen om een ambt uit te oefenen bij een van de ministeriële kabinetten vermeld in artikel 231, § 1, 2°, wordt in beraad gehouden tot wanneer zij hun functies hebben hervat. In afwachting behouden ze hun laatste evaluatie.

De belanghebbenden beschikken, na hun diensthervatting, over een termijn van 6 maanden om hun aanspraak op een verbetering van hun evaluatie te doen gelden.

TITEL II. - Evaluatie van de ambtenaren-generaal Art. 50, § 1. Elke ambtenaar-generaal wordt geëvalueerd op basis van enerzijds de verwezenlijking van operationele doelstellingen die verband houden met de beheersovereenkomst, en anderzijds de evaluatiecriteria die zijn bepaald in artikel 55.

Het eerste deel van de evaluatie is gebaseerd op de operationele doelstellingen en het bereiken van bepaalde indicatoren van de beheersovereenkomst. Die worden bepaald door de raad van bestuur en geëvalueerd op basis van het verslag van het opvolgingscomité van de beheersovereenkomst.

Het kan om individuele of collectieve doelstellingen gaan.

Het tweede deel van de evaluatie wordt uitgevoerd door de voorzitter en de afgevaardigd bestuurder op basis van de in artikel 55 bepaalde evaluatiecriteria.

Als de regering transversale doelstellingen meedeelt die de ambtenaren-generaal van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moeten verwezenlijken, dan worden die in een derde deel van de evaluatie van de ambtenaren-generaal opgenomen, zonder impact op de hierna vermelde weging. De ambtenaren-generaal vermelden in dat derde deel hoe ze die doelstellingen hebben bereikt of wat ze hebben gedaan om ze te bereiken.

De globale evaluatie wordt, op voorstel van de voorzitter en de afgevaardigd bestuurder, goedgekeurd door de raad van bestuur.

De globale evaluatie wordt als volgt gewogen: - 80 % voor het eerste deel; - 20 % voor het tweede deel.

Art. 50bis.Het evaluatievoorstel wordt aangevuld met het activiteitenverslag dat elke ambtenaar-generaal opstelt in de helft en op het einde van de geldigheidsduur van de beheersovereenkomst. § 2. Het activiteitenverslag van de administrateur-generaal wordt aan de voorzitter en de afgevaardigd bestuurder bezorgd. § 3. Het activiteitenverslag van de directeurs-generaal wordt aan de voorzitter, de afgevaardigd bestuurder en de administrateur-generaal bezorgd.

Art. 51.§ 1. De voorzitter en de afgevaardigd bestuurder nodigen elke ambtenaar-generaal uit voor een evaluatiegesprek en formuleren na dat gesprek een gemotiveerd evaluatievoorstel.

De administrateur-generaal woont de gesprekken met betrekking tot de directeurs-generaal bij.

Het gemotiveerde voorstel wordt meegedeeld aan de ambtenaar-generaal, die over 10 kalenderdagen beschikt om het evaluatievoorstel te betwisten bij de voorzitter en de afgevaardigd bestuurder. Zij behouden of wijzigen hun evaluatie in functie van de aangehaalde argumenten en brengen de ambtenaar-generaal op de hoogte van hun beslissing. § 3. De gemotiveerde evaluatievoorstellen van de ambtenaren-generaal, met daarbij in voorkomend geval de betwisting van de betrokken ambtenaar-generaal en het antwoord daarop, worden aan de raad van bestuur bezorgd. § 4. De ambtenaar-generaal wordt uitgenodigd om zich te verdedigen voor de raad van bestuur. Er moeten minstens 10 kalenderdagen zijn tussen het moment waarop de ambtenaar-generaal kennis wordt gegeven van het evaluatievoorstel, met daarbij in voorkomend geval het antwoord op het beroep dat de ambtenaar-generaal aantekende overeenkomstig § 1, tweede lid, of § 2, tweede lid, van dit artikel, en het moment waarop het evaluatievoorstel aan de raad van bestuur wordt voorgelegd. § 5. De raad van bestuur evalueert vervolgens de ambtenaar-generaal wat betreft de manier waarop hij zijn opdracht heeft uitgevoerd en zijn doelstellingen heeft bereikt.

Art. 52.De vermelding `voldoende' wordt toegekend als de ambtenaar-generaal een score van minstens 60 % behaalde voor zijn globale evaluatie.

De vermelding `met voorbehoud' wordt toegekend als de ambtenaar-generaal een score tussen 50 en 60 % behaalde voor zijn globale evaluatie.

De vermelding `onvoldoende' wordt toegekend als de ambtenaar-generaal een score van minder dan 50 % behaalde voor zijn globale evaluatie.

Bij de evaluatie moet de raad van bestuur rekening houden met onvoorziene omstandigheden of omstandigheden onafhankelijk van de wil van de ambtenaar-generaal die het onmogelijk maakten de vastgestelde doelstellingen volledig of gedeeltelijk te bereiken.

Art. 52 bis. De periode waarin de ambtenaar-generaal de vermelding `onder voorbehoud' of `onvoldoende' krijgt, komt niet in aanmerking voor de berekening van de graadanciënniteit die nodig is voor overgang naar een hogere weddeschaal in toepassing van de normale of versnelde functionele loopbaan.

Art. 52 ter. Indien de ambtenaar-generaal niet kan instemmen met de hem meegedeelde evaluatie, beschikt hij over de mogelijkheid om, wat inhoud en vorm betreft, zich binnen de 10 dagen na de kennisgeving te wenden tot de gewestelijke kamer van beroep.

De ambtenaar-generaal verschijnt persoonlijk en kan zijn opmerkingen doen gelden; hij mag zich voor zijn verdediging laten bijstaan door een persoon naar keuze. Het beroep is opschortend.

Art. 52quater.De algemene beoordeling die volgt uit het jaarlijkse evaluatiegesprek op basis van de criteria uit artikel 55, § 1, maakt het voor de ambtenaar mogelijk om een variabel deel van de bezoldiging te verkrijgen zoals bepaald in artikel 285 van het statuut: 1° Als de algemene beoordeling `voldoende' wordt toegekend, krijgt de ambtenaar het volledige variabele deel van zijn bezoldiging.2° Als de algemene beoordeling `onder voorbehoud' wordt toegekend, krijgt de ambtenaar de helft van het variabele deel van zijn bezoldiging.3° Als de algemene beoordeling `onvoldoende' wordt toegekend, krijgt de ambtenaar het variabele deel van zijn bezoldiging niet. Het bedrag van het variabele deel van de bezoldiging zal ook rekening houden met het aantal aanwezigheidsdagen zoals bepaald in artikel 276.

Als de evaluatie een algemene beoordeling `onvoldoende' bevat, vindt er na 6 maanden opnieuw een evaluatie plaats. Een tweede opeenvolgende evaluatie met een algemene beoordeling `onvoldoende' leidt tot een voorstel van definitieve ambtsneerlegging op basis van de vastgestelde beroepsongeschiktheid zoals gedefinieerd in artikel 274.

TITEL III. - Evaluatie van de overige ambtenaren HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Art. 53.De evaluatie gebeurt door de hiërarchische verantwoordelijke onder wiens gezag de betrokken ambtenaar staat.

Elke ambtenaar moet in zijn eigen taal worden geëvalueerd. De evaluator moet dan ook tot dezelfde taalrol als de geëvalueerde behoren.

Als de hiërarchische meerdere die de evaluatie moet opstellen, van een andere taalrol dan de betrokken ambtenaar is, wordt de evaluatie opgesteld door een evaluator van dezelfde taalrol als de ambtenaar, of bij gebrek daaraan door een evaluator die slaagde voor het taalexamen over de functionele kennis van de andere taal voor de evaluatie, bedoeld in artikel 43ter, § 7, eerste lid van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken, of die slaagde voor een ander examen dat hem vrijstelt van het bovenbedoelde examen en die werd aangeduid door de directieraad, in nauwe samenwerking met de hiërarchische meerdere van de betrokken ambtenaar.

Indien de hiërarchische meerdere die de evaluatie opstelde van een verschillende taalrol is, wordt de evaluatie medeondertekend door een ambtenaar-generaal van dezelfde taalrol als de ambtenaar.

Als de betrokken ambtenaar beslist enkel in te stemmen met een `kennisname' van zijn evaluatie, wordt hij vooraf automatisch door de directieraad opgeroepen voor een gesprek waarin hij zijn opmerkingen kan doen gelden. Algemeen kan een ambtenaar altijd vragen om eerst te worden gehoord door de directieraad tijdens een gesprek waarin hij zijn opmerkingen kan doen gelden.

Als de directieraad beslist de evaluatie van de betrokken ambtenaar te wijzigen, wordt die opgeroepen door de directieraad voor een gesprek waarin hij zijn opmerkingen kan doen gelden voordat definitief kennis wordt gegeven van zijn evaluatie. De directieraad kan de vermelding van de evaluatie enkel in gunstige zin wijzigen.

Art. 54.Met het oog op het opmaken van de evaluatie wordt voor iedere ambtenaar een evaluatiedossier bijgehouden. Dat bevat: 1° de functiebeschrijving;2° het verslag van het functioneringsgesprek waarin de doelstellingen zijn opgenomen die moeten worden behaald tijdens de betrokken evaluatieperiode;3° het tussentijdse verslag of de tussentijdse verslagen bedoeld in artikel 54bis dat of die werd(en) opgesteld tijdens de betrokken evaluatieperiode;4° ieder document, attest of bewijsstuk dat gaat over de gunstige of ongunstige vaststellingen over de ambtenaar die worden bedoeld in artikel 54bis.

Art. 54bis.In de loop van iedere evaluatieperiode kan de administrateur-generaal, de directeur-generaal of de hiërarchische meerdere van wie de ambtenaar afhangt, gunstige of ongunstige vaststellingen aan het evaluatiedossier toevoegen in verband met de doelstellingen en de evaluatie-elementen die worden vermeld in artikel 55.

Die vaststellingen worden meegedeeld aan de ambtenaar, die er zijn eventuele opmerkingen aan kan toevoegen binnen de 15 werkdagen na de kennisname.

De ambtenaar kan aan zijn evaluatiedossier een document laten toevoegen dat een gunstige beoordeling bevat betreffende de uitvoering van zijn werk.

Tijdens iedere evaluatieperiode kunnen er een of meerdere tussentijdse gesprekken plaatsvinden op vraag van de administrateur-generaal, de directeur-generaal of de hiërarchische meerdere van de betrokken ambtenaar.

Tijdens het tussentijdse gesprek kan onder meer het volgende worden uiteengezet: 1° de problemen en de oplossingen voor de problemen die betrekking hebben op hoe de geëvalueerde functioneert;2° oplossingen voor de problemen die de verwezenlijking van de overeengekomen doelstellingen belemmeren;die kunnen betrekking hebben op de organisatie en de werking van de dienst, de begeleiding door de hiërarchische meerdere en externe factoren; 3° de ontplooiing van de ambtenaar in zijn huidige functie. Naar aanleiding van dit gesprek kunnen er aanpassingen worden aangebracht aan de individuele doelstellingen van de ambtenaren.

De evaluator voegt het verslag van dit gesprek toe aan het evaluatiedossier. Dat verslag wordt meegedeeld aan de ambtenaar, die er zijn eventuele opmerkingen aan kan toevoegen binnen de 15 werkdagen na de kennisname.

Bij interne mobiliteit vindt er een voorafgaand tussentijds gesprek met de ambtenaar plaats.

Als de ambtenaar minstens 6 maanden voltijdse loopbaanonderbreking neemt, vindt er een tussentijds gesprek plaats wanneer hij het werk hervat.

Als de ambtenaar minstens 6 maanden afwezig is naar aanleiding van een arbeidsongeval of ziekte, vindt er een tussentijds gesprek plaats wanneer hij het werk hervat. HOOFDSTUK II. - Verloop van de evaluatie

Art. 55.§ 1. De directieraad bepaalt de praktische modaliteiten voor de organisatie van de evaluaties.

De directieraad stelt de evaluatie op op basis van de volgende criteria, die worden beoordeeld rekening houdend met de functiebeschrijving waarvan sprake in artikel 9 en met de doelstellingen die gelden voor de ambtenaren van alle niveaus: 1° de technische vaardigheden, die worden beoordeeld op basis van alle kennis en knowhow die nodig zijn om de functie correct uit te oefenen;2° de relationele vaardigheden, die worden beoordeeld op basis van de graad van mondelinge en schriftelijke communicatie, de luisterbereidheid, de samenwerking, de teamgeest, de relaties met de collega's en/of de gebruikers, in het licht van het vaardighedenprofiel in de functiebeschrijving;3° de actie- en realisatievaardigheden, die worden beoordeeld op basis van de graad van motivatie, betrokkenheid, creativiteit en proactiviteit in de functie;4° de vaardigheden van persoonlijke doelmatigheid, die worden beoordeeld op basis van het vermogen om problemen op te lossen en om doelmatig informatie te behandelen, de zin voor organisatie, planning en prioriteiten en de naleving van opgelegde termijnen;5° het vijfde criterium is uitsluitend voorbehouden voor managementfuncties, dus voor de functies die worden bekleed door een ambtenaar die hiërarchisch gezag uitoefent over andere ambtenaren: de managementvaardigheden, die worden beoordeeld op basis van de graad van ontwikkeling van de medewerkers en de geschiktheid om leiding te geven, een team te organiseren, te delegeren, een strategische visie te ontwikkelen, blijk te geven van verantwoordelijkheidszin, en besluitvaardigheid aan de dag te leggen. § 2. Voor iedere geëvalueerde functie bepaalt de directieraad vóór de evaluatie een verwacht niveau voor elk van de voormelde criteria. De evaluatie wordt dan opgemaakt door voor elk criterium te meten welk niveau bereikt werd tijdens de evaluatieperiode.

Behalve de voormelde criteria omvat de evaluatie ook een algemene beoordeling waarbij de sociale vaardigheden van de ambtenaar worden gemeten. Die worden beoordeeld op basis van de algemene houding van de ambtenaar die de evaluator tijdens de evaluatieperiode waarneemt: assertiviteit, aanpassingsvermogen aan de functie, flexibiliteit, omgang met stress, zelfbeheersing, openheid van geest ...

De synthese van al die criteria geeft aanleiding tot een algemene beoordeling `voldoende', `onder voorbehoud' of `onvoldoende'.

De algemene beoordeling `onvoldoende' kan enkel worden toegekend wanneer de ambtenaar minder dan 50 % van de punten van het te halen niveau kreeg voor de criteria die op hem van toepassing zijn.

De algemene beoordeling `onder voorbehoud' kan enkel worden toegekend wanneer de ambtenaar tussen 50 en 60 % van de punten van het te halen niveau kreeg voor de criteria die op hem van toepassing zijn.

De algemene beoordeling `voldoende' kan enkel worden toegekend wanneer de ambtenaar meer dan 60 % van de punten van het te halen niveau kreeg voor de criteria die op hem van toepassing zijn.

Op vraag van de ambtenaar mag een vakbondsafgevaardigde de gesprekken die in het kader van de evaluatieprocedure plaatsvinden, als waarnemer bijwonen.

Art. 55bis.De algemene beoordeling die volgt uit het jaarlijkse evaluatiegesprek op basis van de criteria uit artikel 55, § 1, maakt het voor de ambtenaar mogelijk om een variabel deel van de bezoldiging te verkrijgen zoals bepaald in artikels 285 en 286 van het statuut: 1° Als de algemene beoordeling `voldoende' wordt toegekend, krijgt de ambtenaar het volledige variabele deel van zijn bezoldiging.2° Als de algemene beoordeling `onder voorbehoud' wordt toegekend, krijgt de ambtenaar de helft van het variabele deel van zijn bezoldiging.3° Als de algemene beoordeling `onvoldoende' wordt toegekend, krijgt de ambtenaar het variabele deel van zijn bezoldiging niet. Het bedrag van het variabele deel van de bezoldiging zal ook rekening houden met het aantal aanwezigheidsdagen zoals bepaald in artikel 276.

Als de evaluatie een algemene beoordeling `onvoldoende' bevat, vindt er na 6 maanden opnieuw een evaluatie plaats. Een tweede opeenvolgende evaluatie met een algemene beoordeling `onvoldoende' leidt tot een voorstel van definitieve ambtsneerlegging op basis van de vastgestelde beroepsongeschiktheid zoals gedefinieerd in artikel 274.

Art. 56.De periode waarin de ambtenaar de vermelding `onder voorbehoud' of `onvoldoende' krijgt, komt niet in aanmerking voor de berekening van de graadanciënniteit die nodig is voor overgang naar een hogere weddeschaal in toepassing van de normale of versnelde functionele loopbaan.

Art. 57.Indien de ambtenaar niet kan instemmen met de hem meegedeelde evaluatie, beschikt hij over de mogelijkheid om, wat inhoud en vorm betreft, zich binnen de 20 kalenderdagen na de kennisgeving te wenden tot de gewestelijke kamer van beroep.

De ambtenaar verschijnt persoonlijk en kan zijn opmerkingen doen gelden. Hij mag zich voor zijn verdediging laten bijstaan door een persoon naar keuze. Het beroep is opschortend.

Art. 58.Wanneer de kandidatuur van een ambtenaar die het in het voorgaande artikel vermelde beroep heeft ingediend tegen de evaluatie waarvan hij in kennis werd gesteld, in aanmerking kan komen voor een verandering van graad of een bevordering, worden de benoemingsvoorstellen, voor zover die de belanghebbende nadeel kunnen berokkenen, in beraad gehouden tot wanneer de gewestelijke kamer van beroep een beslissing heeft genomen. Als het beroep in het voordeel van de betrokkene uitdraait, kan die in aanmerking worden genomen in het benoemingsvoorstel voor een verandering van graad of een bevordering met terugwerkende kracht van de opschortende maatregel.

Deel VIII. - Rangschikking

Art. 59.§ 1. Voor de toepassing van de verordeningsbepalingen die uitgaan van de anciënniteit, wordt onder de ambtenaren van de GOMB wier anciënniteit moet worden vergeleken de voorrang als volgt bepaald: 1° de ambtenaar met de grootste graadanciënniteit;2° bij gelijke graadanciënniteit, de ambtenaar met de grootste dienstanciënniteit;3° bij gelijke dienstanciënniteit, de oudste ambtenaar. § 2. Voor de toepassing van de verordeningsbepalingen die uitgaan van de graad-, de niveau- of de dienstanciënniteit, wordt de aanvangsdatum van de statutaire anciënniteit van de ambtenaar vastgesteld en aanvaard door de raad van bestuur op het ogenblik van de aanwerving, overeenkomstig artikel 295.

Deel IX. - Loopbaan van de ambtenaren van de GOMB TITEL I. - Werving in de graad van administrateur-generaal, directeur-generaal en directeur HOOFDSTUK 1. - Werving in de graad van administrateur-generaal

Art. 60.De betrekking van administrateur-generaal is toegankelijk voor eenieder afkomstig uit de openbare sector of de privésector. De algemene toelatingsvoorwaarden, zoals bepaald in artikel 15, zijn van toepassing.

Deze betrekking is toegankelijk voor personen die ten minste 12 jaar anciënniteit hebben in niveau A (of gelijkwaardig) in de openbare sector of de privésector en die minstens 6 jaar ervaring bezitten in een leidinggevende functie.

Zowel de jaren gepresteerd in de openbare sector als in de privésector worden in aanmerking genomen voor de berekening van de anciënniteit.

Onder ervaring in een leidinggevende functie verstaat men ervaring in het leiden van een groep in de openbare sector of de privésector.

De raad van bestuur beslist over de evenwaardigheid van de graden op het ogenblik van het beoordelen van de ontvankelijkheid van de kandidaturen.

Art. 61.§ 1. Vóór elke werving in de graad van administrateur-generaal moet de raad van bestuur deze betrekking vacant verklaren. § 2. Onverminderd de voorwaarden inzake anciënniteit, opgenomen in artikel 60, bepaalt de raad van bestuur de voorwaarden en hun weging op basis waarvan hij de kandidaturen voor de betrekking van administrateur-generaal zal beoordelen.

Deze criteria zijn onder meer: - de kennis van de Brusselse instellingen en de werking ervan, - de praktische ervaring in relaties met de privésector, - de bekwaamheid om een team te leiden, - de kennis van de GOMB en de visie op haar ontwikkeling, - kennis van de begrotings- en financiële aangelegenheden, de administratie en de personeelszaken van de GOMB, - de analysecapaciteiten, - de synthesecapaciteiten.

De raad van bestuur bepaalt eveneens de termijn waarin de kandidaturen moeten ingediend worden. Deze termijn bedraagt minstens 10 werkdagen. § 3. De raad van bestuur stelt een jury samen van minstens 5 leden waaronder de voorzitter en de afgevaardigd bestuurder.

Art. 62.§ 1. De vacante betrekking wordt ter kennis gebracht van de ambtenaren die in aanmerking komen om benoemd te worden via een bericht in het Belgisch Staatsblad, Selor of talent.brussels. § 2. Dit bericht van vacante betrekking nodigt uit tot kandidaatstelling en vermeldt: - de datum waarop de raad van bestuur besliste de betrekking vacant te verklaren; - de criteria bepaald door de raad van bestuur overeenkomstig artikel 61, § 2; - de termijn waarin de kandidaturen moeten ingediend worden.

Art. 63.§ 1. Om ontvankelijk te zijn moet de kandidatuur ingediend worden: - hetzij per aangetekend schrijven via de post gericht aan de voorzitter en de afgevaardigd bestuurder; - hetzij door persoonlijke overhandiging aan de voorzitter of de afgevaardigd bestuurder tegen ondertekening van een ontvangstbewijs; - hetzij elektronisch bij de voorzitter en de afgevaardigd bestuurder van citydev.brussels; en uiterlijk toekomen op de laatste dag van de termijn bepaald in het bericht van vacante betrekking. § 2. Bovendien moet elke kandidatuur voldoen aan de volgende voorwaarden: a) ze moet gedateerd en ondertekend zijn door de kandidaat;b) ze moet de naam, de voornaam en de titels en verdiensten van de kandidaat vermelden, c) ze moet, indien het bericht van vacante betrekking dit vraagt, een curriculum vitae bevatten, d) ze moet uitdrukkelijk vermelden hoe de kandidaat denkt te beantwoorden aan de criteria die de raad van bestuur in artikel 61, § 2 oplegt, aan de hand van een standaarddocument.

Art. 64.Enkel de titels van de personen die hun kandidatuur indienden overeenkomstig de vorm en termijn bepaald in artikel 63 komen in aanmerking.

Art. 65.Alle kandidaten die beantwoorden aan de voorschriften van artikel 63 moeten een schriftelijke proef afleggen over de kennis die in de functiebeschrijving wordt vereist en in toepassing van artikel 61, § 2.

De jury hoort de kandidaten die voor deze schriftelijke proef geslaagd zijn.

Het betreft een mondelinge proef over de voor de openstaande betrekking vereiste kennis.

De jury maakt een verslag met punten van het examen.

Het slagen voor de schriftelijke en mondelinge proef is noodzakelijk opdat de kandidaat aan de raad van bestuur kan voorgedragen worden.

Art. 66.De voorzitter en de afgevaardigd bestuurder geven een met redenen omkleed advies over elke kandidaat die voldoet aan de voorwaarden.

Zij nemen daarvoor in overweging: - de functiebeschrijving en de criteria bepaald in artikel 61, - de titels en ervaring die de kandidaat voorlegt om zijn kandidatuur voor de betrekking te staven, - het verslag van de jury.

De voorzitter en de afgevaardigd bestuurder formuleren een voorstel van toewijzing dat maximum 6 kandidaten bevat. De kandidaten worden gerangschikt in de volgorde waarin ze in aanmerking komen.

Alle kandidaten worden bij aangetekend schrijven op de hoogte gebracht van het voorstel.

Art. 67.De persoon die zich benadeeld voelt kan binnen de 10 werkdagen een bezwaar indienen bij de voorzitter van de raad van bestuur. Op verzoek van de kandidaat wordt hij gehoord door de voorzitter en de afgevaardigd bestuurder. Hij mag zich laten bijstaan door een persoon naar keuze.

De 10 werkdagen beginnen te lopen op de dag dat het aangetekend schrijven door de post op de woonplaats van de kandidaat is aangeboden.

Art. 68.Indien de raad van bestuur het voorstel van rangschikking niet volgt, moet hij deze beslissing uitgebreid motiveren.

Art. 69 (...) De laureaat voor de betrekking van administrateur-generaal loopt een jaar stage volgens de modaliteiten uit artikel 19 en volgende over de stage. De voorzitter en de afgevaardigd bestuurder hebben de leiding over de stage. HOOFDSTUK II. - Werving in de graad van directeur-generaal

Art. 70.De betrekking van directeur-generaal is toegankelijk voor eenieder afkomstig uit de openbare sector of de privésector. De algemene toelatingsvoorwaarden, zoals bepaald in artikel 15, zijn van toepassing.

