gepubliceerd op 08 mei 2009
Ordonnantie betreffende het toezicht op de reglementeringen inzake werkgelegenheid die tot de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behoren en de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze reglementeringen
30 APRIL 2009. - Ordonnantie betreffende het toezicht op de reglementeringen inzake werkgelegenheid die tot de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behoren en de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze reglementeringen (1)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.
Art. 2.§ 1. Deze ordonnantie bepaalt de bevoegdheden van de ambtenaren die onder het gezag staan van de Minister tot wiens bevoegdheid de aangelegenheden van werkgelegenheid als bedoeld in artikel 6, § 1, IX, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen behoren, en die belast is met het toezicht op de naleving van reglementeringen betreffende deze aangelegenheden die bepalen dat het toezicht en de controle worden uitgeoefend in overeenstemming met de bepalingen van deze ordonnantie.
Deze ambtenaren worden verder in deze ordonnantie « werkgelegenheidsinspecteurs » genoemd. Ze leggen de eed af in handen van de minister van de overheid waarvan ze afhangen of van de ambtenaar die door deze werd aangeduid.
Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, houden de werkgelegenheidsinspecteurs toezicht op de naleving van deze ordonnantie en de uitvoeringsbesluiten ervan. § 2. Deze ordonnantie voert een procedure in van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op de wetgevingen bedoeld in § 1.
Art. 3.Voor de toepassing van deze ordonnantie en van de uitvoeringsmaatregelen ervan wordt verstaan onder : 1° « werknemers » : de personen die krachtens een arbeidsovereenkomst arbeid verrichten onder het gezag van een andere persoon en degenen die daarmee gelijkgesteld worden : a) de personen die, anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst, arbeid verrichten onder het gezag van een andere persoon;b) de personen die geen arbeid verrichten onder het gezag van een andere persoon maar die geheel of gedeeltelijk onderworpen zijn aan de wetgeving betreffende de sociale zekerheid der werknemers;c) de leerlingen;d) de stagiairs;e) de gerechtigden, namelijk, de personen, rechthebbenden of rechtverkrijgenden, die recht hebben op voordelen toegekend door de wetgevingen waarop de werkgelegenheidsinspecteurs toezicht uitoefenen, en zij die er aanspraak op maken;2° « werkgevers » : de personen die de onder 1° genoemde personen tewerkstellen of die met werkgevers worden gelijkgesteld in de gevallen en onder de voorwaarden bepaald bij de wetgeving, inzonderheid : a) de tewerkstellingsoperatoren als omschreven in de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, wat hun tewerkstellingsactiviteiten betreft als omschreven in genoemde ordonnantie;b) de gebruikers, namelijk de natuurlijke personen, de rechtspersonen of de feitelijke verenigingen die een beroep doen op de diensten van de tewerkstellingsoperatoren;c) de begunstigden van een subsidie, namelijk de rechtspersonen en de natuurlijke personen die een subsidie inzake werkgelegenheid hebben gevraagd of verkregen aan en van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of aan en van een rechtspersoon, die rechtstreeks of onrechtstreeks door hem wordt gesubsidieerd, daarin begrepen ieder door hen zonder interest verleend terugvorderbaar voorschot;d) de begunstigden van een erkenning, namelijk de rechtspersonen en de natuurlijke personen die een erkenning inzake werkgelegenheid hebben gevraagd of verkregen aan en van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of aan en van een rechtspersoon, die rechtstreeks of onrechtstreeks door hem wordt gesubsidieerd;3° « sociale gegevens » : alle gegevens nodig voor de toepassing van de in artikel 2 bedoelde regelgeving;4° « sociale gegevens van persoonlijke aard » : alle sociale gegevens met betrekking tot een persoon die is of kan worden geïdentificeerd;5° « openbare instellingen van sociale zekerheid » : de openbare instellingen, alsmede de diensten van de ministeries, die belast zijn met de toepassing van de wetgeving betreffende de sociale zekerheid;6° « meewerkende instellingen van sociale zekerheid » : de instellingen van privaatrecht, die erkend zijn om mee te werken aan de toepassing van de wetgeving betreffende de sociale zekerheid;7° « werkplaatsen » : alle plaatsen waar werkzaamheden verricht worden die aan het toezicht van de werkgelegenheidsinspecteurs onderworpen zijn of waar personen tewerkgesteld zijn die onderworpen zijn aan de bepalingen van de wetgevingen waarop zij toezicht uitoefenen, en ondermeer de ondernemingen, gedeelten van ondernemingen, inrichtingen, gedeelten van inrichtingen, gebouwen, lokalen, plaatsen gelegen binnen het gebied van de ondernemingen, werven en werken buiten de ondernemingen;8° « informatiedragers » : gelijk welke informatiedragers onder welke vorm ook, zoals boeken, registers, documenten, numerieke of digitale informatiedragers, schijven, banden en met inbegrip van deze die toegankelijk zijn door een informaticasysteem of door elk ander elektronisch apparaat;9° « Regering » : de Brusselse Hoofdstedelijke Regering. HOOFDSTUK II Bevoegdheden van de werkgelegenheidsinspecteurs
