Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 mei 2024
gepubliceerd op 11 juni 2024

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende uitvoering van de ordonnantie van 1 februari 2024 betreffende economische migratie

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2024005124
pub.
11/06/2024
prom.
16/05/2024
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

16 MEI 2024. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende uitvoering van de ordonnantie van 1 februari 2024 betreffende economische migratie


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, artikel 20;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, artikel 8;

Gelet op de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van Actiris, artikel 4, tweede lid;

Gelet op de ordonnantie van 1 februari 2024 betreffende economische migratie, artikelen 5, § 2, 7 tot 9, 11, 12, § 1er, derde lid, 14, 24, derde lid, 25 en 27 ;

Gelet op de gelijke kansentest uitgevoerd op 25 september 2023;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 14 oktober 2023;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting;

Gelet op het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, gegeven op 19 januari 2024;

Gelet op het advies van het beheerscomité van Actiris, gegeven op 25 januari 2024;

Gelet op het advies van Brupartners, gegeven op 1 februari 2024;

Gelet op het advies 75.838/1 van de Raad van State, gegeven op 16 april 2024, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister bevoegd voor Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering en Plaatselijke besturen, Na beraadslaging, Besluit :

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit dient te worden verstaan onder: 1° de ordonnantie betreffende economische migratie: de ordonnantie van 1 februari 2024 betreffende economische migratie;2° de ordonnantie van 30 april 2009: de ordonnantie van 30 april 2009 betreffende het toezicht op de reglementeringen inzake werkgelegenheid die tot de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behoren en de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze reglementeringen;3° het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten4: het Samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten4 tussen de Federale Staat, het Waals Gewest, het Vlaams Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap met betrekking tot de coördinatie tussen het beleid inzake de toelatingen tot arbeid en het beleid inzake de verblijfsvergunningen en inzake de normen betreffende de tewerkstelling en het verblijf van buitenlandse arbeidskrachten;4° het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten5: het Samenwerkingsakkoord van 6 december 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten5 tussen de Federale Staat, het Waals Gewest, het Vlaams Gewest, het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap houdende uitvoering van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten4 tussen de Federale Staat, het Waals Gewest, het Vlaams Gewest, het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap met betrekking tot de coördinatie tussen het beleid inzake de toelatingen tot arbeid en het beleid inzake de verblijfsvergunningen en inzake de normen betreffende de tewerkstelling en het verblijf van buitenlandse arbeidskrachten;5° de beschikbare gegevens: gegevens die zijn opgenomen in gegevensbanken waartoe, overeenkomstig de wetgeving die van toepassing is op de betrokken gegevensbank, de ambtenaren toegang hebben die belast zijn met het onderzoek van de aanvragen voor een toelating tot arbeid en van de aanvragen voor een toelating om een zelfstandige beroepsactiviteit uit te oefenen;6° het gemiddeld bruto maandloon in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: het bedrag van het gemiddelde bruto maandloon in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dat werd vastgesteld en gepubliceerd op internet door de Algemene Directie Statistiek van de FOD Economie.Wanneer het bedrag wordt aangepast door de voornoemde Algemene Directie, is het nieuwe bedrag van toepassingen op de bepalingen van dit besluit vanaf de eerstvolgende 1ste januari. 7° het bruto maandloon: het gedeelte van de bezoldiging dat overeenstemt met het basisloon in de zin van artikel 16, § 1, 5°, a) van het koninklijk besluit van 8 augustus 1980 betreffende het bijhouden van sociale documenten, ongeacht of de betrokken werkgever al dan niet verplicht is de individuele rekening op te stellen waarvan de inhoud door deze bepaling wordt geregeld;8° de gemachtigde ambtenaar: de agent van niveau A in de zin van artikel 16 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten1 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de gewestelijke overheidsdiensten van Brussel, toegewezen aan de Directie Economische Migratie van Brussel Economie en Werkgelegenheid;9° Actiris: de instelling van openbaar nut opgericht bij artikel 16, § 1 van de wet van 13 maart 1991 betreffende de afschaffing of de herstructurering van instellingen van openbaar nut en andere overheidsdiensten;10° het diploma hoger onderwijs: elk diploma, onder welke benaming ook, uitgereikt door een onderwijsinstelling die erkend is door de bevoegde autoriteiten van de Staat waar de instelling is gevestigd, en dat getuigt van het met goed gevolg afleggen van een postsecundair hoger onderwijsprogramma met een volledig leerplan van ten minste drie jaar;11° de hogere beroepskwalificaties: de kwalificaties bedoeld in artikel 2, 7) van richtlijn 2021/1883 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2021 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan en tot intrekking van richtlijn 2009/50/EG van de Raad;12° onderneming: een persoon of organisatie bedoeld in artikel I.1, 1° van het Wetboek van economisch recht;13° het ondernemingsloket: het unieke loket in de zin van het samenwerkingsakkoord van 17 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten3 Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest, het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie betreffende de implementatie van de Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de diensten op de interne markt;14° de aanvrager: de persoon die een aanvraag heeft ingediend of voor wiens rekening een aanvraag is ingediend voor een toelating tot arbeid of een aanvraag voor een toelating om een zelfstandige beroepsactiviteit uit te oefenen, of de persoon die een aanvraag heeft ingediend voor een verlenging van één van deze toelatingen;15° de houder van een toelating: de houder van een toelating tot arbeid of de houder van een toelating om een zelfstandige beroepsactiviteit uit te oefenen;16° de detachering: het feit van tewerkstelling van een gedetacheerde werknemer in de zin van artikel 2, 2° van de wet van 5 maart 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/03/2002 pub. 29/05/2018 numac 2018012049 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeids-, loon- en tewerkstellingsvoorwaarden in geval van detachering van werknemers in België en de naleving ervan. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de arbeidsloon- en tewerkstellingsvoorwaarden in geval van detachering van werknemers in België en de naleving ervan. HOOFDSTUK 2. - Bepalingen betreffende de toekenning, verlenging en beëindiging van de toelatingen Afdeling 1. - Toekenningsvoorwaarden

Onderafdeling 1. - Arbeid in loondienst

Art. 2.§ 1. Onverminderd paragraaf 2 verleent de gemachtigde ambtenaar de aanvrager een toelating tot arbeid van beperkte duur wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan: 1° de arbeidsvoorwaarden van de werknemer voldoen aan alle wettelijke en reglementaire bepalingen die van toepassing zijn op de arbeidsrelatie, inclusief, indien van toepassing, de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomsten die van toepassing zijn binnen het bevoegde paritair comité.Met uitzondering van de aanvragen voor au pair-jongeren, stagiairs of vrijwilligers in het kader van het Europees vrijwilligerswerk, mag de voorziene bezoldiging nooit minder bedragen dan het gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen bepaald in artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 43 van 2 mei 1988 betreffende de waarborg van een gemiddeld minimum maandinkomen; 2° het advies van Actiris, bedoeld in artikel 14, § 1 is, in voorkomend geval, gunstig;3° de aanvrager heeft volledige en juiste informatie verstrekt ter ondersteuning van de aanvraag;4° behalve in geval van detachering van de werknemer, is de werkgever een onderneming die op het ogenblik van de indiening van de aanvraag een effectieve economische of sociale activiteit uitoefent op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;in elk geval kan een werkgever in staat van faillissement in de zin van artikel XX.99 van het Wetboek van economisch recht niet worden beschouwd als een werkgever die een effectieve activiteit uitoefent in de zin van deze bepaling;

Wanneer de werkgever een nieuwe onderneming is die nog niet begonnen is met haar economische of sociale activiteiten, moet deze aantonen dat het met het oog op het begin van zijn activiteiten nodig is om de vacature in te vullen waarvoor een toelating tot arbeid wordt aangevraagd; 5° de werkgever is in de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag niet het voorwerp geweest van een definitieve strafrechtelijke of administratieve sanctie in verband met de verplichtingen die voortvloeien uit zijn hoedanigheid van werkgever.Als de werkgever een rechtspersoon is, wordt deze voorwaarde beoordeeld voor elk van de bestuurders en voor elk van de rechtspersonen waarvan de bestuurder bestuurder is of is geweest.

Als niet wordt voldaan aan een van de in het eerste lid genoemde voorwaarden, wordt de aanvraag afgewezen. § 2. In de onderstaande gevallen beoordeelt de gemachtigde ambtenaar met betrekking tot het risico op fraude, het risico op inbreuken op de strafrechtelijke, fiscale of sociale wetgeving en het risico voor de overheidsfinanciën of de aangevraagde toelating tot arbeid kan worden verleend: 1° de werkgever heeft in de drie jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag een buitenlandse werknemer tewerkgesteld van wie de toelating tot arbeid is ingetrokken om redenen die aan de werkgever zijn toe te schrijven.Als de werkgever een rechtspersoon is, wordt deze voorwaarde beoordeeld voor elk van de bestuurders en voor elk van de rechtspersonen waarvan de bestuurder bestuurder is of is geweest; 2° de werkgever is een onderneming die minder dan twaalf maanden voor de indiening van de aanvraag voor een toelating tot arbeid werd opgericht;3° de werkgever heeft niet voldaan aan zijn sociale of fiscale betalingsverplichtingen binnen de bij of krachtens de wet vastgestelde termijnen, tenzij de betrokken schulden worden betwist in het kader van de beschikbare rechtsmiddelen of indien door de bevoegde autoriteit een aanzuiveringsplan is toegekend dat wordt nageleefd;4° uit de vaststellingen ter plaatse door een ambtenaar bedoeld in artikel 2 van de ordonnantie van 30 april 2009, blijkt dat de configuratie van de werkplaats de uitoefening van het beoogde beroep onmogelijk of uiterst moeilijk maakt;5° de functiebeschrijving bij de aanvraag voor een toelating tot arbeid is onnauwkeurig of abstract;6° los van het bestaan van een sanctie, bestaat er een reeks aanwijzingen dat de werkgever in de loop van de laatste drie jaar de wetgeving heeft overtreden betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, de wetgeving betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers, de wetgeving betreffende de detachering van werknemers of enige andere wettelijke of reglementaire verplichting die voortvloeit uit zijn hoedanigheid van werkgever.Als de werkgever een rechtspersoon is, wordt deze voorwaarde beoordeeld voor elk van de bestuurders en voor elk van de rechtspersonen waarvan de bestuurder bestuurder is of is geweest.

Art. 3.§ 1. Behoudens wanneer de toelating voor onbeperkte duur wordt verleend, wordt de in artikel 2 bedoelde toelating verleend voor de duur van één jaar of, wanneer de arbeidsrelatie korter is, voor de duur van de arbeidsrelatie.