Deze betrekking is toegankelijk voor personen die ten minste 12 jaar anciënniteit hebben in niveau A (of gelijkwaardig) in de openbare sector of de privésector en die minstens 3 jaar ervaring bezitten in een leidinggevende functie.

Zowel de jaren gepresteerd in de openbare sector als in de privésector worden in aanmerking genomen voor de berekening van de anciënniteit.

Onder ervaring in een leidinggevende functie verstaat men ervaring in het leiden van een groep in de openbare sector of de privésector.

De raad van bestuur beslist over de evenwaardigheid van de graden op het ogenblik van het beoordelen van de ontvankelijkheid van de kandidaturen.

Art. 71.§ 1. Vóór elke werving in de graad van directeur-generaal moet de raad van bestuur deze betrekking vacant verklaren. § 2. Onverminderd de voorwaarden, opgenomen in artikel 70, kan de raad van bestuur eventueel bijkomende en bijzondere voorwaarden inzake beroepsbekwaamheid bepalen vereist door de aard van de betrekking die overeenstemt met de graad van directeur-generaal.

De raad van bestuur bepaalt de beoordelingscriteria en hun weging.

De raad van bestuur bepaalt eveneens de termijn waarin de kandidaturen moeten ingediend worden. Deze termijn bedraagt minstens 10 werkdagen. § 3. De raad van bestuur stelt een jury samen van minstens 5 leden waaronder de voorzitter en de afgevaardigd bestuurder.

Art. 72.De vacante betrekking wordt ter kennis gebracht van de ambtenaren die in aanmerking komen om benoemd te worden via een bericht in het Belgisch Staatsblad, Selor en talent.brussels.

Dit bericht van vacante betrekking nodigt uit tot kandidaatstelling en vermeldt: - de datum waarop de raad van bestuur besliste de betrekking vacant te verklaren; - de criteria bepaald door de raad van bestuur overeenkomstig artikel 71, - de termijn waarin de kandidaturen moeten ingediend worden.

Art. 73.§ 1. Om ontvankelijk te zijn moet de kandidatuur ingediend worden: - hetzij per aangetekend schrijven via de post gericht aan de voorzitter en de afgevaardigd bestuurder; - hetzij door persoonlijke overhandiging aan de voorzitter of de afgevaardigd bestuurder tegen ondertekening van een ontvangstbewijs; - hetzij elektronisch bij de voorzitter en de afgevaardigd bestuurder van citydev.brussels; en uiterlijk toekomen op de laatste dag van de termijn bepaald in het bericht van vacante betrekking. § 2. Bovendien moet elke kandidatuur voldoen aan de volgende voorwaarden: a) ze moet gedateerd en ondertekend zijn door de kandidaat;b) ze moet de naam, de voornaam en de titels en verdiensten van de kandidaat vermelden, c) ze moet, indien het bericht van vacante betrekking dit vraagt, een cv bevatten, d) ze moet uitdrukkelijk vermelden hoe de kandidaat denkt te beantwoorden aan de criteria die de raad van bestuur in artikel 71, § 2 oplegt, aan de hand van een standaarddocument.

Art. 74.Enkel de titels van de personen die hun kandidatuur indienden overeenkomstig de vorm en termijn bepaald in artikel 73 komen in aanmerking.

Art. 74 bis. Alle kandidaten die beantwoorden aan de voorschriften van artikel 73 moeten een schriftelijke proef afleggen over de kennis die in de functiebeschrijving wordt vereist en in toepassing van artikel 71, § 2.

De jury hoort de kandidaten die voor deze schriftelijke proef geslaagd zijn.

Het betreft een mondelinge proef over de voor de openstaande betrekking vereiste kennis.

De jury maakt een verslag met punten van het examen.

Het slagen voor de schriftelijke en mondelinge proef is noodzakelijk opdat de kandidaat aan de raad van bestuur kan voorgedragen worden.

Art. 75.De voorzitter en de afgevaardigd bestuurder geven een met redenen omkleed advies over elke kandidaat die voldoet aan de voorwaarden.

Zij nemen daarvoor in overweging: - de functiebeschrijving en de eventueel in toepassing van artikel 71, § 2 bepaalde bijkomende en bijzondere voorwaarden; - de titels en ervaring die de kandidaat voorlegt om zijn kandidatuur voor de betrekking te staven, - het verslag met punten van de jury.

De voorzitter en de afgevaardigd bestuurder formuleren een voorstel van toewijzing dat maximum 6 kandidaten bevat. De kandidaten worden gerangschikt in de volgorde waarin ze in aanmerking komen.

Alle kandidaten worden bij aangetekend schrijven op de hoogte gebracht van het voorstel.

Art. 76.De persoon die zich benadeeld voelt kan binnen de 10 werkdagen een bezwaar indienen bij de voorzitter van de raad van bestuur. Op verzoek van de kandidaat wordt hij gehoord door de voorzitter en de afgevaardigd bestuurder. Hij mag zich laten bijstaan door een persoon naar keuze.

De 10 werkdagen beginnen te lopen op de dag dat het aangetekend schrijven door de post op de woonplaats van de kandidaat is aangeboden.

Art. 77.Indien de raad van bestuur het voorstel van rangschikking niet volgt, moet hij deze beslissing uitgebreid motiveren.

Art. 78.(...) De laureaat voor de betrekking van directeur-generaal loopt een jaar stage volgens de modaliteiten uit artikel 19 en volgende over de stage. De administrateur-generaal heeft de leiding over de stage. Als hij van de andere taalrol is, wordt de administrateur-generaal bijgestaan door de voorzitter en de afgevaardigd bestuurder om de wet op het gebruik van de talen na te leven. HOOFDSTUK III. - Werving in de graad van directeur

Art. 79.De betrekkingen van directeur zijn toegankelijk voor eenieder afkomstig uit de openbare sector of de privésector.

De algemene toelatingsvoorwaarden, zoals bepaald in artikel 15, zijn van toepassing.

Deze betrekking is toegankelijk voor personen die ten minste 9 jaar anciënniteit hebben in niveau A (of gelijkwaardig) in de openbare sector of de privésector.

Zowel de jaren gepresteerd in de openbare sector als in de privésector worden in aanmerking genomen voor de berekening van de anciënniteit.

De raad van bestuur beslist over de evenwaardigheid van de graden op het ogenblik van het beoordelen van de ontvankelijkheid van de kandidaturen.

Art. 80.§ 1. Vóór elke werving in de graad van directeur moet de raad van bestuur deze betrekking vacant verklaren. § 2. Onverminderd de voorwaarden inzake rang en anciënniteit, opgenomen in artikel 79, kan de raad van bestuur eventueel bijkomende en bijzondere voorwaarden inzake beroepsbekwaamheid bepalen vereist door de aard van de betrekking die overeenstemt met de graad van directeur.

De raad van bestuur bepaalt de beoordelingscriteria en hun weging.

De raad van bestuur bepaalt eveneens de termijn waarin de kandidaturen moeten ingediend worden. Deze termijn bedraagt minstens 10 werkdagen.

Art. 81.De vacante betrekking wordt ter kennis gebracht van de personen die in aanmerking komen om benoemd te worden via een bericht gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, Selor en talent.brussels.

Dit bericht van vacante betrekking nodigt uit tot kandidaatstelling en vermeldt: - de datum waarop de raad van bestuur besliste de betrekking vacant te verklaren; - de criteria die de raad van bestuur opstelde overeenkomstig artikel 80 § 2; - de termijn waarin de kandidaturen moeten ingediend worden.

Art. 82.§ 1. Om ontvankelijk te zijn moet de kandidatuur ingediend worden: - hetzij per aangetekend schrijven via de post gericht aan de voorzitter en de afgevaardigd bestuurder; - hetzij door persoonlijke overhandiging aan de voorzitter of de afgevaardigd bestuurder tegen ondertekening van een ontvangstbewijs; - hetzij elektronisch bij de voorzitter en de afgevaardigd bestuurder van citydev.brussels; en uiterlijk toekomen op de laatste dag van de termijn bepaald in het bericht van vacante betrekking. § 2. Bovendien moet elke kandidatuur voldoen aan de volgende voorwaarden: a) ze moet gedateerd en ondertekend zijn door de kandidaat;b) ze moet de naam, de voornaam en de titels en verdiensten van de kandidaat vermelden, c) ze moet, indien het bericht van vacante betrekking dit vraagt, een cv bevatten, d) ze moet uitdrukkelijk vermelden hoe de kandidaat denkt te beantwoorden aan de criteria die de raad van bestuur in artikel 80, § 2 oplegt, aan de hand van een standaarddocument.

Art. 83.Enkel de titels van de personen die hun kandidatuur indienden overeenkomstig de vorm en termijn bepaald in artikel 82 komen in aanmerking.

Alle kandidaten die beantwoorden aan de voorschriften van artikel 82 moeten een schriftelijke proef afleggen over de kennis die in de functiebeschrijving wordt vereist en in toepassing van artikel 80, § 2.

De directieraad hoort de kandidaten die voor deze schriftelijke proef geslaagd zijn.

Het betreft een mondelinge proef over de voor de openstaande betrekking vereiste kennis.

Er wordt een verslag met punten opgemaakt van het examen.

Het slagen voor de schriftelijke en mondelinge proef is noodzakelijk opdat de kandidaat aan de raad van bestuur kan voorgedragen worden.

Art. 84.De directieraad geeft een met redenen omkleed advies over elke kandidaat die voldoet aan de voorwaarden.

Hij neemt daarvoor in overweging: - de functiebeschrijving en de eventueel in toepassing van artikel 80, § 2 bepaalde bijkomende en bijzondere voorwaarden; - de titels en ervaring die de kandidaat voorlegt om zijn kandidatuur voor de betrekking te staven, - het verslag met punten van het examen.

De directieraad formuleert een voorstel van toewijzing dat maximum 6 kandidaten bevat. De kandidaten worden gerangschikt in de volgorde waarin ze in aanmerking komen.

Alle kandidaten worden bij aangetekend schrijven op de hoogte gebracht van het voorstel.

Art. 85.De persoon die zich benadeeld voelt kan binnen de 10 werkdagen een bezwaar indienen bij de voorzitter van de directieraad.

Op verzoek van de kandidaat wordt hij gehoord door de directieraad.

Hij mag zich laten bijstaan door een persoon naar keuze.

De 10 werkdagen beginnen te lopen op de dag dat het aangetekend schrijven door de post op de woonplaats van de kandidaat is aangeboden.

Art. 86.Indien de raad van bestuur het voorstel van rangschikking niet volgt, moet hij deze beslissing uitgebreid motiveren.

Art. 87.(...) De laureaat voor de betrekking van directeur loopt een jaar stage volgens de modaliteiten uit artikel 19 en volgende over de stage. De door de administrateur-generaal aangestelde directeur-generaal van de dezelfde taalrol als de ambtenaar heeft de leiding over de stage.

TITEL II. - De hiërarchische loopbaan

Art. 88.De hiërarchische loopbaan is de loopbaan die een ambtenaar kan doorlopen door verhoging in graad binnen zijn niveau of door overgang naar een hoger niveau. HOOFDSTUK I. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 89.§ 1.

Er zijn twee soorten van bevordering: 1° bevordering door verhoging in graad in eenzelfde niveau;2° bevordering door overgang naar het niveau hoger dan dat van de ambtenaar.

Art. 90.§ 1. Bevordering is alleen mogelijk wanneer een vaste betrekking van de toe te kennen graad vacant is.

Zij wordt verleend volgens de regels bepaald in dit statuut. § 2. De vacature van een door bevordering te verlenen betrekking wordt door de administrateur-generaal of, bij zijn afwezigheid, door de adjunct-administrateur-generaal ter kennis gebracht van de benoembare ambtenaren door middel van een bericht van vacante betrekking.

Het bericht van vacante betrekking wordt aan de betrokken ambtenaren bezorgd tegen ontvangstbewijs met handtekening en datum waarop het afgeleverd is of verstuurd per aangetekend schrijven naar het laatste adres dat de betrokkene heeft medegedeeld indien hij tijdelijk niet op de dienst aanwezig is. § 3. Bij bevordering wordt alleen rekening gehouden met de titels van de ambtenaren die zich kandidaat hebben gesteld in de vorm en binnen de termijn bepaald in artikels 103 tot 105. § 4. Om bevorderd te kunnen worden moet de ambtenaar effectief minstens halftijds in functie zijn bij de GOMB gedurende minstens 1 jaar vóór de vacantverklaring van een betrekking door de raad van bestuur. Dit impliceert dat de ambtenaar minstens 2 jaar na de benoeming effectief in dienst blijft.

Om een bevordering te verkrijgen, moet de ambtenaar zich bovendien in een administratieve stand bevinden waarin hij zijn aanspraken op bevordering kan doen gelden.

Daarnaast moet de ambtenaar de evaluatie 'voldoende' hebben.

Art. 91.§ 1. Voorafgaand aan elke bevordering bepaalt de directieraad de functieprofielen in overeenstemming met de noden van de instelling.

Die profielen moeten voldoen aan de specifiek vereiste criteria voor elke bevordering door verhoging in graad, op elk niveau van de hiërarchie.

De directieraad formuleert een gemotiveerd voorstel, samengesteld uit een rangschikking van alle kandidaten die aan de voorwaarden voor de betrekking voldoen, in de volgorde waarin ze in aanmerking komen voor de benoeming.

De directieraad houdt daarbij rekening met: 1° de functiebeschrijving en de kwalificatie vereist van de kandidaat;2° het evaluatiedossier van de kandidaat. Bij gelijkheid tussen de kandidaten wordt de beslissing genomen in toepassing van de bepalingen van artikel 59 met betrekking tot de anciënniteit. § 2. Het met redenen omkleed voorstel wordt medegedeeld aan de ambtenaren die hun kandidatuur ingediend hebben voor de te begeven betrekking en die voldoen aan de vereisten. § 3. De ambtenaar die zich benadeeld acht, kan binnen de 10 kalenderdagen na de kennisgeving een bezwaar indienen bij de directieraad.

Hij wordt, op zijn verzoek, door die raad gehoord. Hij mag zich laten bijstaan door een persoon naar keuze.

Na dit verhoor stelt de directieraad een proces-verbaal op van de middelen die de eiser ingeroepen heeft en van het met redenen omkleed advies over die middelen. Het proces-verbaal wordt bezorgd aan de raad van bestuur.

Art. 92.Bevordering van ambtenaren van de GOMB, zowel door verhoging in graad als door overgang naar het hogere niveau, wordt verleend door de raad van bestuur.

Art. 93.Wanneer de raad van bestuur afwijkt van het door de directieraad gedane voorstel, moet hij zijn beslissing met redenen omkleden.

De aangehaalde redenen moeten rekening houden met de argumenten die de directieraad naar voren bracht in zijn voorstel.

Art. 93bis.Ambtenaren die houder zijn van de graad van assistent-informaticus, of adjunct-informaticus, en die zich kandidaat stellen voor een bevordering door verhoging in graad of door overgang naar het hoger niveau en een dergelijke bevordering krijgen, verliezen automatisch de verhoging in weddeschaal die verbonden is aan hun wervingsgraad. HOOFDSTUK II. - Bevordering door overgang naar een hoger niveau

Art. 94.§ 1. De bevordering door overgang naar het hogere niveau wordt steeds verleend via een examen dat de raad van bestuur organiseert naargelang van de noden en volgens de modaliteiten die hij bepaalt. § 2. De bevordering door overgang naar het hogere niveau is uitsluitend mogelijk indien de raad van bestuur op dat niveau een betrekking vooraf vacant verklaard heeft in een wervingsgraad.

Art. 95.Bij beslissing van de raad van bestuur organiseren de voorzitter en de afgevaardigd bestuurder de examens voor overgang naar het hogere niveau.

Ze kunnen de organisatie van die examens echter geheel of gedeeltelijk toevertrouwen aan de administrateur-generaal.

Art. 96.§ 1. Om aan een examen voor overgang naar het hogere niveau deel te nemen, moet de ambtenaar zich bevinden in een administratieve stand waarin hij zijn aanspraken op bevordering kan doen gelden en de evaluatie `voldoende' hebben.

De in het voorgaande lid bepaalde voorwaarde moet vervuld zijn uiterlijk op de dag van inschrijving voor het examen. § 2. De ambtenaar die tijdens de examengedeelten niet langer de in § 1 bepaalde voorwaarde vervult, verliest het voordeel van zijn eventueel slagen voor het examen. § 3. Om deel te nemen aan een specifiek examen voor overgang naar niveau A dient een ambtenaar van niveau B of C bovendien in een van beide of in beide niveaus ten minste 3 jaar niveauanciënniteit te hebben.

Om deel te nemen aan een examen voor overgang naar niveau B of C dient een ambtenaar bovendien een niveauanciënniteit van ten minste 3 jaar, respectievelijk in niveau C of D, te hebben. § 4. De raad van bestuur kan, bovenop de voorwaarden opgesomd in voorgaande §§ 1 en 3 bijkomende voorwaarden opleggen voor de deelname aan een examen voor overgang naar het hogere niveau wanneer deze voorwaarden gerechtvaardigd zijn door de aard van de betrekking.

Art. 97.De deelnemingsvoorwaarden bepaald krachtens artikel 96 moeten vervuld zijn uiterlijk de dag van inschrijving voor het examen.

De ambtenaar die tijdens de examens niet langer beantwoordt aan een van de voorwaarden verliest het voordeel van het eventueel slagen voor het examen. HOOFDSTUK III. - Bevordering door verhoging in graad Afdeling 1. - Orde van de bevorderingen

Art. 98.§ 1. Onverminderd hetgeen in artikel 93, lid 1 en 2, bepaald staat, wordt de bevordering door verhoging in graad tot een graad van de rang A2 verleend door de raad van bestuur op een met redenen omkleed voorstel van de directieraad, opgesteld overeenkomstig artikel 91, § 1. Afdeling 2. - Voorwaarden van bevordering

Art. 99.Onverminderd de bij dit statuut bepaalde voorwaarden inzake rang en anciënniteit kan de raad van bestuur, voor elk van de bij bevordering door verhoging in graad te verlenen graden, de lijst van de graden vaststellen die er toegang toe verlenen met eventuele aanduiding van de aanvullende en bijzondere voorwaarden inzake beroepskwalificatie, die de aard van de betrekking die met de te begeven graad overeenstemt, vereist.

Art. 100.§ 1. De betrekkingen van eerste attaché van rang A2 staan open voor de titularissen van de graad van attaché in rang A1 die ten minste 3 jaar graadanciënniteit tellen. § 2. De ambtenaar die zich kandidaat stelt voor een betrekking in rang A2 moet over de evaluatie `voldoende' beschikken.

Art. 101.Als er geen kandidaten zijn die voldoen aan de statutaire voorwaarden voor bevordering in rang A2, kan er worden geworven door benoeming van contractuele ambtenaren van dezelfde rang. Voor de selectie gelden de toelaatbaarheids- en ontvankelijkheidsvoorwaarden uit artikel 15 en volgende. De examenprocedure wordt goedgekeurd door de raad van bestuur.

Art. 102.De betrekkingen van rang B2, C2 en D2 staan open voor ambtenaren die houder zijn van de graad van assistent, adjunct of klerk van respectievelijk rang B1, C1 en D1 die minstens 3 jaar graadanciënniteit tellen.

Als er geen kandidaten zijn die voldoen aan de statutaire voorwaarden voor bevordering in rang B2, kan er worden geworven door benoeming van contractuele ambtenaren van dezelfde rang. Voor de selectie gelden de toelaatbaarheids- en ontvankelijkheidsvoorwaarden uit artikel 15 en volgende. De examenprocedure wordt goedgekeurd door de raad van bestuur. HOOFDSTUK IV. - Kandidaatstelling met het oog op bevordering

Art. 103.Elke vacantverklaring van een betrekking door de raad van bestuur wordt ter kennis gebracht van de benoembare ambtenaren door middel van een bericht van vacante betrekking ondertekend door de administrateur-generaal of door de adjunct-administrateur-generaal bij ontstentenis van de administrateur-generaal. De belanghebbenden viseren de dienstnota voor ontvangst. Een exemplaar van de nota wordt per aangetekende brief met ontvangstbewijs naar de woonplaats gestuurd van de ambtenaar die om welke reden dan ook tijdelijk afwezig is.

Dit bericht van vacante betrekking nodigt uit tot kandidaatstelling en vermeldt: - de datum waarop de raad van bestuur besliste de betrekking vacant te verklaren; - de juiste omschrijving van de vacante betrekking (rang en graad); - het feit dat de betrekking te begeven is door bevordering; - de algemene en bijzondere voorwaarden waaraan de kandidaten moeten voldoen met het oog op genoemde bevordering; - de termijn waarin de kandidaturen moeten ingediend worden en die minstens 10 werkdagen moet bedragen.

Art. 104.§ 1. Om ontvankelijk te zijn moeten de kandidaturen ingediend worden: - hetzij bij een ter post aangetekend schrijven gericht aan de administrateur-generaal of aan de adjunct-administrateur-generaal bij ontstentenis van de administrateur-generaal; - hetzij door persoonlijke overhandiging aan de administrateur-generaal of aan de adjunct-administrateur-generaal bij ontstentenis van de administrateur-generaal tegen ondertekening van een ontvangstbewijs; en uiterlijk toekomen op de laatste dag van de in de mededeling bepaalde termijn (de datum van de poststempel geldt als bewijs). § 2. Bovendien moet elke kandidatuur voldoen aan de volgende voorwaarden: a) ze moet gedateerd en ondertekend zijn door de kandidaat;b) ze moet melding maken van de naam, de voornaam en de graad alsook de dienst waartoe de kandidaat behoort;c) ze moet, indien het bericht van vacante betrekking dit vermeldt, een curriculum vitae bevatten;d) ze moet aangeven op welke manier de kandidaat denkt te voldoen aan de verschillende voorwaarden die de raad van bestuur eventueel oplegt.

Art. 105.Indien naar meerdere betrekkingen wordt gesolliciteerd moet voor elk van die betrekkingen een afzonderlijke kandidatuur worden ingediend.

TITEL III. - De interne mobiliteit HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Art. 105bis.De interne mobiliteit is de overgang van een ambtenaar naar een andere vacante betrekking van zijn graad binnen de GOMB. De ambtenaar behoudt hoe dan ook zijn graad en de daaraan verbonden weddeschaal. Hij behoudt tevens de voordelen die hij in zijn functionele loopbaan heeft verkregen, met inachtneming van de bepalingen inzake vorming en evaluatie.

De interne mobiliteit vindt plaats hetzij door vrijwillige mobiliteit, hetzij door ambtshalve mobiliteit, hetzij door reaffectatie.

Om zich kandidaat te stellen moet de ambtenaar zijn functies uitoefenen in zijn betrekking sinds ten minste twee jaar. HOOFDSTUK II. - De vrijwillige mobiliteit

Art. 105ter.§ 1. De ambtenaar dient zijn verzoek voor interne mobiliteit in: 1° hetzij door te antwoorden op een mobiliteitsaanbod dat door het departement Hrm minstens per dienstnota wordt meegedeeld;2° hetzij door zijn kandidatuur in te dienen bij het departement Hrm zonder dat er een mobiliteitsaanbod bestaat. § 2. De directieraad geeft zijn advies over elk verzoek voor interne mobiliteit. Als dat advies gunstig is, spreekt de raad van bestuur zich uit over de verandering van betrekking. HOOFDSTUK III. - De ambtshalve mobiliteit

Art. 105quater.§ 1. De raad van bestuur kan over een ambtshalve mobiliteit beslissen als er bijzondere eisen inzake kennis of ervaring zijn vereist om een betrekking te bekleden.

De directieraad raadpleegt vooraf de betrokken ambtenaren-generaal en de betrokken ambtenaar, en legt een gemotiveerde beslissing voor aan de raad van bestuur.

De raad van bestuur motiveert zijn beslissing aan de hand van de functiebeschrijving en het gewenste profiel om de betrekking te kunnen bekleden. § 2. Tot ambtshalve mobiliteit kan eveneens worden beslist indien zij gerechtvaardigd is door dienstbehoeften of -noodwendigheden. § 3. Op voorstel van de directieraad kan de raad van bestuur ook beslissen over een ambtshalve mobiliteit ingeval op een gemotiveerde wijze vastgesteld wordt dat de ambtenaar niet meer over de vereiste kwalificaties zou beschikken om zijn betrekking te bekleden. De ambtenaar wordt vooraf gehoord door de directieraad.

TITEL IV. - De functionele loopbaan HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Art. 106.De functionele loopbaan is voorbehouden aan de ambtenaren die titularis zijn van een wervingsgraad.

Zij bestaat erin dat de ambtenaar, zonder van graad te veranderen, één of twee hogere weddeschalen geniet dan die die zijn verbonden aan zijn graad, zolang hij voldoet aan de eisen die het statuut stelt inzake anciënniteit, evaluatie en vorming.