Art. 4.De werkgelegenheidsinspecteurs, voorzien van behoorlijke legitimatiebewijzen, waarvan het model door de Regering vastgesteld is, mogen bij de uitoefening van hun opdracht : 1° op elk ogenblik van de dag of van de nacht, zonder voorafgaande verwittiging, vrij binnen gaan in alle werkplaatsen of andere plaatsen die aan hun toezicht onderworpen zijn of waarvan zij redelijkerwijze kunnen vermoeden dat daar personen tewerkgesteld zijn die onderworpen zijn aan de bepalingen van de wetgevingen waarop zij toezicht uitoefenen.Tot de bewoonde lokalen hebben zij evenwel enkel toegang wanneer de rechter in de politierechtbank daartoe vooraf toestemming heeft verleend, onverminderd de bepalingen van de artikelen 1, tweede lid, 3° en 1bis van de wet van 7 juni 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/06/1969 pub. 29/07/2009 numac 2009000488 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vaststelling van de tijd gedurende welke geen opsporing ten huize of huiszoeking mag worden verricht. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot vaststelling van de tijd gedurende welke geen opsporing ten huize of huiszoeking mag worden verricht. De aanvragen van toegang tot bewoonde lokalen na 21 uur en vóór 5 uur moeten uitdrukkelijk met redenen omkleed zijn; 2° overgaan tot elk onderzoek, elke controle, en elk verhoor, alsook alle inlichtingen inwinnen die zij nodig achten om zich ervan te vergewissen dat de bepalingen van de wetgevingen waarop zij toezicht uitoefenen, werkelijk worden nageleefd en inzonderheid : a) hetzij alleen, hetzij samen, hetzij in aanwezigheid van getuigen, de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers, de werknemers, alsmede gelijk welke persoon wiens verhoor zij nodig achten, ondervragen over alle feiten waarvan het nuttig is ze te kennen voor de uitoefening van het toezicht;b) onverminderd de bepalingen van artikel 8 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en haar uitvoeringsbesluiten, de identiteit opnemen van de personen die zich op de werkplaatsen bevinden of op de andere plaatsen die aan hun toezicht onderworpen zijn en waarvan zij redelijkerwijze kunnen vermoeden dat zij werkgevers, aangestelden of lasthebbers, werknemers zijn, alsmede van gelijk welke personen wiens verklaring zij nodig achten voor de uitoefening van het toezicht; daartoe van deze personen de voorlegging vorderen van officiële identiteitsdocumenten of, bij ontstentenis van deze documenten of in geval van twijfel over hun echtheid, de identiteit trachten te achterhalen door het maken van foto's, film- en video-opnamen; c) alle informatiedragers opsporen en onderzoeken die zich bevinden op de werkplaatsen of op de andere plaatsen, die aan hun toezicht zijn onderworpen en die hetzij sociale gegevens, bedoeld bij artikel 3, 3°, bevatten, hetzij gelijk welke andere gegevens bevatten die ingevolge de wet dienen te worden opgemaakt, bijgehouden of bewaard, zelfs wanneer de werkgelegenheidsinspecteurs niet zijn belast met het toezicht op deze wetgeving. Daartoe mogen de werkgelegenheidsinspecteurs eveneens de in het eerste lid bedoelde informatiedragers opsporen en onderzoeken die vanuit deze plaatsen toegankelijk zijn via een informaticasysteem of via elk ander elektronisch apparaat.
De Regering kan, ten informatieve titel, een lijst opstellen met de gegevens die ingevolge de wet dienen te worden opgemaakt, bijgehouden of bewaard, bedoeld bij het eerste lid, alsook met de gegevens die zich op informatiedragers bevinden op de werkplaatsen of op de andere plaatsen die onderworpen zijn aan het toezicht van de werkgelegenheidsinspecteurs.
Wanneer de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber afwezig is op het ogenblik van de controle doet de werkgelegenheidsinspecteur de nodige inspanningen om contact op te nemen met hem om voormelde informatiedragers te doen overleggen.
Wanneer de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber niet bereikbaar is, kan de werkgelegenheidsinspecteur overgaan tot het opsporen en onderzoeken.
Wanneer de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber zich verzet tegen deze opsporing of dit onderzoek, wordt een proces-verbaal opgesteld wegens verhindering van toezicht; d) mogen zich eveneens, zonder verplaatsing, alle informatiedragers die gelijk welke andere gegevens bevatten ter inzage doen voorleggen wanneer zij dit nodig achten voor het volbrengen van hun opdracht en overgaan tot het onderzoek ervan. De werkgelegenheidsinspecteurs beschikken eveneens over deze bevoegdheid voor de gegevens die toegankelijk zijn via een informaticasysteem of via elk ander elektronisch apparaat; e) andere roerende goederen dan diegene bedoeld in de littera c of d, met inbegrip van roerende goederen die onroerend zijn door incorporatie of door bestemming, ongeacht of de pleger van de inbreuk al dan niet de eigenaar is van deze goederen, die aan hun toezicht onderworpen zijn of aan de hand waarvan inbreuken op de wetgevingen waarop zij controle uitoefenen, kunnen worden vastgesteld, tegen ontvangstbewijs in beslag nemen of deze verzegelen wanneer dit noodzakelijk is voor het leveren van het bewijs van deze inbreuken of wanneer het gevaar bestaat dat met deze goederen de inbreuken worden voortgezet of nieuwe inbreuken zullen worden gepleegd;f) vaststellingen doen door middel van het maken van foto's, film- en video-opnamen;3° bevelen dat de documenten die moeten worden aangeplakt ingevolge de wetgevingen waarop zij toezicht uitoefenen, daadwerkelijk aangeplakt worden en blijven, binnen een termijn die zij bepalen of zonder uitstel;4° elk document opmaken of overhandigen ter vervanging van de documenten bedoeld in de wetgevingen waarop zij toezicht uitoefenen, indien zij dat in het belang van de werknemers nodig achten.