In het geval van een werknemer die tot een van de volgende categorieën behoort, is dit echter voor een periode van drie jaar of voor de duur van de arbeidsrelatie, indien deze voor een periode van minder dan drie jaar is overeengekomen: 1° de hooggekwalificeerde werknemers bedoeld in artikel 20, § 1, 1° ;2° de werknemers die het voorwerp uitmaken van een overplaatsing binnen de groep, met uitzondering van de stagiair-werknemers, bedoeld in artikel 26;3° de werknemers die houder zijn van een Europese blauwe kaart als bedoeld in artikel 22;4° de onderzoekers als bedoeld in artikel 29. § 2. De toelating tot arbeid van onbepaalde duur, bedoeld in artikel 2, 10° van de ordonnantie betreffende economische migratie, wordt op aanvraag toegekend aan de buitenlandse werknemer die, over een periode van maximaal tien jaar wettelijk en ononderbroken verblijf onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag, dertig maanden werk kan bewijzen gedekt door een toelating tot arbeid van bepaalde duur afgeleverd door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het verblijf wordt als ononderbroken beschouwd als de onderbreking tussen twee opeenvolgende verblijfsperioden niet meer dan een jaar bedraagt.

Wanneer de toelating tot arbeid van bepaalde duur door een ander Gewest werd afgeleverd, wordt de in het eerste lid vermelde periode verlengd tot vier jaar.

Wanneer de buitenlandse werknemer heeft genoten van toelatingen tot arbeid van beperkte duur die werden afgeleverd door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en door een ander Gewest, wordt de in het eerste lid bepaalde periode verlengd tot vier jaar.

De periodes van in België verrichte arbeid door personen die zijn vrijgesteld van de verplichting om een toelating tot arbeid te verkrijgen, met toepassing van artikel 18 of met toepassing van een door een ander Gewest vastgestelde bepaling, alsook de periodes van in het kader van een detachering verrichte arbeid, worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van de in het eerste en tweede lid bedoelde periodes van dertig maanden of vier jaar.

Voor de toepassing van het eerste lid worden beschouwd als arbeidsperioden, op voorwaarde dat de werknemer regelmatig in dienst was van een in België gevestigde werkgever' 1° de perioden van volledige arbeidsongeschiktheid ten gevolge van een beroepsziekte, een arbeidsongeval of een ongeval op weg van en naar het werk;2° de perioden van moederschapsbescherming bedoeld in hoofdstuk IV van de Arbeids wet van 16 maart 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1971 pub. 28/10/1998 numac 1998000346 bron ministerie van binnenlandse zaken Arbeidswet - Duitse vertaling sluiten, op voorwaarde dat de betrokkene een moederschapsuitkering ontvangt in de zin van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;3° het geboorteverlof bedoeld in artikel 30, § 2, van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten op de arbeidsovereenkomsten. Onderafdeling 2. - Zelfstandige arbeid

Art. 4.§ 1. De gemachtigde ambtenaar gaat niet alleen na of aan de wettelijke voorwaarden voor toegang tot de geplande beroepsactiviteit is voldaan en of deze activiteit wettig is, maar beoordeelt ook het belang ervan voor de economie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of voor de ontwikkeling ervan. § 2. Om het belang van de beroepsactiviteit voor de economie of de ontwikkeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te beoordelen, gaat de gemachtigde ambtenaar na of de activiteit mogelijk bijdraagt tot één of meer van de volgende aspecten van de economie en de ontwikkeling: 1° het verbeteren van de bestaande commerciële kanalen, zowel voor de bevoorrading van de bedrijven die actief zijn in het Gewest als voor de distributie van hun goederen en diensten;2° het verbeteren van de werking van de in het Gewest aanwezige ondernemingen of openbare of private instellingen, zowel op het vlak van productie- of fabricagemethodes als op het vlak van de organisatie en het ontwerp van de interne processen van deze ondernemingen of instellingen;3° innovatie in het ontwerp en de distributie van goederen en diensten of in wetenschappelijk onderzoek;4° duurzame creatie van banen in loondienst;5° het culturele aanbod of de bevordering van cultuur, in de zin van artikel 4 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen;6° het verbeteren van de kennis en het bevorderen: - van duurzame ontwikkeling in haar sociale, economische en milieudimensies; - van de fundamentele rechten; 7° bijdragen tot de aantrekkelijkheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest als zetel van internationale instellingen. De geplande beroepsactiviteit wordt niet beschouwd als van belang indien het gaat over een aanbod van goederen of diensten dat al overvloedig aanwezig is in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. § 3. Bij toetreding tot een bestaande onderneming of vereniging beoordeelt de gemachtigde ambtenaar het belang van de zelfstandige beroepsactiviteit ook in het licht van de volgende factoren: 1° de financiële situatie van de onderneming;2° de bijdrage van de aanvrager tot de verbetering van de werking van de onderneming of vereniging of van haar aanbod van goederen en diensten;deze bijdrage wordt onderzocht in het licht van: i) de functie, het statuut en de verantwoordelijkheden van de aanvrager binnen de onderneming of vereniging, rekening houdend met de functies die reeds door andere personen binnen de onderneming of vereniging worden uitgeoefend, of; ii) de hoogte van de inbreng van de aanvrager, in de zin van artikel 1:8 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, mits de aanvrager aantoont dat de inbreng substantieel en noodzakelijk is voor de ontwikkeling van de activiteiten van de onderneming en dat de aanvrager een daadwerkelijke beroepsactiviteit binnen de onderneming zal uitoefenen. § 4. De toelating om een zelfstandige activiteit uit te oefenen wordt geweigerd indien: 1° op basis van een reeks aanwijzingen blijkt dat de voorgenomen beroepsactiviteit in werkelijkheid zal worden uitgeoefend onder het gezag van een werkgever;2° de toelating van de aanvrager om een zelfstandige activiteit uit te oefenen werd ingetrokken tijdens de drie jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag;3° de onderneming of vereniging waarbinnen de zelfstandige activiteit wordt beoogd, sociale of fiscale schulden heeft waarvoor de betalingstermijn is verstreken en die niet worden betwist in het kader van de daartoe voorziene beroepsprocedures of die niet het voorwerp uitmaken van een door de bevoegde overheid goedgekeurd en door de schuldenaar nageleefd aanzuiveringsplan;4° de aanvrager of, in voorkomend geval, één van de bestuurders of actieve vennoten van de rechtspersoon waartoe hij wil toetreden, of de rechtspersoon zelf, het voorwerp heeft uitgemaakt van een strafrechtelijke of administratieve sanctie die verband houdt met de activiteiten van de onderneming, met inbegrip van de tewerkstelling van werknemers;5° op basis van een reeks aanwijzingen blijkt dat het inkomen dat de voorgenomen activiteit kan opleveren, de verzoeker niet in staat zal stellen te voorzien in zijn basisbehoeften en in die van zijn gezinsleden met wie hij zich in België wenst te vestigen. Afdeling 2. - Verlengingsvoorwaarden


Art. 5.§ 1. De verlenging van de toelating kan alleen worden verleend als deze betrekking heeft op identieke arbeidsvoorwaarden, als werknemer of als zelfstandige. Als dit niet het geval is, moet de houder een nieuwe aanvraag indienen. § 2. Op straffe van onontvankelijkheid en onverminderd het tweede lid moet de aanvraag tot verlenging worden ingediend ten minste twee maanden vóór het verstrijken van de toelating waarvoor de verlenging wordt aangevraagd.

Als dit niet het geval is, beoordeelt de gemachtigde ambtenaar of de laattijdigheid van het verzoek redelijkerwijs wordt gerechtvaardigd door uitzonderlijke omstandigheden.

Art. 6.§ 1. Wanneer de aanvraag betrekking heeft op een toelating tot arbeid, wordt de verlenging toegekend voor een maximale periode die gelijk is aan de initiële periode van de toelating. De gemachtigde ambtenaar onderzoekt het verzoek om verlenging in het licht van de in artikel 2 vastgestelde voorwaarden.

De voorwaarde, vermeld in artikel 5, § 2, eerste lid, van de ordonnantie betreffende economische migratie is niet van toepassing op de aanvraag bedoeld in het eerste lid.

Het advies van Actiris, vermeld in artikel 14 van dit besluit, is niet vereist indien het gaat om een aanvraag bedoeld in het eerste lid. § 2. Wanneer de aanvraag betrekking heeft op de verlenging van een toelating om een zelfstandige beroepsactiviteit uit te oefenen, wordt deze verleend op voorwaarde dat: 1° de activiteiten van de onderneming rendabel zijn, tenzij het verlies dat aan het einde van de geldigheidsduur van de toelating voor het uitoefenen van een zelfstandige activiteit wordt vastgesteld, gerechtvaardigd wordt door investeringen die kunnen bijdragen tot het toekomstige succes van de activiteiten van de onderneming;in elk geval moeten de inkomsten die de houder met zijn activiteit heeft verworven, hem in staat stellen te voorzien in zijn basisbehoeften en in die van zijn gezinsleden die zich met hem in België hebben gevestigd; 2° ten minste 50% van de geplande omzet voor het eerste werkjaar werd behaald, in het geval van een nieuwe onderneming opgericht door de buitenlandse zelfstandige, waarvan de activiteit hoofdzakelijk commercieel is;3° in voorkomend geval, ten minste 50% van de bij de aanvraag tot toelating om een zelfstandige activiteit uit te oefenen aangekondigde investeringen, werden gedaan;4° in voorkomend geval, de activiteiten van de buitenlandse zelfstandige hebben geleid tot de creatie van ten minste 50% van de in de aanvraag aangekondigde arbeidsplaatsen. Als niet aan de in het eerste lid genoemde voorwaarden wordt voldaan, beoordeelt de gemachtigde ambtenaar of er sprake is van door de houder ingeroepen uitzonderlijke omstandigheden die dit kunnen rechtvaardigen. Afdeling 3. - Het einde van de toelating tot arbeid en de toelating

om een zelfstandige activiteit uit te oefenen

Art. 7.Onverminderd artikel 12, § 2 van de ordonnantie betreffende economische migratie en artikel 36, § 3, derde lid van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten4, eindigt de toelating tot arbeid of de toelating om een zelfstandige beroepsactiviteit uit te oefenen: 1° van rechtswege, na het verstrijken van de geldigheidsduur;2° van rechtswege, in geval van een bezoldigde arbeidsrelatie, wanneer de arbeidsrelatie wordt beëindigd door de wil van de partijen of van één van hen, onverminderd de verplichting, voor de meest gerede partij, om het einde van de arbeidsrelatie mee te delen aan de gemachtigde ambtenaar;3° wanneer een beslissing tot intrekking wordt genomen door de gemachtigde ambtenaar.

