gepubliceerd op 26 mei 2004
Uittreksel uit arrest nr. 77/2004 van 5 mei 2004 Rolnummer : 2914 In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 31 december 2003 houdende invoering van een eenmalige bevrijdende aangifte, ingesteld door R. Marchand. Het Arbitrageh samengesteld uit voorzitter A. Arts en de rechters-verslaggevers E. De Groot en J.-P. Moerman, bijg(...)
ARBITRAGEHOF
Uittreksel uit arrest nr. 77/2004 van 5 mei 2004 Rolnummer : 2914 In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 31 december 2003 houdende invoering van een eenmalige bevrijdende aangifte, ingesteld door R. Marchand.
Het Arbitragehof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter A. Arts en de rechters-verslaggevers E. De Groot en J.-P. Moerman, bijgestaan door de griffier L. Potoms, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 2 februari 2004 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 10 februari 2004, heeft R. Marchand, wonende te 8400 Oostende, March Tower V.I.-38, beroep tot vernietiging ingesteld van de wet van 31 december 2003 houdende invoering van een eenmalige bevrijdende aangifte (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 6 januari 2004, tweede editie).
Bij brief die aan het Hof aangetekend is toegezonden op 27 februari 2004 en ter griffie is ingekomen op 1 maart 2004, heeft de voornoemde verzoeker een aanvullend beroep ingesteld.
Op 2 maart 2004 hebben de rechters-verslaggevers E. De Groot en J.-P. Moerman, met toepassing van artikel 71, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, de voorzitter ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht aan het Hof, zitting houdende in beperkte kamer, voor te stellen een arrest te wijzen waarbij wordt vastgesteld dat het beroep klaarblijkelijk niet ontvankelijk is. (...) II. In rechte (...) B.1. De verzoekende partij voert vijf redenen aan om te stellen dat de wet van 31 december 2003 houdende invoering van een eenmalige bevrijdende aangifte discriminerend is.
B.2.1. Om te voldoen aan de vereisten van artikel 6 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, moeten de middelen van het verzoekschrift te kennen geven welke van de regels waarvan het Hof de naleving waarborgt, zouden zijn geschonden, alsook welke de bepalingen zijn die deze regels zouden schenden, en uiteenzetten in welk opzicht die regels door de bedoelde bepalingen zouden zijn geschonden.
B.2.2. De verzoekende partij geeft niet aan welke van de regels waarvan het Hof de naleving waarborgt zouden zijn geschonden. Tevens laat de verzoekende partij na aan te tonen in welk opzicht die regels door een of meer bepalingen van de aangevochten wet zouden zijn geschonden.
De grieven van het verzoekschrift voldoen niet aan de vereisten van het voormelde artikel 6.
B.3. Het beroep tot vernietiging is klaarblijkelijk onontvankelijk.
Om die redenen, het Hof, beperkte kamer, met eenparigheid van stemmen uitspraak doende, verwerpt het beroep tot vernietiging.
Aldus uitgesproken in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 5 mei 2004.
De griffier, L. Potoms De voorzitter, A. Arts