Art. 5.§ 1. De werkgelegenheidsinspecteurs mogen kopies nemen, onder welke vorm ook, van de informatiedragers, bedoeld bij artikel 4, 2°, c) en d), of van de informatie die zij bevatten, of zich deze kosteloos laten verstrekken door de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers. § 2. Wanneer het informatiedragers bedoeld bij artikel 4, 2°, c), betreft die toegankelijk zijn via een informaticasysteem mogen de werkgelegenheidsinspecteurs, door middel van het informaticasysteem of elk ander elektronisch apparaat en met de bijstand van hetzij de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers, hetzij van gelijk welke andere geschikte persoon die beschikt over de nodige of nuttige kennis over de werking van het informaticasysteem, kopies maken onder de door hen gewenste vorm van het geheel of een deel van voormelde gegevens.
Art. 6.De werkgelegenheidsinspecteurs kunnen de informatiedragers bedoeld bij artikel 4, 2°, c), in beslag nemen of verzegelen, ongeacht of de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers al dan niet eigenaar zijn van deze informatiedragers.
Zij beschikken over deze bevoegdheden wanneer dit noodzakelijk is voor de opsporing, voor het onderzoek of voor het leveren van het bewijs van de inbreuken of wanneer het gevaar bestaat dat met deze informatiedragers de inbreuken worden voortgezet of nieuwe inbreuken zullen worden gepleegd.
Wanneer de inbeslagname materieel onmogelijk is, worden deze gegevens, evenals de gegevens noodzakelijk om deze te kunnen begrijpen, gekopieerd op dragers, die toebehoren aan de overheid. In geval van dringendheid of om technische redenen, kan gebruik gemaakt worden van dragers, die ter beschikking staan van personen die gerechtigd zijn om het informaticasysteem te gebruiken.
Art. 7.Wanneer de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber, hetzij niet aanwezig waren bij de opsporing en het onderzoek bedoeld bij artikel 4, 2°, c), hetzij daarmee niet vrijwillig instemden, dient de werkgelegenheidsinspecteur de werkgever schriftelijk te informeren over het feit dat die opsporing en dit onderzoek hebben plaatsgehad en over de informatiedragers die werden gekopieerd. Dit geschrift bevat de gegevens bepaald bij artikel 8.
Voor de informatiedragers die in beslag werden genomen, wordt gehandeld in overeenstemming met artikel 8.
Art. 8.De inbeslagnemingen verricht krachtens de artikelen 4, 2°, e), en 6 moeten het voorwerp uitmaken van een geschreven vaststelling die tegen ontvangstbewijs moet zijn overhandigd.
Dit is eveneens het geval voor de maatregelen genomen in uitvoering van artikel 7 in de bij datzelfde artikel bepaalde gevallen waarin de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber, hetzij daarbij niet aanwezig waren, hetzij daarmee niet vrijwillig instemden.
Dit geschrift moet minstens vermelden : 1° de datum en het uur waarop de maatregelen zijn genomen;2° de identiteit van de werkgelegenheidsinspecteurs, de hoedanigheid waarin zij tussenkomen en de administratie waartoe zij behoren;3° de genomen maatregelen;4° de weergave van de tekst van artikel 22;5° de rechtsmiddelen tegen de maatregelen en het bevoegde gerechtelijk arrondissement;6° de overheidsinstelling die in geval van hoger beroep moet worden gedagvaard.
Art. 9.Ieder persoon die van oordeel is dat zijn rechten geschaad worden door de inbeslagnemingen verricht ter uitvoering van het artikel 4, 2°, e), en 6 kan beroep instellen bij de voorzitter van de arbeidsrechtbank.
Dit is eveneens het geval voor de maatregelen genomen in uitvoering van artikel 7 in de bij datzelfde artikel bepaalde gevallen waarin de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers, hetzij daarbij niet aanwezig waren, hetzij daarmee niet vrijwillig instemden.
De vordering wordt ingesteld en behandeld zoals in kortgeding.
Art. 10.Wanneer zij dat nodig achten, delen de werkgelegenheidsinspecteurs de inlichtingen die zij tijdens hun onderzoek hebben ingezameld mee aan de openbare en aan de meewerkende instellingen van sociale zekerheid, aan de werkgelegenheidsinspecteurs van de andere inspectiediensten, alsook aan alle ambtenaren belast met het toezicht op andere wetgevingen of met de toepassing van een andere wetgeving, in de mate dat die inlichtingen laatstgenoemden kunnen aanbelangen bij de uitoefening van het toezicht waarmee zij belast zijn of met toepassing van een andere wetgeving.
Het is verplicht deze inlichtingen mee te delen wanneer de openbare instellingen van sociale zekerheid, de werkgelegenheidsinspecteurs van de andere inspectiediensten of de andere ambtenaren belast met het toezicht of met de toepassing van een andere wetgeving erom verzoeken.
Evenwel mogen inlichtingen ingewonnen tijdens de uitoefening van plichten voorgeschreven door de rechterlijke overheid slechts worden meegedeeld mits toestemming van deze laatste.
Art. 11.Onverminderd artikel 44/1 van de wet van 5 augustus 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1992 pub. 21/10/1999 numac 1999015203 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van artikel 81 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958, opgemaakt te Brussel op 16 februari 1990 sluiten op het politieambt, verstrekken alle diensten van de Staat, met inbegrip van de parketten en de griffies van de hoven en van alle rechtscolleges, de Gemeenschappen, de Gewesten, de provincies, de gemeenten, de verenigingen waartoe ze behoren, en van de openbare instellingen die ervan afhangen, alsmede van alle openbare en meewerkende instellingen van sociale zekerheid, op grond van een samenwerkingsakkoord gesloten krachtens artikel 92bis, § 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, de werkgelegenheidsinspecteurs, op hun verzoek, alle inlichtingen die laatstgenoemden nuttig achten voor de controle op de naleving van de wetgeving waarmee ze belast zijn, en leggen ze hun alle boeken, registers, documenten, schijven, banden of gelijk welke andere informatiedragers ter inzage voor en verstrekken ze hun uittreksels, afschriften, afdrukken, uitdraaien, kopieën of fotokopieën ervan.