Art. 8.§ 1. Onverminderd de ordonnantie van 30 april 2009 kan de gemachtigde ambtenaar, tijdens de volledige geldigheidsduur van de toelating, onder de beschikbare gegevens de informatie raadplegen met betrekking tot: 1° de arbeidsrelatie, in het geval van een toelating tot arbeid;2° de economische activiteiten van de werkgever, in het geval van een toelating tot arbeid, of van de zelfstandige, in het geval van een toelating om een zelfstandige beroepsactiviteit uit te oefenen;3° de naleving door houders van een toelating tot arbeid of een toelating tot het uitoefenen van een zelfstandige beroepsactiviteit van de voorwaarden waaronder de toelating werd verleend;4° het verblijfsstatuut van de werknemer. § 2. In het geval van een toelating tot arbeid die voor meer dan een jaar is afgeleverd, controleert de gemachtigde ambtenaar ten minste eenmaal per jaar, door de beschikbare gegevens te raadplegen, of de gegevens overeenkomen met de toekenningsvoorwaarden van de toelating tot arbeid. Alleen verifieerbare toekenningsvoorwaarden op basis van beschikbare gegevens worden gecontroleerd. Een verslag van deze controle wordt toegevoegd aan het dossier. § 3. De gemachtigde ambtenaar kan de ambtenaren die belast zijn met het toezicht en de controle, bedoeld in de ordonnantie van 30 april 2009, verzoeken om tijdens de hele geldigheidsduur van de toelating tot arbeid of van de toelating om een zelfstandige beroepsactiviteit uit te oefenen, ter plaatse een onderzoek in te stellen en dat alle vaststellingen die hij aangeeft worden uitgevoerd en in een verslag worden vastgelegd. § 4. Onverminderd het zesde lid kan de gemachtigde ambtenaar de toelating tot arbeid of de toelating om een zelfstandige beroepsactiviteit uit te oefenen, intrekken wanneer niet langer voldaan is aan een van de toekenningsvoorwaarden voorgeschreven in artikel 2, § 1, 1°, 4° en 5° en § 2, 1°, 3°, 4° en 6° of in artikel 4.

De gemachtigde ambtenaar zal rekening houden met de ernst van de niet-naleving van de toekenningsvoorwaarden en met de vraag of deze kan worden toegeschreven aan de houder of, indien van toepassing, aan zijn werkgever.

Voor de toepassing van het eerste lid worden de voorwaarden, vermeld in artikel 2, § 1, 5° en § 2, 1°, 3° en 6°, en in artikel 4, § 4, 1°, 4° en 5°, beoordeeld ten aanzien van de periode die is verstreken tussen de datum waarop de toelating is verleend en het tijdstip waarop de intrekking ervan wordt overwogen. Voor de toepassing van het eerste lid beoordeelt de gemachtigde ambtenaar of daadwerkelijk aan de voorwaarden van artikel 2, § 1, 1° en 4° en artikel 4, § 2 en § 3 is voldaan.

Bovendien kunnen de toelating tot arbeid en de toelating om een zelfstandige beroepsactiviteit uit te oefenen, worden ingetrokken wanneer op basis van een reeks aanwijzingen blijkt dat de werkgever de gemachtigde ambtenaar opzettelijk heeft misleid bij het indienen of onderzoeken van de aanvraag of, indien van toepassing, de Minister die uitspraak doet over een beroep.

Alvorens de toelating in te trekken, nodigt de gemachtigde ambtenaar de houder van de toelating en, indien van toepassing, de werkgever uit om hun opmerkingen binnen 10 werkdagen schriftelijk in te dienen.

Na eventuele opmerkingen van de houder of de werkgever te hebben ontvangen, beoordeelt de gemachtigde ambtenaar of er uitzonderlijke en legitieme omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat niet langer aan een van de voorwaarden voor het verlenen van de toelating wordt voldaan. Als dit niet het geval is, wordt de toelating onmiddellijk ingetrokken.

HOOFDSTUK 3. - Bepalingen met betrekking tot de procedure Afdeling 1. - Indiening van de aanvraag

Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 9.§ 1. Onverminderd artikel 24 van de ordonnantie betreffende economische migratie is de gemachtigde ambtenaar bevoegd om bij de indiening van een aanvraag alle informatie en documenten op te vragen die nuttig zijn voor het onderzoek naar de ontvankelijkheid van de aanvraag en het onderzoek van de toekenningsvoorwaarden. § 2. Bij het onderzoek naar de ontvankelijkheidsvoorwaarden van de aanvraag en de toekenningsvoorwaarden van de toelating kan de gemachtigde ambtenaar de beschikbare gegevens raadplegen. § 3. Bij het onderzoek naar de ontvankelijkheidsvoorwaarden van de aanvraag en de toekenningsvoorwaarden van de toelating, kan de gemachtigde ambtenaar de ambtenaren die belast zijn met het toezicht en de controle, bedoeld in de ordonnantie van 30 april 2009, verzoeken om ter plaatse een onderzoek in te stellen en dat alle vaststellingen die hij aangeeft, worden uitgevoerd en in een verslag worden vastgelegd.

Onderafdeling 2. - Indienen van een aanvraag voor een toelating tot arbeid of een aanvraag tot verlenging van een toelating tot arbeid

Art. 10.§ 1. Wanneer de aanvraag onder het toepassingsgebied van het Samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten4 valt, wordt de aanvraag ingediend via het elektronisch platform bedoeld in artikel 40 van dat akkoord.

De in het eerste lid bedoelde aanvraag wordt ingediend overeenkomstig artikel 11, onverminderd de bepalingen van de samenwerkings overeenkomst van 2 februari 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten2. § 2. Onverminderd het tweede lid worden de andere aanvragen voor toelatingen tot arbeid per aangetekende post ingediend bij de gemachtigde ambtenaar.

Voor zover een samenwerkingsakkoord daarin voorziet, worden de in de eerste lid bedoelde aanvragen ingediend via het in paragraaf 1 bedoelde elektronische platform.

Art. 11.§ 1. De aanvraag wordt ingediend met behulp van een door de administratie verstrekt formulier, dat de volgende informatie moet bevatten: 1° de naam, voornaam, rijksregisternummer, geboortedatum, geslacht, nationaliteit, adres en, in het geval van een rechtspersoon, het ondernemingsnummer, de naam, de rechtsvorm en het e-mailadres van de werkgever en, indien van toepassing, van zijn gemachtigde; In het geval van detachering moet de werkgever zijn naam, voornaam en geboortedatum vermelden, evenals zijn adres of, in het geval van een rechtspersoon, zijn naam, rechtsvorm en een kopie van de statuten zoals geregistreerd volgens het recht van de staat waarin hij is gevestigd. Indien zij niet in het Frans, Nederlands of Engels zijn opgesteld, worden de statuten vertaald door een beëdigd vertaler of tolk als bedoeld in boek V van Deel Twee van het Gerechtelijk Wetboek.

De werkgever vermeldt het paritair comité waaronder de werknemer zal worden tewerkgesteld. 2° de naam, de voornaam, het INSZ-nummer, de geboortedatum en -plaats, het geslacht, de nationaliteit, het verblijfadres in België en het e-mailadres van de werknemer en, indien de werknemer op het ogenblik van de indiening van de aanvraag in het buitenland verblijft, de diplomatieke of consulaire post die verantwoordelijk is voor zijn verblijfadres in het buitenland, en;3° gegevens over de tewerkstelling van de werknemer op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, namelijk: - plaats(en) van tewerkstelling; - het functietype met betrekking tot de Internationale Standaard Beroepenclassificatie, opgesteld door het Internationaal Arbeidsbureau van de Internationale Arbeidsorganisatie; - indien van toepassing, de rechtsgrondslag voor de vrijstelling van toelating tot arbeid waarop de aanvrager meent recht te hebben of de rechtsgrondslag voor de bijzondere regeling bedoeld in Hoofdstuk 4, Afdeling 2 of 3, die hij op zijn aanvraag van toepassing acht;

- de arbeidsregeling; - de vooropgestelde looptijd van het contract; - de beoogde begindatum van de tewerkstelling; - het bruto maandloon; - in voorkomend geval, de omstandigheid dat de werknemer diensten zal verlenen in het kader van een overeenkomst tussen de werkgever en een klant met het oog op het verrichten van een specifieke dienst.

In het kader van de indiening en het onderzoek van de aanvraag vertegenwoordigt de werkgever de werknemer. Het naar behoren door de partijen ondertekende arbeidscontract wordt toegevoegd aan de aanvraag.

Deze bepalingen zijn niet van toepassing op een aanvraag voor een toelating tot arbeid van onbepaalde duur. § 2. Het in paragraaf 1 bedoelde formulier moet vergezeld gaan van een nauwkeurige beschrijving van de vacante functie, met vermelding van ten minste: 1° een beschrijving van de activiteiten van de werkgever of, indien er verschillende activiteiten zijn, van de bedrijfstak waarin de werknemer zal werken;2° een organigram van de onderneming met vermelding van de functie die de werknemer zal uitoefenen en de hiërarchische lijn waaraan hij rapporteert;3° een beschrijving van de doelstellingen en verantwoordelijkheden die aan de werknemer zijn toegewezen. Deze bepaling is niet van toepassing op een aanvraag voor een toelating tot arbeid van onbepaalde duur. § 3. Wanneer de toelating pas kan worden verleend na ontvangst van het advies van Actiris, moet de werkgever bij zijn aanvraag het bewijs voegen dat hij via Actiris een werkaanbieding voor de functie heeft gepubliceerd of dat hij gebruik heeft gemaakt van de door Actiris aangeboden wervingsdiensten voor deze functie.

In voorkomend geval moet de werkaanbieding worden gepubliceerd gedurende ten minste vijf weken in het jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag voor een werkvergunning.

De werkgever deelt ook mee hoeveel sollicitaties hij heeft ontvangen en de redenen waarom deze niet werden gehonoreerd. § 4. In het geval van een aanvraag voor een toelating tot arbeid van onbepaalde duur, wordt de aanvraag ingediend met behulp van een door de administratie verstrekt formulier, dat de volgende gegevens moet bevatten: 1° naam, voornaam, INSZ-nummer, geboortedatum en -plaats, geslacht, nationaliteit, adres van verblijf in België en e-mailadres van de werknemer;2° gegevens waarmee de eerder aan de werknemer afgegeven toelating tot arbeid kunnen worden geïdentificeerd. Onderafdeling 3. - Indienen van een aanvraag tot toelating voor het uitoefenen van een zelfstandige beroepsactiviteit of een aanvraag tot verlenging ervan

Art. 12.§ 1. De aanvraag tot toelating voor het uitoefenen van een zelfstandige beroepsactiviteit wordt ingediend met behulp van een door de administratie verstrekt formulier, dat de volgende informatie moet bevatten: 1° naam, voornaam, het INSZ-nummer, geboortedatum, nationaliteit, het geslacht, woonadres en e-mailadres van de aanvrager en het ondernemingsloket dat gekozen werd om de toelating af te geven;2° in voorkomend geval, de naam en het ondernemingsnummer van de onderneming of vereniging waarin de aanvrager van plan is zijn beroepsactiviteit uit te oefenen;indien dit niet het geval is, moet de aanvrager vermelden dat het om een nieuwe activiteit gaat en aangeven of deze zal worden uitgeoefend als natuurlijke persoon of binnen een op te richten onderneming of vereniging; 3° in voorkomend geval, de toekomstige status van de aanvrager binnen de onderneming of vereniging;4° in voorkomend geval, het nummer van de vestigingseenheid binnen de onderneming waar de aanvrager het merendeel van zijn activiteiten zal uitoefenen;5° in het geval van een nieuwe activiteit, de plaats waar de aanvrager voornemens is het grootste deel van zijn activiteiten uit te oefenen of, indien de aard van de activiteit dit vereist, de plaats van waaruit de aanvrager voornemens is het grootste deel van zijn activiteiten uit te oefenen;6° indien de aanvrager reeds in België verblijft, de duur van zijn verblijfsvergunning en de rechtsgrond daarvoor. § 2. Een retributie van 230 euro is verschuldigd bij het indienen van de aanvraag.

