gepubliceerd op 06 januari 2004
Wet houdende invoering van een eenmalige bevrijdende aangifte
31 DECEMBER 2003. - Wet houdende invoering van een eenmalige bevrijdende aangifte (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.§ 1. De in het tweede lid gedefinieerde natuurlijke personen die sommen, kapitalen of roerende waarden hebben genoten die niet, of die voortspruiten uit inkomsten die evenmin, in een in België wettelijk verplichte boekhouding of aangifte werden vermeld of waarop de in België verschuldigde belasting niet werd geheven, kunnen vanaf 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 aangifte doen : 1° van die sommen, kapitalen of roerende waarden die vóór 1 juni 2003 bij een buitenlandse kredietinstelling of buitenlandse beursvennootschap geplaatst waren op een rekening op hun naam of op een rekening waarvan ze aantonen dat ze de uiteindelijk gerechtigde zijn;2° van roerende waarden bedoeld in artikel 2, 1°, a) tot d), van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, met inbegrip van effecten van niet genoteerde vennootschappen, waarvan de in het tweede lid gedefinieerde natuurlijke personen met alle door het gemeen recht toegelaten bewijsmiddelen, met uitzondering van het bewijs door getuigen, de bekentenis en de eed, aantonen dat zij vóór 1 juni 2003 die waarden in bezit hadden. De in het eerste lid bedoelde natuurlijke personen zijn : a) de op grond van artikel 3 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 aan de personenbelasting onderworpen rijksinwoners;b) de op grond van artikel 227, 1°, van hetzelfde Wetboek aan de belasting van niet-inwoners onderworpen niet-rijksinwoners. Indien de sommen, kapitalen of roerende waarden worden overgeschreven op een rekening bij een kredietinstelling of een beursvennootschap of op een levensverzekeringsovereenkomst of een kapitalisatieovereenkomst gesloten bij een verzekeringsonderneming bedoeld in artikel 6, § 1, moet dat gelijktijdig gebeuren met de aangifte bij dezelfde instelling.
Indien de sommen, kapitalen of roerende waarden op een rekening bij een buitenlandse kredietinstelling of een buitenlandse beursvennootschap blijven aangehouden, moet de aangifte worden ingediend bij de door de Minister van Financiën aangewezen dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën. Die buitenlandse kredietinstelling of die buitenlandse beursvennootschap moet gevestigd zijn in een land of territorium welke niet is opgenomen op de door de Financiële Actiegroep opgemaakte lijst van niet-meewerkende landen en territoria.
In de gevallen bedoeld in het eerste lid, 2°, moeten die roerende waarden worden gedeponeerd op een rekening op naam van de aangever en, behoudens in geval van overgang door erfopvolging, op die rekening gedeponeerd blijven gedurende een ononderbroken periode van drie jaar : 1° ofwel bij een kredietinstelling of een beursvennootschap bedoeld in artikel 6, § 1;die deponering moet gelijktijdig gebeuren met de aangifte bij dezelfde instelling; 2° ofwel bij een in het vierde lid gedefinieerde buitenlandse kredietinstelling of buitenlandse beursvennootschap;die deponering moet gelijktijdig gebeuren met de aangifte die moet worden ingediend bij de in het vierde lid bedoelde dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën.
Aan de in het vijfde lid bedoelde minimumperiode van drie jaar blijft voldaan wanneer bij tussentijdse vervreemding de volledige vervreemdingsprijs of verkregen terugbetaling binnen de 30 dagen wordt geherinvesteerd in roerende waarden bedoeld in artikel 2, 1°, a) tot d), van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.
Roerende waarden die verhandeld worden op een gereglementeerde markt worden in de aangifte opgenomen voor hun marktwaarde op 1 juni 2003.
Aandelen die niet worden verhandeld, op een gereglementeerde markt worden in de aangifte opgenomen voor hun boekwaarde vastgesteld op grond van de laatste afgesloten jaarrekening voorafgaand aan 1 juni 2003. Andere roerende waarden die niet op een gereglementeerde markt worden verhandeld, worden in de aangifte opgenomen voor hun werkelijke waarde op 1 juni 2003.De Koning bepaalt de wijze waarop deze waarden worden vastgesteld. § 2. Noch de aangifte bedoeld in paragraaf 1, noch de betaalde eenmalige bijdrage bedoeld in artikel 4, hebben uitwerking : - indien de sommen, kapitalen of roerende waarden afkomstig zijn van het verrichten van een witwasoperatie of van een onderliggend misdrijf als bedoeld in artikel 3 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, - indien vóór de indiening van de aangifte de aangever door een Belgische belastingadministratie, sociale zekerheidsinstelling of sociale inspectiedienst schriftelijk in kennis is gesteld van lopende specifieke onderzoeksdaden; - met betrekking tot de aanslagen die in hoofde van de aangever worden gevestigd op beroepsinkomsten bedoeld in artikel 23 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en met betrekking tot de vaststellingen van de bijdragen bedoeld in de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en de uitvoeringsbesluiten ervan en in het koninklijk besluit nr 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut van zelfstandigen en de uitvoeringsbesluiten ervan, die in hoofde van de aangever worden gedaan op de beroepsinkomsten van de belastbare tijdperken 2002, 2003 en 2004.