De diensten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn gehouden die inlichtingen, uittreksels, afschriften, afdrukken, uitdraaien, kopies of fotokopies kosteloos te verstrekken.
De akten, stukken, registers, documenten of inlichtingen ingezameld tijdens de uitvoering van de taken opgelegd door de rechterlijke overheid mogen evenwel enkel worden meegedeeld met haar uitdrukkelijke toestemming.
Art. 12.De openbare en meewerkende instellingen van sociale zekerheid, de werkgelegenheidsinspecteurs, de inspecteurs van de andere inspectiediensten, alsook alle ambtenaren belast met het toezicht op andere wetgevingen, mogen de inlichtingen verkregen op grond van onderscheidenlijk artikel 10 of 11 gebruiken voor de uitoefening van alle opdrachten betreffende het toezicht waarmee ze belast zijn.
Art. 13.De besturen waaronder de werkgelegenheidsinspecteurs ressorteren kunnen eveneens, ter uitvoering van een samenwerkingsakkoord dat met de bevoegde autoriteiten van de andere Gemeenschappen en Gewesten wordt gesloten, op het territoriale bevoegdheidsgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de aanwezigheid toestaan van de werkgelegenheidsinspecteurs van een andere Gemeenschap of een ander Gewest, om alle inlichtingen in te zamelen die van nut kunnen zijn voor de uitoefening van het toezicht waarmee laatstgenoemden belast zijn.
De inlichtingen die door een werkgelegenheidsinspecteur op het territoriale bevoegdheidsgebied van een andere Gemeenschap of een ander Gewest worden ingezameld in het kader van een akkoord dat met de bevoegde autoriteiten van andere Gemeenschappen en Gewesten wordt gesloten, kunnen op dezelfde wijze worden gebruikt als de inlichtingen die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest door de werkgelegenheidsinspecteurs worden ingezameld.
Art. 14.Met de arbeidsinspecties van de andere lidstaten van de Internationale Arbeidsorganisatie, waar het verdrag nr. 81 betreffende de arbeidsinspectie in de industrie en de handel, goedgekeurd bij de wet van 29 maart 1957, gelding heeft, mogen de werkgelegenheidsinspecteurs alle inlichtingen uitwisselen die van nut kunnen zijn voor de uitoefening van het toezicht waarmee elk van hen belast is.
Van de inlichtingen die van de arbeidsinspecties van de andere lidstaten van de Internationale Arbeidsorganisatie worden verkregen, wordt op dezelfde wijze gebruik gemaakt als van de gelijkaardige inlichtingen die de werkgelegenheidsinspecteurs rechtstreeks inzamelen.
De inlichtingen ten behoeve van de arbeidsinspecties van die lidstaten worden op dezelfde wijze ingezameld door de werkgelegenheidsinspecteurs als de gelijkaardige inlichtingen die zij inzamelen voor de uitoefening van het toezicht waarmee zij zelf belast zijn.
De administraties waartoe de werkgelegenheidsinspecteurs behoren kunnen eveneens, ter uitvoering van een akkoord dat met de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van de Internationale Arbeidsorganisatie wordt gesloten, op het territoriale bevoegdheidsgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de aanwezigheid toestaan van ambtenaren van de arbeidsinspectie van die lidstaat om alle inlichtingen in te zamelen die van nut kunnen zijn voor de uitoefening van het toezicht waarmee laatstgenoemden belast zijn.
De inlichtingen die door een werkgelegenheidsinspecteur in het buitenland worden ingezameld in het kader van een akkoord dat met een lidstaat van de Internationale Arbeidsorganisatie is gesloten, kunnen op dezelfde wijze worden gebruikt als de inlichtingen die hier te lande door de werkgelegenheidsinspecteurs worden ingezameld.
In uitvoering van een dergelijk akkoord kunnen de administraties waartoe de werkgelegenheidsinspecteurs behoren met de arbeidsinspecties van de andere lidstaten van de Internationale Arbeidsorganisatie bedoeld in het eerste lid, eveneens overgaan tot andere vormen van wederzijdse bijstand en samenwerking.
Het bepaalde in het eerste tot zesde lid is tevens van toepassing op de akkoorden gesloten inzake uitwisseling van gegevens tussen de bevoegde autoriteiten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de bevoegde autoriteiten van de Staten die het verdrag nr. 81 betreffende de arbeidsinspectie in de industrie en de handel, goedgekeurd bij de wet van 29 maart 1957, niet hebben ondertekend.
Art. 15.De werkgelegenheidsinspecteurs hebben het recht inlichtingen en adviezen te geven aan de werkgevers en de werknemers, inzonderheid over de meest doeltreffende middelen om de bepalingen na te leven van de reglementeringen waarop ze toezicht uitoefenen.
Art. 16.De werkgelegenheidsinspecteurs hebben het recht waarschuwingen te geven, voor de pleger van de inbreuk een termijn te bepalen om zich in regel te stellen en processen-verbaal op te maken.
De processen-verbaal die inbreuken vaststellen hebben bewijskracht tot het tegendeel bewezen is voor zover een afschrift ervan bij ter post aangetekend schrijven ter kennis wordt gebracht van de pleger van de inbreuk en, in voorkomend geval, van zijn werkgever, binnen een termijn van veertien dagen die een aanvang neemt de dag na die waarop het laatste constitutieve element van de inbreuk wordt vastgesteld.
Wanneer de vervaldag, die in deze termijn is inbegrepen, een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, dan wordt deze verplaatst op de eerstvolgende werkdag.