De aanvrager moet, bij het indienen van de aanvraag, de som van 140 euro betalen. Het saldo van 90 euro moet slechts betaald worden in het geval van een gunstige beslissing, voorafgaand aan het afleveren van de toelating.

Het ondernemingsloket of, in voorkomend geval, de diplomatieke post ontvangt de betaling die uitgevoerd wordt op het moment van het indienen van de aanvraag en maakt deze over aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

De betaling van het saldo van 90 euro wordt ontvangen door het ondernemingsloket, die deze overmaakt aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Bij het niet betalen van deze retributie wordt de toelating niet afgeleverd. § 3. Als vergoeding voor het verwerken van de aanvraag ontvangt het ondernemingsloket 45 euro, inclusief B.T.W., van het bedrag van de vergoeding bepaald in paragraaf 2. § 4. Bij het naar behoren ondertekende formulier bedoeld in paragraaf 1 voegt de aanvrager in geval van een nieuwe activiteit toe: 1° een business plan met een gedetailleerde en concrete beschrijving van de geplande activiteiten, de werkwijze van de onderneming, haar doelstellingen op lange en middellange termijn en de financiële en niet-financiële middelen die zullen worden aangewend om deze te verwezenlijken;2° een geprojecteerde balans voor het eerste werkingsjaar, met minstens een gedetailleerde beschrijving van de opstartkosten, de kosten en inkomsten die door de activiteit zullen worden gegenereerd; de geprojecteerde omzet wordt onderbouwd met toelichtingen.

Als de aanvrager van plan is om zijn activiteit binnen een bestaande onderneming uit te voeren, moet hij bij de aanvraag toevoegen: 1° de interne balansen van de onderneming van de laatste drie jaar, een gedetailleerd organigram, een gedetailleerde beschrijving van zijn functie en verantwoordelijkheden binnen de onderneming en, indien van toepassing, een gedetailleerde beschrijving van zijn inbreng;2° een document van de bevoegde autoriteiten betreffende de situatie van de onderneming met betrekking tot haar verplichtingen inzake sociale zekerheidsbijdragen en haar verplichtingen inzake inkomstenbelasting en belasting over de toegevoegde waarde. § 5. De aanvraag wordt ingediend bij een ondernemingsloket als de aanvrager voldoet aan de voorwaarden van artikel 12, § 1, tweede lid van de ordonnantie betreffende economische migratie.

De aanvraag wordt ingediend bij de diplomatieke of consulaire post die verantwoordelijk is voor het land waar de aanvrager woont als de aanvrager buiten het nationale grondgebied woont.

Zodra de aanvraag is ontvangen, wordt deze onmiddellijk doorgestuurd naar de gemachtigde ambtenaar. Afdeling 2. - Verwerking van de aanvraag

Onderafdeling 1. - Verwerking van de aanvraag om een toelating tot arbeid

Art. 13.De gemachtigde ambtenaar verklaart de aanvraag onontvankelijk wanneer: 1° de aanvraag wordt ingediend door een persoon die niet de vereiste hoedanigheid heeft of, in het geval van een volmachthouder, wanneer deze volmachthouder geen volmacht voorlegt van de persoon die wel de vereiste hoedanigheid heeft;2° de aanvraag niet vergezeld is van de documenten voorgeschreven door dit besluit en door het ministerieel besluit tot bepaling van de documenten die bij de aanvraag moeten worden gevoegd;3° in voorkomend geval, de aanvraag niet vergezeld is van de documenten bedoeld in artikel 18, § 3, van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten4;4° de aanvraag niet wordt ingediend met behulp van het formulier bedoeld in artikel 11, § 1 of wanneer het formulier niet volledig is ingevuld;5° de aanvraag niet is gedaan op de wijze voorgeschreven in artikel 10;6° de aanvraag niet valt onder de territoriale bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bepaald overeenkomstig artikel 7 van het Samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten4.De territoriale bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt ook beoordeeld in het licht van artikel 7, hierboven, wanneer het verzoek niet binnen het toepassingsgebied van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten4 valt; 7° de werknemer zich op de datum van indiening van de aanvraag op het Belgisch grondgebied bevindt zonder een recht of machtiging tot verblijf te genieten overeenkomstig de bepalingen van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.

Art. 14.§ 1. Nadat de gemachtigde ambtenaar de ontvankelijkheid van de aanvraag voor een toelating tot arbeid heeft onderzocht, vraagt hij Actiris om advies.

Dit advies wordt met redenen omkleed en heeft betrekking op de mogelijkheid om onder de werknemers op de arbeidsmarkt een werknemer te vinden die, al of niet door een nog te volgen gepaste beroepsopleiding, geschikt is om de betrokken arbeidsplaats op een bevredigende wijze en binnen een billijke termijn te bekleden. Actiris zal rekening houden met de redenen bedoeld in artikel 11, § 3, derde lid en die gecommuniceerd werden door de werkgever.

Het advies van Actiris is alleen bindend voor de gemachtigde ambtenaar met betrekking tot deze voorwaarde voor het verlenen van een toelating tot arbeid.

Actiris geeft zijn advies in het licht van de kenmerken van de functie zoals beschreven door de werkgever in de aanvraag voor een toelating tot arbeid, voor zover deze gerechtvaardigd worden door de informatie die de werkgever heeft verstrekt in toepassing van artikel 11, § 2.

Het advies van Actiris wordt binnen een termijn van vijf werkdagen na ontvangst van de adviesaanvraag naar de gemachtigde ambtenaar gestuurd. § 2. De vorige paragraaf is niet van toepassing op aanvragen: 1° waarvan het doel is een knelpuntberoep in te vullen op de lijst bedoeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 2° van het samenwerkingsakkoord van 24 februari 2005 inzake de interregionale mobiliteit van de werkzoekenden;2° betreffende een situatie die valt onder een vrijstelling van de verplichting om een toelating tot arbeid te verkrijgen, zoals bepaald in artikel 18;3° betreffende een situatie die valt onder een afwijking van de verplichting bepaald in artikel 5, § 2, eerste lid, van de ordonnantie betreffende economische migratie;4° waarvan het doel de afgifte van een toelating tot arbeid van onbepaalde duur is. Onderafdeling 2. - Behandeling van de aanvraag tot toelating voor het uitoefenen van een zelfstandige beroepsactiviteit

Art. 15.De gemachtigde ambtenaar verklaart de aanvraag onontvankelijk wanneer: 1° de aanvraag wordt ingediend door een persoon die niet de vereiste hoedanigheid heeft of, in het geval van een volmachthouder, wanneer deze volmachthouder geen volmacht voorlegt van de persoon die wel de vereiste hoedanigheid heeft;2° de aanvraag niet vergezeld is van de documenten voorgeschreven door dit besluit en door het ministerieel besluit tot bepaling van de documenten die bij de aanvraag moeten worden gevoegd;3° de aanvraag niet wordt ingediend met behulp van het formulier bedoeld in artikel 12, § 1 of wanneer het formulier niet volledig is ingevuld;4° de aanvraag niet is gedaan op de wijze voorgeschreven in artikel 12;5° de aanvraag niet valt onder de territoriale bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bepaald overeenkomstig artikel 4, § 4 van de ordonnantie betreffende economische migratie;6° de werknemer zich op de datum van indiening van de aanvraag op het Belgische grondgebied bevindt zonder te voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 12, § 1, tweede lid van de ordonnantie betreffende economische migratie;7° de aanvrager zich bevindt in de situatie bedoeld in artikel 13, § 2, van de ordonnantie betreffende economische migratie.

Art. 16.Wanneer de gemachtigde ambtenaar van oordeel is dat voor de verwezenlijking van het beroepsproject van de aanvrager een grondige kennis van de economische en administratieve context van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vereist is, kan hij of zij de aanvrager verzoeken advies en ondersteuning te vragen aan het Brussels Agentschap voor de Ondersteuning van het Bedrijfsleven, dat werd opgericht bij de ordonnantie van 18 mei 2017 tot oprichting van het Brussels Agentschap voor de Ondersteuning van het Bedrijfsleven.

Wanneer het eerste lid wordt toegepast, heeft de gemachtigde ambtenaar het recht om het Agentschap om alle informatie te verzoeken die hij nuttig acht met betrekking tot de beoordeling van het belang van het project voor de economie of de ontwikkeling van het Gewest, wanneer het verzoek om informatie wordt gedaan vóór de afgifte van de toelating om een zelfstandige beroepsactiviteit uit te oefenen, of met betrekking tot de feitelijke verwezenlijking van het beroepsproject, wanneer het verzoek om informatie wordt gedaan na de afgifte van de genoemde toelating.

Art. 17.§ 1. Als de aanvraag via een ondernemingsloket is ingediend, wordt de beslissing van de gemachtigde ambtenaar per aangetekende zending aan het ondernemingsloket en aan de aanvrager meegedeeld.

De toelating om een zelfstandige activiteit uit te oefenen, in de vorm van een kaart die overeenkomt met bijlage 1 van dit besluit, wordt aan het ondernemingsloket gegeven, dat deze aan de aanvrager afgeeft. § 2. Indien de aanvraag via een diplomatieke of consulaire post is ingediend, wordt de beslissing van de gemachtigde ambtenaar op gepaste wijze medegedeeld aan de diplomatieke of consulaire post, die verantwoordelijk is voor het inlichten van de betrokken persoon.

De toelating om een zelfstandige activiteit uit te oefenen, in de vorm van een kaart die overeenkomt met bijlage 1 van dit besluit, wordt aan het ondernemingsloket gegeven, dat deze aan de aanvrager afgeeft bij diens aankomst op het grondgebied.