Art. 107.De administrateur-generaal beheert het stelsel van de functionele loopbanen. Hij kent een hogere weddeschaal toe zodra een ambtenaar de voorwaarden inzake graadanciënniteit, evaluatie en vorming vervult. HOOFDSTUK II. - De gewone functionele loopbaan

Art. 108.Aan de wervingsgraden van attaché, assistent, adjunct en klerk zijn de weddeschalen 101, 102 en 103 verbonden.

De weddeschaal 101 wordt toegekend vanaf de aanwerving of de overgang naar een hoger niveau.

De weddeschaal 102 wordt toegekend aan de ambtenaar die: 1° 6 jaar graadanciënniteit telt;2° een evaluatie `voldoende' heeft;3° met succes de vorming bedoeld in artikel 252 heeft gevolgd. De weddeschaal 103 wordt toegekend aan de ambtenaar zodra hij 15 jaar graadanciënniteit telt, onder dezelfde voorwaarden inzake evaluatie en vorming.

Art. 108bis.Aan de wervingsgraad van attaché architect/ingenieur zijn weddeschalen 141, 142 en 143 verbonden.

Weddeschaal 141 wordt toegekend vanaf de aanwerving of de overgang naar een hoger niveau.

Weddeschaal 142 wordt toegekend aan de ambtenaar die: 1° 6 jaar graadanciënniteit telt;2° een evaluatie `voldoende' heeft;3° met succes de vorming bedoeld in artikel 252 heeft gevolgd. De weddeschaal 143 wordt toegekend aan de ambtenaar zodra hij 15 jaar graadanciënniteit telt, onder dezelfde voorwaarden inzake evaluatie en vorming.

Art. 108ter.In afwijking van de bepalingen van art. 108 zijn aan de graad van assistent-informaticus de weddeschalen B103, B200 en B210 verbonden.

Weddeschaal B103 wordt toegekend bij de aanwerving.

Weddeschaal B200 wordt toegekend aan de ambtenaar die: 1° 6 jaar graadanciënniteit telt;2° een evaluatie `voldoende' heeft;3° met succes de vorming bedoeld in artikel 252 heeft gevolgd. Weddeschaal B210 wordt toegekend aan de ambtenaar zodra hij 15 jaar graadanciënniteit heeft onder dezelfde voorwaarden inzake evaluatie en vorming.

Kunnen enkel worden aangeworven in de graad van assistent-informaticus: houders van een bachelordiploma computerwetenschappen, beheersinformatica, industriële informatica, netwerk- en telecombeheer of een gelijkwaardig diploma, erkend door de Franse of de Vlaamse Gemeenschap.

Art. 108quater.In afwijking van de bepalingen van artikel 108 zijn aan de graad van adjunct-informaticus weddeschalen C103, C200 en C210 verbonden.

Weddeschaal C103 wordt toegekend bij de aanwerving.

Weddeschaal C200 wordt toegekend aan de ambtenaar die: 1° 6 jaar graadanciënniteit telt;2° een evaluatie `voldoende' heeft;3° met succes de vorming bedoeld in artikel 252 heeft gevolgd. Weddeschaal C210 wordt toegekend aan de ambtenaar zodra hij 15 jaar graadanciënniteit heeft onder dezelfde voorwaarden inzake evaluatie en vorming.

Kunnen enkel worden aangeworven in de graad van adjunct-informaticus: houders van een diploma van het hoger secundair onderwijs richting informaticatechnicus of een gelijkwaardig diploma, erkend door de Franse of de Vlaamse Gemeenschap. HOOFDSTUK III. - De versnelde functionele loopbaan

Art. 109.De ambtenaar die beschikt over een evaluatie `voldoende' kan zijn functionele loopbaan versnellen door één of meerdere programma's inzake vrijwillige beroepsvorming overeenstemmend met zijn niveau met goed gevolg af te werken nog vóór hij de vereiste graadanciënniteit telt.

Onder vrijwillige beroepsvorming dient te worden verstaan de vorming bedoeld in artikel 265.

Onder de voorwaarden bepaald in het eerste lid van dit artikel, wordt de weddeschaal 102 toegekend zodra de ambtenaar 4 jaar graadanciënniteit telt en de weddeschaal 103 zodra hij 12 jaar graadanciënniteit telt.

De weddeschaal 103 wordt nochtans alleen toegekend nadat de ambtenaar ten minste 4 jaar weddeschaal 102 heeft genoten.

Art. 109bis.De ambtenaar die houder is van de graad attaché architect/ingenieur in rang A1, kan zijn functionele loopbaan versnellen door één of meerdere programma's inzake vrijwillige beroepsvorming overeenstemmend met zijn niveau met goed gevolg af te werken nog vóór hij de vereiste graadanciënniteit telt.

Onder vrijwillige beroepsvorming dient te worden verstaan de vorming bedoeld in artikel 265.

Onder de voorwaarden bepaald in het eerste lid van dit artikel, wordt de weddeschaal 142 toegekend zodra de ambtenaar 6 jaar graadanciënniteit telt en de weddeschaal 143 zodra hij 12 jaar graadanciënniteit telt.

De weddeschaal 143 wordt nochtans alleen toegekend nadat de ambtenaar ten minste 4 jaar weddeschaal 142 heeft genoten.

Art. 109ter.De ambtenaar die houder is van de graad van assistent-informaticus in rang B1, van de graad van adjunct-informaticus in rang C1, of van de graad van klerk-informaticus in rang D1, kan zijn functionele loopbaan versnellen door een of meerdere programma's inzake vrijwillige beroepsvorming overeenstemmend met zijn niveau met goed gevolg af te werken vóór hij de vereiste graadanciënniteit heeft.

Onder vrijwillige beroepsvorming dient te worden verstaan de vorming bedoeld in artikel 265.

Onder de voorwaarden bepaald in het eerste lid van dit artikel wordt weddeschaal 200 toegekend zodra de ambtenaar 6 jaar graadanciënniteit heeft en weddeschaal 210 zodra hij 12 jaar graadanciënniteit telt.

TITEL V. - Bij de GOMB vigerende graden

Art. 110.Worden beschouwd als bevorderingsgraden door verhoging in graad: eerste attaché architect/ingenieur, eerste attaché, eerste hoofdassistent, eerste assistent, eerste adjunct, eerste klerk.

Worden beschouwd als bevorderingsgraden door overgang naar het hogere niveau: attaché bij overgang naar niveau A voor ambtenaren van niveaus B en C, assistent bij overgang naar niveau B voor ambtenaren van niveau C, adjunct bij overgang naar niveau C voor ambtenaren van niveau D. Worden beschouwd als wervingsgraden: administrateur-generaal, directeur-generaal, directeur, attachéarchitect/ingenieur, attaché, assistent, assistent-informaticus, adjunct, adjunct-informaticus klerk, klerk-informaticus.

Art. 110 bis. Houders van de graad van assistent-informaticus in rang B1, en van de graad van adjunct-informaticus in rang C1 bekleden volgens het personeelsplan een betrekking van rang B1 en C1 ongeacht de weddeschaal waarop ze in toepassing van dit statuut en deze bezoldigingsregeling recht hebben.

TITEL VI. - Uitoefening van een hoger ambt

Art. 111.Onder hoger ambt wordt verstaan elk ambt dat overeenstemt met een in het personeelsplan voorkomende betrekking van een graad van de onmiddellijk hogere rang dan die waarvan de ambtenaar titularis is.

Art. 112.Een ambtenaar kan worden aangesteld in een hoger ambt voor een betrekking die tijdelijk onbezet is.

Het feit alleen dat een betrekking tijdelijk onbezet is, is geen voldoende reden om die betrekking voorlopig te verlenen.

Art. 113.Alleen een ambtenaar die voldoet aan alle statutaire vereisten om tot de met het hoger ambt overeenstemmende graad te worden benoemd, kan voor het uitoefenen van dat ambt worden aangesteld.

Een ambtenaar die een tuchtstraf heeft opgelopen mag niet worden aangesteld alvorens zijn straf is doorgehaald.

Art. 114.In een tijdelijk vacante betrekking kan een ambtenaar alleen worden aangesteld indien de titularis ten minste een maand afwezig is.

Een hoger ambt kan alleen worden toegekend met ingang van de eerste dag van een maand.

Art. 115.De raad van bestuur beslist over de toekenning van een hoger ambt.

Art. 116.De beslissing tot aanstelling vermeldt: 1° een omschrijving van het ambt dat tijdelijk vacant is, zijn huidige titularis en de reden van diens afwezigheid;2° een verantwoording van de noodzaak om een hoger ambt toe te kennen;3° een verantwoording van de keuze van de voorgestelde ambtenaar.

Art. 117.Een ambtenaar die met een hoger ambt is belast, beschikt over alle aan dat ambt verbonden prerogatieven.

Art. 118.De uitoefening van een hoger ambt verleent geen aanspraak op een benoeming in de graad van dat ambt.

TITEL VII. - De vrijwillige terugzetting in graad

Art. 118bis.Voor zover er in het personeelsplan een betrekking vacant is, kan de ambtenaar met een graad van rang A2 of hoger eenmaal in zijn loopbaan om functionele of persoonlijke redenen vragen te worden teruggezet in graad.

De ambtenaar behoudt de geldelijke anciënniteit verworven in de graad die hij heeft op het moment van zijn verzoek tot terugzetting in graad.

De vrijwillige terugzetting in graad gebeurt in de graad onmiddellijk onder die van de ambtenaar. Wanneer de ambtenaar een functionele loopbaan genoot vóór de terugzetting in graad, blijft hij die genieten in de lagere graad.

De ambtenaar valt in de weddeschaal verbonden aan zijn nieuwe graad en verliest de voordelen verbonden aan zijn vorige graad.

De ambtenaar kan in geen geval terugkomen op zijn oorspronkelijke beslissing zodra die is goedgekeurd en bekrachtigd door de raad van bestuur.

Art. 118ter.De vrijwillige terugzetting in graad wordt toegekend door de raad van bestuur.

Deel X. - Tuchtregeling

Art. 119.§ 1. De volgende tuchtstraffen kunnen worden uitgesproken: 1° de terechtwijzing, 2° de blaam, 3° de inhouding van wedde, 4° de tuchtschorsing, 5° de lagere inschaling, 6° de terugzetting in graad, 7° het ontslag van ambtswege, 8° de afzetting. § 2. De inhouding van wedde kan niet worden toegepast voor een periode van meer dan drie maanden.

De inhouding mag niet meer bedragen dan die bepaald bij artikel 23, tweede lid, van de wet van 12 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/1965 pub. 08/03/2007 numac 2007000126 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van het loon der werknemers sluiten betreffende de bescherming van het loon der werknemers. § 3. De tuchtschorsing mag een periode van 3 maanden niet overschrijden.

Ze plaatst de ambtenaar van rechtswege in de toestand van non-activiteit.

Tijdens de tuchtschorsing kan de ambtenaar zijn rechten op bevordering of weddeverhoging niet laten gelden.

Hij kan een inhouding van wedde ondergaan die niet hoger mag zijn dan het maximum voorzien in § 2, 2e lid. § 4. De lagere inschaling wordt, naargelang het geval, opgelegd door toekenning van: 1° een lagere weddeschaal in dezelfde graad;2° een graad van dezelfde rang met een lagere weddeschaal. § 5. De terugzetting in graad wordt opgelegd door toekenning van een graad van een lagere rang die in hetzelfde of in een lager niveau is ingedeeld.

In ieder geval moet de graad waarin de terugzetting plaatsheeft, voorkomen in het personeelsplan. De ambtenaar neemt rang in in de nieuwe graad op de datum waarop de in het eerste lid bedoelde toekenning van een graad uitwerking heeft. § 6. De afzetting en het ontslag van ambtswege verbreken definitief de banden van de ambtenaar met de openbare dienst. § 7. Elke tuchtstraf wordt op de individuele fiche van de ambtenaar opgetekend.

Art. 120.De ambtenaar mag zich in elke fase van de tuchtprocedure laten bijstaan door een persoon naar keuze.

Art. 121.§ 1. Voor de ambtenaren met een graad van rang A3 of lager worden de terechtwijzing en blaam uitgesproken door de administrateur-generaal of door de directeur-generaal van wie de ambtenaar afhangt.

Voor de ambtenaren met een graad van rang A5 of A6 worden de terechtwijzing en de blaam uitgesproken door de voorzitter en de afgevaardigd bestuurder.

De toepassing van de terechtwijzing en de blaam wordt schriftelijk geformuleerd, met motivering, en aan de betrokken ambtenaar bezorgd.

De ambtenaar wordt vooraf over de gebeurtenissen ondervraagd. § 2. De overige tuchtstraffen worden voor alle ambtenaren uitgesproken door de raad van bestuur, nadat hij de betrokkene, die zich mag laten bijstaan door een persoon naar keuze, heeft gehoord.

De terugzetting in graad, het ontslag van ambtswege en de afzetting kunnen voor alle ambtenaren slechts uitgesproken worden bij beslissing van de raad van bestuur genomen met absolute meerderheid in beide groepen respectievelijk bedoeld in artikel 8, § 2, 1e lid en artikel 8, § 2, 2e lid van de statuten van de GOMB, die de raad van bestuur uitmaken, en met een 2/3-meerderheid van alle leden.

Voor de ambtenaren die titularis zijn van een graad van rang A3 of lager worden de tuchtstraffen uitgesproken op gemotiveerd voorstel van de directieraad na de betrokkene gehoord te hebben.

Voor de ambtenaren die titularis zijn van rang A5 of A6 worden de tuchtstraffen uitgesproken door de raad van bestuur op gemotiveerd voorstel van de voorzitter en de afgevaardigd bestuurder na de betrokkene gehoord te hebben. § 3. De ambtenaar wordt van het voorstel en van het verslag van de hoorzitting in kennis gesteld. Binnen een maand te rekenen vanaf de dag die volgt op de dag waarop het tuchtvoorstel aan de ambtenaar werd bekendgemaakt, moet het orgaan dat bevoegd is voor het formuleren van het voorstel dit voorstel aan de raad van bestuur bezorgen. § 4. De raad van bestuur kan geen zwaardere tuchtstraf uitspreken dan die die voorgesteld is.

De tuchtstraf kan geen uitwerking hebben over een periode vóór de uitspraak ervan.

Art. 122.Indien het orgaan dat bevoegd is voor het formuleren van het gemotiveerd voorstel, overeenkomstig artikel 121, § 2, 3e en 4e lid, tijdens de analyse van het dossier tot de bevinding komt dat geen enkele tuchtstraf moet uitgesproken worden ten opzichte van de ambtenaar, bezorgt hij het dossier met dit besluit aan de raad van bestuur die de uiteindelijke beslissing neemt.

Art. 123.§ 1. Wanneer meer dan één feit ten laste van de ambtenaar gelegd wordt, kan dit niettemin slechts aanleiding geven tot één procedure en tot het uitspreken van één tuchtstraf.

Wanneer in de loop van een tuchtprocedure een nieuw feit ten laste van de ambtenaar wordt gelegd, kan dit tot een nieuwe procedure aanleiding geven zonder dat de lopende procedure onderbroken wordt. § 2. Strafvorderingen die rechtstreeks met die feiten verband houden, schorten de procedure en de tuchtuitspraak niet op.

Ongeacht het resultaat van de strafvordering oordeelt alleen de administratieve autoriteit over de gepastheid een tuchtstraf uit te spreken.

Art. 124.De raad van bestuur spreekt de straf uit binnen de 2 maanden te rekenen vanaf de dag dat de directieraad het tuchtvoorstel doorgezonden heeft. Deze termijn start op de eerste dag volgend op deze verzending. Binnen de 10 werkdagen volgend op de uitspraak van de straf maakt de raad van bestuur zijn beslissing bekend aan de ambtenaar tegen wie de straf is uitgesproken. Dit geldt evenzeer wanneer geen straf is uitgesproken in toepassing van artikel 122.

Art. 125.De ambtenaar tegen wie een sanctie is uitgesproken kan binnen de 10 werkdagen volgend op de kennisgeving ervan beroep indienen afhankelijk van zijn graad bij de kamer van beroep zoals bedoeld in artikels 132 en 133.

Het beroep moet per aangetekend schrijven gericht zijn aan de voorzitter van de betrokken raad van beroep. De indiening van een beroep schort de uitvoering van de tuchtstraf op.

Art. 126.Indien geen beroep werd ingediend bij een van de raden van beroep zoals bedoeld in artikels 132 en 133, is de sanctie uit te voeren zodra de termijn voor het aantekenen van beroep verstreken is.

Art. 127.De beroepsprocedure zoals bepaald in artikels 294 tot 305 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/2003 pub. 27/02/2003 numac 2003002035 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Wet betreffende de aansprakelijkheid van en voor personeelsleden in dienst van openbare rechtspersonen sluiten2 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is van toepassing op de ambtenaren van de GOMB.

Art. 128.§ 1. Indien het advies van de betrokken raad van beroep verschilt van de beslissing die in eerste aanleg werd genomen, is de raad van bestuur bevoegd voor alle ambtenaren om een tuchtstraf uit te spreken na het beroep. § 2. Indien het advies van de betrokken raad van beroep overeenstemt met de beslissing genomen door het bevoegde orgaan in eerste aanleg, bevestigt de raad van bestuur de straf die niet zwaarder mag zijn dan de straf die in eerste aanleg was uitgesproken.

Art. 129.De raad van bestuur spreekt zich uit binnen de 2 maanden volgend op de ontvangst van het advies van de raad van beroep. De definitieve beslissing wordt binnen de 10 dagen na de uitspraak aan de ambtenaar bekendgemaakt en is uitvoerbaar op de eerste dag die volgt op de kennisgeving aan de ambtenaar.

Art. 130.§ 1. Elke tuchtstraf behalve de afzetting en het ontslag van ambtswege wordt in het persoonlijk dossier van de ambtenaar doorgehaald onder de in § 2 bepaalde voorwaarden.

Onverminderd de uitvoering van de straf, heeft de doorhaling tot gevolg dat met de doorgehaalde tuchtstraf geen rekening meer mag worden gehouden, inzonderheid bij de appreciatie van de aanspraken op bevordering van de ambtenaar, noch bij de toekenning van de evaluatie. § 2. De doorhaling van de tuchtstraffen geschiedt van ambtswege na een termijn waarvan de duur is vastgesteld op: - 6 maanden voor de terechtwijzing en de blaam; - 1 jaar voor de inhouding van wedde; - 2 jaar voor de tuchtschorsing; - 3 jaar voor de terugzetting in graad.

De termijn loopt vanaf de datum waarop de straf is uitgesproken.

Art. 131.De tuchtvordering mag alleen betrekking hebben op feiten die zich hebben voorgedaan of werden vastgesteld binnen een termijn van 6 maanden voorafgaand aan de datum waarop de vordering wordt ingesteld.

Wanneer een strafvordering is ingezet en het openbaar ministerie de definitieve uitspraak van het gerecht ter kennis heeft gebracht van de GOMB, moet de tuchtvordering ingesteld worden binnen de 6 maanden volgend op de datum van kennisgeving.

Een strafrechtelijke vrijspraak belet echter niet dat de raad van bestuur een tuchtstraf kan opleggen, op voorwaarde dat de motivering van de straf niet in strijd is met het gezag van gewijsde. De raad van bestuur is bovendien niet gebonden door de wijze waarop de strafrechtelijke overheid de houding van de ambtenaar tijdens de feiten die hem ten laste worden gelegd, beoordeeld heeft.

Deel XI. - De gewestelijke kamer van beroep

Art. 132.De gewestelijke kamer van beroep bedoeld in artikel 29 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/2003 pub. 27/02/2003 numac 2003002035 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Wet betreffende de aansprakelijkheid van en voor personeelsleden in dienst van openbare rechtspersonen sluiten2 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de gewestelijke overheidsdiensten van Brussel, is bevoegd om kennis te nemen van de disciplinaire beroepen die worden ingediend door de ambtenaren van de GOMB. Hij is eveneens bevoegd voor andere beroepen die bij hem worden ingediend in toepassing van de bepalingen van dit statuut.

Art. 133.(...) opgeheven

Art. 134.De samenstelling van de gewestelijke kamer van beroep en de beroepsprocedure zijn enerzijds bepaald bij artikels 30 tot 33 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/2003 pub. 27/02/2003 numac 2003002035 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Wet betreffende de aansprakelijkheid van en voor personeelsleden in dienst van openbare rechtspersonen sluiten2 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de gewestelijke overheidsdiensten van Brussel, en anderzijds bij artikels 294 tot 305 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/2003 pub. 27/02/2003 numac 2003002035 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Wet betreffende de aansprakelijkheid van en voor personeelsleden in dienst van openbare rechtspersonen sluiten2 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Deel XII. - Aansprakelijkheid van de ambtenaren van de GOMB

Art. 135.De wet van 10 februari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/2003 pub. 27/02/2003 numac 2003002035 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Wet betreffende de aansprakelijkheid van en voor personeelsleden in dienst van openbare rechtspersonen sluiten betreffende de aansprakelijkheid van en voor personeelsleden in dienst van openbare rechtspersonen is van rechtswege van toepassing op de ambtenaren van de GOMB. Deel XIII. - Schorsing in het belang van de dienst

Art. 136.De ambtenaar kan in zijn ambt worden geschorst in het belang van de dienst: 1° in geval van strafrechtelijke vervolgingen;2° in geval van tuchtrechtelijke vervolging wegens een ernstig vergrijp waarbij de betrokkene op heterdaad is betrapt of waarvoor er afdoende aanwijzingen zijn. De ambtenaar kan het recht ontzegd worden om zijn aanspraken op bevordering en op verhoging in wedde te doen gelden en zijn wedde kan verminderd worden in een mate niet hoger dan die waarvan sprake in artikel 23, tweede lid, van de wet van 12 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/1965 pub. 08/03/2007 numac 2007000126 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van het loon der werknemers sluiten betreffende de bescherming van het loon der werknemers. Als de uitspraak in het voordeel van de ambtenaar is, wordt de wedde als verschuldigd beschouwd en moet ze integraal worden uitbetaald.

Art. 137.De maatregelen bedoeld in artikel 136 worden op voorstel van de directieraad uitgesproken door de raad van bestuur met absolute meerderheid in elk van de groepen respectievelijk bedoeld in artikel 8, § 2, 1e lid en artikel 8, § 2, 2e lid van de statuten van de GOMB. De raad van bestuur hoort de ambtenaar vooraf. De ambtenaar mag zich laten bijstaan door een persoon naar keuze.

Indien de ambtenaar wegens overmacht niet kan worden gehoord tijdens deze vergadering van de raad van bestuur, mag hij zich laten vertegenwoordigen.

De gemotiveerde schorsingsbeslissing wordt betekend per aangetekend schrijven via de post.

Art. 138.De ambtenaar tegen wie een schorsing werd uitgesproken, kan hiertegen binnen de 10 werkdagen na aanbieding van het aangetekend schrijven bij de post een beroep instellen bij een van de raden van beroep beoogd in artikels 132 en 133 afhankelijk van zijn graad.

Art. 139.De raden van beroep beoogd in artikels 132 en 133 zijn bevoegd voor beroep inzake schorsing in het belang van de dienst en de maatregelen voorzien in artikel 136, 2e lid.

Het voor de ambtenaar ongunstig advies van de raad van beroep sluit in dat de schorsing wordt gehandhaafd. Is het advies van de raad van beroep gunstig, dan beslist nog altijd de raad van bestuur.

De ambtenaar kan ook, op voorwaarde dat hij nieuwe feiten inroept, een beroep instellen telkens als een termijn van 3 maanden verstreken is sinds de dag waarop een beslissing tot handhaving van de schorsing is genomen.

Art. 140.Behalve bij strafrechtelijke vervolging bedraagt de schorsingsperiode maximum 6 maanden.

Art. 141.De schorsing in het belang van de dienst, alsook de maatregelen beoogd in artikel 136, 2e lid, eindigen automatisch indien de tuchtstraf uitgesproken ingevolge een zware fout zoals vermeld in artikel 136, 1e lid, 2°, definitief is.

De tuchtstraf van de ambtenaar heeft terugwerkende kracht tot een datum die niet vroeger mag zijn dan die waarop de maatregelen genomen in toepassing van artikel 136, 2e lid ingingen.

In dit geval wordt de duur van de in het belang van de dienst gebeurde opschorting in mindering gebracht op de duur van de tuchtschorsing.

Deel XIV. - Administratieve standen TITEL I. - Algemene bepalingen

Art. 142.De ambtenaren van de GOMB bevinden zich in een van de volgende standen: 1. dienstactiviteit, 2.non-activiteit, 3. disponibiliteit. TITEL II. - Dienstactiviteit

Art. 143.Dienstactiviteit is de gewone administratieve stand van de ambtenaar.

Art. 144.Tenzij anders bepaald heeft de ambtenaar in dienstactiviteit recht op wedde en op verhoging in zijn weddeschaal.

Hij kan zijn aanspraken op bevordering of op een hogere weddeschaal in zijn functionele loopbaan doen gelden.

TITEL III. - Non-activiteit

Art. 145.De ambtenaar kan, krachtens de bepalingen van dit statuut, van rechtswege of bij beslissing van de raad van bestuur in non-activiteit worden gesteld.