Voor de toepassing van de termijn bedoeld in het vorige lid, vormen het geven aan de pleger van de inbreuk van een waarschuwing of het verlenen van een termijn om zich in regel te stellen geen vaststelling van de inbreuk.
Bij het opmaken van de processen-verbaal kunnen de materiële vaststellingen verricht door de werkgelegenheidsinspecteurs gebruikt worden door de inspecteurs van dezelfde dienst en die van de andere inspectiediensten of door de ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van andere wetgevingen.
Art. 17.De werkgelegenheidsinspecteurs kunnen in de uitoefening van hun ambt de bijstand van de lokale en federale politie vorderen. HOOFDSTUK III. - Verplichtingen van de werkgelegenheidsinspecteurs
Art. 18.Onverminderd de bepalingen van artikel 8 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en haar uitvoeringsbesluiten, nemen de werkgelegenheidsinspecteurs de nodige maatregelen om het vertrouwelijk karakter te waarborgen van de gegevens van persoonlijke aard waarvan ze kennis hebben gekregen in de uitoefening van hun opdracht en om te waarborgen dat deze gegevens uitsluitend worden aangewend voor de uitoefening van hun toezichtopdracht.
Art. 19.Behoudens uitdrukkelijke machtiging van de indiener van een klacht of van een aangifte betreffende een inbreuk op de bepalingen van de wetgevingen waarop zij toezicht uitoefenen, mogen de werkgelegenheidsinspecteurs in geen enkel geval, zelfs niet voor de rechtbanken, de identiteit van de indiener van deze klacht of van deze aangifte bekendmaken.
Het is hun eveneens verboden aan de werkgever of aan zijn vertegenwoordiger te onthullen dat ingevolge een klacht of een aangifte een onderzoek werd ingesteld.
Art. 20.De werkgelegenheidsinspecteurs mogen geen enkel rechtstreeks of onrechtstreeks belang hebben in de ondernemingen of instellingen waarop zij toezicht dienen uit te oefenen. HOOFDSTUK IV. - Strafbepalingen en administratieve geldboeten
Art. 21.Elke beslissing over de strafvordering of over het opleggen van een administratieve geldboete uit hoofde van een inbreuk op de wetgevingen waarop zij toezicht uitoefenen zal op hun aanvraag ter kennis worden gebracht van de werkgelegenheidsinspecteurs die proces-verbaal hebben opgemaakt.
De kennisgeving van deze beslissing aan de werkgelegenheidsinspecteurs, gebeurt door de zorg, naar gelang van het geval, van het orgaan van het openbaar ministerie dat deze heeft getroffen, van de griffier van de rechtbank van eerste aanleg of van het hof van beroep die ze heeft uitgesproken of van de ambtenaar die door de Regering is aangewezen voor het opleggen van de administratieve geldboeten met toepassing van de artikelen 26 tot 34.
Art. 22.Onverminderd de bepalingen van de artikelen 269 tot 274 van het Strafwetboek, van artikel 14, 3, g) van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en van artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden : 1° worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een geldboete van 26 tot 500 euro of met één van die straffen alleen, de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers, die binnen de door de werkgelegenheidsinspecteurs bepaalde termijn, het door deze laatsten gegeven bevel tot aanplakking van documenten, bedoeld bij artikel 4, 3°, van deze ordonnantie, niet nakomen; 2° wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met een geldboete van 1.000 tot 5.000 euro of met één van die straffen alleen, al wie het krachtens deze ordonnantie en de uitvoeringsbesluiten ervan geregelde toezicht verhindert.
De sancties bedoeld in het eerste lid zijn niet van toepassing op de inbreuken op artikel 4, 2°, d).
Art. 23.Bij herhaling binnen één jaar na een vorige veroordeling kan de straf op het dubbel van het maximum worden gebracht.
Art. 24.De werkgever is burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de geldboeten waartoe zijn aangestelden of lasthebbers zijn veroordeeld.
Art. 25.§ 1. Alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met uitzondering van hoofdstuk V, zijn toepasselijk op de bij deze ordonnantie bepaalde inbreuken. § 2. Artikel 85 van het Strafwetboek is toepasselijk op de in deze ordonnantie bepaalde inbreuken zonder dat het bedrag van de geldboete lager mag zijn dan 40 % van de bij deze ordonnantie bepaalde minimumbedragen.
Art. 26.§ 1. De inbreuken bedoeld in artikel 22 en de inbreuken op de reglementeringen die bepalen dat het toezicht en de controle van haar bepalingen worden uitgeoefend in overeenstemming met de bepalingen van deze ordonnantie worden hetzij strafrechtelijk vervolgd, hetzij bij wege van administratieve geldboete opgelegd door de door de Regering daartoe aangewezen ambtenaar of ambtenaren. § 2. Teneinde de ambtenaar toe te laten een eventuele administratieve geldboete op te leggen, bezorgen de werkgelegenheidsinspecteurs, aangewezen door de Regering om toezicht uit te oefenen op de reglementeringen bedoeld in § 1, hem een exemplaar van het proces-verbaal dat de inbreuk vaststelt.
Een afschrift van het proces-verbaal dat de inbreuk vaststelt wordt aan de werkgever medegedeeld binnen de termijn vastgesteld in het artikel 16. § 3. Wanneer de overtreding door een aangestelde of een lasthebber is begaan, is de administratieve geldboete alleen op de werkgever toepasselijk, behalve als hij kan aantonen dat hij geen fout heeft begaan omdat hij naar zijn vermogen alle maatregelen heeft genomen om te verhinderen dat het materiële element van de inbreuk zich voordoet.