HOOFDSTUK 4. - Vrijstellingen van toelating, afwijkingen van bepaalde regels en bijzondere categorieën van werknemers Afdeling 1. - Vrijstellingen van toelating

Onderafdeling 1. - Vrijstellingen van de toelating tot arbeid

Art. 18.§ 1. Voor zover het overeengekomen werk een verblijf in België van minder dan 90 dagen inhoudt, zijn de volgende personen van rechtswege vrijgesteld van de verplichting om een toelating tot arbeid aan te vragen, onverminderd de verplichtingen die op buitenlandse werknemers rusten krachtens de wetgeving betreffende de toegang tot het grondgebied en het verblijf van vreemdelingen: 1° gedetacheerde werknemers die niet onderworpen zijn aan een voorafgaande "Limosa"-aangifte overeenkomstig artikel 1 van het koninklijk besluit van 20 maart 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/03/2007 pub. 28/03/2007 numac 2007022443 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg en federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot uitvoering van het Hoofdstuk 8 van Titel IV van de programmawet van 27 december 2006 tot voorafgaande melding voor gedetacheerde werknemers en zelfstandigen type koninklijk besluit prom. 20/03/2007 pub. 30/10/2008 numac 2008000897 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van het Hoofdstuk 8 van Titel IV van de programmawet van 27 december 2006 tot voorafgaande melding voor gedetacheerde werknemers en zelfstandigen. - Duitse vertaling sluiten tot uitvoering van hoofdstuk 8 van titel IV van de programmawet (I) van 27 december 2006 tot voorafgaande melding voor gedetacheerde werknemers en zelfstandigen;2° handelsvertegenwoordigers die hun hoofdverblijfplaats in het buitenland hebben en die hun klanten in België bezoeken in naam van in het buitenland gevestigde bedrijven die geen filialen in België hebben;3° personen die naar België komen om, voor rekening van een in het buitenland gevestigde onderneming, door de Belgische nijverheid geleverde goederen in ontvangst te nemen;4° dienstboden die toeristen vergezellen die in België verblijven;5° personen tewerkgesteld in een buiten de Europese Unie gevestigde onderneming, die naar België komen om in de Belgische zetel van de groep van ondernemingen waartoe hun onderneming behoort, een opleiding te geven of te volgen in het kader van een opleidingsovereenkomst tussen de ondernemingen van dezelfde groep van ondernemingen. Ongeacht de duur van de te verlenen dienst, zijn werknemers die geen onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte en die in dienst zijn van een onderneming gevestigd in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte die naar België gaan om diensten te verlenen, ook van rechtswege vrijgesteld van de verplichting om een toelating tot arbeid aan te vragen, op voorwaarde dat: i) deze werknemers een verblijfsrecht of -vergunning van meer dan drie maanden hebben in de lidstaat van de Europese Economische Ruimte waar ze verblijven; ii) deze werknemers wettelijk gemachtigd zijn om in de lidstaat van hun woonplaats te werken en dat deze toelating minstens geldig is voor de duur van het in België uit te voeren werk; iii) deze werknemers een reguliere arbeidsovereenkomst hebben; iv) deze werknemers een paspoort en een verblijfsvergunning hebben voor ten minste de duur van de dienst om hun terugkeer naar hun land van herkomst of verblijf te garanderen. § 2. De volgende personen zijn van rechtswege vrijgesteld van de verplichting om een toelating tot arbeid te verkrijgen indien zij zich in de in paragraaf 4 bedoelde situatie bevinden, of onder voorbehoud van voorafgaande kennisgeving indien zij zich in de in paragraaf 3 bedoelde situatie bevinden: 1° journalisten die uitsluitend werken voor in het buitenland uitgegeven kranten, of voor in het buitenland gevestigde persagentschappen, radio- of televisiestations, die naar België reizen om er hun journalistieke opdracht uit te oefenen;2° de bedienaar in de zin van artikel 2, 6° van de organieke ordonnantie van 10 december 2021 betreffende het beheer van de materiële belangen van de erkende plaatselijke levensbeschouwelijke gemeenschappen;3° personen die tewerkgesteld zijn in uitvoering van internationale overeenkomsten die door een federale, gewestelijke of gemeenschapsoverheid binnen het kader van hun respectieve bevoegdheden zijn goedgekeurd, met inbegrip van overeenkomsten die geen verdragskracht hebben in de zin van het Verdrag van Wenen van 23 mei 1969 inzake het verdragenrecht;4° stagiairs: i) tewerkgesteld door een Belgische overheid; ii) tewerkgesteld door een in België gevestigde internationale instelling van publiek recht en waarvan het statuut geregeld wordt door een in werking getreden verdrag, of tewerkgesteld in het kader van een programma goedgekeurd door die instelling; 5° kaderleden, dat wil zeggen hogere kaderleden die belast zijn met het dagelijks bestuur van de onderneming en bevoegd zijn om de werkgever te vertegenwoordigen en te binden, en die tevens de onderneming leiden en toezicht houden op de activiteiten van ondergeschikt personeel;op voorwaarde dat hun bruto maandloon minstens 140% bedraagt van het gemiddelde bruto maandloon in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; 6° personen die in een andere lidstaat van de Europese Unie de status van langdurig ingezetene hebben verkregen op grond van wet- of regelgeving tot omzetting van Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen, mits zij gedurende een ononderbroken periode van twaalf maanden in België werkzaam zijn geweest; De periodes van in België verrichte arbeid door personen die zijn vrijgesteld van de verplichting om een toelating tot arbeid te verkrijgen, door toepassing van dit artikel of door toepassing van een door een ander Gewest vastgestelde bepaling, alsook de periodes van in het kader van detachering verrichte arbeid, worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van de in het derde lid bedoelde periode van twaalf maanden.

Perioden van volledige arbeidsongeschiktheid ten gevolge van een beroepsziekte, een arbeidsongeval of een ongeval op weg van en naar het werk, terwijl de betrokkene regelmatig in dienst was van een in België gevestigde werkgever, worden gelijkgesteld met perioden van arbeid; 7° het aan de commissies voor militaire begraafplaatsen verbonden personeel, dat de graven van buitenlandse militairen onderhoudt;8° werknemers die ingeschreven zijn in de Pool der zeelieden van de Belgische koopvaardij. § 3. Wanneer de aanvrager van oordeel is dat de voorgenomen arbeidsprestaties overeenstemmen met een situatie bedoeld in paragraaf 2 en hij een gecombineerde vergunning wenst die hem toelaat meer dan 90 dagen op het grondgebied te verblijven, moet hij de gemachtigde ambtenaar hiervan in kennis stellen.

De kennisgeving vindt plaats in de vorm van een aanvraag voor een toelating tot arbeid overeenkomstig artikel 11.

De gemachtigde ambtenaar controleert alleen of aan de voorwaarden voor vrijstelling die de aanvrager heeft ingeroepen, is voldaan. Indien van toepassing is de vrijstelling opgenomen in de gecombineerde vergunning overeenkomstig artikel 16, tweede lid, van het Samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten4.

Als niet aan de voorwaarden voor vrijstelling wordt voldaan, stelt de gemachtigde ambtenaar de aanvrager hiervan onverwijld in kennis. § 4. Wanneer de aanvrager van oordeel is dat de voorgenomen arbeidsprestaties overeenstemmen met een situatie bedoeld in paragraaf 2 en dat zij geen verblijf van meer dan 90 dagen op het Belgische grondgebied met zich meebrengen, is de vrijstelling van rechtswege geldig, onverminderd de verplichtingen van de buitenlandse werknemers met betrekking tot de wetgeving betreffende de toegang tot het grondgebied en het verblijf van vreemdelingen.

Onderafdeling 2. - Vrijstellingen van toelating om een zelfstandige beroepsactiviteit uit te oefenen

Art. 19.De volgende personen zijn van rechtswege vrijgesteld van de vereiste om een toelating te verkrijgen voor het uitoefenen van een zelfstandige beroepsactiviteit: 1° personen die zakenreizen naar België maken, voor zover de duur van het verblijf dat de reis vereist niet meer dan 90 dagen per jaar bedraagt;als zakenreizen worden beschouwd: de verplaatsingen die in België, voor eigen rekening of voor rekening van hun buiten de Europese Unie gevestigde vennootschap, worden ondernomen door personen die hun hoofdverblijfplaats niet in België hebben, met het oog op het bezoeken van zakenpartners, het leggen en ontwikkelen van zakelijke contacten, het onderhandelen over en het sluiten van contracten, het deelnemen aan beurzen en tentoonstellingen om hun producten voor te stellen en te verkopen, of het bijwonen van vergaderingen van de raad van bestuur van een in België gevestigde vennootschap of vereniging, op voorwaarde dat de beroepsactiviteit beperkt blijft tot het bijwonen van de vergadering van de raad van bestuur; 2° personen die hun hoofdverblijfplaats niet in België hebben en er lezingen of opleidingen geven, voor zover de duur van het voor deze lezingen en opleidingen vereiste verblijf niet meer dan 90 dagen per jaar bedraagt;3° buitenlandse journalisten die hun hoofdverblijfplaats niet in België hebben en die er in het kader van hun beroep werken, op voorwaarde dat de duur van het verblijf dat vereist is voor deze activiteiten niet meer dan 90 dagen per jaar bedraagt;4° buitenlandse sportbeoefenaars en, in voorkomend geval, hun buitenlandse zelfstandige begeleiders, die hun hoofdverblijfplaats niet in België hebben en er diensten verrichten in het kader van hun respectieve beroep, op voorwaarde dat de duur van het verblijf dat voor deze activiteiten vereist is, niet meer dan 90 dagen per jaar bedraagt;5° buitenlandse kunstenaars en, in voorkomend geval, hun buitenlandse zelfstandige begeleiders, die hun hoofdverblijfplaats niet in België hebben en er diensten verrichten in het kader van hun respectieve beroep, op voorwaarde dat de duur van het verblijf dat voor deze activiteiten vereist is, niet meer dan 90 dagen per jaar bedraagt. Afdeling 2. - Afwijkingen