Tenzij anders bepaald heeft de ambtenaar in deze stand geen recht op wedde en op verhoging in zijn weddeschaal.

Hij kan zijn aanspraak op bevordering of op een hogere weddeschaal in zijn functionele loopbaan niet doen gelden.

Art. 146.Niemand kan in non-activiteit gesteld of gehouden worden wanneer hij aan de vereisten voldoet om een rustpensioen te genieten.

Art. 147.Tuchtschorsing plaatst de ambtenaar van rechtswege in de administratieve stand non-activiteit.

Tijdens de periodes van tuchtschorsing kan de ambtenaar zijn aanspraken op bevordering of op een hogere wedde niet doen gelden.

TITEL IV. - Disponibiliteit HOOFDSTUK I. - Disponibiliteit wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst

Art. 148.De ambtenaar kan, zonder opzegging, in disponibiliteit worden gesteld wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst wanneer hij een bepaald ambt niet kan uitoefenen en hij niet onmiddellijk in een beter geschikte betrekking opnieuw tewerkgesteld kan worden.

Op voorstel van de directieraad neemt de raad van bestuur een beslissing omtrent de indisponibiliteitstelling. De betrokkene wordt vooraf door de directieraad gehoord en kan worden bijgestaan door een persoon naar keuze.

Art. 149.De ambtenaar in disponibiliteit wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst heeft geen recht op wedde of op verhoging in zijn weddeschaal.

Hij verliest zijn aanspraken op: 1° bevordering;2° een hogere weddeschaal in zijn functionele loopbaan. Hij geniet het eerste jaar een wachtgeld gelijk aan zijn laatste activiteitswedde. Vanaf het tweede jaar is dit wachtgeld gelijk aan 1/60e van de laatste activiteitswedde vermenigvuldigd met de dienstjaren die hij telt op de datum waarop hij in disponibiliteit is gesteld. HOOFDSTUK II. - De disponibiliteit wegens ziekte

Art. 150.§ 1. Onverminderd artikel 213 is de ambtenaar die wegens ziekte afwezig is na het maximum aantal verlofdagen hem toegekend bij artikel 209 te hebben bereikt, van rechtswege in disponibiliteit wegens ziekte.

Hij behoudt zijn aanspraak op bevordering en op verhoging in zijn weddeschaal.

Artikel 214 is van toepassing op de ambtenaar in disponibiliteit wegens ziekte. § 2. De ambtenaar in disponibiliteit wegens ziekte ontvangt een wachtgeld dat gelijk is aan 60 % van zijn laatste activiteitswedde.

Het bedrag van dit wachtgeld mag echter in geen geval lager liggen dan: 1° de vergoedingen die de betrokkene in dezelfde toestand zou ontvangen indien de sociale zekerheidsregeling op hem toepasselijk was geweest sinds het begin van zijn afwezigheid;2° het pensioen dat hij zou verkregen hebben indien hij, op de datum van zijn indisponibiliteitstelling, tot de vervroegde oppensioenstelling wegens lichamelijke ongeschiktheid was toegelaten. § 3. De ambtenaar heeft recht op een maandelijks wachtgeld dat gelijk is aan het bedrag van zijn laatste activiteitswedde indien de kwaal waaraan hij lijdt door de Sociaal-Medische Rijksdienst als een ernstige en langdurige ziekte wordt erkend. Dit recht heeft slechts uitwerking nadat de ambtenaar in disponibiliteit wegens ziekte werd gesteld voor een ononderbroken periode van ten minste drie maanden.

Dit recht heeft een herziening van de toestand van de ambtenaar tot gevolg met geldelijke uitwerking op de dag waarop zijn disponibiliteit wegens ziekte een aanvang heeft genomen. § 4. De disponibiliteit wegens ziekte maakt geen einde aan de stelsels van loopbaanonderbreking bedoeld in artikels 157 tot 161, noch aan de stelsels van halftijdse vervroegde uittreding en van vrijwillige vierdagenweek zoals bedoeld in de wet van 10 april 1995Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/1995 pub. 17/04/2013 numac 2013000222 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector.

Voor de toepassing van § 2 van dit artikel, is de laatste activiteitswedde de wedde die vóór de verminderde prestaties verschuldigd was.

Art. 151.De ambtenaar die in disponibiliteit werd gesteld wegens ziekte, wordt ieder jaar medisch onderzocht door de medische controledienst bedoeld in artikel 216, in de loop van de maand overeenstemmend met die waarin hij in disponibiliteit werd gesteld. HOOFDSTUK III. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 152.De raad van bestuur kan, op advies van de directieraad, de betrekking waarvan de in disponibiliteit gestelde ambtenaar titularis was, onmiddellijk vacant verklaren in geval van disponibiliteit wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst.

De vacantverklaring kan slechts worden beslist na verloop van een jaar in geval van disponibiliteit wegens ziekte.

Art. 153.De raad van bestuur roept de in disponibiliteit gestelde ambtenaar in actieve dienst terug indien hij de vereiste beroeps- en lichamelijke geschiktheid bezit.

De ambtenaar in disponibiliteit wegens ziekte, wiens betrekking niet vacant werd verklaard, neemt deze betrekking opnieuw in wanneer hij zijn dienst hervat.

De ambtenaar moet in ieder geval, binnen de door de raad van bestuur gestelde termijn, het aangewezen ambt opnemen. Indien hij zonder geldige reden weigert, wordt hij, na een afwezigheid van 10 werkdagen, ambtshalve ontslagen.

Art. 154.Niemand kan in disponibiliteit gesteld of gehouden worden wanneer hij voldoet aan de voorwaarden om een rustpensioen te genieten Deel XV. - Afwezigheden en verlof TITEL I. - Afwezigheden

Art. 155.De ambtenaar mag niet afwezig zijn zonder verlof of dienstvrijstelling te hebben gekregen.

Art. 156.§ 1. Onverminderd de eventuele toepassing van een tuchtstraf, bevindt de ambtenaar die zonder toestemming afwezig is of de duur van zijn verlof zonder geldige reden overschrijdt, zich van rechtswege in non-activiteit.

Indien de ambtenaar zonder geldige reden meer dan 10 werkdagen afwezig is, wordt hij ambtshalve ontslagen. § 2. In afwijking van § 1 kan de deelname van een ambtenaar aan een overlegde werkstaking enkel tot gevolg hebben dat zijn wedde wordt ingehouden.

TITEL II. - Verloven HOOFDSTUK I. - De verloven van loopbaanonderbreking, van vierdagenweek en van halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar Afdeling 1. - Het verlof voor loopbaanonderbreking

Art. 157.De ambtenaar krijgt verlof om zijn loopbaan voltijds of deeltijds te onderbreken onder het stelsel van de herstel wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/01/1985 pub. 12/08/2013 numac 2013000511 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende sociale bepalingen en onder het stelsel van het koninklijk besluit van 7 mei 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/05/1999 pub. 29/05/1999 numac 1999012413 bron ministerie van ambtenarenzaken en ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen sluiten betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen, alsmede van alle bepalingen die deze regelingen mochten wijzigen of vervangen. § 2. De ambtenaar kan verlof voor loopbaanonderbreking krijgen volgens de voorwaarden en modaliteiten van het koninklijk besluit bedoeld in de eerste alinea: 1° volledig.De volledige loopbaanonderbreking wordt opgenomen in schijven van minimaal 3 en maximaal 12 maanden; 2° gedeeltelijk, naar rata van een vijfde, een kwart of de helft van de duur van de dienstprestaties die normaal behoren te worden verricht.De gedeeltelijke loopbaanonderbreking wordt opgenomen in schijven van minimaal 3 en maximaal 12 maanden; 3° met het oog op hulpverlening aan of verzorging van een gezins- of familielid tot de tweede graad dat aan een ernstige kwaal lijdt;4° met het oog op palliatieve verzorging;5° in het kader van het ouderschapsverlof bij de geboorte of de adoptie van een kind;6° in het kader van verlof voor mantelzorg om hulp of bijstand te geven aan een persoon die wegens zijn hoge leeftijd, gezondheidstoestand of zijn handicap kwetsbaar is en zich in een afhankelijkheidssituatie bevindt.Het moet niet noodzakelijk gaan om een familie- of gezinslid.

Art. 158.§ 1. De loopbaanonderbreking is een recht van de ambtenaar die titularis is van een wervingsgraad, maar niet voor ambtenaren die titularis zijn van een wervingsgraad van rang A3 of hoger. Daarop geldt een uitzondering voor loopbaanonderbreking voor palliatieve zorgen en voor ouderschapsverlof. § 2. De administrateur-generaal of zijn afgevaardigde kan op advies van de directieraad aan de titularissen van een bevorderingsgraad in niveaus A, B, C en D toestaan hun loopbaan te onderbreken indien de goede werking van de dienst niet wordt verstoord. § 3. De directieraad kan aan de titularissen van een wervingsgraad vanaf rang A3 toestaan hun loopbaan te onderbreken indien de goede werking van de dienst niet wordt verstoord. § 4. Als de ambtenaar die volledige loopbaanonderbreking neemt, moet worden vervangen, kan de directieraad beslissen om de start van het verlof met maximaal 3 maanden uit te stellen om organisatorische redenen.

De ambtenaar moet zijn aanvraag minstens 3 maanden voor de aanvang van het verlof indienen bij de administrateur-generaal of zijn afgevaardigde, tenzij een kortere termijn wordt toegekend. § 5. De ambtenaar mag de directieraad vragen om het werk te hervatten vóór het einde van zijn loopbaanonderbreking als hij daar 2 maanden op voorhand kennis van geeft. De directieraad kan de aanvraag weigeren als die onverenigbaar is met het belang van de dienst.

Art. 159.In geval van deeltijdse loopbaanonderbreking worden de prestaties hetzij elke dag verricht hetzij volgens een andere verdeling over de week.

Art. 159bis.De ambtenaar die de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt en verlof krijgt om zijn loopbaan te onderbreken, verbindt zich er overeenkomstig artikel 8 van het koninklijk besluit van 7 mei 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/05/1999 pub. 29/05/1999 numac 1999012413 bron ministerie van ambtenarenzaken en ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen sluiten toe om zijn loopbaan gedeeltelijk te onderbreken tot aan zijn pensioen.

Hij kan voor een ander stelsel kiezen, als de duur van zijn arbeidstijd daardoor wordt verkort.

Art. 160.Voor elk soort loopbaanonderbreking is de totale duur van al dan niet op elkaar volgende onderbrekingen beperkt tot 60 maanden voor de hele loopbaan. Periodes van volledige loopbaanonderbreking in het kader van specifieke vormen (ouderschapsverlof, medische bijstand, palliatief verlof) worden echter nooit in mindering gebracht van het maximumkrediet van 60 maanden.

Art. 161.Het verlof voor loopbaanonderbreking is niet bezoldigd.

De ambtenaar behoudt zijn aanspraken op bevordering in graad en verhoging in weddeschaal.

De ambtenaar die een voltijdse loopbaanonderbreking geniet, kan geen aanspraak maken op een versnelde functionele loopbaan. De ambtenaar die een deeltijdse loopbaanonderbreking geniet, heeft recht op een versnelde functionele loopbaan in verhouding tot de door hem gepresteerde diensten.

Dit verlof wordt voor het overige gelijkgesteld met dienstactiviteit behalve wat betreft de toepassing van art. 90, § 4, 1ste lid.

Art. 161bis.Verlof voor loopbaanonderbreking zonder onderbrekingsuitkering kan enkel worden toegekend in deze twee gevallen: - na 12 maanden loopbaanonderbreking met onderbrekingsuitkering, als de ambtenaar een overlevingspensioen krijgt; - als de ambtenaar de onderbrekingsuitkering voor volledige loopbaanonderbreking gedurende een jaar cumuleert met inkomsten uit een zelfstandige activiteit.

Behalve in die twee gevallen is het niet mogelijk om verlof voor loopbaanonderbreking zonder onderbrekingsuitkering te krijgen.

Het verlof voor loopbaanonderbreking wordt in verlof voor persoonlijke redenen omgezet wanneer de ambtenaar een beroepsactiviteit uitoefent, uitgezonderd in de gevallen bedoeld in artikel 24, tweede lid, van het koninklijk besluit van 7 mei 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/05/1999 pub. 29/05/1999 numac 1999012413 bron ministerie van ambtenarenzaken en ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen sluiten of indien de ambtenaar een bijkomende beroepsactiviteit uitoefent als bezoldigd werknemer. Afdeling 2. - Verlof in het kader van de vierdagenweek en het

halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar Onderafdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 162.§ 1. Op grond van artikels 4 tot en met 8 van de wet van 19 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/07/2012 pub. 06/08/2012 numac 2012002046 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Wet betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector type wet prom. 19/07/2012 pub. 04/03/2013 numac 2013000122 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector. - Duitse vertaling type wet prom. 19/07/2012 pub. 22/08/2012 numac 2012009297 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel type wet prom. 19/07/2012 pub. 22/08/2012 numac 2012204201 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet houdende wijziging van artikel 16bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en van artikel 5bis van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen type wet prom. 19/07/2012 pub. 22/08/2012 numac 2012204206 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet houdende wijziging van de wet van 9 augustus 1988 tot wijziging van de gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen en van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, wat de benoeming van de burgemeesters van de randgemeenten betreft (1) sluiten betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector, hierna de wet van 19 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/07/2012 pub. 06/08/2012 numac 2012002046 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Wet betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector type wet prom. 19/07/2012 pub. 04/03/2013 numac 2013000122 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector. - Duitse vertaling type wet prom. 19/07/2012 pub. 22/08/2012 numac 2012009297 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel type wet prom. 19/07/2012 pub. 22/08/2012 numac 2012204201 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet houdende wijziging van artikel 16bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en van artikel 5bis van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen type wet prom. 19/07/2012 pub. 22/08/2012 numac 2012204206 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet houdende wijziging van de wet van 9 augustus 1988 tot wijziging van de gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen en van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, wat de benoeming van de burgemeesters van de randgemeenten betreft (1) sluiten, alsook op grond van alle bepalingen die voornoemde bepalingen wijzigen of vervangen, kan de ambtenaar een regime van een vierdagenweek met premie en halftijds werken genieten vanaf 50 of 55 jaar. § 2. Alle ambtenaren hebben recht op de stelsels van de vierdagenweek met en zonder premie of het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar. De houders een bevorderingsgraad in niveau A, B C en D moeten wel de toestemming vragen van de administrateur-generaal of zijn afgevaardigde.

Dit is een mogelijkheid voor ambtenaren met een wervingsgraad, behalve voor de ambtenaren met een graad in rang A5 of rang A6. In dat geval moet de directieraad zijn toestemming geven. § 3. Dit verlof is niet bezoldigd en wordt voor het overige gelijkgesteld met dienstactiviteit.

Art. 163.De ambtenaar kan het verlof genieten overeenkomstig volgende modaliteiten: 1° de ambtenaar die dit verlof wil genieten, dient een aanvraag in bij zijn hiërarchische meerdere;2° de aanvraag wordt minstens drie maanden vóór de aanvang van de periode van het verlof ingediend.Deze termijn kan in gemeenschappelijk overleg worden ingekort. De aanvraag bevat een voorstel van werkschema waarin bepaald wordt hoe de arbeidsprestaties worden geregeld; 3° de periode van het verlof neemt een aanvang op de eerste dag van de maand. Onderafdeling 2. - Het stelsel van de vrijwillige vierdaagse werkweek zonder premie

Art. 164.§ 1. Onverminderd het recht op de vierdagenweek met premie, toegekend in uitvoering van artikels 4 tot 6 van de wet van 19 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/07/2012 pub. 06/08/2012 numac 2012002046 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Wet betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector type wet prom. 19/07/2012 pub. 04/03/2013 numac 2013000122 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector. - Duitse vertaling type wet prom. 19/07/2012 pub. 22/08/2012 numac 2012009297 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel type wet prom. 19/07/2012 pub. 22/08/2012 numac 2012204201 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet houdende wijziging van artikel 16bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en van artikel 5bis van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen type wet prom. 19/07/2012 pub. 22/08/2012 numac 2012204206 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet houdende wijziging van de wet van 9 augustus 1988 tot wijziging van de gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen en van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, wat de benoeming van de burgemeesters van de randgemeenten betreft (1) sluiten betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector, heeft de ambtenaar die voltijds tewerkgesteld is, het recht om vier vijfde te verrichten van de prestaties die normaal worden opgelegd, zonder bijkomende premie. De prestaties worden verricht over vier werkdagen per week. § 2. De ambtenaar die gebruikmaakt van het recht bedoeld in § 1, ontvangt tachtig procent van zijn wedde. De periode van afwezigheid wordt als verlof beschouwd en met dienstactiviteit gelijkgesteld. § 3. De ambtenaar die gebruik wenst te maken van het recht op de vierdagenweek zonder premie bedoeld in § 1, dient daartoe een aanvraag in, minstens drie maanden vóór aanvang van die periode.

De machtiging voor de arbeidsregeling bedoeld in § 1 wordt toegekend door de administrateur-generaal of zijn afgevaardigde.

De bevordering door verhoging in graad of door overgang naar een hoger niveau maakt ambtshalve een einde aan de machtiging tot de arbeidsregeling bedoeld in § 1. § 4. Artikels 175, § 3, en 176 zijn van toepassing op de arbeidsregeling bedoeld in § 1. § 5. De ambtenaar kan een einde maken aan de in § 1 bedoelde arbeidsregeling met een opzegging van drie maanden, die wordt meegedeeld aan de administrateur-generaal of zijn afgevaardigde per brief of e-mail met ontvangstbevestiging, tenzij die een kortere termijn aanvaardt.

Onderafdeling 3. - Halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar.

Art. 165.§ 1. Halftijdse prestaties zoals bedoeld in artikels 7 en 8 van de wet van 19 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/07/2012 pub. 06/08/2012 numac 2012002046 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Wet betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector type wet prom. 19/07/2012 pub. 04/03/2013 numac 2013000122 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector. - Duitse vertaling type wet prom. 19/07/2012 pub. 22/08/2012 numac 2012009297 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel type wet prom. 19/07/2012 pub. 22/08/2012 numac 2012204201 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet houdende wijziging van artikel 16bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en van artikel 5bis van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen type wet prom. 19/07/2012 pub. 22/08/2012 numac 2012204206 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet houdende wijziging van de wet van 9 augustus 1988 tot wijziging van de gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen en van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, wat de benoeming van de burgemeesters van de randgemeenten betreft (1) sluiten worden geleverd volgens de volgende voorwaarden: - ofwel dagelijks; - ofwel volgens een andere verdeling over de week of over vijftien dagen.

Ter afwijking van het voorgaande lid, kan de directieraad beslissen tot een verdeling over de maand voor bepaalde functies die hij vastlegt. § 2. De administrateur-generaal of zijn afgevaardigde verleent het verlof en bepaalt de werkkalender. Hij kan het begin van het verlof met maximaal drie maanden uitstellen voor de noodwendigheden van de dienst.

In functie van de noodwendigheden van de dienst of op verzoek van de ambtenaar, kan de werkkalender worden aangepast door de administrateur-generaal of zijn afgevaardigde. Deze laatsten informeren de ambtenaar over deze aanpassing 60 dagen van tevoren.

Een tijdelijke aanpassing van de werkkalender is mogelijk mits wederzijds akkoord. § 3. Tijdens de periode gedurende welke de ambtenaar geen prestaties levert tijdens het regime van halftijds werken, mag hij geen andere professionele activiteit uitoefenen. Onder professionele activiteit dient te worden begrepen elke activiteit waarvan het resultaat een professionele inkomst is zoals bedoeld in artikel 23 van het Wetboek Inkomstenbelastingen van 1992. De politieke mandaten bedoeld in artikel 252 en volgende worden niet beschouwd als een professionele activiteit.

Art. 166.Gedurende de periode van halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar, kan het de ambtenaar niet toegestaan worden verminderde prestaties uit te voeren voor welke reden dan ook. Hij kan ook geen beroep doen op een regime van deeltijdse loopbaanonderbreking. HOOFDSTUK II. - Verminderde prestaties om persoonlijke redenen

Art. 167.§ 1. De ambtenaren kunnen deze verloven genieten, met toestemming van de administrateur-generaal of zijn afgevaardigde, na het advies van de hiërarchische meerdere en in functie van de noden van de dienst. § 2. De ambtenaar moet de helft, de vier vijfden, het kwart of de negen tienden van de prestaties volbrengen die hem normaal worden opgelegd.

Deze prestaties worden ofwel elke dag verricht, ofwel volgens een andere vaste verdeling over de week, ofwel volgens een andere verdeling bepaald binnen een periode van 15 dagen, ofwel over een vaste verdeling bepaald binnen een maand.

De verminderde prestaties moeten steeds een aanvang nemen bij het begin van de maand. § 3. De machtiging om verminderde prestaties te leveren wordt toegekend voor onbepaalde duur. § 4. Het werkschema wordt op dezelfde wijze geregeld als bepaald in artikel 175, § 2. § 5. De ambtenaar kan zijn ambt volledig hervatten mits inachtneming van een opzegperiode van drie maanden tenzij de administrateur-generaal of zijn afgevaardigde een kortere periode aanvaardt.

Art. 168.§ 1. Tijdens de afwezigheidperiode is de ambtenaar die gebruik maakt van de regeling van verminderde prestaties om persoonlijke redenen op non-activiteit voor de niet-verrichte prestaties. Hij kan niettemin zijn aanspraken op bevordering doen gelden naar rato van de verrichte dienstprestaties.

De bevordering door verhoging in graad of door overgang naar een hoger niveau maakt ambtshalve een einde aan de machtiging tot het uitoefenen van zijn ambt met verminderde prestaties. § 2. De ambtenaar geniet de wedde die verschuldigd is voor de verminderde prestaties.

Art. 169.De machtiging om verminderde prestaties te verrichten wordt opgeschort zodra de ambtenaar één van de volgende verloven verkrijgt: 1° bevallingsverlof, vaderschapsverlof, ouderschapsverlof of opvangverlof;2° verlof om dwingende redenen van familiaal belang;3° verlof om een stage of een proefperiode te vervullen;4° verlof om kandidaat te zijn voor de verkiezingen;5° verlof om in vredestijd prestaties te verrichten bij het korps Civiele Bescherming;6° verlof om een ambt uit te oefenen bij een ministerieel kabinet;7° verlof voor opdracht;8° verlof voor werkzaamheden bij een erkende politieke fractie in een federale wetgevende vergadering of een wetgevende vergadering van een gemeenschap of een gewest of bij de voorzitter van één van die groepen;9° het verlof bedoeld in artikel 77, § 1, van het koninklijk besluit van 28 september 1984 houdende de uitvoering van de wet van 19 december 1974Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/1974 pub. 05/10/2012 numac 2012000586 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel. HOOFDSTUK III. - De verloven van korte duur Afdeling 1. - De jaarlijkse vakantie

Art. 170.De ambtenaar heeft jaarlijks recht op 35 werkdagen vakantie.

Hij geniet een bijkomende jaarlijkse vakantie van: 1° 1 werkdag na 5 jaar dienstanciënniteit, 2° 2 werkdagen na 10 jaar dienstanciënniteit.

Art. 171.De vakantiedagen worden genomen naar keuze van de ambtenaar doch met inachtneming van de behoeften van de dienst.

De ambtenaar neemt minstens eenmaal per kalenderjaar een vakantieperiode van ten minste 2 opeenvolgende weken (minstens 10 werkdagen) overeenkomstig de wetgeving.

De GOMB zal overigens jaarlijks gesloten zijn vanaf de maandag die volgt op de raad van bestuur van juli tot 31 juli. Deze sluitingsperiode zal als volgt worden gedekt: - de ambtenaar neemt verplicht 5 opeenvolgende werkdagen verlof tijdens deze periode; - het saldo van de nodige dagen wordt gedekt met een feestdag, brugdagen of recuperatiedagen van feestdagen die in het weekend vallen en dit na jaarlijks overleg met het basisoverlegcomité.

Art. 172.De ambtenaar heeft het recht om binnen het aantal van 35 werkdagen, 4 werkdagen verlof te nemen zonder dat het dienstbelang daar tegenover kan worden gesteld om in geval van ziekte of ongeval een persoon bij te staan die met de ambtenaar onder hetzelfde dak woont.

Onder personen die onder hetzelfde dak wonen, worden verstaan: de echtgenoot/echtgenote, de persoon met wie hij samenleeft, een bloed- of aanverwant, een persoon opgenomen met het oog op adoptie of pleegvoogdij.

De ambtenaar moet een medisch attest voorleggen ter staving van de dwingende noodzakelijkheid van de aanwezigheid van de ambtenaar.

Art. 173.Indien de ambtenaar de 4 in artikel 170, eerste lid, bedoelde werkdagen heeft opgebruikt, heeft hij uitzonderlijk recht op 2 bijkomende werkdagen buiten de 35 werkdagen vakantie, voor dezelfde redenen en onder dezelfde voorwaarden.