Art. 27.De inbreuken bedoeld in het artikel 26, worden vervolgd bij wege van administratieve geldboete, tenzij het openbaar ministerie oordeelt dat strafvervolging of de in artikel 138bis, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde rechtsvordering moet ingesteld worden.
Strafvervolging of de uitoefening van de in artikel 138bis, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde rechtsvordering sluit administratieve geldboete uit, ook wanneer de vervolging tot vrijspraak heeft geleid of de rechtsvordering ongegrond wordt verklaard.
Het openbaar ministerie beschikt over een termijn van twee maanden te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal om van zijn beslissing omtrent het al dan niet instellen van strafvervolging of van de in artikel 138bis, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde rechtsvordering kennis te geven aan de door de Regering aangewezen ambtenaar.
Ingeval het openbaar ministerie van strafvervolging afziet of van de in artikel 138bis, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde rechtsvordering of verzuimt binnen de gestelde termijn kennis te geven van zijn beslissing, beslist de ambtenaar, nadat de werkgever de mogelijkheid geboden werd zijn verweermiddelen naar voren te brengen, of wegens de inbreuk een administratieve geldboete moet worden opgelegd.
De beslissing van de ambtenaar bepaalt het bedrag van de administratieve geldboete. Zij wordt bij een ter post aangetekend schrijven aan de werkgever bekendgemaakt, samen met een verzoek tot betaling van de boete. De termijn voor de betaling van de boete wordt bepaald door de Regering.
De beslissing waarbij de administratieve geldboete wordt opgelegd kan niet meer worden genomen vijf jaar na het feit dat de bij deze wet bedoelde overtreding oplevert.
De daden van onderzoek of van vervolging, met inbegrip van de kennisgevingen van het openbaar ministerie omtrent het al dan niet instellen van strafvervolging en de in het vierde lid, aan de werkgever geboden mogelijkheid om zijn verweermiddelen naar voren te brengen, verricht binnen de in het zesde lid gestelde termijn, stuiten echter de loop ervan. Met die daden begint een nieuwe termijn van gelijke duur te lopen, zelfs ten aanzien van personen die daarbij niet betrokken waren.
De kennisgeving van de beslissing waarbij het bedrag van de administratieve geldboete wordt vastgesteld, doet de strafvordering vervallen.
De betaling van de administratieve geldboete maakt een einde aan de vordering van de administratie.
Art. 28.Bij samenloop van verscheidene inbreuken op de regelgeving inzake werkgelegenheid als bedoeld in artikel 2, § 1, eerste lid, alsmede inbreuken bedoeld in artikel 34, of in het geval waarin verschillende inbreuken, die de opeenvolgende en voortgezette uitvoering zijn van een zelfde bijzonder opzet, gelijktijdig worden voorgelegd aan de krachtens artikel 26, § 1 aangewezen ambtenaar, worden de bedragen van de administratieve geldboeten samengevoegd, zonder dat zij evenwel het bedrag van 20.000 euro mogen overschrijden.
Art. 29.Wanneer verzachtende omstandigheden aanwezig zijn, kan de door de Regering aangewezen ambtenaar een administratieve geldboete opleggen lager dan de vastgestelde bedragen voor de inbreuken, zonder dat de geldboete lager dan 40 % van het minimum van deze bedragen mag zijn. De eventuele beslissing van de ambtenaar om het bedrag van de boete te verminderen is met redenen omkleed.
In geval van beroep tegen de beslissing van de bevoegde ambtenaar kunnen de arbeidsgerechten, wanneer verzachtende omstandigheden aanwezig zijn, het bedrag van een opgelegde administratieve geldboete onder de vastgestelde minimumbedragen voor de beschouwde inbreuk verminderen, zonder dat de geldboete lager mag zijn dan 40 % van het minimum van de bepaalde bedragen.
Art. 30.§ 1. In dezelfde beslissing waarin hij een administratieve geldboete oplegt, kan de door de Regering aangewezen ambtenaar geheel of gedeeltelijk uitstel van de tenuitvoerlegging van de betaling van die geldboete toekennen. § 2. Het uitstel is enkel mogelijk indien de ambtenaar in de referteperiode geen andere administratieve geldboete heeft opgelegd aan de werkgever.
De referteperiode is de periode van een jaar voorafgaand aan de datum waarop de inbreuk gepleegd wordt die achteraf aanleiding gaf tot de beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete waarin de ambtenaar het uitstel toekent. § 3. Het uitstel geldt voor een proefperiode van een jaar. De proefperiode gaat in vanaf de datum van kennisgeving van de beslissing tot oplegging van de administratieve geldboete. § 4. Het uitstel wordt van rechtswege herroepen wanneer een nieuwe inbreuk van hetzelfde of van een hoger niveau gedurende de proefperiode wordt gepleegd en deze nieuwe inbreuk leidt tot een beslissing tot de oplegging van een nieuwe administratieve geldboete. § 5. Het uitstel kan herroepen worden wanneer een nieuwe inbreuk van een lager niveau gedurende een proefperiode wordt gepleegd en deze nieuwe inbreuk leidt tot een beslissing tot de oplegging van een nieuwe administratieve geldboete. § 6. Het uitstel wordt herroepen in dezelfde beslissing waarin een administratieve geldboete wordt opgelegd voor de nieuwe inbreuk gepleegd gedurende de proefperiode. § 7. Om te bepalen of een inbreuk van een lager niveau, hetzelfde niveau of een hoger niveau is, dienen de maximumbedragen van de administratieve geldboeten bepaald voor deze inbreuken te worden vergeleken. § 8. De administratieve geldboete waarvan de betaling uitvoerbaar wordt door de herroeping van het uitstel, wordt zonder beperking samengevoegd met die welke wordt opgelegd voor de nieuwe inbreuk. § 9. In geval van beroep tegen de beslissing van de ambtenaar, hebben de arbeidsgerechten dezelfde bevoegdheden als deze ambtenaar wat betreft het uitstel.