Art. 20.§ 1. Er wordt afgeweken van artikel 5, § 2 van de ordonnantie betreffende economische migratie als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: 1° de werknemer beschikt over een diploma hoger onderwijs dat relevant is voor de uit te oefenen functie, op voorwaarde dat de werknemer een bruto maandloon ontvangt dat gelijk is aan of hoger is dan 78% van het gemiddelde bruto maandloon in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;2° de werknemer zal werken als gasthoogleraar aan een universiteit, instelling voor hoger onderwijs of erkende wetenschappelijke instelling, op voorwaarde dat de tewerkstellingsperiode niet langer duurt dan 4 jaar; Een "gasthoogleraar" is iemand die: - in het bezit is van een doctoraat of gelijkwaardige academische kwalificatie, of uitzonderlijke wetenschappelijke kwaliteiten bezit die door de gastinstelling worden erkend, en; - is uitgenodigd door een universiteit, instelling voor hoger onderwijs of erkende wetenschappelijke instelling om bij te dragen aan onderwijs of onderzoek aan de gastinstelling en; - wordt geacht over kwalificaties te beschikken die hem of haar op het niveau brengen van onderwijzend personeel in Franstalige universiteiten of instellingen van hoger onderwijs, of van zelfstandig academisch personeel in Vlaamse universiteiten, of van dezelfde graden in Vlaamse instellingen van hoger onderwijs en; - een bezoldiging ontvangt die gelijk is aan of hoger is dan de schaal voor onderwijzend personeel aan Franstalige universiteiten of instellingen van hoger onderwijs of voor zelfstandig academisch personeel aan Vlaamse universiteiten of voor dezelfde graden aan Vlaamse instellingen van hoger onderwijs. Echter, wanneer de gasthoogleraar tijdens zijn verblijf aan de gastinstelling bezoldigd blijft door zijn of haar thuisinstelling, moet het minimumloon gelijk zijn aan het gewaarborgd gemiddeld minimummaandinkomen bepaald in artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 43 van 2 mei 1988 betreffende de waarborg van een gemiddeld minimummaandinkomen. 3° de werknemer is een gespecialiseerde technieker die een arbeidsovereenkomst heeft met een in het buitenland gevestigde werkgever en die naar België komt om een door zijn werkgever in het buitenland vervaardigde of geleverde installatie te monteren, op te starten of te herstellen, voor een periode van maximaal zes maanden;4° de werknemer blijft gebonden door een arbeidsovereenkomst met een in het buitenland gevestigde onderneming en volgt een specifieke beroepsopleiding binnen een Belgische onderneming in het kader van een opleidingsovereenkomst die verbonden is aan een verkoopovereenkomst gesloten tussen die Belgische onderneming en een buitenlandse onderneming, voor zover de duur van die opleiding niet meer dan zes maanden bedraagt;5° de werknemers zijn beroepssporter of trainer, op voorwaarde dat, in beide gevallen, het bedrag van hun bezoldiging overeenstemt met ten minste acht maal de bezoldiging vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 2, § 1, van de wet van 24 februari 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/02/1978 pub. 17/06/2010 numac 2010000338 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars sluiten betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars;6° de werknemer een persoon is die een verantwoordelijke functie bekleedt bij een buitenlandse luchtvaartmaatschappij met een exploitatiezetel in België;7° de werknemer een persoon is die een verantwoordelijke functie bekleedt in een toeristische dienst in hun land;8° de werknemer is een schouwspelartiest zoals bedoeld in artikel 1bis van de wet van 27 juin 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten0 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, op voorwaarde dat hij een bruto maandloon ontvangt dat gelijk is aan of hoger is dan 65% van het gemiddelde bruto maandloon in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;9° de werknemer een onderdaan is van een derde land die de status van langdurig ingezetene geniet in een andere lidstaat van de Europese Unie, krachtens een wet of een verordening tot omzetting van de richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen, op voorwaarde dat de vacante betrekking een knelpuntberoep is op de lijst bedoeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 2° van het samenwerkingsakkoord van 24 februari 2005 betreffende de interregionale mobiliteit van werkzoekenden. § 2. In de in paragraaf 1 bedoelde situaties controleert de gemachtigde ambtenaar bij wie een aanvraag voor een toelating tot arbeid wordt ingediend, of aan de andere in artikel 2 vermelde toekenningsvoorwaarden is voldaan. Afdeling 3. - Bijzondere categorieën van werknemers


Art. 21.De bepalingen van de hoofdstukken 1 en 2 zijn slechts van toepassing op de in deze afdeling genoemde categorieën aanvragers en houders van toelatingen, en in voorkomend geval op hun werkgevers, voor zover zij niet onverenigbaar zijn met de bepalingen van deze afdeling en met de bepalingen van het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten5.

Onderafdeling 1 - De Europese blauwe kaart

Art. 22.§ 1. Wanneer de aanvrager zijn toelatingsaanvraag indient overeenkomstig de bepalingen van titel II, hoofdstuk 1, van het uitvoerend samenwerkingsakkoord van 6 december 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten5, wordt de toelating tot arbeid verleend in de vorm van een Europese blauwe kaart, op voorwaarde dat aan de volgende voorwaarden is voldaan: 1° de werkgever heeft met de werknemer een arbeidsovereenkomst gesloten voor onbepaalde tijd of voor een periode gelijk aan of groter dan zes maanden;2° de werknemer verdient een bruto maandloon gelijk aan of hoger dan 100 procent van het gemiddelde bruto maandloon in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;3° de werknemer kan hogere beroepskwalificaties aantonen: i) of omdat hij/zij in het bezit is van een diploma hoger onderwijs, ii) of omdat hij/zij blijk geeft van zijn/haar kennis, vaardigheden en competenties door beroepservaring die relevant is voor de te vervullen functie, van een niveau dat vergelijkbaar is met dat van diploma's hoger onderwijs, en op voorwaarde dat de betreffende functie tot een van de volgende categorieën behoort en dat de opgedane beroepservaring ten minste drie jaar bedraagt van de zeven jaar die voorafgaan aan de aanvraag voor de blauwe kaart: - Manager in de sector informatie- en communicatietechnologie; - Specialist op het gebied van informatie- en communicatietechnologie. § 2. De aanvrager van een Europese blauwe kaart en zijn werkgever zijn niet onderworpen aan de voorwaarde voorgeschreven door artikel 5, § 2, eerste lid van de ordonnantie betreffende de economische migratie.

Art. 23.§ 1. Gedurende het eerste jaar van tewerkstelling gedekt door een Europese blauwe kaart: 1° de werkgever stelt de gemachtigde ambtenaar per aangetekende brief in kennis van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst of van een wijziging in de arbeidsvoorwaarden die van invloed kan zijn op de voorwaarden voor toekenning van de blauwe kaart;2° in geval van verandering van werkgever stelt de nieuwe werkgever of de houder van de Europese blauwe kaart de bevoegde autoriteit daarvan onverwijld in kennis per aangetekend schrijven of via het elektronisch platform dat is opgericht bij het Samenwerkingsakkoord van 5 maart 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten6 tot uitvoering van het Samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten4 tussen de Federale Staat, het Waals Gewest, het Vlaams Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap met betrekking tot de coördinatie tussen het beleid inzake de toelatingen tot arbeid en het beleid inzake de verblijfsvergunningen en inzake de normen betreffende de tewerkstelling en het verblijf van buitenlandse arbeidskrachten en wat betreft de oprichting van een elektronisch platform in het kader van de gecombineerde verblijfsaanvraagprocedure met het oog op tewerkstelling. De houder van de Europese blauwe kaart mag zijn/haar nieuwe baan pas 30 dagen na de genoemde kennisgeving beginnen, op voorwaarde dat de gemachtigde ambtenaar binnen die periode geen beslissing tot weigering heeft genomen met betrekking tot de in artikel 22, § 1, bedoelde toekenningsvoorwaarden. § 2. Na één jaar tewerkstelling met een Europese blauwe kaart stelt de werkgever de bevoegde autoriteit in kennis van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst of van elke wijziging in de arbeidsvoorwaarden die de voorwaarden voor toekenning van de blauwe kaart kan beïnvloeden.

In geval van verandering van werkgever stelt de nieuwe werkgever of de houder van de Europese blauwe kaart de bevoegde autoriteit daarvan onverwijld in kennis volgens de procedure bepaald in paragraaf 1, 2°, voor zover dat de nieuwe tewerkstelling van de houder van de blauwe kaart wordt uitgeoefend in een vestigingseenheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of, indien de plaats van de tewerkstelling niet kan worden bepaald, dat de werkgever zijn maatschappelijke zetel in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft gevestigd.

Art. 24.De toelating tot arbeid op grond van de Europese blauwe kaart wordt ingetrokken of niet verlengd in de hieronder limitatief opgesomde gevallen: 1° wanneer de Europese blauwe kaart of de voorgelegde documenten op frauduleuze, vervalste of gewijzigde wijze zijn verkregen;2° wanneer de betrokken onderdaan van een derde land niet langer beschikt over een geldige arbeidsovereenkomst voor hooggekwalificeerde tewerkstelling;3° wanneer de betrokken onderdaan van een derde land niet meer beschikt over de kwalificaties bedoeld in artikel 22, § 1, 3° ;4° wanneer het loon van de betrokken onderdaan van een derde land niet langer de overeenkomstig artikel 22, § 1, 2°, vastgestelde salarisdrempel bereikt;5° wanneer de werkgever zijn wettelijke verplichtingen inzake sociale zekerheid, belastingen, rechten van de werknemers of arbeidsvoorwaarden niet is nagekomen;6° wanneer niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden die in de toepasselijke wetgeving, in collectieve arbeidsovereenkomsten of in de praktijken in de betrokken beroepssectoren zijn vastgesteld voor hooggekwalificeerde functies; In afwijking van de punten 2° en 4° wordt de toelating tot arbeid niet ingetrokken of de verlenging ervan niet geweigerd in geval van werkloosheid van de houder van de Europese blauwe kaart, behalve wanneer a) de houder van de Europese blauwe kaart langer dan drie maanden werkloos is en minder dan twee jaar houder is van een Europese blauwe kaart;of b) de houder van de Europese blauwe kaart langer dan zes maanden werkloos is en ten minste twee jaar houder is van een Europese blauwe kaart. In de gevallen bedoeld in de punten 5° en 6° zal de gemachtigde ambtenaar beslissen of de toelating tot arbeid wordt ingetrokken of de verlenging wordt geweigerd, rekening houdend met de omstandigheden van het geval en het evenredigheidsbeginsel. Als de gemachtigde ambtenaar van plan is om de toelating tot arbeid in te trekken of de verlenging ervan te weigeren, zal hij de houder van de Europese blauwe kaart hiervan op voorhand op de hoogte brengen en een redelijke termijn van minstens drie maanden vaststellen om de houder de kans te geven een nieuwe baan te zoeken. Deze periode wordt verlengd tot zes maanden wanneer de houder ten minste twee jaar in het bezit is van een Europese blauwe kaart.

Onderafdeling 2. - Tijdelijke overplaatsing binnen de groep

Art. 25.Leidinggevenden ICT, specialisten ICT en stagiair-werknemers ICT, in de zin van artikel 24 van het Samenwerkingsakkoord van 6 december 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten5, die houder zijn van een door een andere lidstaat afgegeven toelating voor een persoon voor wie een tijdelijke overplaatsing binnen een groep geldt, zijn van rechtswege vrijgesteld van de verplichting tot het verkrijgen van een toelating tot arbeid, mits: 1° de tijdelijke overplaatsing binnen de groep gebeurt voor een periode van ten hoogste negentig dagen per periode van honderdtachtig dagen;2° in het geval van een leidinggevende ICT of een specialist ICT, deze beschikt over een door de werkgever ondertekende opdrachtbrief waarin de duur van de overplaatsing en de uitgeoefende functie vermeld staan, evenals de arbeidsvoorwaarden en de vergoeding voor de duur van de overplaatsing;3° in het geval het gaat om een werknemer die een stagiair-werknemer ICT is, hij of zij beschikt over een stageovereenkomst die de duur van de overplaatsing en het opleidingsprogramma specificeert, evenals de arbeidsvoorwaarden en de vergoeding voor de duur van de overplaatsing.