De medische controledienst bedoeld in artikel 228 kan toezien op de gegrondheid van de aanvraag van deze laatste 2 dagen.

Art. 174.De jaarlijkse vakantie wordt opgenomen binnen het kalenderjaar volgens de regels bepaald door de administrateur-generaal en zoals vervat in het arbeidsreglement.

Art. 175.In de GOMB geldt een standaardwerktijdregeling van 38 uur per week van vijf dagen waarvan de modaliteiten bepaald zijn in het arbeidsreglement.

Art. 176.De aanwezigheid van de ambtenaar tijdens de diensturen wordt gecontroleerd door zijn hiërarchische meerdere.

Het arbeidsreglement bepaalt de stamtijden en de glijtijden, de verdeling van de arbeidsduur en de duur van de middagpauze.

Art. 177.Elke periode van dienstactiviteit geeft recht op jaarlijkse vakantie. Deze laatste wordt in evenredige mate verminderd: 1° wanneer de ambtenaar in de loop van het jaar in dienst treedt of zijn ambt definitief neerlegt;2° wanneer hij tijdens het jaar verlof krijgt: - om een stage of een proefperiode te vervullen bij een overheidsdienst zoals bepaald in artikel 212; - om kandidaat te zijn voor de wetgevende, gemeenschaps-, gewest-, provinciale, gemeentelijke of Europese verkiezingen; - om dwingende redenen van familiaal belang; - wegens halftijdse vervroegde uittreding; - met toepassing van de vrijwillige vierdaagse werkweek; - voor onderbreking van de beroepsloopbaan; - om een opdracht uit te voeren zoals bepaald in artikel 214.

De afwezigheden waarbij de ambtenaar in non-activiteit of disponibiliteit is geplaatst, geven eveneens aanleiding tot een evenredige vermindering van de vakantie.

Het aldus berekende aantal dagen bedraagt steeds een hele of een halve dag. De afronding gebeurt naar de hogere halve of hele dag.

Art. 178.De in deze afdeling bepaalde vakantiedagen worden opgeschort bij ziekte of bij disponibiliteit wegens ziekte voor zover de geneeskundige controle mogelijk is.

Art. 179.De jaarlijkse vakantie wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Dit geldt eveneens voor de 2 bijkomende dagen voorzien in artikel 173.

Art. 180.De instelling is gesloten van 27 december tot en met 31 december. Afdeling 2. - De feestdagen

Art. 181.§ 1. De ambtenaar heeft verlof op de wettelijke feestdagen, op 2 en 15 november en op 26 december. § 2. De in § 1 vermelde verlofdagen die samenvallen met een zaterdag of een zondag, worden in de loop van het jaar gecompenseerd door verlof om de brug te maken die wordt bepaald door de administrateur-generaal of zijn afgevaardigde.

Indien het aantal feestdagen dat op die manier wordt gerecupereerd onvoldoende is, zullen de overige dagen afgehouden worden van de 35 jaarlijkse vakantiedagen. Indien er teveel te recupereren feestdagen zijn, zullen deze dagen gebruikt worden om de brug te verlengen. § 3. De ambtenaar die krachtens de arbeidsregeling die op hem van toepassing is, of ten gevolge van de behoeften van de dienst verplicht is te werken op één van de dagen bedoeld in § 1, krijgt vervangende verlofdagen die genomen kunnen worden onder dezelfde voorwaarden als het jaarlijks vakantieverlof. Afdeling 3. - Het verlof om familiale redenen

Onderafdeling 1. - Het omstandigheidsverlof

Art. 182.De ambtenaar krijgt verlof, binnen de hierna gestelde perken, naar aanleiding van de volgende gebeurtenissen: 1° het huwelijk of de inschrijving in het bevolkingsregister van het samenlevingscontract van de ambtenaar: 4 werkdagen;2° de bevalling van de echtgenote of van de samenwonende partner van de ambtenaar: 20 werkdagen;3° de geboorte van een kleinkind: 1 werkdag;4° het overlijden van de echtgenoot of van de samenwonende partner van de ambtenaar: 4 werkdagen;5° het overlijden van een bloedverwant in de eerste graad hetzij van de ambtenaar, hetzij van de echtgenoot of van de samenwonende partner van de ambtenaar: 4 werkdagen;6° het huwelijk of de inschrijving in het bevolkingsregister van het samenlevingscontract van een kind van de ambtenaar of van de samenwonende partner van de ambtenaar: 2 werkdagen;7° het overlijden van een bloed- of aanverwant in om het even welke graad hetzij van de ambtenaar, hetzij van de echtgenoot of van de partner van de ambtenaar, met wie hij onder hetzelfde dak woont: 2 werkdagen;8° het overlijden van een bloed- of aanverwant in de tweede graad, hetzij van de ambtenaar, hetzij van de echtgeno(o)t(e) of van de partner van de ambtenaar, met wie hij niet onder hetzelfde dak woont: 1 werkdag. Dit verlof is verplicht op te nemen binnen de 30 kalenderdagen die volgen op de gebeurtenis die er aanleiding toe geeft. Het verlof vermeld onder 2° en 4° van het 1e lid mag opgenomen worden binnen het jaar volgend op de gebeurtenis die er aanleiding toe geef.

Indien de gebeurtenis zich voordoet tijdens een periode van deeltijdse arbeid, wordt de duur van het verlof in evenredige mate verminderd.

Het verlof mag per halve werkdag worden opgenomen.

Art. 183.Het omstandigheidsverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Onderafdeling 2. - Het verlof wegens dwingende familiale redenen

Art. 184.Met een maximum van 45 werkdagen per kalenderjaar, kan de ambtenaar verlof krijgen wegens: 1° ziekenhuisopname of ziekte van een persoon die met de ambtenaar onder hetzelfde dak woont of van een bloed- of aanverwant in de eerste graad die niet met de ambtenaar onder hetzelfde dak woont, op voorlegging van een medisch attest;2° opvang tijdens de periodes van schoolvakantie van zijn kinderen die niet de leeftijd van 18 jaar bereikt hebben. Deze aanvraag moet verenigbaar zijn met de noden van de dienst.

Art. 185.Dit verlof is niet bezoldigd. Het wordt voor het overige met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld.

Onderafdeling 3. - Het ouderschapsverlof buiten de loopbaanonderbreking

Art. 186.Aan de ambtenaar in dienstactiviteit wordt, bij de geboorte of de adoptie van een kind, maximum 4 maanden ouderschapsverlof toegestaan. Dit verlof moet genomen worden voor het kind de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt. Het verlof mag enkel gesplitst worden in maanden en genomen worden met volledige dagen.

Art. 187.Het ouderschapsverlof is niet bezoldigd. Het wordt voor het overige met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld.

Onderafdeling 4. - Adoptieverlof, het verlof voor de opvang met het oog op pleegvoogdij of plaatsing in een onthaalgezin naar aanleiding van een rechterlijke beslissing

Art. 188.Een adoptieverlof wordt toegekend aan de ambtenaar die een kind van minder dan twaalf jaar adopteert.

Het verlof bedraagt ten hoogste 6 weken. Het verlof kan gesplitst worden in weken en dient te worden genomen uiterlijk binnen de vier maanden die volgen op de inschrijving van het kind als deel van het gezin van de ambtenaar in het bevolkingsregister of het register van vreemdelingen in de gemeente van zijn verblijfplaats. Op vraag van de ambtenaar kan ten hoogste drie weken van dit verlof opgenomen worden vooraleer het kind effectief in het gezin wordt opgenomen.

De maximumduur van het adoptieverlof wordt verdubbeld en de leeftijdsgrens van het kind wordt vastgesteld op 21 jaar wanneer het kind getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66 % of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste 4 punten toegekend worden in pijler 1 van de medisch-sociale schaal overeenkomstig de regelgeving betreffende de kinderbijslag.

De ambtenaar die het verlof wenst te genieten bij toepassing van dit artikel, deelt aan de overheid onder welke hij ressorteert, de datum mee waarop het verlof zal aanvangen en de duur ervan. Die mededeling gebeurt schriftelijk minstens één maand voor de aanvang van het verlof, tenzij de overheid op verzoek van de betrokkene een kortere termijn aanvaardt.

De ambtenaar dient de volgende documenten voor te leggen: 1° een attest, uitgereikt door de bevoegde centrale autoriteit van de Gemeenschap, waarin de toewijzing van het kind aan de ambtenaar, wordt bevestigd, om het verlof van ten hoogste drie weken te verkrijgen vooraleer het kind opgenomen wordt in het gezin;2° een attest dat de inschrijving van het kind in het bevolkings- of vreemdelingenregister bevestigt om het resterend verlof te kunnen opnemen.

Art. 189.De ambtenaar kan verlof krijgen wanneer een kind beneden de twaalf jaar in zijn gezin wordt opgenomen met het oog op pleegvoogdij.

Hij kan ook dit verlof krijgen wanneer hij een minderjarige opneemt in zijn gezin ingevolge een rechterlijke beslissing tot plaatsing in een opvanggezin.

De maximumduur van het verlof bedraagt vier weken indien het opgenomen kind ouder is dan drie jaar en zes weken indien het die leeftijd nog niet heeft bereikt. Het verlof kan gesplitst worden opgenomen per week. Het verlof vangt aan op de dag dat het kind in het gezin wordt opgenomen.

De maximumduur van het opvangverlof wordt verdubbeld wanneer het kind getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66 % of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste 4 punten toegekend worden in pijler 1 van de medisch-sociale schaal overeenkomstig de regelgeving betreffende de kinderbijslag.

Art. 190.Het adoptieverlof, het verlof voor de opvang met het oog op pleegvoogdij en plaatsing in een onthaalgezin van een minderjarige naar aanleiding van een rechterlijke beslissing wordt bezoldigd en gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Afdeling 4. - Het bevallingsverlof

Art. 191.§ 1. Het bevallingsverlof bedoeld in artikel 39 van de arbeids wet van 16 maart 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1971 pub. 28/10/1998 numac 1998000346 bron ministerie van binnenlandse zaken Arbeidswet - Duitse vertaling sluiten wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. § 2. De bezoldiging over de periode gedurende welke de vrouwelijke ambtenaar bevallingsverlof geniet, mag niet meer dan vijftien weken bestrijken of negentien weken in geval van meervoudige geboorte.

De bezoldiging voor de verlenging van het postnatale verlof toegestaan in toepassing van artikel 192, mag niet meer dan één week bestrijken.

De bezoldiging voor de verlenging van de postnatale rust toegestaan in toepassing van artikel 197, § 5 mag niet meer dan 24 weken bestrijken § 3. Is de vrouwelijke ambtenaar afwezig in de periode van 6 weken voor de bevalling tot de verplichte rustweek, dan wordt voor die afwezigheid geen moederschapsverlof afgetrokken.

Art. 192.§ 1. Wanneer de vrouwelijke ambtenaar het prenataal verlof heeft opgebruikt en de bevalling na de voorziene datum gebeurt, wordt het prenataal verlof verlengd tot de werkelijke datum van de bevalling. Tijdens deze periode bevindt de vrouwelijke ambtenaar zich in bevallingsverlof.

In afwijking van artikel 191, § 2, is de bezoldiging verschuldigd. § 2. Op verzoek van de vrouwelijke ambtenaar wordt het moederschapsverlof, in toepassing van artikel 39 van de arbeids wet van 16 maart 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1971 pub. 28/10/1998 numac 1998000346 bron ministerie van binnenlandse zaken Arbeidswet - Duitse vertaling sluiten, na de negende week verlengd met een periode waarvan de duur gelijk is aan de duur van de periode waarin zij verder gewerkt heeft vanaf de zesde week vóór de werkelijke datum van de bevalling of vanaf de achtste week wanneer de geboorte van een meerling wordt verwacht. Deze periode wordt, bij vroeggeboorte, verminderd met de dagen waarop arbeid verricht werd tijdens de periode van zeven dagen die de bevalling voorafgaat. § 3. Worden gelijkgesteld met werkdagen die tot na het postnataal verlof verschoven kunnen worden, de volgende afwezigheden gedurende de zes weken of, in geval van de geboorte van een meerling, gedurende de acht weken die vallen vóór de zevende dag welke aan de werkelijke bevallingsdatum voorafgaan: 1° het jaarlijks vakantieverlof;2° de in artikel 181 bedoelde feestdagen;3° de in artikels 188 en 199 bedoelde feestdagen;4° het verlof om dwingende redenen van familiaal belang;5° de afwezigheden wegens ziekte met uitsluiting van de afwezigheden bedoeld in artikel 191, § 3.

Art. 193.Op vraag van de vrouwelijke ambtenaar wordt de periode van arbeidsonderbreking na de negende week, verlengd met één week, wanneer de vrouwelijke ambtenaar afwezig is geweest wegens ziekte gedurende de ganse periode vanaf de zesde week voorafgaand aan de werkelijke datum van de bevalling, of de achtste week wanneer de geboorte van een meerling wordt verwacht.

Ingeval van geboorte van een meerling, wordt op verzoek van de vrouwelijke ambtenaar de periode van arbeidsonderbreking na de negende week, eventueel verlengd met een periode van maximaal twee weken.

Art. 194.Zwangere of borstvoedinggevende ambtenaren mogen geen overuren verrichten. Als overuren dienen, voor de toepassing van dit artikel, te worden beschouwd, alle werk bovenop de 38 uren per week.

Art. 195.De ambtenaar die, met toepassing van artikels 42 en 43 van de arbeids wet van 16 maart 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1971 pub. 28/10/1998 numac 1998000346 bron ministerie van binnenlandse zaken Arbeidswet - Duitse vertaling sluiten en artikel 18 van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector is vrijgesteld van arbeid, wordt ambtshalve in verlof gesteld voor de nodige periode. Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Art. 196.Artikel 191 is niet van toepassing in geval van een miskraam vóór de 181e dag van de zwangerschap.

Art. 197.§ 1. Als de moeder van het kind overlijdt bij de bevalling of tijdens het moederschapsverlof of als zij opnieuw in het ziekenhuis wordt opgenomen, verkrijgt de vader van het kind of de ambtenaar waarmee de moeder op het ogenblik van de geboorte van het kind samenleeft, op eigen verzoek een verlof ter vervanging van het moederschapsverlof om in de opvang van het kind te voorzien. § 2. In geval van overlijden van de moeder is de duur van het verlof ter vervanging van het moederschapsverlof ten hoogste gelijk aan de duur van het bevallingsverlof dat de moeder nog niet opgebruikt had.

De ambtenaar die vader van het kind is of de persoon waarmee de moeder op het ogenblik van de geboorte van het kind samenleeft en die het verlof ter vervanging van het moederschapsverlof wenst te genieten, stelt daar schriftelijk de overheid waaronder hij ressorteert van op de hoogte binnen zeven dagen vanaf het overlijden van de moeder. De brief waarin hij dat doet, vermeldt de begindatum en de vermoedelijke duur van het verlof ter vervanging van het moederschapsverlof. Hij legt zo spoedig mogelijk een uittreksel van de overlijdensakte van de moeder voor. § 3. In geval van hospitalisatie van de moeder kan de ambtenaar die vader van het kind is of de persoon waarmee de moeder op het ogenblik van de geboorte van het kind samenleeft, een verlof ter vervanging van het moederschapsverlof krijgen onder de volgende voorwaarden: 1° de pasgeborene moet het ziekenhuis verlaten hebben;2° de hospitalisatie van de moeder moet langer dan zeven dagen duren. Het verlof ter vervanging van het moederschapsverlof kan niet aanvangen vóór de zevende dag volgend op de dag van de geboorte van het kind en moet beëindigd zijn op het ogenblik dat de hospitalisatie van de moeder ten einde loopt en uiterlijk op het einde van het gedeelte van het bevallingsverlof dat door de moeder nog niet was opgebruikt.

De ambtenaar die de vader van het kind is of de persoon waarmee de moeder op het ogenblik van de geboorte van het kind samenleeft en die het verlof ter vervanging van het moederschapsverlof wenst te genieten, stelt daar schriftelijk de overheid waaronder hij ressorteert van op de hoogte. De brief waarin hij dat doet vermeldt de begindatum en de vermoedelijke duur van het verlof. De verlofaanvraag wordt gestaafd met een getuigschrift dat de duur van de hospitalisatie van de moeder vermeldt boven op de zeven dagen volgend op de datum van de bevalling en de datum waarop de pasgeborene het ziekenhuis verlaten heeft. § 4. Het verlof van de vader van het kind of de persoon waarmee de moeder op het ogenblik van de geboorte van het kind samenleeft ter vervanging van het moederschapsverlof is bezoldigd en wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. § 5. Wanneer het pasgeboren kind na de eerste zeven dagen te rekenen vanaf zijn geboorte in de verplegingsinrichting moet opgenomen blijven, kan op verzoek van de vrouwelijke ambtenaar de postnatale rustperiode verlengd worden met een duur gelijk aan de periode dat haar kind na die eerste zeven dagen in de verplegingsinrichting opgenomen blijft. De duur van deze verlenging mag vierentwintig weken niet overschrijden. Met dat doel bezorgt de vrouwelijke ambtenaar aan de overheid waaronder zij ressorteert: 1° bij het einde van de postnatale rustperiode, een getuigschrift van de verplegingsinrichting waaruit blijkt dat het pasgeboren kind in de verplegingsinrichting is opgenomen na de eerste zeven dagen vanaf zijn geboorte en met vermelding van de duur van de opname;2° in voorkomend geval een nieuw getuigschrift van de verplegingsinrichting bij het einde van de verlenging die voortvloeit uit het bepaalde in dit lid waaruit blijkt dat tijdens deze verlenging het pasgeboren kind de verplegingsinrichting nog niet heeft mogen verlaten en met vermelding van de duur van de opname.

Art. 198.§ 1. De vrouwelijke ambtenaar heeft recht op een dienstvrijstelling om haar kind met moedermelk te voeden en/of melk af te kolven na de geboorte van het kind. § 2. De borstvoedingspauze duurt een half uur. De vrouwelijke ambtenaar die tijdens een werkdag drie uur achtenveertig minuten of langer werkt, heeft die dag recht op één pauze. De vrouwelijke ambtenaar die tijdens een werkdag ten minste zeven en een half uur werkt, heeft die dag recht op twee pauzes. Als de vrouwelijke ambtenaar recht heeft op twee pauzes tijdens een werkdag, kan zij deze op die dag opnemen in één keer of twee keer.

De duur van borstvoedingspauze(s) is in de duur van de prestaties van de werkdag inbegrepen. § 3. De vrouwelijke ambtenaar die de borstvoedingspauzes wenst te genieten brengt de functionele chef twee weken op voorhand schriftelijk op de hoogte, tenzij deze op verzoek van de betrokkene een kortere termijn aanvaardt.

Het recht op borstvoedingspauzes wordt toegekend mits het bewijs dat borstvoeding wordt geleverd. Het bewijs wordt vanaf het begin van de uitoefening van het recht, naar keuze van de vrouwelijke ambtenaar geleverd door een attest van een consultatiebureau voor zuigelingen (Kind en Gezin, O.N.E. of Dienst für Kind und Familie) of door een medisch getuigschrift.

Nadien bezorgt de vrouwelijke ambtenaar aan de overheid waarvan zij afhangt elke maand een attest of een medisch getuigschrift, telkens op de datum waarop de uitoefening van het recht op borstvoedingspauzes voor het eerst is ingegaan.

Art. 199.De vrouwelijke ambtenaar geniet in het kader van de moederschapsbescherming de voordelen bedoeld in artikels 191 en volgende van het statuut van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Afdeling 5. - Het verlof om medische of humanitaire redenen

Art. 200.De vrouwelijke ambtenaar kan dienstvrijstelling krijgen om naar prenatale medische onderzoeken te gaan die niet buiten de diensturen kunnen plaatsvinden.

De aanvraag moet worden gestaafd door een medisch attest.

Art. 201.De ambtenaar krijgt verlof voor het afstaan van: 1° bloed: een dag;2° bloedplasma: een halve dag. Dit verlof kan worden genomen hetzij de dag zelf, hetzij de dag nadien, met een maximum van 4 werkdagen per jaar.

De ambtenaar moet het bewijs leveren dat hij bloed of plasma heeft gegeven.

Art. 202.De ambtenaar krijgt verlof voor het afstaan van beenmerg, van organen of van weefsel. De duur van dit verlof is die van de ziekenhuisopname en de herstelperiode. De tijd noodzakelijk voor de voorafgaande medische onderzoeken kan eveneens in aanmerking komen.

De aanvraag moet worden gestaafd door een medisch attest.

Art. 203.De ambtenaar heeft recht op voorbehoedend verlof wanneer een inwonend familielid aangetast is door een besmettelijke ziekte, in de omstandigheden en volgens de nadere bepalingen die vastgesteld worden door het Algemeen Reglement van de Administratieve Gezondheidsdienst.

Art. 204.Voor zover de werking van de dienst niet in het gedrang komt, kan de ambtenaar maximum 5 werkdagen per jaar verlof krijgen om: 1° de cursussen bij te wonen van de school van het korps van de civiele bescherming, 2° in vredestijd prestaties te verrichten als vrijwilliger bij dit korps.

Art. 205.Met een maximum van 5 werkdagen per jaar en voor zover het belang van de dienst niet in het gedrang komt, kan de ambtenaar verlof krijgen om mindervalide zieken te vergezellen of om andere humanitaire missies te vervullen tijdens verblijven en reizen in binnen- of buitenland.

Deze verblijven of reizen moeten georganiseerd zijn door een openbare instelling of een vereniging die de zorg voor mindervaliden en zieken of de humanitaire missies als opdracht heeft. De instelling of vereniging moet erkend zijn door de Belgische Staat of een van haar gefedereerde entiteiten.

De aanvraag moet worden gestaafd met een attest waarbij de vereniging of instelling verklaart dat de reis of het verblijf onder haar verantwoordelijkheid gebeurt.

Art. 206.De verloven om medische en humanitaire redenen zijn bezoldigd en worden gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Afdeling 6. - Uitzonderlijk verlof

Art. 207.De ambtenaar verkrijgt verlof om deel uit te maken van de jury van het Hof van Assisen en dit tijdens de duur van de zitting.

Dit verlof is bezoldigd en wordt met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld. HOOFDSTUK IV. - De verloven van lange duur Afdeling 1. - Het verlof om persoonlijke redenen

Art. 208.Indien het belang van de dienst er zich niet tegen verzet, kan de ambtenaar verlof om persoonlijke redenen krijgen.

Art. 209.Het verlof om persoonlijke redenen wordt enkel voltijds en voor ten hoogste 6 maanden toegekend. Het kan verlengd worden of na een onderbreking opnieuw worden aangevraagd.

Behoudens afwijking toegestaan door de raad van bestuur en na gunstig advies van de directieraad, mag dit verlof niet meer bedragen dan 24 maanden over de gehele loopbaan.

Iedere vraag tot verlenging moet ten minste één maand vóór het verstrijken van het lopende verlof worden ingediend.

Art. 210.Het verlof om persoonlijke redenen is niet bezoldigd en wordt gelijkgesteld met een periode van non-activiteit.

Art. 211.Met ziekten of ongevallen opgelopen gedurende deze verlofperiode wordt geen rekening gehouden. Afdeling 2. - Het verlof om een stage te doen in een overheidsdienst

Art. 212.De ambtenaar kan verlof krijgen om een stage of proefperiode te doen in een betrekking bij een overheidsdienst.

Een betrekking in het gesubsidieerd of het universitair onderwijs wordt gelijkgesteld met een betrekking bij een overheidsdienst.

Het verlof wordt toegestaan voor een periode die overeenstemt met de normale duur van de stage of van de proefperiode.

Art. 213.Dit verlof is niet bezoldigd en wordt voor het overige gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Afdeling 3. - Het verlof wegens opdracht

Art. 214.De raad van bestuur kan een ambtenaar, met zijn instemming, belasten met een opdracht.

Iedere ambtenaar kan eveneens met instemming van de raad van bestuur een opdracht aanvaarden: 1° bij een andere instelling van openbaar nut die afhangt van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;2° bij een ministerie of een instelling van openbaar nut die afhangt van de federale overheid, van een ander gewest, van een Gemeenschap of van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Franse gemeenschaps commissie of de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;3° bij een buitenlandse r egering of bij een internationale instelling; die uitgeoefend wordt in het kader van een beschikking genomen door de Commissie van de Europese Gemeenschappen op 26 juli 1988 tot vaststelling van de regeling die geldt voor nationale deskundigen die bij de diensten van de commissie gedetacheerd zijn, alsook in het kader van de programma's van de Europese Unie.

Art. 215.§ 1. De raad van bestuur verleent de opdracht voor ten hoogste 2 jaar. Hij kan de opdracht verlengen voor telkens maximum dezelfde duur. § 2. In afwijking van § 1 wordt de ambtenaar die wordt aangewezen om een mandaat uit te oefenen in een overheidsdienst, ambtshalve in opdracht geplaatst zolang het mandaat loopt.