Alle voornoemde nadere regels betreffende het uitstel zijn van toepassing.
Art. 31.In overeenstemming met artikel 704 van het Gerechtelijk Wetboek tekent de werkgever die de beslissing van de door de Regering aangewezen ambtenaar betwist, op straffe van verval binnen een termijn van twee maanden vanaf de kennisgeving van de beslissing, bij wege van een verzoekschrift beroep aan bij de arbeidsrechtbank. Dit beroep schorst de uitvoering van de beslissing.
De bepaling van het eerste lid wordt vermeld in de beslissing waarbij de administratieve geldboete wordt opgelegd.
Art. 32.De Regering bepaalt de termijn en de nadere regelen voor de betaling van de administratieve geldboeten.
Art. 33.Indien de werkgever in gebreke blijft de geldboete te betalen, wordt de beslissing van de door de Regering aangewezen ambtenaar of de in kracht van gewijsde gegane beslissing van het arbeidsgerecht aan de Directie Juridische Zaken bij de algemene diensten van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betekend door de ambtenaar, aangewezen door de Regering, met het oog op de invordering van het bedrag van de administratieve geldboete.
Art. 34.In geval van inbreuk zoals bedoeld in artikel 22, kan een administratieve geldboete worden opgelegd van 125 euro tot 6.200 euro. HOOFDSTUK V. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen Afdeling 1. - Wet van 30 juni 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/06/1971 pub. 12/05/2009 numac 2009000304 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de administratieve
geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten
Art. 35.Artikel 1, 18°, en artikel 1, 32°, van de wet van 30 juni 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/06/1971 pub. 12/05/2009 numac 2009000304 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1978, worden, wat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreft, opgeheven. Afdeling 2. - Ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd
beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 36.Artikel 13 van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, wordt vervangen als volgt : «
Art. 13.De ESRBHG maakt aan de Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie bij het Ministerie de feiten over waarvan zij kennis krijgt en die een inbreuk op deze ordonnantie of een tekortkoming als bedoeld in artikel 12, § 1, 1 tot 6, kunnen uitmaken.
De Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie stelt over de medegedeelde feiten een verslag op en brengt dit ter kennis van de Regering.
De Regering belast de krachtens artikel 16 aangestelde ambtenaren en beambten met een onderzoek. Deze ambtenaren en beambten lichten de Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie bij het Ministerie in over de resultaten van dit onderzoek.
De Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie maakt vervolgens het dossier ter advies over aan de ESRBHG. De ESRBHG brengt dit advies ter kennis van de Regering die overeenkomstig de bepalingen van artikel 12 beslist. ».
Art. 37.In artikel 15 van dezelfde ordonnantie, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : « § 1.Binnen de ESRBHG wordt een « overlegplatform voor werkgelegenheid » opgericht, met onder meer als opdrachten : - het overleg en de samenwerking te organiseren tussen de BGDA, de met de BGDA middels een overeenkomst verbonden organen en de erkende privé-tewerkstellingsagentschappen; - de samenwerking te bevorderen van de privé-tewerkstellingsagentschappen bij het voeren van het gewestelijk tewerkstellingsbeleid in het kader van overeenkomsten met de BGDA; - de toepassing opvolgen van de ordonnantie van 4 september 2008 betreffende de strijd tegen discriminatie en de gelijke behandeling op het vlak van de tewerkstelling; - de toepassing opvolgen van deze ordonnantie alsook van de ordonnantie van 27 november 2008 betreffende de ondersteuning van de « missions locales pour l'emploi » en de lokale werkwinkels en de Regering alle voorstellen doen betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt. »; 2° in paragraaf 2 wordt in de Nederlandse tekst het woord « geconventioneerde » vervangen door de woorden « middels een overeenkomst verbonden ».
Art. 38.Artikel 16 van dezelfde ordonnantie, wordt vervangen als volgt : «
Art. 16.Onverminderd de plichten van de officieren van gerechtelijke politie houden de door de Regering aangewezen ambtenaren toezicht op de uitvoering van deze ordonnantie en de uitvoeringsbesluiten ervan.
Deze ambtenaren oefenen dit toezicht uit in overeenstemming met de bepalingen van de ordonnantie van [...] betreffende het toezicht op de reglementeringen inzake werkgelegenheid die tot de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behoren en de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze reglementeringen. ».
Art. 39.De artikelen 17 tot en met 19 van dezelfde ordonnantie worden opgeheven.