Art. 26.§ 1. Wanneer de bepalingen van Titel II, Hoofdstuk III van het uitvoerend samenwerkingsakkoord van 6 december 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten5 van toepassing zijn op de aanvraag, is de toekenning van de toelating tot arbeid met het oog op een tijdelijke overplaatsing binnen een groep onderworpen aan de volgende voorwaarden: 1° De gastentiteit en de in een derde land gevestigde onderneming behoren tot dezelfde onderneming of groep van ondernemingen;2° De werknemer is in dezelfde onderneming of groep van ondernemingen tewerkgesteld gedurende ten minste een ononderbroken periode van zes maanden onmiddellijk voorafgaand aan de datum van de tijdelijke overplaatsing binnen de groep;3° De werknemer is een leidinggevende ICT, specialist ICT of stagiair-werknemer ICT;4° De werknemer beschikt over de nodige beroepskwalificaties om de betrokken functie uit te oefenen: a) een diploma, certificaat of andere opleidingstitel die is afgegeven door een instantie ter attestering van de succesvolle voltooiing van een postsecundair hoger onderwijsprogramma, dat wil zeggen een reeks cursussen die worden aangeboden door een onderwijsinstelling die door de staat waarin ze is gevestigd, wordt erkend als instelling voor hoger onderwijs, mits de studie die nodig was om het diploma te behalen ten minste drie jaar heeft geduurd, in het geval van een leidinggevende ICT of een specialist ICT;b) een universitair diploma, in het geval van een stagiair-werknemer ICT;5° De bezoldiging van de werknemer is minstens even gunstig als de bezoldiging die in België wordt aangeboden aan werknemers in vergelijkbare functies overeenkomstig de geldende wetten, collectieve arbeidsovereenkomsten en gebruiken;6° De werknemer keert na afloop van de tijdelijke overplaatsing binnen de groep terug naar een entiteit die tot dezelfde onderneming of groep van ondernemingen behoort en in een derde land gevestigd is;7° In het geval van een stagiair-werknemer ICT wordt een stageovereenkomst opgesteld waarin het opleidingsprogramma voor de functie die de werknemer in de onderneming of groep van ondernemingen zal bekleden en de voorwaarden voor begeleiding gedetailleerd worden beschreven. § 2. Wanneer de bepalingen van Titel II, Hoofdstuk III van het uitvoerend samenwerkingsakkoord van 6 december 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten5 van toepassing zijn op de aanvraag, is de toekenning van de toelating tot arbeid met het oog op mobiliteit van lange duur in het kader van een tijdelijke overplaatsing binnen een groep onderworpen aan de volgende voorwaarden: 1° De gastentiteit en de in een derde land gevestigde onderneming behoren tot dezelfde onderneming of groep van ondernemingen;2° De werknemer heeft een functie als leidinggevende ICT, specialist ICT of stagiair-werknemer ICT die stage loopt om zich voor te bereiden op de functie die hij in de onderneming of groep van ondernemingen zal bekleden;3° De bezoldiging van de werknemer is minstens even gunstig als de bezoldiging die in België wordt aangeboden aan werknemers in vergelijkbare functies overeenkomstig de geldende wetten, collectieve arbeidsovereenkomsten en gebruiken;4° De werknemer is in het bezit van een door een andere lidstaat afgegeven toelating voor een persoon voor wie een tijdelijke overplaatsing binnen een groep geldt, die geldig is voor de duur van de behandeling van de aanvraag;5° De mobiliteit van lange duur is niet langer dan drie jaar, in voorkomend geval verminderd met de duur van de perioden die reeds in andere lidstaten zijn doorgebracht in het kader van een overplaatsing binnen een groep, in het geval van een leidinggevende ICT of een specialist ICT;6° De mobiliteit van lange duur is niet langer dan één jaar, in voorkomend geval verminderd met de duur van de perioden die reeds in andere lidstaten zijn doorgebracht in het kader van een overplaatsing binnen een groep, in het geval van een stagiair-werknemer ICT. § 3. Onverminderd het tweede lid wordt het bruto maandloon bedoeld in de paragrafen 1 en 2 verondersteld even gunstig te zijn als het loon dat in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt aangeboden aan werknemers in vergelijkbare beroepen, als het gelijk is aan of meer bedraagt dan: 1° 115 procent van het gemiddelde bruto maandloon in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in het geval van een leidinggevende ICT;2° 95 procent van het gemiddelde bruto maandloon in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in het geval van een specialist ICT;3° 55 procent van het gemiddelde bruto maandloon in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in het geval van een stagiair-werknemer ICT; Indien blijkt dat, in een bepaald geval, de in het eerste lid vermelde vermoedens in de praktijk niet overeenstemmen met een vergoeding die even gunstig is als de vergoeding die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt aangeboden aan werknemers in vergelijkbare functies, wordt de aanvraag voor een toelating tot arbeid afgewezen. § 4; De werknemers bedoeld in paragrafen 1 en 2 en hun werkgever zijn niet onderworpen aan de voorwaarde voorgeschreven door artikel 5, § 2, eerste lid, van de ordonnantie betreffende economische migratie.

Onderafdeling 3. - Stagiairs

Art. 27.§ 1. Wanneer de bepalingen van Titel II, Hoofdstuk V van het uitvoerend samenwerkingsakkoord van 6 december 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten5 van toepassing zijn op de aanvraag, is de toekenning van de toelating tot arbeid met het oog op een stage onderworpen aan de volgende voorwaarden: 1° de stage wordt uitgevoerd als voortzetting van een voorafgaande opleiding die wordt aangetoond door een diploma of getuigschrift van hoger onderwijs behaald in de twee jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag, of in het kader van de voortzetting in een derde land van een opleiding die leidt tot een diploma of getuigschrift van hoger onderwijs;2° de stagiair verbindt er zich toe om tijdens de stageperiode geen enkele tewerkstelling in België aan te vatten;3° de stage moet betrekking hebben op hetzelfde domein en kwalificatieniveau als het diploma, het getuigschrift of de opleiding van het hoger onderwijs bedoeld in 1° ;4° de duur van de stage mag niet meer bedragen dan zes maanden en mag zo nodig niet worden verlengd, tenzij de totale duur van de tewerkstelling niet meer bedraagt dan twaalf maanden;5° de stage moet het voorwerp uitmaken van een stageovereenkomst die vertaald is in de moedertaal van de stagiair of in een andere taal die hij begrijpt en waarin met name het aantal opleidingsuren en een beschrijving van het stageprogramma, met inbegrip van het opleidingsprogramma, de duur van de stage, de plaatsings- en begeleidingsvoorwaarden, de stage-uren en de rechtsverhouding tussen de werkgever en de stagiair zijn vermeld. § 2. De aanvrager van een toelating tot arbeid met het oog op een stage en zijn werkgever zijn niet onderworpen aan de voorwaarde voorgeschreven door artikel 5, § 2, eerste lid van de ordonnantie betreffende de economische migratie.

Onderafdeling 4. - Onderzoekers

Art. 28.Zijn van rechtswege vrijgesteld van de verplichting om een toelating tot arbeid te verkrijgen: 1° postdoctorandi met een titel van doctor of gelijkwaardig, die een tegemoetkoming voor wetenschappelijk onderzoek ontvangen en die in het kader van hun internationale mobiliteit fundamenteel wetenschappelijk onderzoek verrichten aan een gastuniversiteit met het oog op de valorisatie van hun wetenschappelijke vaardigheden verworven in het kader van hun doctoraat, en dit voor een periode van maximaal drie jaar op voorwaarde van toepassing van artikel 18, §§ 3 en 4;2° onderzoekers die naar België komen om er gedurende maximaal negentig dagen onderzoek te verrichten bij een erkende onderzoeksinstelling gevestigd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dat valt onder het koninklijk besluit van 8 juni 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/06/2007 pub. 03/07/2007 numac 2007021075 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Koninklijk besluit houdende de voorwaarden voor erkenning van de onderzoeksinstellingen die in het kader van onderzoeksprojecten gastovereenkomsten met onderzoekers uit niet-EU-landen willen afsluiten en tot vaststelling van de voorwaarden waaronder dergelijke gastovereenkomsten kunnen worden afgesloten sluiten houdende de voorwaarden voor erkenning van de onderzoeksinstellingen die in het kader van onderzoeksprojecten gastovereenkomsten met onderzoekers uit niet-EU-landen willen afsluiten en tot vaststelling van de voorwaarden waaronder dergelijke gastovereenkomsten kunnen worden afgesloten. De maximale duur van het onderzoek wordt verhoogd tot 180 dagen voor elke periode van 360 dagen voor onderzoekers die in het bezit zijn van een door een eerste lidstaat afgegeven toelating voor onderzoeker die geldig is voor de volledige duur van het onderzoek, op voorwaarde dat zij een gastovereenkomst hebben in een eerste lidstaat en dat hun arbeidsvoorwaarden en inkomen minstens even gunstig zijn als die welke worden toegekend aan onderzoekers in vergelijkbare posities.

Art. 29.§ 1. Wanneer de bepalingen van Titel II, Hoofdstuk IV van het uitvoerend samenwerkingsakkoord van 6 december 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten5 van toepassing zijn op de aanvraag, is de toekenning van de toelating tot arbeid voor onderzoeksdoeleinden of de toelating tot arbeid met het oog op langdurige mobiliteit voor onderzoeksdoeleinden onderworpen aan de volgende voorwaarden: 1° de onderzoeker komt naar België om onderzoek te verrichten bij een erkende onderzoeksinstelling gevestigd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in het kader van een gastovereenkomst in de gevallen en volgens de modaliteiten bepaald door het Koninklijk Besluit van 8 juni 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/06/2007 pub. 03/07/2007 numac 2007021075 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Koninklijk besluit houdende de voorwaarden voor erkenning van de onderzoeksinstellingen die in het kader van onderzoeksprojecten gastovereenkomsten met onderzoekers uit niet-EU-landen willen afsluiten en tot vaststelling van de voorwaarden waaronder dergelijke gastovereenkomsten kunnen worden afgesloten sluiten houdende de voorwaarden voor erkenning van de onderzoeksinstellingen die in het kader van onderzoeksprojecten gastovereenkomsten met onderzoekers uit niet-EU-landen willen afsluiten en tot vaststelling van de voorwaarden waaronder dergelijke gastovereenkomsten kunnen worden afgesloten;2° de arbeidsvoorwaarden en het inkomen van de onderzoeker zijn minstens even gunstig als deze toegekend aan onderzoekers in vergelijkbare functies; De in het eerste lid bedoelde toelating tot arbeid is beperkt tot de duur van het onderzoeksproject zoals vastgelegd in de gastovereenkomst tussen de onderzoeker en de erkende onderzoeksinstelling. De geldigheid ervan is beperkt tot de onderzoeksactiviteit waarvoor ze werd toegekend en tot de in het eerste lid vermelde erkende onderzoeksinstelling waarmee de onderzoeker samenwerkt.

Onderzoekers die krachtens deze afdeling mogen werken, hebben de toelating onderwijs te verstrekken in een erkende onderzoeksinstelling. § 2. De onderzoeker bedoeld in paragraaf 1 en zijn werkgever zijn niet onderworpen aan de voorwaarde voorgeschreven door artikel 5, § 2, eerste lid van de ordonnantie betreffende de economische migratie.

Onderafdeling 5. - Vrijwilligers in het kader van het Europees vrijwilligerswerk

Art. 30.Wanneer de bepalingen van Titel II, Hoofdstuk VI van het uitvoerend samenwerkingsakkoord van 6 december 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten5 van toepassing zijn op de aanvraag, is de toekenning van de toelating tot arbeid met het oog op vrijwilligerswerk afhankelijk van de ondertekening van een vrijwilligersovereenkomst door de vrijwilliger en de gastentiteit, die het volgende bevat: 1° een beschrijving van het vrijwilligersprogramma;2° de duur van het vrijwilligersprogramma, die niet meer dan twaalf maanden mag bedragen;3° de voorwaarden voor plaatsing en begeleiding van de vrijwilliger;4° de uren van het vrijwilligerswerk;5° de middelen die beschikbaar zijn om de kosten van levensonderhoud en logies van de vrijwilliger te dekken voor de duur van het vrijwilligerswerk en het bedrag aan zakgeld dat aan de vrijwilliger zal worden toegekend voor de duur van het vrijwilligerswerk. Vrijwilligers in het kader van het Europese vrijwilligerswerk zijn niet onderworpen aan de voorwaarde voorgeschreven door artikel 5, § 2, eerste lid van de ordonnantie betreffende de economische migratie.