Art. 216.Het verlof wegens opdracht is onbezoldigd.

Het verlof wegens opdracht wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Art. 217.De ambtenaar die belast is met een opdracht wordt bezoldigd door de instelling waarin hij zijn opdracht vervult.

Art. 218.Zodra de ambtenaar 2 jaar met verlof wegens opdracht is, kan de raad van bestuur beslissen dat de betrekking die hij bekleedt, in het belang van de dienst, als vacant moet worden beschouwd.

Art. 219.Rekening houdend met een vooropzeg van 3 maanden kan de raad van bestuur op ieder ogenblik een eind maken aan de opdracht waarmee de ambtenaar is belast.

Art. 220.De ambtenaar wiens opdracht verstreken is, stelt zich opnieuw ter beschikking van de raad van bestuur.

Indien hij dit zonder geldige reden weigert of negeert zal hij na 10 dagen afwezigheid beschouwd worden als ontslagnemend.

Zodra zijn opdracht eindigt, neemt de ambtenaar die niet in zijn betrekking vervangen werd, opnieuw deze betrekking in wanneer hij zijn activiteiten herneemt.

Indien de ambtenaar vervangen werd in zijn betrekking voorziet de raad van bestuur onmiddellijk in zijn heropname in het personeelsplan. HOOFDSTUK V. - Het ziekteverlof Afdeling 1. - De ziekteverlofdagen

Art. 221.Tijdens zijn volledige loopbaan heeft de ambtenaar, die wegens ziekte verhinderd is zijn ambt normaal uit te oefenen, recht op ziekteverlof tot maximum 21 werkdagen per 12 maanden anciënniteit vanaf de datum van zijn benoeming als stagiair of als statutair ambtenaar in de GOMB en ongeacht zijn niveau (A, B, C of D). Als hij nog geen 36 maanden in dienst is wordt zijn wedde hem niettemin gedurende 63 werkdagen gewaarborgd.

Dit verlof wordt met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld.

Worden eveneens in aanmerking genomen: de werkelijke prestaties die de ambtenaar als statutair medewerker heeft verricht met volledige prestaties in een andere openbare dienst of een onderwijsinstelling, een dienst voor beroepskeuze, een psycho-medisch-sociaal centrum of een medisch-pedagogisch instituut voor zover zij werden opgericht, erkend of gesubsidieerd door de staat, een gewest of een gemeenschap.

Voorgaand lid is slechts van toepassing voor zover de ambtenaar het departement Hrm een officieel attest heeft bezorgd van de hierboven beoogde openbare dienst en/of instelling waarop de prestaties die de ambtenaar binnen zijn dienst leverde en het aantal genomen ziektedagen zijn vermeld.

Art. 222.Het aantal werkdagen, bedoeld in artikel 221 wordt in evenredigheid verminderd, wanneer de ambtenaar tijdens zijn loopbaan verlof heeft gekregen: 1° van arbeidsherverdelende aard;2° om een stage te vervullen in een andere overheidsdienst;3° om een opdracht te vervullen buiten het Gewest;4° om kandidaat te zijn bij verkiezingen;5° voor onderbreking van de beroepsloopbaan;6° wegens ziekte, behalve in geval van een arbeidsongeval of op de weg van en naar het werk of een beroepsziekte. De ambtenaar die op non-activiteit geplaatst werd wegens ongewettigde afwezigheid, is onderworpen aan dezelfde regel.

Indien het aldus berekende aantal dagen ziekteverlof geen geheel getal vormt, wordt het afgerond naar de onmiddellijk hogere eenheid.

Enkel de werkdagen begrepen in de periode van afwezigheid wegens ziekte worden aangerekend.

Art. 223.§ 1. Het verlof wegens ziekte maakt geen einde aan de stelsels van loopbaanonderbreking zoals bedoeld in artikels 157 tot 161bis, noch aan de stelsels van de halftijdse vervroegde uittreding en van de vrijwillige vierdagenweek bedoeld in de wet van 10 april 1995Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/1995 pub. 17/04/2013 numac 2013000222 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector.

De ambtenaar blijft de voor zijn verminderde prestaties verschuldigde wedde ontvangen. § 2. Wanneer de ambtenaar deeltijdse prestaties verricht, worden de afwezigheden wegens ziekte aangerekend op het aantal dagen verlof waarop hij krachtens artikel 221 recht heeft, naar rato van de te verrichten prestaties Als het totale aantal aldus verrekende dagen per 12 maanden dienstanciënniteit geen geheel getal is wordt de dagbreuk verwaarloosd.

Voor de ambtenaar die deeltijdse prestaties verricht, worden als dagen ziekteverlof de dagen afwezigheid aangerekend waarop de ambtenaar prestaties diende te verrichten.

Art. 224.Het verlof wegens ziekte wordt tijdelijk onderbroken tijdens het verlof om dwingende redenen van familiaal belang. De dagen verlof om dwingende redenen die samenvallen met een ziekteverlof worden niet als ziekteverlofdagen beschouwd.

Art. 225.§ 1. In afwijking van artikel 221 wordt het verlof wegens ziekte zonder tijdsbeperking toegestaan, naar aanleiding van: 1° een arbeidsongeval, 2° een ongeval op de weg van en naar het werk, 3° een beroepsziekte. Bovendien komen de verlofdagen toegestaan naar aanleiding van een arbeidsongeval, een ongeval op de weg van en naar het werk of een beroepsziekte, zelfs na de datum van consolidatie, niet in aanmerking voor het bepalen van het aantal verlofdagen dat de ambtenaar nog kan krijgen bij toepassing van artikel 221. § 2. De ambtenaren die door een beroepsziekte bedreigd worden en die, onder de door de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vastgestelde voorwaarden, daardoor tijdelijk dienen op te houden hun ambt uit te oefenen, worden ambtshalve in verlof gesteld voor de nodige periode. Het verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Art. 226.De verlofdagen wegens ziekte ingevolge een ongeval veroorzaakt door de schuld van een derde en dat geen ongeval is als bedoeld in artikel 225 worden niet in aanmerking genomen om het aantal verlofdagen te bepalen die de ambtenaar nog krachtens artikel 221 kan krijgen ten belope van het percentage aansprakelijkheid dat aan de derde is toegewezen en dat als grondslag dient voor de wettelijke indeplaatsstelling van de instelling.

Art. 227.Wanneer de ambtenaar verminderde prestaties verricht die gespreid zijn over alle werkdagen, wordt het ziekteverlof aangerekend in verhouding tot het aantal uren dat hij gedurende zijn afwezigheid had moeten presteren.

Indien het aldus berekende aantal werkdagen geen geheel getal is, wordt het afgerond naar de onmiddellijk hogere eenheid.

Indien aldus het totaal aantal aangerekende dagen per 12 maanden dienstanciënniteit geen geheel getal is, wordt het gedeelte van de dag niet meegerekend.

Indien de ambtenaar deeltijds verlof geniet op basis van een wettelijke bepaling tot herverdeling van de arbeid in de openbare sector, worden als ziekteverlof meegerekend de werkdagen tijdens dewelke hij op basis van een voltijdse werkregeling prestaties had moeten verrichten. Afdeling 2. - Het toezicht en de definitieve ongeschiktheidsverklaring

Art. 228.De wegens ziekte afwezige ambtenaar staat onder het geneeskundig toezicht van de door de raad van bestuur aangewezen medische controledienst.

Indien de ambtenaar niet akkoord gaat met de beslissing van de controlearts, neemt de controlearts binnen 24 uur contact met de behandelend arts. In geval van niet-akkoord tussen beide artsen, wijzen zij onmiddellijk in onderling akkoord een arts-scheidsrechter aan. De beslissing van de arts-scheidsrechter is definitief en wordt aan de ambtenaar medegedeeld.

Art. 229.De ambtenaar blijft onderworpen aan de reglementering van de Administratieve Gezondheidsdienst voor de arbeidsongevallen, de beroepsziekten en de definitieve medische ongeschiktheidsverklaringen.

Het geschiktheidsonderzoek valt onder de bevoegdheid van de arbeidsarts.

Art. 230.Krachtens de geldende procedure bij de Administratieve Gezondheidsdienst, heeft de ambtenaar recht van beroep tegen de beslissingen van deze dienst voor de aangelegenheden bedoeld in artikel 229.

Art. 231.De ambtenaar kan niet definitief ongeschikt worden verklaard wegens ziekte vooraleer hij het aantal werkdagen heeft uitgeput waarop hij recht heeft als ziekteverlof.

Het eerste lid is niet toepasselijk op de ambtenaar die een opdracht heeft vervuld bij een buitenlandse regering, een buitenlands openbaar bestuur of een internationale instelling, en uit dien hoofde in ruste werd gesteld wegens invaliditeit en een pensioen ontvangt. Afdeling 3. - De verminderde prestaties om medische redenen

Art. 232.De ambtenaar kan verzoeken zijn functie uit te oefenen binnen het kader van verminderde prestaties om medische redenen: 1° met het oog op zich opnieuw aan te passen aan het normale arbeidsritme, na een ononderbroken afwezigheid wegens ziekte van ten minste dertig dagen;2° wanneer, ten gevolge van een langdurige medische ongeschiktheid, hij niet voltijds kan werken na een ononderbroken afwezigheid wegens ziekte van ten minste dertig dagen; De beoordeling van de medische situatie van de ambtenaar en het toekennen van verminderde prestaties om medische redenen wordt gewaarborgd door een arts van de medische controle.

Art. 233.§ 1. De ambtenaar kan zijn functie opnieuw vervullen ten belope van 50 %, 60 % of 80 % van zijn normale prestaties voor een periode van maximaal drie maanden.

Verminderde prestaties kunnen worden toegekend voor de duur van een maand. Verlengingen kunnen worden verleend voor een equivalente periode, indien de medische controledienst na een nieuw onderzoek van mening is dat de gezondheidstoestand van de ambtenaar dit rechtvaardigt. § 2. De ambtenaar bedoeld in artikel 232, 2° kan zijn functie hervatten ten belope van 50 %, 60 % of 80 % van de normale prestaties voor een maximumduur van twaalf maanden, tenzij dat de arts van de medische controledienst zoals bedoeld in artikel 234, eerste lid van mening is dat een nieuw onderzoek vroeger dient plaats te vinden. De verlengingen kunnen worden toegekend per periodes van maximum twaalf maanden, indien de medische controledienst na een nieuw onderzoek van mening is dat de gezondheidstoestand van de ambtenaar het rechtvaardigt. De dagen dat een ambtenaar afwezig is tijdens een periode van verminderde prestaties om medische redenen worden beschouwd als verlof. Dit verlof wordt met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld.

Niettemin moet de ambtenaar, die zijn ambt uitoefent met verminderde prestaties om medische redenen, zijn vakantieverlofdagen opnemen met volledige dagen. Indien de verminderde prestaties niet elke dag worden geleverd, dan worden de verlofdagen toegekend pro rata aan de prestaties voor de gepresteerde periode binnen het kader van de verminderde prestaties.

De ambtenaar bedoeld in artikel 232, 1° en 2° geniet zijn volledige wedde voor de eerste drie maanden van de verminderde prestaties om medische redenen.

De ambtenaar bedoeld in artikel 232, 2° geniet vanaf de vierde maand een wedde voor de verminderde prestaties, verhoogd met 60 % van de wedde die hij gekregen zou hebben voor de niet-geleverde prestaties. § 3. 3. De verminderde prestaties om medische redenen worden geschorst door: 1° loopbaanonderbreking;2° halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar;3° de vierdagenweek;4° de verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheden;5° de afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke redenen;6° moederschapsverlof;7° ouderschapsverlof;8° adoptieverlof, het verlof voor de opvang met het oog op pleegvoogdij of plaatsing in een onthaalgezin naar aanleiding van een rechterlijke beslissing. De toelating om verminderde prestaties te verrichten om medische redenen wordt tijdelijk onderbroken bij afwezigheid wegens ziekte, door een arbeidsongeval of door een ongeval op de weg van en naar het werk of wegens een arbeidsziekte.

Art. 234.§ 1. De ambtenaar die verminderde prestaties om medische redenen wenst te genieten moet een advies verkrijgen van de arts van de medische controledienst bedoeld in artikel 232, tweede lid, minimaal vijf werkdagen voor het begin van de verminderde prestaties.

De ambtenaar, bedoeld in artikel 232, 1°, moet een medisch getuigschrift voorleggen en een reïntegratieplan opgesteld door de behandelend arts. In het reïntegratieplan vermeldt de arts de vermoedelijke datum van het volledig hervatten van de arbeid.

De ambtenaar bedoeld in artikel 232, 2° moet een omstandig medisch verslag voorleggen, opgesteld door een arts-specialist. § 2. De arts van de medische controledienst spreekt zich uit over de medische geschiktheid van de ambtenaar om zijn functies te hervatten ter belope van 50 %, 60 % of 80 % van de normale prestaties. Deze bezorgt zo snel mogelijk, naargelang het geval, na consultatie van de behandelend arts bedoeld in § 1, lid 2, zijn schriftelijke bevindingen aan de ambtenaar. § 3. Na het bezorgen van de bevindingen door de arts van de medische controledienst binnen het kader van en verzoek tot verminderde prestaties om medische redenen, bedoeld in artikel 232, 1° en 2° kan de ambtenaar, die niet akkoord gaat met de vaststellingen, verzoeken dat een arts-scheidsrechter wordt aangesteld.

De arts-scheidsrechter voert het medisch onderzoek uit en beslist over het medisch geschil binnen drie werkdagen na zijn aanwijzing. Elke andere vaststelling blijft beschermd door het beroepsgeheim.

Art. 235.§ 1. Indien de medische controledienst beslist dat een ambtenaar afwezig wegens ziekte geschikt is om de uitoefening van zijn functies te hervatten ten belope van 50 %, 60 % of 80 % van de normale prestaties, dan informeert hij de administrateur-generaal of zijn afgevaardigde hierover. Die nodigt de ambtenaar uit het werk te hervatten en laat hem toe de verminderde prestaties te vervullen voor zover deze in overeenstemming zijn met de eisen opgelegd voor de goede functionering van de dienst.

Indien de ambtenaar geen gevolg geeft aan dit verzoek om het werk te hervatten, dan wordt hij in non-activiteit geplaatst. § 2. De ambtenaar die niet akkoord gaat met die beslissing, kan verzoeken dat een arts-scheidsrechter wordt aangesteld.

De arts-scheidsrechter voert het medisch onderzoek uit en beslist over het medisch geschil binnen drie werkdagen na zijn aanwijzing. Elke andere vaststelling blijft beschermd door het beroepsgeheim.

De kosten van deze procedure, alsmede de eventuele verplaatsingskosten van de ambtenaar, vallen ten laste van de in het ongelijk gestelde partij.

De arts-scheidsrechter brengt diegene die het geneeskundig getuigschrift heeft afgeleverd en de arts van de medische controledienst op de hoogte van zijn beslissing. De medische controledienst en de ambtenaar worden onmiddellijk bij een ter post aangetekende brief verwittigd door de arts-scheidsrechter. HOOFDSTUK VI. - De verloven om politieke redenen Afdeling 1. Het verlof om zich kandidaat te stellen bij verkiezingen

Art. 236.De ambtenaar kan verlof krijgen om zich kandidaat te stellen voor de wetgevende, gewest, provinciale, gemeentelijke of Europese verkiezingen.

Dit verlof wordt toegekend voor een periode die overeenstemt met de duur van de verkiezingscampagne waaraan hij deelneemt.

Art. 237.Dit verlof wordt niet bezoldigd. Het wordt voor het overige gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Afdeling 2. - Het verlof om een functie uit te oefenen bij een erkende

politieke fractie

Art. 238.Een erkende politieke fractie is een groep verkozenen die als dusdanig is erkend overeenkomstig het reglement van de wetgevende vergadering waartoe zij behoren.

Art. 239.De ambtenaar kan verlof krijgen om een ambt uit te oefenen bij een erkende politieke fractie.

De voorzitter van een politieke fractie dient hiertoe een verzoek in bij de administrateur-generaal.

De directieraad gaat na of het belang van de dienst niet in het gedrang komt.

Het verlof wordt toegekend door de raad van bestuur met instemming van de ambtenaar.

Art. 240.De beslissing vermeldt de duur van het toegekende verlof, alsook de politieke fractie waarbij de ambtenaar een ambt zal uitoefenen.

Art. 241.De raad van bestuur kan om dienstredenen het verlof beëindigen mits hij een opzeggingstermijn van een maand respecteert.

Art. 241.Het verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Het is niet bezoldigd. Afdeling 3. - Het verlof voor detachering bij een ministerieel kabinet

Art. 242.De ambtenaar van de GOMB krijgt verlof wanneer hij aangewezen wordt om een functie te vervullen op een ministerieel kabinet op volgende voorwaarden: 1° de detachering moet gebeuren bij een met redenen omklede beslissing van de raad van bestuur;2° het moet gaan om een detachering bij een kabinet van een minister of van een staatssecretaris van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, voor een periode van maximum 5 jaar.Achtereenvolgende detacheringen zullen door de raad van bestuur eventueel slechts worden toegekend als er een periode van minstens 2 jaar tussen ligt, waarin de ambtenaar effectief arbeidsprestaties verricht binnen de GOMB; 3° de detachering moet beperkt blijven tot één enkele ambtenaar van de GOMB per ministerieel kabinet;4° het ministerieel kabinet waarbij de ambtenaar wordt gedetacheerd, verbindt zich tot terugbetaling aan de GOMB van alle wedden, vakantiegelden, premies en bijkomende voordelen die de instelling aan de gedetacheerde ambtenaar betaalt.

Art. 243.De raad van bestuur beslist op basis van de noden van de dienst of de betrekking van de ambtenaar, gedetacheerd in een ministerieel kabinet overeenkomstig artikel 242, vacant moet worden verklaard.

De raad van bestuur kan die beslissing nemen zodra de afwezigheid van de ambtenaar 2 jaar bedraagt.

Art. 244.De ambtenaar wiens detachering verstreken is of bij ministeriële beslissing of bij beslissing van de raad van bestuur onderbroken wordt, stelt zich opnieuw ter beschikking van de raad van bestuur.

Indien hij zonder geldige reden weigert of verwaarloost dit te doen, wordt hij na 10 dagen afwezigheid als ontslagnemend beschouwd.

Zodra zijn detachering verstreken is, bezet de ambtenaar die in zijn betrekking niet werd vervangen, die betrekking wanneer hij zijn dienst hervat.

Indien de ambtenaar vervangen werd in zijn betrekking, zorgt de raad van bestuur onmiddellijk voor zijn heropname in het personeelsplan.

Art. 245.Op het einde van zijn detachering en tenzij hij naar een ander kabinet overgaat, krijgt de ambtenaar, per maand activiteit in deze kabinetten, 1 dag verlof met een minimum van 3 werkdagen en een maximum van 15 werkdagen.

Art. 246.Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Afdeling 4. - Het verlof om een politiek mandaat uit te oefenen

Art. 247.De ambtenaar krijgt op zijn aanvraag vrijstelling van dienst, ten belope van: 1° een halve dag per maand, voor de uitoefening van een mandaat van gemeenteraadslid, burgemeester, schepen of lid van de raad voor maatschappelijk welzijn, de voorzitter inbegrepen, in een gemeente tot 10.000 inwoners; 2° één dag per maand, voor de uitoefening van een mandaat van: a) gemeenteraadslid of lid van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 10.001 inwoners of meer; b) burgemeester, schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 10.001 tot 30.000 inwoners; c) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 30.001 tot 50.000 inwoners; d) provincieraadslid, niet-lid van de bestendige deputatie.

Art. 248.De vrijstelling van dienst bepaald in artikel 247, 2°, wordt naar keuze van de betrokkene genomen in dagen of halve dagen. Zij mag niet van een maand naar een andere worden overgedragen tenzij zij is toegekend voor het uitoefenen van een mandaat van provincieraadslid.

Art. 249.De ambtenaar kan op zijn aanvraag een facultatief politiek verlof krijgen, ten belope van: 1° één of twee dagen per maand, voor de uitoefening van een mandaat van burgemeester, schepen, voorzitter of lid van het vast bureau van de raad voor maatschappelijk welzijn, in een gemeente tot 10.000 inwoners; 2° één tot drie dagen per maand, voor de uitoefening van een mandaat van: a) burgemeester van een gemeente van 10.001 tot 30.000 inwoners; b) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 10.001 tot 50.000 inwoners; c) lid van het vast bureau van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 10.001 tot 20.000 inwoners; 3° één tot vijf dagen per maand, voor de uitoefening van een mandaat van lid van het vast bureau van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van meer dan 20.000 inwoners; 4° een kwart van een voltijds ambt, voor de uitoefening van een mandaat van: a) burgemeester van een gemeente van 30.001 tot 50.000 inwoners; b) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 50.001 tot 80.000 inwoners; 5° de helft van een voltijds ambt, voor de uitoefening van een mandaat van: a) burgemeester van een gemeente van 50.001 tot 80.000 inwoners; b) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 80.001 tot 130.000 inwoners.

Art. 250.De ambtenaar is in politiek verlof van ambtswege, ten belope van: 1° twee dagen per maand voor de uitoefening van een mandaat van: a) burgemeester van een gemeente van 20.001 tot 30.000 inwoners; b) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 20.001 tot 50.000 inwoners; 2° een kwart van een voltijds ambt voor de uitoefening van een mandaat van: a) burgemeester van een gemeente van 30.001 tot 50.000 inwoners; b) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 50.001 tot 80.000 inwoners; 3° de helft van een voltijds ambt voor de uitoefening van een mandaat van: a) burgemeester van een gemeente van 50.001 tot 80.000 inwoners; b) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 80.001 tot 130.000 inwoners; 4° een voltijds ambt voor de uitoefening van een mandaat van: a) burgemeester van een gemeente met meer dan 80.000 inwoners; b) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente met meer dan 130.000 inwoners; c) lid van de bestendige deputatie van een provincieraad.

Art. 251.Onverminderd de bepalingen van de ordonnantie van 27 april 1995 tot instelling van het politiek verlof voor de personeelsleden van de diensten van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering met het oog op de uitoefening van een mandaat van lid van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad of de Brusselse Hoofdstedelijke Regering is de ambtenaar in politiek verlof van ambtswege, ten belope van een voltijds ambt, voor de uitoefening van een mandaat van: 1° lid van één der wetgevende kamers of van de federale Regering;2° lid van de Vlaamse Raad, van de Waalse Gewestraad, van de Raad van de Franse Gemeenschap en van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap;3° lid van de Vlaamse regering, van de Waalse Gewestregering, van de Franse Gemeenschapsregering en van de Duitstalige Gemeenschapsregering;4° lid van het Europees Parlement of van de Europese Commissie.

Art. 252.Het politiek verlof van ambtswege vangt aan op de datum van de eedaflegging.

Art. 253.Voor de toepassing van artikels 247, 249 en 250 wordt het aantal inwoners bepaald overeenkomstig de bepalingen van artikels 5 en 29 van de nieuwe gemeentewet.

Art. 254.De ambtenaar die geen voltijds ambt uitoefent wordt met voltijds politiek verlof van ambtswege gezonden indien aan zijn politiek mandaat reeds politiek verlof van ambtswege beantwoordt waarvan de duur ten minste de helft van een voltijds ambt beloopt.

Art. 255.De ambtenaar die recht heeft op politiek verlof waarvan de duur niet de helft van een voltijds ambt overschrijdt, kan op zijn vraag halftijds of voltijds politiek verlof krijgen.

De ambtenaar die recht heeft op halftijds politiek verlof, kan op zijn vraag voltijds politiek verlof krijgen.

Art. 256.De periodes die door facultatief politiek verlof of politiek verlof van ambtswege worden gedekt, worden gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Ze worden evenwel niet bezoldigd.

Art. 257.Het politiek verlof eindigt uiterlijk op de laatste dag van de maand die volgt op die waarin het mandaat een einde neemt.

Vanaf dat ogenblik krijgt de belanghebbende zijn rechten terug.

Wanneer hij niet in zijn betrekking werd vervangen, herneemt hij die betrekking wanneer hij zijn dienst hervat. Indien hij wel werd vervangen, wordt hij voor een andere betrekking aangewezen.

Art. 258.De ambtenaar mag na zijn heropname zijn wedde niet cumuleren met voordelen die verbonden zijn aan de uitoefening van een politiek mandaat en die een wederaanpassingsvergoeding betreffen.

Deel XVI. - Vorming TITEL I. - Algemene bepalingen

Art. 259.Inzake vorming dient men te verstaan onder: 1° doorlopende beroepsvorming: de basisvorming waarvan het programma wordt opgelegd voor ieder niveau en die als vereiste geldt om tot een onmiddellijk hogere weddeschaal in de functionele loopbaan te worden toegelaten;2° vrijwillige beroepsvorming: de vorming die het mogelijk maakt zijn functionele loopbaan te versnellen en die: a) zonder te zijn opgelegd, een professionele meerwaarde verleent aan de ambtenaar, en b) als beroepsvorming is erkend door de regering of de instantie die zij daartoe bevoegd verklaart.