Art. 40.Artikel 20 van dezelfde ordonnantie, gewijzigd bij ordonnantie van 4 september 2008, wordt vervangen als volgt : «
Art. 20.§ 1. Onverminderd de artikelen 269 tot en met 274 van het Strafwetboek worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met een geldboete van 100 euro tot 5.000 euro of met één van die straffen alleen : 1° iedere persoon die, zelfs als zaakgelastigde of mandataris, tewerkstellingsactiviteiten uitoefent in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zonder te beschikken over een erkenning of zonder een overeenkomst te hebben gesloten met de BGDA;2° iedere persoon die, zelfs als zaakgelastigde of mandataris, op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werknemers tewerkstelt die ter beschikking worden gesteld door een niet-erkend privé-tewerkstellingsagentschap of door een tewerkstellingsoperator die geen overeenkomst heeft gesloten met de BGDA; 3° iedere persoon die, zelfs als zaakgelastigde of mandataris, in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een privé-tewerkstellingsagentschap exploiteert of een tewerkstellingsoperator beheert zonder de verplichtingen na te leven zoals bedoeld in artikel 4.1. en 4.3. tot 4.15.; 4° iedere persoon die, zelfs als zaakgelastigde of mandataris, een privé-tewerkstellingsagentschap exploiteert en inbreuken pleegt jegens de uitvoeringsbesluiten van deze ordonnantie. § 2. Voor de in § 1 bedoelde inbreuken wordt de geldboete zoveel maal toegepast als er werknemers aangeworven zijn, bemiddeld of ter beschikking gesteld in strijd met deze ordonnantie. § 3. In geval van herhaling wordt de straf bedoeld in § 1 op het dubbel van het maximum gebracht. § 4. Alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met uitzondering van hoofdstuk V, zijn van toepassing op de inbreuken vastgesteld krachtens deze ordonnantie. In geval van herhaling is artikel 85 van het Strafwetboek evenwel niet van toepassing. § 5. De tewerkstellingsoperator, al dan niet houder van een erkenning, is burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de strafrechtelijke geldboetes waartoe zijn aangestelden of lasthebbers zijn veroordeeld. § 6. De strafvordering met betrekking tot de in deze ordonnantie omschreven inbreuken verjaart door verloop van vijf jaar na het feit waaruit de vordering is ontstaan. ».
Art. 41.Artikel 21 van dezelfde ordonnantie, vervangen bij ordonnantie van 4 september 2008, wordt vervangen als volgt : «
Art. 21.In geval van inbreuk zoals bedoeld in artikel 20, § 1, kan een administratieve geldboete worden opgelegd van 125 euro tot 6.200 euro in overeenstemming met de procedure en de voorwaarden zoals vastgelegd door de ordonnantie van [...] betreffende het toezicht op de reglementeringen inzake werkgelegenheid die tot de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behoren en de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze reglementeringen.
De administratieve geldboete wordt toegepast zoveel maal als er werknemers in strijd met die bepalingen worden aangeworven, bemiddeld of ter beschikking gesteld, zonder dat het bedrag ervan hoger mag zijn dan 20.000 euro.
Bij herhaling binnen het jaar dat volgt op een beslissing die een administratieve boete oplegt, kunnen de bedragen bedoeld in het eerste en tweede lid worden verdubbeld. ». Afdeling 3. - Ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de erkenning
en de financiering van de plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de inschakelingsondernemingen
Art. 42.Artikel 16 van de ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de erkenning en de financiering van de plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de inschakelingsondernemingen, wordt vervangen als volgt : «
Art. 16.De door de Regering aangewezen ambtenaren houden toezicht op de uitvoering van deze ordonnantie en de uitvoeringsbesluiten ervan.
Deze ambtenaren oefenen dit toezicht uit in overeenstemming met de bepalingen van de ordonnantie van [...] betreffende het toezicht op de reglementeringen inzake werkgelegenheid die tot de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behoren en de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze reglementeringen. ». Afdeling 4. - Ordonnantie van 4 september 2008 betreffende de strijd
tegen discriminatie en de gelijke behandeling op het vlak van de tewerkstelling
Art. 43.Artikel 16 van de ordonnantie van 4 september 2008 betreffende de strijd tegen discriminatie en de gelijke behandeling op het vlak van de tewerkstelling, wordt vervangen als volgt : «
Art. 16.Onverminderd de plichten van de officieren van gerechtelijke politie houden de door de Regering aangewezen ambtenaren toezicht op de uitvoering van deze ordonnantie en de uitvoeringsbesluiten ervan.
Deze ambtenaren oefenen dit toezicht uit in overeenstemming met de bepalingen van de ordonnantie van [...] betreffende het toezicht op de reglementeringen inzake werkgelegenheid die tot de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behoren en de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze reglementeringen. ».
Art. 44.Artikel 17 van dezelfde ordonnantie wordt opgeheven.
Art. 45.Het opschrift van hoofdstuk V van dezelfde ordonnantie wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK V. - Strafrechtelijke bepalingen en administratieve geldboeten ».
Art. 46.In artikel 19, § 1, van dezelfde ordonnantie worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 2° wordt het leesteken « ;» vervangen door het leesteken « . »; 2° de bepaling onder 3° wordt opgeheven.
Art. 47.In dezelfde ordonnantie wordt een artikel 19/1 ingevoegd, luidende : «
Art. 19/1.In geval van inbreuk zoals bedoeld in artikel 19, kan een administratieve geldboete worden opgelegd van 125 euro tot 6.200 euro in overeenstemming met de procedure en de voorwaarden zoals vastgelegd door de ordonnantie van [...] betreffende het toezicht op de reglementeringen inzake werkgelegenheid die tot de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behoren en de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze reglementeringen.
De administratieve geldboete wordt toegepast zoveel maal als er personen slachtoffer zijn van een inbreuk zoals bedoeld in artikel 19, § 1, 1°, zonder dat het bedrag ervan hoger mag zijn dan 20.000 euro.
Bij herhaling binnen het jaar dat volgt op een beslissing die een administratieve boete oplegt, kunnen de bedragen bedoeld in het eerste en tweede lid worden verdubbeld. ». HOOFDSTUK VI. - Slotbepaling
Art. 48.De Regering bepaalt de datum van inwerkingtreding van deze ordonnantie.
Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 30 april 2009.
De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, B. CEREXHE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit en Openbare Werken, P. SMET De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Energie en Waterbeleid, Mevr. E. HUYTEBROECK Nota (1) Gewone zitting 2008-2009. Documenten van het Parlement. - Ontwerp van ordonnantie, A-548/1. - Verslag, A-548/2.
Integraal verslag. - Vergadering van vrijdag 3 april 2009.