Onderafdeling 6. - Seizoenarbeiders

Art. 31.§ 1. Wanneer de bepalingen van Titel II, Hoofdstuk 2 van het uitvoerend samenwerkingsakkoord van 6 december 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten5 van toepassing zijn op de aanvraag, is de toekenning van de toelating tot arbeid als seizoenarbeider onderworpen aan de volgende voorwaarden: 1° Het beroep betreft een betrekking in de landbouwsector;2° De werkgever betaalt de reiskosten van de seizoenarbeider van zijn plaats van herkomst naar zijn plaats van tewerkstelling, alsook zijn terugreis;3° De werkgever sluit voor de seizoenarbeider een ziekteverzekering af en betaalt de kosten ervan;4° Het totaal van de perioden waarin een werkgever een of meer seizoenarbeiders tewerkstelt overeenkomstig deze onderafdeling, mag niet meer bedragen dan vijf maanden per tijdvak van twaalf maanden. § 2. De beslissing over de aanvraag voor een toelating tot arbeid als seizoenarbeider voor een periode van maximaal negentig dagen wordt genomen en ter kennis gebracht uiterlijk negentig dagen na de kennisgeving dat de aanvraag volledig is.

De in het eerste lid bedoelde termijn wordt teruggebracht tot zestig dagen indien de aanvraag betrekking heeft op een onderdaan van een derde land die in de loop van de vijf jaar die aan de aanvraag voorafgaan, reeds minstens eenmaal als seizoenarbeider op het Belgische grondgebied is toegelaten en die de voorwaarden waaraan zijn beroep was onderworpen, heeft nageleefd.

De in het eerste lid bedoelde termijn wordt verkort tot dertig dagen wanneer de aanvraag betrekking heeft op een hernieuwing of een verlenging. § 3. In geval van intrekking van de toelating tot arbeid om als seizoenarbeider te werken, om een reden die aan de werkgever kan worden toegeschreven, is deze laatste verplicht de seizoenarbeider schadeloos te stellen door betaling van een bedrag dat gelijk is aan het loon dat de werknemer zou hebben ontvangen als de toelating niet was ingetrokken, plus, in voorkomend geval, betaling van elk bedrag dat voortvloeit uit een verplichting die de werkgever niet is nagekomen en die hij had moeten nakomen als de toelating tot arbeid om als seizoenarbeider te werken niet was ingetrokken. § 4. Indien wordt vastgesteld dat de huisvesting van de seizoenarbeider niet voldoet aan de vereisten van artikel 16 van het uitvoerend samenwerkingsakkoord van 6 december 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten5, wordt de toelating om als seizoenarbeider te werken ingetrokken.

Onverminderd paragraaf 3 is de werkgever een aanvullende vergoeding verschuldigd ter compensatie van de bijzondere schade die de seizoenarbeider heeft geleden. De vergoeding bedraagt de gemiddelde maandelijkse huurprijs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor een appartement of een woning, naargelang het geval, vermenigvuldigd met het aantal maanden dat de seizoenarbeider in de huisvesting heeft verbleven.

Onderafdeling 7. - Au pair-jongeren

Art. 32.§ 1. Onder au pair-jongere verstaat men, de jongere die tijdelijk in een gastgezin wordt opgenomen waar hij kost en inwoning geniet in ruil voor lichte dagdagelijkse huishoudelijke taken, om zijn taalkennis te vervolmaken en zijn algemene ontwikkeling te verruimen door een betere kennis van het land door deel te nemen aan het gezinsleven van het gastgezin. § 2. De au pair-jongere moet: 1° tenminste achttien jaar en nog geen zesentwintig jaar oud zijn op de datum van toekenning van de toelating tot arbeid;2° zich ertoe verbinden in België geen dienstbetrekking uit te voeren gedurende de au pair-plaatsing;3° over een titel beschikken die hem in het land van herkomst recht op toegang geeft tot het hoger onderwijs of het bewijs leveren dat hij minstens tot de leeftijd van 17 jaar onderwijs gevolgd heeft;4° een basiskennis hebben van de omgangstaal van het gastgezin of de verbintenis aangaan deze basiskennis onmiddellijk na aankomst in België te verwerven via het volgen van een intensieve taalcursus;5° gedurende de au pair-plaatsing cursussen volgen in een erkende instelling, erkend of gesubsidieerd door één van de Gemeenschappen of bepaald door de Gewestminister die de tewerkstelling onder zijn bevoegdheid heeft, en die de gewesttaal of talen onderwijst, door trimestrieel een bewijs voor te leggen waaruit blijkt dat hij regelmatig deze lessen volgt;6° nog geen toelating tot arbeid hebben verkregen in België, in welke hoedanigheid dan ook. § 3. Het gastgezin moet: 1° onder zijn leden minstens één kind tellen dat geen 13 jaar oud is bij de aanvang van de periode van verblijf van de au pair-jongere;2° voor de kinderen die de leeftijd van vijf jaar niet bereiken, het bewijs voorleggen dat, voor de periode die overeenkomt met de maximale duur van het verblijf van de au pair-jongere of voor de periode tot het jongste kind de leeftijd van vijf jaar bereikt, overdag in hun opvang werd voorzien;3° een bewijs van goed zedelijk gedrag voorleggen voor al zijn leden, meerderjarig bij de aanvang van het verblijf van de au pair-jongere;4° de au pair-jongere maandelijks, per overschrijving op zijn bankrekening, een vast bedrag als zakgeld uitkeren van ten minste 450 EUR, ongeacht eventuele periodes van inactiviteit van de au pair-jongere;5° ten gunste van de au pair-jongere een aanvullende verzekering gesloten hebben voor het waarborgen van de risico's, inzake de medische, farmaceutische en hospitalisatiekosten in geval van ziekte of ongeval;6° de au pair-jongere een persoonlijke kamer ter beschikking stellen en hem de vrije toegang tot de woning verzekeren;7° de au pair-jongere minstens over een volledige vrije dag per week laten beschikken en alle mogelijkheid geven deel te nemen aan de uitoefening van zijn eredienst of van zijn levensbeschouwingen;8° zich er toe verbinden een verzekering af te sluiten voor de eventuele voortijdige repatriëring van de au pair-jongere veroorzaakt door ziekte of ongeval, alsook er zich toe verbinden de kosten te betalen die voor de Staat eventueel voortvloeien uit het verblijf van de au pair-jongere of zijn repatriëring;9° de ambtenaren belast met het toezicht toelaten de woning te bezoeken: a) vóór de afgifte van de toelating en, b) tijdens de duur van de toelating, enkel indien er een ernstige aanwijzing is van een inbreuk op een bepaling van deze onderafdeling of in geval van een klacht van de au pair-jongere; De ambtenaar belast met het toezicht vermeldt de reden van zijn bezoek in het proces-verbaal dat hij ter gelegenheid van het bezoek opstelt.

Door het indienen van een aanvraag om een toelating tot arbeid als au pair-jongere, stemt de werkgever in met de bezoeken onder de hierboven vermelde voorwaarden.

Als de aanvrager het bezoek belemmert, wordt de toelating, afhankelijk van het geval, geweigerd of ingetrokken. § 4. Naast de naleving van de voorwaarden in paragrafen 1 en 2 is de toekenning van een toelating tot arbeid als au pair-jongere onderworpen aan de volgende voorwaarden: 1° het betrokken gezin ontvangt in een bepaalde periode niet meer dan één au pair-jongere;2° de onthaalperiode is beperkt tot maximaal één jaar;3° de toelating tot arbeid kan slechts eenmaal verlengd worden, en alleen als de onthaalperiode in totaal niet langer dan een jaar duurt; § 5. De deelneming van de au pair-jongere aan de dagdagelijkse taken waarvan sprake in paragraaf 1, de kinderoppas inbegrepen, mag niet meer dan vier uur per dag en twintig uur per week bedragen; zij mag niet het hoofddoel van het verblijf uitmaken. § 6. Een verandering van gastgezin mag slechts één keer gebeuren en voor zover de totale duur van de plaatsingsperiode van de au pair-jongere niet een jaar overschrijdt.

Het nieuwe gastgezin dient een nieuwe aanvraag voor een toelating tot arbeid in, die onderworpen is aan de voorwaarden van paragrafen 2 en 3. § 7. De au pair-jongere en het gastgezin zijn niet onderworpen aan de voorwaarde voorgeschreven door artikel 5, § 2, eerste lid van de ordonnantie betreffende de economische migratie.

HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen

Art. 33.De Minister bevoegd voor tewerkstelling bepaalt de documenten aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat aan de voorwaarden voor het verlenen of verlengen van toelatingen, vastgelegd in de ordonnantie betreffende economische migratie en in dit besluit, is voldaan.

Art. 34.De Minister bevoegd voor tewerkstelling kan een lijst opstellen van de bestaande opleidingen die, binnen een redelijke termijn, rekening houdend met de duur en de frequentie ervan, werkzoekenden in staat stellen de vaardigheden te verwerven die zij nodig hebben om een bepaald beroep uit te oefenen.

Art. 35.De ordonnantie betreffende economische migratie treedt tegelijk met dit besluit in werking, namelijk op 1 oktober 2024.

Art. 36.Worden opgeheven: 1° Het koninklijk besluit van 9 juni 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 09/06/1999 pub. 26/06/1999 numac 1999012496 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers sluiten houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers;2° Het koninklijk besluit van 2 augustus 1985 houdende uitvoering van de wet van 19 februari 1965 betreffende de uitoefening van de zelfstandige beroepsactiviteiten der vreemdelingen;3° Het koninklijk besluit van 3 februari 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/02/2003 pub. 04/03/2003 numac 2003011066 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot vrijstelling van bepaalde categorieën van vreemdelingen van de verplichting houder te zijn van een beroepskaart voor de uitoefening van een zelfstandige beroepsactiviteit type koninklijk besluit prom. 03/02/2003 pub. 07/12/2018 numac 2018015051 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot vrijstelling van bepaalde categorieën van vreemdelingen van de verplichting houder te zijn van een beroepskaart voor de uitoefening van een zelfstandige beroepsactiviteit. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot vrijstelling van bepaalde categorieën van vreemdelingen van de verplichting houder te zijn van een beroepskaart voor de uitoefening van een zelfstandige beroepsactiviteit.

Art. 37.De Minister bevoegd voor Tewerkstelling is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 16 mei 2024.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering: De Minister-President van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Tewerkstelling, B. CLERFAYT


^