Art. 260.De administrateur-generaal wordt belast met: 1° de organisatie van het onthaal en de vorming van de nieuwe personeelsleden, 2° het opstellen van het jaarlijks vormingsplan en de lijst van de erkende opleidingen, 3° de organisatie van de opleidingen. Hij kan samenwerken met de opleidingsdiensten van de andere instellingen van het Brussels Gewest.

Art. 261.Er wordt voor elk begrotingsjaar een vormingsplan opgesteld.

Dit plan houdt in: 1° de te bereiken algemene doelstellingen van de vorming, zowel kwalitatief als kwantitatief;2° de prioriteiten voor het komende jaar;3° de te voorziene opleidingen naar inhoud, vorm en duur;4° het al dan niet verplicht karakter van de verschillende opleidingen;5° de begroting te voorzien voor ieder van de vormingsdoelstellingen;6° een evaluatie van de bereikte doelstellingen na afloop van het vorige vormingsplan.

Art. 262.Het vormingsplan wordt opgesteld in samenwerking met de directieraad en moet goedgekeurd worden door de raad van bestuur.

Het wordt voorgelegd aan de vakorganisaties voor overleg, ten laatste in januari van het jaar waarop het van toepassing is.

TITEL II. - Het verloop van de vorming HOOFDSTUK I. - De doorlopende beroepsvorming

Art. 263.§ 1. De doorlopende beroepsvorming is de vorming die: - tot doel heeft de aanpassing van de ambtenaar aan de evolutie van de organisatie, de technieken en de werkomstandigheden te vergemakkelijken en de beroepsbekwaamheid te behouden of te verbeteren; - in verband staat met de huidige functie van de ambtenaar; - wordt voorgesteld door het hrm of door de functionele chef van de ambtenaar, of aangevraagd wordt door de ambtenaar.

De kosten verbonden aan de doorlopende beroepsvorming worden gedragen door de GOMB voor zover de ambtenaar de in artikel 264 bepaalde voorwaarden in acht neemt.

Het departement Hrm of de hiërarchische meerdere kan de ambtenaar opleggen bepaalde van deze vormingen te volgen, op voorwaarde dat deze overeenkomen met de tijdens het evaluatiegesprek bepaalde doelstellingen.

Wordt uitgesloten van de doorlopende beroepsvorming, elke vrijwillige beroepsvorming, behoudens een uitdrukkelijke door de directieraad toegekende afwijking. § 2. Er wordt dienstvrijstelling verleend ingeval de doorlopende beroepsvorming plaatsvindt tijdens de diensturen.

Als de bovenvermelde vorming buiten de diensturen plaatsvindt, wordt hiervoor een compensatie per uur voorzien.

Art. 264.De inschrijving van de ambtenaar voor een vorming impliceert zijn formele verbintenis om de vorming te volgen, ongeacht of het gaat om een vrijwillige dan wel om een opgelegde vorming. Als de ambtenaar in de onmogelijkheid verkeert om de vorming bij te wonen, moet hij onmiddellijk zijn afwezigheid verantwoorden bij het departement Hrm. HOOFDSTUK II. - De vrijwillige beroepsvorming Art. 265.De vrijwillige beroepsvorming wordt toegekend door de directieraad. De duur wordt geteld in uren.

Vrijwillige beroepsvorming duurt maximaal 120 uren per schooljaar.

Art. 265 bis. De vrijwillige beroepsvorming is de vorming die door de ambtenaar met wervingsgraad A1, B1, C1 of D1 wordt aangevraagd en die hem toelaat zijn loopbaan te ontwikkelen in verband met de functie die de ambtenaar uitoefent of in de toekomst zou kunnen uitoefenen bij zijn instelling.

De GOMB draagt de kosten voor de vrijwillige beroepsvorming als de directieraad instemt met de redenen voor het volgen van de vorming.

Art. 266.Worden erkend als vrijwillige beroepsvorming: A. In de Vlaamse Gemeenschap: 1° de vormingen in het kader van het Onderwijs voor sociale promotie georganiseerd, gesubsidieerd of erkend door de Gemeenschap;2° de vormingen in het kader van de basiseducatie;3° de volgende vormingen van de hogescholen en de universiteiten waarvoor een diploma of een getuigschrift behaald kan worden: a) de basisvormingen en de academische vormingen, de voortgezette vormingen en voortgezette academische vormingen of de doctoraatsvormingen, die `s avonds of in het weekend gegeven worden;b) de postgraduaten en de postacademische vormingen, ongeacht het tijdstip waarop ze gegeven worden;c) iedere andere vorming, ongeacht het tijdstip waarop ze gegeven wordt;d) de cursussen die deel uitmaken van de vormingen vermeld onder a) en b), die men als vrije student kan volgen, ongeacht het tijdstip waarop ze gegeven worden;4° de cursussen van het open hoger onderwijs die door de hogescholen en de universiteiten aangeboden worden. B. In de Franse Gemeenschap: 1° de cursussen in het kader van het Onderwijs voor sociale promotie georganiseerd, gesubsidieerd of erkend door de Gemeenschap;2° de volgende vormingen van het hoger niet-universitair onderwijs, van de hogescholen en van de universiteiten waarvoor een diploma, een getuigschrift of elke andere titel behaald kan worden: a) de vormingen van het korte type en van het lange type en de universitaire vormingen van de eerste en de tweede cyclus, de cycli van aangevulde studies en de vormingen van de derde cyclus, die `s avonds of in het weekend gegeven worden;b) iedere andere vorming, ongeacht het tijdstip waarop ze gegeven wordt;c) de cursussen die deel uitmaken van de vormingen vermeld onder a) en b), die men als vrije student kan volgen, ongeacht het tijdstip waarop ze gegeven worden; C. In de Duitstalige Gemeenschap: de vormingen van het hoger niet-universitair onderwijs van het korte type en van het lange type, die `s avonds of in het weekend gegeven worden.

De ambtenaar kan studieverlof aanvragen indien de opleiding over een volledig schooljaar is gespreid en besloten wordt met een examen over de gedoceerde materie.

Het studieverlof bedraagt per jaar maximum 2 dagen voor niveau D, 5 dagen voor niveau C en 10 dagen voor niveaus A en B. Met schooljaar wordt bedoeld de periode van 1 september tot 31 augustus.

Voor het open hoger onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap komt het aantal uren vormingsverlof overeen met een vierde van de studielast die voor deze cursus vastgesteld is. Dit aantal staat op het inschrijvingsbewijs vermeld. § 2. Het maximum dat in paragraaf 1 van dit artikel vastgesteld is, wordt evenredig verminderd naargelang van de volgende verloven en afwezigheden die gedurende het lopende schooljaar verkregen zijn: 1° de afwezigheden waarbij de ambtenaar in de administratieve stand van non-activiteit of disponibiliteit is geplaatst;2° het verlof voor onderbreking van de beroepsloopbaan;3° halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar;4° de vierdagenweek;5° het verlof om een stage te doen in een overheidsdienst;6° het verlof voor opdracht;7° het verlof om zich kandidaat te stellen bij verkiezingen.

Art. 267.Er wordt dienstvrijstelling verleend ingeval de vorming plaatsvindt tijdens de diensturen.

Dit verlof is bezoldigd en wordt met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld.

Art. 268.De ambtenaar moet het inschrijvingsgeld dat de instelling eventueel voor haar rekening nam, terugbetalen als hij niet deelneemt aan de examens die worden georganiseerd. Als er geen examens voorzien zijn, zal hij moeten bewijzen dat hij de vorming nauwgezet tot het einde heeft gevolgd. De controle op de nauwgezetheid gebeurt aan de hand van een attest uitgereikt door de opleider en doorgestuurd naar de verantwoordelijke van het departement personeelsbeheer. HOOFDSTUK III. - De vorming inzake loopbaanexamens

Art. 269.Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder loopbaanexamens het examen voor overgang naar het hogere niveau.

Art. 270.De ambtenaar heeft recht op een opleiding die hem voorbereidt op de in artikel 269 bedoelde examens.

Art. 271.Indien de opleidingen worden gegeven tijdens de diensturen, geniet hij dienstvrijstelling.

Op hun verzoek krijgen ambtenaren van niveaus D en C een studieverlof van ten hoogste 5 dagen om respectievelijk het examen voor overgang naar niveaus C en B voor te bereiden. De ambtenaren van niveaus C en B krijgen een studieverlof van maximum 10 dagen om het examen voor overgang naar niveau A voor te bereiden.

Deel XVII. - Definitieve ambtsneerlegging

Art. 272.De hoedanigheid van ambtenaar van de GOMB wordt ambtshalve en zonder opzegging verloren door: 1° de ambtenaar wiens benoeming onregelmatig bevonden wordt binnen de termijn voor beroep tot nietigverklaring bij de Raad van State;die termijn geldt niet in geval van arglist of bedrog van de ambtenaar; 2° de ambtenaar die niet meer zijn burgerlijke en politieke rechten geniet of die medisch ongeschikt werd verklaard door de Sociaal-medische Rijksdienst na het opgebruiken van de maximale duur van de verloven die wegens ziekte of gebrekkigheid kunnen toegekend worden aan de ambtenaar overeenkomstig artikel 221;3° de ambtenaar die, zonder geldige reden, zijn post verlaat en meer dan 10 werkdagen afwezig blijft en die vooraf naar behoren werd gewaarschuwd, behalve in geval van deelname aan een overlegde werkstaking;4° de ambtenaar die zich in een geval bevindt waarin de toepassing van de burgerlijke wetten en van de strafwetten de ambtsneerlegging tot gevolg heeft;5° de ambtenaar die om tuchtredenen van ambtswege ontslagen of afgezet is.

Art. 273.Geven aanleiding tot definitieve ambtsneerlegging: 1. het vrijwillig ontslag.In dit geval mag de ambtenaar slechts zijn dienst verlaten na behoorlijke toelating en na een opzeggingstermijn van 30 dagen, tenzij de raad van bestuur op verzoek van de ambtenaar een afwijking toestaat; 2. de opruststelling, hetzij op verzoek van de ambtenaar die de wettelijke of reglementaire voorwaarden ter zake vervult, hetzij van ambtswege de eerste dag van de maand die volgt op het jaar van de wettelijke oppensioenstelling van de ambtenaar;3. een tweede benoeming in een andere openbare dienst, van zodra deze benoeming niet meer kan aangevochten worden voor de Raad van State.

Art. 274.Aanleiding tot definitieve ambtsneerlegging is eveneens de vastgestelde beroepsongeschiktheid.

Deze ongeschiktheid wordt vastgesteld voor alle ambtenaren door twee opeenvolgende malen de algemene beoordeling `onvoldoende' te krijgen bij de evaluatie.

Art. 275.§ 1. De ambtenaar die niet akkoord gaat met de definitieve verklaring van beroepsongeschiktheid beschikt over 10 werkdagen om een beroep in te dienen bij de kamer van beroep via aangetekende brief.

Deze termijn loopt vanaf de kennisgeving aan de ambtenaar van de tweede opeenvolgende algemene evaluatie `onvoldoende'.

De gewestelijke kamer van beroep brengt advies uit bij de raad van bestuur. De raad van bestuur spreekt zich uit over de verklaring van definitieve beroepsongeschiktheid. § 2. Bij bevestiging van de verklaring van beroepsongeschiktheid of wanneer de ambtenaar geen beroep heeft ingediend tegen de verklaring van beroepsongeschiktheid, wordt de ambtenaar ontslagen door de raad van bestuur.

De ontslagen ambtenaar kan een vergoeding wegens ontslag toegewezen krijgen onder de voorwaarden bepaald door de raad van bestuur.

Deel XVIII. - Geldelijke bepalingen TITEL I. - Wedde, toelagen, premies en vergoedingen

Art. 276.Iedere weddeschaal wordt aangeduid met een letter gevolgd door drie cijfers.

De letter duidt het graadniveau aan, het eerste cijfer de rang, het tweede cijfer de graad van een bijzondere kwalificatie in dezelfde rang, het derde cijfer de code van de weddeschaal.

Het cijfer nul betekent dat de code niet bepaald is.

Art. 277.Aan de graden die de ambtenaren kunnen bekleden, zijn de volgende schalen verbonden: NIVEAU A administrateur-generaal A600 A610 A620 directeur-generaal A500 A510 A520 directeur A300 A310 A320 eerste attaché A200 A210 A220 eerste attaché architect/ingenieur A240 A250 A260 attaché A101 A102 A103 attaché architect/ingenieur A141 A142 A143 NIVEAU B eerste assistent B200 B210 eerste hoofdassistent B240 B250 assistent B101 B102 B103 assistent-informaticus B103 NIVEAU C eerste adjunct C200 C210 adjunct C101 C102 C103 adjunct-informaticus C103 NIVEAU D eerste klerk D200 D210 klerk D101 D102 D103 De weddeschalen zijn gekoppeld aan de index van de consumptieprijzen.

Art. 278.De tussentijdse verhogingen worden toegekend op grond van de geldelijke anciënniteit, conform artikel 295.

Art. 279.Onverminderd artikel 56 geniet de titularis van de graad van administrateur-generaal die bij zijn evaluatie de vermelding `voldoende' kreeg, met succes de vorming volgde bedoeld in artikel 263 en minstens 6 jaar anciënniteit heeft in rang A6, weddeschaal A610.

Onverminderd artikel 56 geniet de titularis van de graad van administrateur-generaal met weddeschaal A610 die bij zijn evaluatie de vermelding `voldoende' kreeg, met succes de vorming volgde bedoeld in artikel 263 en minstens 9 jaar anciënniteit heeft in die schaal, weddeschaal A620.

Onverminderd artikel 56 genieten de titularissen van de graad van directeur-generaal die bij hun evaluatie de vermelding `voldoende' kregen, met succes de vorming volgden bedoeld in artikel 263 en minstens 6 jaar anciënniteit hebben in rang A5, weddeschaal A510.

Onverminderd artikel 56 genieten de titularissen van de graad van directeur-generaal met weddeschaal A510 die bij hun evaluatie de vermelding `voldoende' kregen, met succes de vorming volgden bedoeld in artikel 263 en minstens 9 jaar anciënniteit hebben in die schaal, weddeschaal A520.

Onverminderd artikel 56 genieten de titularissen van de graad van directeur die bij hun evaluatie de vermelding `voldoende' kregen, met succes de vorming volgden bedoeld in artikel 263 en minstens 6 jaar anciënniteit hebben in rang A3, weddeschaal A310.

Onverminderd artikel 56 genieten de titularissen van de graad van directeur met weddeschaal A310 die bij hun evaluatie de vermelding `voldoende' kregen, met succes de vorming volgden bedoeld in artikel 263 en minstens 9 jaar anciënniteit hebben in die schaal, weddeschaal A320.

Onverminderd artikel 56 genieten de titularissen van de graad van eerste attaché die bij hun evaluatie de vermelding `voldoende' kregen, met succes de vorming volgden bedoeld in artikel 263 en minstens 6 jaar anciënniteit hebben in rang A2, weddeschaal A210.

De titularissen van de graad van eerste attaché die bij hun evaluatie de vermelding `voldoende' kregen, met succes de vorming volgden bedoeld in artikel 263 en minstens 9 jaar weddeschaal A210 genieten, krijgen weddeschaal A220 toegekend.

Onverminderd artikel 56 genieten de titularissen van de graad van eerste attaché architect/ingenieur die bij hun evaluatie de vermelding `voldoende' kregen, met succes de vorming volgden bedoeld in artikel 263 en minstens 6 jaar anciënniteit hebben in rang A2, weddeschaal A250.

Onverminderd artikel 56 genieten de titularissen van de graad van eerste attaché architect/ingenieur met weddeschaal A250 die bij hun evaluatie de vermelding `voldoende' kregen, met succes de vorming volgden bedoeld in artikel 263 en minstens 9 jaar anciënniteit hebben in rang A2, weddeschaal A260.

Onverminderd artikel 56 genieten de titularissen van de graad van eerste hoofdassistent die bij hun evaluatie de vermelding `voldoende' kregen, met succes de vorming volgden bedoeld in artikel 263 en minstens 6 jaar anciënniteit hebben in rang B2, weddeschaal B240.

Onverminderd artikel 56 genieten de titularissen van de graad van eerste hoofdassistent die bij hun evaluatie de vermelding `voldoende' kregen, met succes de vorming volgden bedoeld in artikel 263 en minstens 9 jaar anciënniteit hebben in rang B2, weddeschaal B250.

Onverminderd artikel 56 genieten de titularissen van de graad van eerste assistent, eerste adjunct en eerste klerk die bij hun evaluatie de vermelding `voldoende' kregen, met succes de vorming volgden bedoeld in artikel 263 en minstens 6 jaar anciënniteit hebben in respectievelijk rang B2, C2 en D2, respectievelijk weddeschaal B210, C210 en D210.

De voorwaarde met betrekking tot de verplichte vorming is slechts van toepassing als de betrokken vorming georganiseerd werd.

De bepalingen van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/2003 pub. 27/02/2003 numac 2003002035 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Wet betreffende de aansprakelijkheid van en voor personeelsleden in dienst van openbare rechtspersonen sluiten2 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest over de gewaarborgde bezoldiging, de haard- of standplaatstoelage, het vakantiegeld en de eindejaarstoelage zijn van toepassing op de ambtenaren van de GOMB.

Art. 280.De bepalingen van boek II, titel II van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/2003 pub. 27/02/2003 numac 2003002035 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Wet betreffende de aansprakelijkheid van en voor personeelsleden in dienst van openbare rechtspersonen sluiten2 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest over de toelagen bedoeld in hoofdstuk 1 (algemene bepalingen), hoofdstuk 2 (de toelage voor het uitoefenen van een hoger ambt) en hoofdstuk 3 (de toelage verbonden aan de gepresteerde arbeid; met uitzondering van afdeling 3 over de toelage voor ongezonde, hinderlijke of lastige werken of werken die een gevoel van onveiligheid, vrees en onzekerheid oproepen bij de personeelsleden die ermee belast zijn), zijn van toepassing op de ambtenaren van de GOMB.

Art. 281.§ 1. Er wordt een tweetaligheidspremie toegekend aan de ambtenaren die het bewijs hebben geleverd dat zij een schriftelijke en/of mondelinge kennis hebben van de tweede taal.

Die schriftelijke en/of mondelinge kennis wordt bepaald door middel van: A. hetzij het koninklijk besluit van 8 maart 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/2003 pub. 27/02/2003 numac 2003002035 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Wet betreffende de aansprakelijkheid van en voor personeelsleden in dienst van openbare rechtspersonen sluiten0 tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 en gestaafd door een taalcertificaat uitgereikt door Selor.

B. hetzij één van de niveaus van taalbeheersing bepaald door het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen en gestaafd door een taalcertificaat uitgereikt door een door de Vlaamse Gemeenschap of de Franse Gemeenschap erkende taalonderwijsinstelling. § 2. Het jaarlijkse bedrag van de toelage verschilt naargelang het aan de ambtenaar uitgereikte certificaat van taalkennis.

A. Overeenkomstig § 1, A., wordt het bedrag bepaald op basis van de examens bedoeld in de volgende artikels van voornoemd koninklijk besluit van 8 maart 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/2003 pub. 27/02/2003 numac 2003002035 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Wet betreffende de aansprakelijkheid van en voor personeelsleden in dienst van openbare rechtspersonen sluiten0: - artikel 9, § 1, tweede lid, of artikel 10 (elementaire mondelinge kennis): 600 euro; - artikel 9, § 2, tweede lid of artikels 8 en 9, § 1, tweede lid of artikel 10 (elementaire mondelinge en schriftelijke kennis): 2.400 euro; - artikels 11 en 9, § 1 (voldoende mondelinge en schriftelijke kennis) of artikel 12: 3.200 euro.

B. Overeenkomstig § 1, B., wordt het bedrag bepaald op basis van de volgende niveaus van taalbeheersing van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen: - kennisniveau A1: 600 euro ; - kennisniveau B1: 2.400 euro ; - kennisniveau C1 voor de lees- en luistervaardigheden en B2 voor de mondelinge en schriftelijke kennis: 3.200 euro.

De verschillende toelagen kunnen niet gecumuleerd worden.

De ambtenaren die geslaagd zijn voor het in artikel 7 van het voormeld koninklijk besluit van 8 maart 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/2003 pub. 27/02/2003 numac 2003002035 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Wet betreffende de aansprakelijkheid van en voor personeelsleden in dienst van openbare rechtspersonen sluiten0 bedoelde examen, krijgen een tweetaligheidstoelage volgens hun niveau. Het jaarbedrag van de tweetaligheidstoelage wordt vastgesteld als volgt: - ambtenaren van niveau A en B: 3.200 euro; - ambtenaren van niveau C, D : 2.400 euro.

Art. 282 bis. § 1. Enkel de vanaf 1 september 2009 georganiseerde taalexamens komen in aanmerking voor de toekenning van de in artikels 281 en 282 van dit statuut bedoelde tweetaligheidspremies. § 2. De ambtenaren die vóór 1 september 2009 een tweetaligheidspremie genoten, met inbegrip van de premie destijds toegekend aan wie slaagde voor een intern taalexamen in de GOMB, behouden die premie gedurende hun gehele loopbaan.

Zij kunnen niettemin deelnemen aan de vanaf 1 september 2009 georganiseerde taalexamens en, indien zij slagen, de in bovenstaande artikels 281 en 282 bedoelde premies genieten, voor zover zij hoger zijn dan de premies die zij genoten vóór deze datum.

De premies zijn geenszins cumuleerbaar.

Art. 283 ter. De ambtenaren die houder zijn van een taalkennisattest dat door Selor werd uitgereikt na 1 september 2009, of van één van de niveaus van taalbeheersing bepaald door het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen en gestaafd door een taalcertificaat uitgereikt door een door de Vlaamse Gemeenschap of de Franse Gemeenschap erkende taalonderwijsinstelling, genieten de tweetaligheidspremie vanaf de maand die volgt op de maand waarin het attest werd uitgereikt.

Art. 284.De tweetaligheidspremies worden maandelijks en samen met de wedde vereffend. Zij zijn gebonden aan de schommelingen van de spilindex 138,01.

Art. 284 bis. § 1. Er wordt een toelage toegekend aan de personeelsleden die hun kennis bewijzen van een gebarentaal die overeenstemt met het Frans of Nederlands voor zover die personeelsleden in een dienst zijn aangesteld die in contact staat met de bevolking of in een dienst waarin die kennis nuttig is voor de communicatie binnen de dienst.

Voor de toepassing van dit artikel wordt de kennis van een gebarentaal bewezen door te slagen voor een door Selor georganiseerde proef. § 2. De jaarlijkse premie bedraagt 2.400 euro. Ze is gekoppeld aan de spilindex 138,01. § 3. Kennis van zowel de Franse als de Nederlandse gebarentaal, geeft slechts recht op één premie.

Art. 285.§ 1. De voorzitter en de afgevaardigd bestuurder kunnen op advies van de directieraad een variabel deel van de bezoldiging toekennen aan de ambtenaren die effectief een dienst leiden.

Het advies van de directieraad is niet vereist voor het variabele deel dat toe te kennen is aan de ambtenaren van rang A5 en A6. § 2. Het variabele deel van de bezoldiging bedraagt jaarlijks maximaal: - 12.000,00 euro voor de ambtenaren van rang A6, - 8.000,00 euro voor de ambtenaren van rang A5, - 4.000,00 euro voor de ambtenaren van rang A3, - 2.000,00 euro voor de andere ambtenaren die effectief een dienst leiden. § 3. De ambtenaren van niveau A die geen dienst leiden maar als enige bekwaam zijn om gespecialiseerde en complexe zaken te behandelen, kunnen op voorstel van de directieraad een variabel deel van de bezoldiging genieten van maximaal 2.000,00 euro.

Art. 286.§ 1. De voorzitter en de afgevaardigd bestuurder kunnen op advies van de directieraad een variabel deel van de bezoldiging toekennen aan de ambtenaren van niveau A die geen dienst leiden, en aan de ambtenaren van niveaus B, C en D. § 2. Het variabele deel bedraagt jaarlijks maximaal: - 1.250,00 euro voor de ambtenaren van niveau A, - 1.100,00 euro voor de ambtenaren van niveau B, - 845,00 euro voor de ambtenaren van niveau C, - 565,00 euro voor de ambtenaren van niveau D.

Art. 287.§ 1. Het variabele deel wordt toegekend op basis van de evaluatie waarvan sprake in artikels 53 en volgende, en naar rato van de aanwezigheden.

Het bedrag van het variabele deel wordt berekend naar rato van de arbeidsregeling.

Om daarnaast het aanwezigheidsaandeel te bepalen, worden alle afwezigheden verrekend behalve de jaarlijkse vakantiedagen en recuperatie-uren, en de dagen waarop de ambtenaar afwezig was in het kader van een arbeidsongeval, een beroepsziekte, moederschapsverlof of vaderschapsverlof. § 2. Het variabele deel van de bezoldiging uit artikel 285 en dat uit artikel 286 kunnen niet worden gecumuleerd.