Art. 3.De aangegeven sommen, kapitalen of roerende waarden worden na betaling van de verschuldigde eenmalige bijdrage bedoeld in artikel 4 geacht onweerlegbaar en definitief bevrijd te zijn van alle belastingen, sociale zekerheidsbijdragen bedoeld in artikel 2, belastingverhogingen, bijdrageopslagen, nalatigheidsinteresten en boetes die, met betrekking tot die sommen, kapitalen of roerende waarden, verschuldigd zijn of hadden kunnen verschuldigd zijn vóór de datum van de indiening van de aangifte.
Dit geldt zowel in hoofde van de aangever en zijn rechtsvoorgangers als in hoofde van de natuurlijke personen of rechtspersonen van wie deze sommen, kapitalen of roerende waarden rechtstreeks of onrechtstreeks werden verkregen of die deze sommen aan de aangever of zijn rechtsvoorganger op enigerlei wijze hebben toegekend.
Art. 4.§ 1. De sommen, kapitalen of roerende waarden vermeld in de aangifte zijn onderworpen aan een eenmalige bijdrage van 9 pct. van de aangegeven sommen, kapitalen of roerende waarden. § 2. De sommen, kapitalen of roerende waarden, andere dan effecten aan toonder, vermeld in de aangifte zijn onderworpen aan een eenmalige bijdrage van 6 pct. van de aangegeven sommen, kapitalen of roerende waarden, indien deze bedragen, verminderd met de eenmalige bijdrage, binnen de 30 dagen na de indiening van de aangifte worden geïnvesteerd voor een minimumperiode van drie jaar. Aan deze vereiste minimumperiode van drie jaar blijft voldaan bij vervreemding of beëindiging van de verrichte investering op voorwaarde dat de netto-overdrachtprijs of de verkregen netto terugbetaling binnen de 30 dagen wordt geherinvesteerd in investeringen bedoeld in deze paragraaf en die voor het resterende gedeelte van de minimumperiode worden aangehouden. De Koning bepaalt, na overleg in de Ministerraad, de voorwaarden met betrekking tot de aard, de modaliteiten van de investering en van de herinvestering, alsmede de controle terzake.
In geval van overgang door erfopvolging van de in deze paragraaf geviseerde sommen, kapitalen of roerende waarden, of de verrichte investering, moet aan de verplichting tot investering, minimum investeringsperiode en herinvestering worden voldaan in hoofde van de rechthebbende.
Art. 5.De aangifte, de daaropvolgende betaling van de verschuldigde eenmalige bijdrage en het attest bedoeld in artikel 6, § 4, kunnen niet als indicie of aanwijzing worden aangewend om fiscale onderzoeks- of controleverrichtingen uit te voeren, om mogelijke inbreuken op de belastingwetgeving te melden of om inlichtingen uit te wisselen, behalve met betrekking tot de vaststelling van de ingevolge de aangifte verschuldigde bijdragen.
Art. 6.§ 1. In de gevallen bedoeld in artikel 2, § 1, derde lid, en § 1, vijfde lid, 1°, moet de aangifte worden ingediend bij een in België gevestigde kredietinstelling, beursvennootschap of verzekeringsonderneming. De kredietinstellingen, de beursvennootschappen en de verzekeringsondernemingen naar Belgisch recht, alsook de bijkantoren van dergelijke instellingen die ressorteren onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Gemeenschap, dienen de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen op de hoogte te brengen van hun voornemen om de in dit artikel bedoelde activiteit uit te oefenen, en haar te informeren over de specifieke organisatie die zij voornemens zijn daartoe uit te werken. § 2. Het model van de in artikel 2, § 1, bedoelde aangiften wordt door de Koning vastgesteld.
De aangiften worden genummerd en in de volgorde van deze nummering bijgehouden. § 3. De ingevolge de aangifte verschuldigde bijdragen moeten, bij het indienen van de aangifte, naargelang het geval, aan de kredietinstelling, de beursvennootschap, de verzekeringsonderneming of de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën worden betaald.
De Koning bepaalt het model van de samenvattende opgave die de kredietinstelling, de beursvennootschap of de verzekeringsonderneming moet opmaken en de wijze alsook de voorwaarden van doorstorting van de ontvangen bedragen aan de Schatkist.
Indien de aangifte is ingediend bij de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën, worden de in de aangifte vervatte gegevens opgenomen in een geautomatiseerd gegevensbestand. § 4. De kredietinstelling, de beursvennootschap, de verzekeringsonderneming of de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën levert op het ogenblik van de betaling van de ingevolge de aangifte verschuldigde eenmalige bevrijdende bijdrage aan de aangevers een nominatief en genummerd attest af, waarvan het model door de Koning wordt bepaald, als bewijs van de aangifte. De voormelde betaling moet gebeuren binnen de vijftien dagen volgend op de datum waarop de aangifte werd ingediend.
De nummering van de attesten stemt overeen met de door de kredietinstelling, de beursvennootschap, de verzekeringsonderneming of de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën op de aangiften aangebrachte nummering en met de nummering zoals ze staat in de samenvattende opgave van de kredietinstelling of de beursvennootschap. § 5. Binnen de perken van deze wet, kan het in de vorige paragraaf vermelde attest gebruikt worden als bewijsmiddel voor de hoven en rechtbanken, voor administratieve rechtscolleges, evenals tegenover elke openbare dienst en parastatale instelling. § 6. Om een controle inzake de authenticiteit van het attest mogelijk te maken, bezorgen de kredietinstellingen, de beursvennootschappen en de verzekeringsondernemingen aan de Cel voor financiële informatieverwerking ingesteld bij de wet van 11 januari 1993 een lijst met de identiteit van de natuurlijke personen aan wie een attest ingevolge § 4 werd uitgereikt, het nummer van het attest en het bedrag van de in artikel 2, § 1, derde lid, bedoelde overgeschreven sommen, kapitalen of roerende waarden, of van de in artikel 2, § 1, vijfde lid, 1°, bedoelde gedeponeerde roerende waarden.
Art. 7.Personen die zich schuldig hebben gemaakt aan misdrijven bedoeld in de artikelen 449 en 450 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, in de artikelen 73 en 73bis van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, in de artikelen 133 en 133bis van het Wetboek der successierechten, in de artikelen 206 en 206bis van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, in de artikelen 207/1 en 207bis van het Wetboek van met het zegel gelijkgestelde taksen, in de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en de uitvoeringsbesluiten ervan, en in het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut van de zelfstandigen en de uitvoeringsbesluiten ervan, of aan misdrijven omschreven in artikel 505 van het Strafwetboek, in zoverre die betrekking hebben op de vermogensvoordelen die rechtstreeks uit de voormelde misdrijven zijn verkregen, op de goederen en waarden die in de plaats ervan zijn gesteld, of op de inkomsten uit de belegde voordelen, evenals de personen die mededaders of medeplichtigen zijn aan deze misdrijven in de zin van de artikelen 66 en 67 van het Strafwetboek, blijven vrijgesteld van strafvervolging uit dien hoofde, indien zij niet vóór de datum van indiening van de in artikel 2, § 1, bedoelde aangiften, het voorwerp hebben uitgemaakt van een opsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek uit hoofde van deze misdrijven en indien er een bijzondere aangifte werd gedaan onder de voorwaarden van deze wet en de ingevolge die bijzondere aangifte verschuldigde bedragen hebben betaald.
Art. 8.In afwijking van artikel 17, § 1, van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld is de Cel voor financiële informatieverwerking ertoe gehouden, wanneer ze daartoe schriftelijk verzocht wordt door een instantie waaraan het in artikel 6, § 4, bedoelde attest is voorgelegd om de authenticiteit van het bedoelde attest te bevestigen.
Daartoe moet de aangever een afschrift van het attest bezorgen aan de in artikel 6, § 5, bedoelde instantie.
Art. 9.Bij niet-aangifte van sommen, kapitalen of roerende waarden die betrekking hebben op sommen, kapitalen of roerende waarden bedoeld in artikel 2, § 1, en waarvoor de belastingplichtige gebruik kon maken van de mogelijkheid bedoeld in deze wet maar nagelaten heeft dit te doen, wordt vanaf 1 januari 2005 de belastingverhoging vastgesteld op minstens 100 pct.
Art. 10.Indien de belastingplichtige niet heeft voldaan of niet langer voldoet aan de in artikel 2, § 1, vijfde lid, gestelde deponeringsvoorwaarden of aan de in artikel 4, § 2, vervatte investerings- of herinvesteringsvereiste, is op de aangegeven sommen, kapitalen of roerende waarden een bijkomende bijdrage verschuldigd van zes pct.
De Koning bepaalt de modaliteiten volgens welke die bijkomende bijdragen worden gestort.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Nice, 31 december 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, J. VANDE LANOTTE De Minister van Werk en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Middenstand en Landbouw, Mevr. S. LARUELLE De Staatssecretaris voor Modernisering van de Financiën en de Strijd tegen de fiscale fraude, H. JAMAR Met's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Zitting 2003-2004. Kamer van volksvertegenwoordigers : Parlementaire Stukken. - Wetsontwerp, nr. 51-353/1. - Amendementen, nrs. 51-353/2-4. - Verslag, nr. 51 353/5. - Tekst aangenomen door de commissie, nr. 51-353/6. - Amendementen, nr. 51-353/7. - Advies van de Raad van State, nr. 51-353/8. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 51-353/9.
Integraal verslag : 11 en 18 december 2003.
Senaat : Parlementaire Stukken. - Ontwerp geëvoceerd door de Senaat, nr. 3-427/1. - Amendementen, nr. 3-427/2. - Verslag, nr. 3-427/3. - Beslissing om niet te amenderen, nr. 3-427/4.
Parlementaire Handelingen : 19 december 2003.