Ze zijn facultatief. Ze maken het voorwerp uit van een jaarlijkse beslissing op basis van de begrotingsmogelijkheden van de GOMB. De toekenning, zelfs gedurende verscheidene opeenvolgende jaren, houdt geen verworven recht in.

De ambtenaren die gedomicilieerd zijn in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ontvangen een maandelijkse levensduurtepremie van 150,00 euro.

Art. 289.De premies vermeld in artikels 285, 286 en 288 zijn gekoppeld aan de index van de consumptieprijzen

Art. 290.De ambtenaren van de instelling ontvangen maaltijdcheques, waarvan het aantal en het maximumbedrag kaderen binnen de sociale en fiscale wetgeving om de voorziene vrijstelling te genieten.

Art. 291.In het kader van het algemeen beleid van de GOMB inzake mobiliteit krijgen de personeelsleden die hun stage doorlopen hebben gratis een MIVB-abonnement en een Villo!-abonnement op verzoek.

Art. 292.De ambtenaar die zich minstens 5 keer per maand per fiets verplaatst om zich van zijn woonplaats naar zijn werk te begeven, of voor een deel van het traject tussen zijn woonplaats en zijn werk, heeft recht op een vergoeding die overeenkomt met het bedrag per kilometer vrijgesteld van inkomstenbelasting en sociale zekerheidsbijdragen.

De vergoeding wordt uitbetaald op voorlegging van een verklaring op erewoord gestaafd met een driemaandelijks overzicht.

Art. 293.§ 1. De ambtenaar die van een gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel per spoor gebruik maakt, al dan niet in combinatie met andere gemeenschappelijke openbare vervoermiddelen, om zich regelmatig te verplaatsen tussen de verblijfplaats en de werkplaats, geniet een tegemoetkoming in de abonnementskosten. § 2. De tegemoetkoming door de instelling bedraagt 100 % van de prijs van de met het sociaal abonnement gelijkgestelde treinkaart. § 3. Voor het stads- en streekvervoer georganiseerd door de gewestelijke maatschappijen voor openbaar vervoer wordt de tegemoetkoming in de prijs van het abonnement vastgesteld op 100 %.

Art. 294.§ 1. Een vergoeding voor begrafeniskosten wordt toegekend indien de uitkering voor begrafeniskosten bepaald bij artikel 61 van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling van een regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, niet kan worden toegekend en wanneer de overleden ambtenaar zich in een van de volgende standen bevond: - in dienstactiviteit, - in disponibiliteit wegens ziekte, - in disponibiliteit wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst, - in non-activiteit in het kader van een verlof om persoonlijke redenen. § 2. In geval van overlijden van een in § 1 bedoelde persoon wordt ten bate van zijn niet uit de echt gescheiden noch van tafel en bed gescheiden echtgenoot/echtgenote of de persoon met wie hij samenleeft, of bij diens ontstentenis van zijn erfgenamen in rechte lijn, als compensatie voor de begrafeniskosten een vergoeding uitgekeerd die overeenstemt met het maandelijks bedrag van de laatste bruto-activiteitsbezoldiging van de ambtenaar. Deze bezoldiging omvat, in voorkomend geval, de toelagen die het karakter van een toebehoren van de wedde hebben.

Voor ambtenaren in disponibiliteit wordt de laatste bruto-activiteitsbezoldiging, zo nodig: a) aangepast aan de wijzigingen als gevolg van de schommelingen van het algemeen indexcijfer van de kleinhandelsprijzen van het Rijk;b) herzien overeenkomstig artikel 327 van voormeld koninklijk besluit. De vergoeding mag het twaalfde niet overschrijden van het bedrag vastgesteld bij toepassing van artikel 39, eerste, derde en vierde lid van de arbeidsongevallen wet van 10 april 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/1971 pub. 17/10/2014 numac 2014000710 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Arbeidsongevallenwet type wet prom. 10/04/1971 pub. 23/03/2018 numac 2018030615 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Arbeidsongevallenwet sluiten. § 3. Bij ontstentenis van de in § 2 bedoelde rechthebbenden, mag de vergoeding worden uitgekeerd ten bate van elke natuurlijke of rechtspersoon die bewijst dat hij de begrafeniskosten heeft gedragen.

In dit geval is de vergoeding gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten zonder dat zij evenwel meer mag belopen dan het bedrag dat bij dit statuut is voorzien ten gunste van de echtgenoot/echtgenote of van de erfgenamen in rechte lijn. § 4. De bij dit statuut bepaalde vergoeding mag met soortgelijke, krachtens andere bepalingen toegekende vergoedingen, slechts ten belope van het bij § 2 bedoelde bedrag worden gecumuleerd.

TITEL II. - De vaststelling van de administratieve en geldelijke anciënniteit

Art. 295.De bepalingen van Boek III van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn van toepassing op de ambtenaren van de GOMB. De ambtenaar die de overgang naar het hogere niveau maakt door bevordering door overgang naar een hoger niveau, of door te slagen voor een examen voor de benoeming in een hoger niveau, behoudt zijn geldelijke anciënniteit. Die wordt berekend op basis van de dienstanciënniteit die de ambtenaar heeft op het lagere niveau bij de GOMB en de diensten die hij heeft gepresteerd bij erkende overheidsinstellingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Voor de graadanciënniteit, worden de in aanmerking komende diensten berekend hetzij vanaf de datum waarop de ambtenaar in deze graad of een equivalente graad werd benoemd hetzij vanaf de datum waarop de ambtenaar voor bevordering werd gerangschikt wegens het formele terugwerken van zijn benoeming.

Voor de niveau-anciënniteit, worden de in aanmerking komende diensten berekend vanaf de datum waarop de ambtenaar werd benoemd in een graad van het betreffende of daaraan equivalente niveau, hetzij vanaf de datum waarop hij voor bevordering werd gerangschikt wegens het formele terugwerken van zijn benoeming.

De dienstanciënniteit wordt eveneens in aanmerking genomen voor de graad-, niveau- en schaalanciënniteit vanaf de benoeming van de betrokken ambtenaar in de graad of graden, het niveau of de niveaus en de schaal of schalen waarin de betrokkene zijn diensten als personeelslid heeft gepresteerd.

Art. 296.Jaarlijks wordt een `jaarboek van het personeel' samengesteld waarin alle ambtenaren van de GOMB gerangschikt zijn op basis van graad-, niveau- en dienstanciënniteit en leeftijd, overeenkomstig de bepalingen van dit statuut. Het jaarboek wordt gepubliceerd op het intranet.

Deel XIX. - Overgangsbepalingen en diverse bepalingen TITEL I. - Diverse bepalingen

Art. 297.Dit statuut treedt in werking op 1 januari 2004.

Elke keer dat dit statuut voorziet wettelijke en/of verordenende teksten, die betrekking hebben op het personeel van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, toepasselijk te maken op de ambtenaren van de GOMB kan als algemene regel gesteld worden dat deze teksten en hun latere wijzigingen naar analogie op de GOMB-personeelsleden van toepassing zullen zijn, behalve bij andersluidende beslissing van de raad van bestuur.

Bij twijfel over de interpretatie van dit statuut neemt de raad van bestuur, op met redenen omkleed advies van de directieraad, de nodige schikkingen voor de toepassing van het reglement. Alleen de raad van bestuur is bevoegd om te bepalen welke de te volgen werkwijze is bij aangelegenheden die dit statuut niet behandelt.

Art. 298.Het koninklijk besluit van 19 september 1977 waarbij de pensioenregeling ingesteld bij de wet van 28 april 1958 toepasselijk wordt verklaard op het personeel van de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het arrondissement Brussel-Hoofdstad, het koninklijk besluit van 8 december 1977 betreffende de toekenning van een rust- of overlevingstoelage ten voordele van zekere personeelsleden van de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor Brussel en het koninklijk besluit van 8 december 1977 betreffende de schadevergoeding ten gunste van de personeelsleden van de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor Brussel voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk, zijn van rechtswege van toepassing op de ambtenaren van de GOMB.

Art. 299.Elke wijziging van dit statuut moet: - goedgekeurd worden door de raad van bestuur bij absolute meerderheid in elk van de groepen respectievelijk bedoeld in artikel 8, § 2, 1ste lid en artikel 8, § 2, 2e lid van de statuten van de GOMB en bij 2/3-meerderheid van het totaal aantal leden van die raad; - vooraf het voorwerp vormen van onderhandelingen voorzien bij de wet van 19 december 1974Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/1974 pub. 05/10/2012 numac 2012000586 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.

Art. 300.De vacante betrekkingen in de GOMB kunnen ingevuld worden door een beroep te doen op de stelsels van intraregionale en externe mobiliteit.

Art. 301.Als de wedde op basis van deze bezoldigingsregeling lager uitvalt dan de wedde van vóór de inwerkingtreding ervan, dan wordt de hoogste wedde behouden en begrensd tot het verschil is overbrugd.

Zodra dat het geval is, geniet de ambtenaar de geldelijke bepalingen uit deze bezoldigingsregeling.

Officieuze coördinatie van het administratief en geldelijk reglement van de contractuele personeelsleden van de GOMB Beslissing van 25.03.2005 van de raad van bestuur van de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot bepaling van het administratief en geldelijk reglement van de contractuele personeelsleden van de GOMB (B.S. van 19.05.2005) (inwerkingtreding op 31 maart 2004) OVERZICHT VAN DE WIJZIGENDE BESLISSINGEN: (1) Beslissing van 28.05.2010 van de raad van bestuur van de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest houdende wijziging van het administratief en geldelijk reglement van de contractuele personeelsleden van de GOMB van 25 maart 2005 (B.S. van 14.09.2012) (2) Beslissing van 24.04.2020 van de raad van bestuur van de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest houdende wijziging van het administratief en geldelijk reglement van de contractuele personeelsleden van de GOMB van 25 maart 2005 (B.S. van 07.12.2021) Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Administratief en geldelijk reglement van de contractuele personeelsleden van de GOMB De raad van bestuur Gelet op zijn beslissing van 25 maart 2005;

Gelet op zijn beslissing van 28 mei 2010;

Gelet op het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de GOMB goedgekeurd door de raad van bestuur op 30 januari 2004;

Gelet op zijn beslissing van 23 juni 2023, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit reglement is van toepassing op de personen die overeenkomstig de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten in dienst genomen zijn bij de GOMB.

Art. 2.Personen kunnen bij arbeidsovereenkomst in dienst worden genomen uitsluitend om: 1° in te spelen op uitzonderlijke en tijdelijke personeelsbehoeften, of het nu gaat om de uitvoering van acties beperkt in de tijd, of om bijzondere werkoverlast;2° ambtenaren te vervangen bij gehele of gedeeltelijke afwezigheid, ongeacht of ze in dienstactiviteit zijn of niet, wanneer de duur van die afwezigheid tot vervanging noopt en waarvan de modaliteiten worden bepaald in het statuut;3° om bijhorende of specifieke opdrachten uit te voeren;4° om te voorzien in de uitvoering van taken die een bijzondere kennis of ruime ervaring op hoog niveau vereisen, beide relevant voor de uit te voeren taken;5° om te voorzien in dringende personeelsbehoeften van de diensten. Dan moet de beslissing van de raad van bestuur met doorslaggevende redenen worden omkleed.

Art. 3.Elke arbeidsovereenkomst wordt schriftelijk afgesloten.

Tenzij anders bepaald, is de werkplaats de maatschappelijke zetel van de GOMB. De overeenkomsten worden voor de GOMB ondertekend door de administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal of door een directeur-generaal van de andere taalrol. HOOFDSTUK II. - Indienstneming Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 4.Om bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen te worden, moet aan volgende algemene voorwaarden worden voldaan overeenkomstig artikel 15 van het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de GOMB: 1° zich gedragen op een wijze die strookt met de vereisten van de in te vullen betrekking;2° burgerlijke en politieke rechten genieten;3° houder zijn van een diploma of een studiegetuigschrift dat overeenkomt met het niveau van de te verlenen graad onder dezelfde voorwaarden als die die van toepassing zijn op het statutair personeel van de GOMB;4° als de aard van de functie dat vereist, de medische geschiktheid aantonen die vereist is voor de in te vullen betrekking.

Art. 5.De contractuele personeelsleden worden in dienst genomen in een van de in artikel 110 van het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de GOMB bedoelde wervingsgraden.

Voor de contractuele personeelsleden bedoeld in artikel 2, 3° en 4° kan de raad van bestuur van deze regel afwijken bij gemotiveerde beslissing.

Art. 6.De in te vullen betrekkingen liggen vast in het personeelsplan dat de raad van bestuur heeft goedgekeurd.

In de situaties die worden bedoeld in artikel 2, 2° en 5° kan de raad van bestuur personeelsleden aanwerven voor betrekkingen die niet in het personeelsplan staan.

Art. 7.De contractuele personeelsleden die een vervangingsopdracht vervullen, treden in dienst voor een periode die niet langer mag zijn dan de duur van de vervanging.

Art. 8.De bijkomende en specifieke taken bedoeld in artikel 2, 3° stemmen overeen met de betrekkingen uitgeoefend door: - het hoofd van het departement Informatica met een universitair diploma, - de assistent-informatici (rang B1) met een bachelor- of graduaatsdiploma computerwetenschappen, beheersinformatica, industriële informatica, netwerk- en telecombeheer of een gelijkwaardig diploma, erkend door de Franse of de Vlaamse Gemeenschap, - de adjunct-informatici (rang C1) met een diploma hoger secundair onderwijs, richting informaticatechnicus of een gelijkwaardig diploma, erkend door de Franse of de Vlaamse Gemeenschap, - de milieu-expert met een universitair diploma, -de expert-architect/ingenieur met een universitair diploma als architect of ingenieur, die een specifieke expertenfunctie uitoefent die verband houdt met zijn diploma, - elke expert die nodig is voor de specifieke aan de GOMB toegewezen opdrachten, - elke expert die nodig is voor het opzetten van nieuwe technieken, - elke expert die de raad van bestuur noodzakelijk acht voor de opdrachten van de instelling, - de assistenten-experts (rang B2) die in het kader van hun functie een team moeten leiden, - de adjuncten-experts (rang C2) die in het kader van hun functie een team moeten leiden. Afdeling 2. - Indienstnemingsprocedure

Art. 9.Onder toezicht van de administrateur-generaal en de betrokken directeur-generaal maken diensten een keuze uit de kandidaten die het departement Humanresourcesmanagement (hierna Hrm) van de GOMB op voorhand selecteerde.

De preselectie van de in het eerste lid bedoelde contractuele personeelsleden wordt door het departement Hrm verricht in samenwerking met de betrokken diensten, op basis van de functiebeschrijving overeenkomstig artikel 9 van het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de GOMB. Het departement Hrm kan zich laten bijstaan, bij voorkeur door de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling (Actiris).

De administrateur-generaal en de directeur-generaal brengen verslag uit bij de raad van bestuur, die de beslissing neemt. HOOFDSTUK III. - Arbeidsregeling en verloven Afdeling 1. - Arbeidsregeling

Art. 10.De arbeidsduur en de arbeidsregeling zijn dezelfde voor het contractueel personeel en voor het statutair personeel. Afdeling 2. - Evaluatie

Art. 11.Het contractuele personeelslid met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur of van bepaalde duur van minstens twee jaar wordt onderworpen aan een evaluatie.

De evaluatie heeft tot doel het werk dat de ambtenaar uitvoert in zijn functie, voortdurend te beoordelen met verwijzing naar de functiebeschrijving en de te bereiken doelstellingen die de ambtenaar zijn toegekend bij het begin van elke evaluatieperiode.

De contractuele personeelsleden zijn onderworpen aan de bepalingen van het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de GOMB inzake evaluatie, ook voor de toekenning van een variabel deel van het loon. Daarvoor gelden de in het statuut bepaalde criteria.

Art. 12.De contractuele personeelsleden zijn onderworpen aan de bepalingen van het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de GOMB inzake de onverenigbaarheden en de cumulatie van activiteiten. Afdeling 3. - Verloven

Art. 13.De contractuele personeelsleden genieten in verhouding tot hun prestaties dezelfde verloven als die bepaald in het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de GOMB, met uitzondering van de halftijdse vervroegde uittreding, voor zover deze regeling gunstiger is dan die bepaald bij de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten en de bijzondere wetten.

Onverminderd de bepalingen die op hen van toepassing zijn inzake loopbaanonderbreking, genieten de contractuele personeelsleden bovendien een loopbaanonderbreking voor het verzorgen van een ernstig ziek gezins- of familielid of in het kader van het ouderschapsverlof bepaald door de artikels 11 en 12 van het koninklijk besluit van 7 mei 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/05/1999 pub. 29/05/1999 numac 1999012413 bron ministerie van ambtenarenzaken en ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen sluiten betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen.

De verloven bedoeld in de voorgaande leden worden toegekend volgens de op het statutair personeel van toepassing zijnde regels.

Art. 14.De contractuele personeelsleden mogen niet afwezig zijn als zij geen verlof of dienstvrijstelling hebben gekregen volgens de op het statutair personeel van toepassing zijnde regels.

Art. 15.Onverminderd de regels die op hen van toepassing zijn volgens de regeling in de privésector, vallen de wegens ziekte afwezige contractuele personeelsleden onder het medisch toezicht van de door de raad van bestuur aangestelde medische controledienst volgens de geldende reglementering.

Zij zijn eveneens onderworpen aan de geldende reglementering inzake arbeidsongevallen en beroepsziekten. Afdeling 4. - Vorming

Art. 16.De bepalingen van het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de GOMB inzake vorming zijn van toepassing op de contractuele personeelsleden. HOOFDSTUK IV. - Bezoldigingsregeling

Art. 17.De contractuele personeelsleden genieten een bezoldiging die gelijk is aan de voorwaarden en de wedde die verbonden zijn aan de graad en de eerste weddeschaal die aan het statutair personeel worden toegekend voor dezelfde of een gelijkaardige functie, en de voorwaarden die verbonden zijn aan de functionele loopbaan en de daaraan verbonden tussentijdse verhogingen, overeenkomstig artikel 108 en volgende van het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de GOMB. Experten van hoog niveau (rang A3) en experten (rang A2) hebben enkel recht op de voortgang in weddeschaal bedoeld in artikel 18.

Art. 18.De personen bedoeld in artikel 8 genieten afhankelijk van hun situatie: - als expert, weddeschaal A200 en na 6 jaar weddeschaal A210; - als expert architect-ingenieur, weddeschaal A240 en na 6 jaar weddeschaal A250; - als expert van hoog niveau, weddeschaal A300 en na 6 jaar weddeschaal A310; - als assistent-expert, weddeschaal B240 bij de indienstneming en na 6 jaar weddeschaal B250; - als adjunct-expert, weddeschaal C200 bij de indienstneming en na 6 jaar weddeschaal C210; - als assistent-informaticus, weddeschaal B103 bij de indienstneming en na 6 jaar weddeschaal B200; - als adjunct-informaticus, weddeschaal C103 bij de indienstneming en na 6 jaar weddeschaal C200.

Personeelsleden die op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze wijziging van het reglement houder zijn van een bachelor- of graduaatsdiploma computerwetenschappen, beheersinformatica, industriële informatica, netwerk- en telecombeheer of een gelijkwaardig diploma, erkend door de Franse of de Vlaamse Gemeenschap, genieten onmiddellijk weddeschaal B103 en weddeschaal B200 na 6 jaar anciënniteit te rekenen vanaf hun contractuele aanwerving in de GOMB. Personeelsleden die op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze wijziging van het reglement houder zijn van een diploma hoger secundair onderwijs, richting informaticatechnicus of een gelijkwaardig diploma, erkend door de Franse of de Vlaamse Gemeenschap, genieten onmiddellijk weddeschaal C103 en weddeschaal C200 na 6 jaar anciënniteit te rekenen vanaf hun contractuele aanwerving in de GOMB.

Art. 19.De contractuele personeelsleden genieten in verhouding tot hun prestaties: a) dezelfde vergoedingen en toelagen of premies als die toegekend aan statutaire personeelsleden voor dezelfde of een gelijkwaardige functie;b) een aanvullende vergoeding voor begrafeniskosten voor zover het totaal van de hen verschuldigde vergoedingen krachtens de op hen van toepassing zijnde regelingen in de privésector het bedrag van de aan het statutair personeel verschuldigde vergoeding niet overschrijdt.

Art. 20.De geldelijke anciënniteit wordt berekend volgens de op het statutair personeel van toepassing zijnde regels.

De periodes van niet-gewaarborgd inkomen evenals de periodes met verminderde prestaties om persoonlijke redenen worden niet in aanmerking genomen voor de tussentijdse verhogingen.

Art. 21.De effectief onder arbeidsovereenkomst gepresteerde diensten in de privésector of als zelfstandige, en de jaren gepresteerd in de openbare sector, komen in aanmerking voor de berekening van de geldelijke anciënniteit.

Voor de berekening van de geldelijke anciënniteit beroepen de diensten zich op de regels in artikel 426 en volgende van het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Art. 22.De geldelijke anciënniteit van de contractuele personeelsleden kan nooit meer bedragen dan de reële duur van de werkelijk gepresteerde diensten tijdens hun professionele loopbaan.

Art. 23.De bij deeltijdse arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden worden bezoldigd naar rata van de deeltijdse prestaties. HOOFDSTUK V. - Ontbinding van de arbeidsovereenkomst

Art. 24.De beslissingen tot ontslag worden genomen door de raad van bestuur, behalve bij een ontslag wegens een zware fout waar de administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal of een directeur-generaal van de andere taalrol de beslissing nemen.

De ingeroepen redenen tot staving van het ontslag worden bepaald overeenkomstig de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Art. 25.In het specifieke geval van voorstel tot ontslag van een contractueel personeelslid dat bij twee evaluaties de vermelding `onvoldoende' kreeg, wordt het personeelslid, bijgestaan door de persoon van zijn keuze, gehoord door de directieraad, die verslag uitbrengt bij de raad van bestuur.

Art. 26.Bij ontslag wegens zware fout wordt het betrokken personeelslid, bijgestaan door de persoon van zijn keuze, gehoord door de administrateur-generaal en de bevoegde directeur-generaal of hun plaatsvervangers, die ter plaatse een proces-verbaal van de hoorzitting opmaken zodat het betrokken personeelslid onmiddellijk zijn opmerkingen kan doen gelden.

Art. 27.Bij herstructurering van de diensten die het ontslag van contractuele personeelsleden tot gevolg kan hebben, moet er vooraf onderhandeld worden met de representatieve vakorganisaties. In dat geval wordt er via de bevoegde diensten een outplacementprocedure opgezet voor het ontslagen contractueel personeel. HOOFDSTUK VI. - De versnelde functionele loopbaan

Art. 28.De contractuele personeelsleden kunnen een versnelde functionele loopbaan genieten op basis van vorming, met uitzondering van de adjuncten-experts (rang C2), assistenten-experts (rang B2), experts (rang A2) en experts van hoog niveau (rang A3) aangezien zij als ervaren beschouwd werden bij de aanwerving.

Het contractuele personeelslid dat is aangeworven in rang A1, B1, C1 of D1 en dat beschikt over een evaluatie met vermelding `voldoende', kan zijn loopbaan namelijk versnellen door een of meerdere programma's inzake vrijwillige beroepsvorming overeenstemmend met zijn niveau met goed gevolg af te werken nog vóór hij 9 jaar anciënniteit telt in de weddeschaal die hem is toegekend bij de inwerkingtreding van dit reglement.

De bepalingen en voorwaarden voor de toekenning daarvan zijn identiek aan de bepalingen in artikel 109 en volgende van het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de GOMB, met uitzondering van de bepalingen voor weddeschalen 103 en 143, die enkel kunnen worden toegepast op statutaire ambtenaren.

Onder vrijwillige beroepsvorming moet worden verstaan de vorming bedoeld in artikel 265 van het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de GOMB. Onder de voorwaarden bepaald in artikel 265 van het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de GOMB en in het 2de lid van deze paragraaf, wordt de verhoging van weddeschaal zoals opgenomen in het eerste lid van dit artikel toegekend zodra de ambtenaar 4 jaar anciënniteit telt in de weddeschaal die hem is toegekend bij de inwerkingtreding van dit reglement. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 29.De inwerkingtreding van dit reglement heeft geen gevolgen voor de op het moment van hun indienstneming erkende geldelijke anciënniteit van de contractuele personeelsleden.

Art. 30.Als de wedde op basis van dit reglement lager uitvalt dan de wedde van vóór de inwerkingtreding ervan, dan wordt de hoogste wedde behouden en begrensd tot het verschil is overbrugd. Zodra dat het geval is, geniet de ambtenaar de geldelijke bepalingen uit dit reglement.

Art. 31.Dit reglement treedt in werking vanaf de publicatie in het Belgisch Staatsblad. .

^