Etaamb.openjustice.be
Wet van 03 december 1997
gepubliceerd op 30 december 1997

Wet tot wijziging van de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector

bron
ministerie van ambtenarenzaken
numac
1997002139
pub.
30/12/1997
prom.
03/12/1997
ELI
eli/wet/1997/12/03/1997002139/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 DECEMBER 1997. Wet tot wijziging van de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.In artikel 2, eerste lid, van de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het 3° wordt aangevuld met de woorden « , met inbegrip van de provinciebedrijven en de autonome provinciebedrijven »;2° het 4° wordt aangevuld met de woorden « , met inbegrip van de gemeentebedrijven en de autonome gemeentebedrijven ».

Art. 3.In artikel 4, paragraaf 1, tweede lid van dezelfde wet, worden de woorden « Wat de provincies en gemeenten betreft » vervangen door de woorden « Wat de in artikel 2, eerste lid, 3° en 4° bedoelde overheidsdiensten betreft ».

Art. 4.In artikel 6 van dezelfde wet, in fine, worden de woorden « met uitzondering van de provincies en de gemeenten » vervangen door de woorden « met uitzondering van de in het eerste lid, 3° en 4°, bedoelde overheidsbedrijven ».

Art. 5.In artikel 9, § 2, van dezelfde wet, wordt een 2°bis ingevoegd, luidend als volgt : « 2°bis de in het bevolkingsregister ingeschreven personen die recht hebben op sociale bijstand en die geen recht hebben op het bestaansminimum ingevolge hun nationaliteit; ».

Art. 6.Hoofdstuk II van titel III van dezelfde wet, dat het artikel 10 bevat, wordt vervangen door de artikelen 10 tot 10quater luidend als volgt : « Hoofdstuk II. - Provincies en gemeenten

Art. 10.Dit hoofdstuk is van toepassing op de provincies en de gemeenten met inbegrip van de provinciebedrijven, de autonome provinciebedrijven, de gemeentebedrijven en de autonome gemeentebedrijven.

Art. 10bis § 1. De personeelsleden die voltijds tewerkgesteld zijn en die in artikel 102 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen voorziene mogelijkheden om hun arbeidsprestaties te verminderen hebben uitgeput of die geen aanspraak kunnen maken op de mogelijkheden voorzien bij voormeld artikel 102, hebben het recht om vier vijfden te verrichten van de prestaties die hun normaal worden opgelegd. De prestaties worden verricht over vier werkdagen per week. § 2. De bevoegde overheid kan het in § 1 bedoelde recht eveneens toekennen aan andere dan in § 1 bedoelde personeelsleden. § 3. De bevoegde overheid bepaalt de nadere regelen voor het uitoefenen van het in § 1 bedoelde recht alsook de categorieën van personeelsleden die van dit recht uitgesloten zijn en de functies waarvan de titularissen van dit recht uitgesloten zijn.

Art. 10ter.§ 1. De personeelsleden die gebruik maken van het recht bedoeld in artikel 10bis ontvangen vanwege de overheidsdienst die hen tewerkstelt de wedde die verschuldigd is voor de verminderde prestaties. Die wedde wordt vermeerderd met een weddecomplement dat integraal deel uitmaakt van de wedde en dat ligt tussen 2 000 en 3 250 frank per maand. Dit bedrag is gekoppeld aan de spilindex 117,19. § 2. Op het weddecomplement is de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van eenstelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, van toepassing.

Art. 10quater.§ 1. De arbeidstijd die vrijkomt wanneer in dezelfde overheidsdienst ten minste twee personeelsleden gebruik maken van het recht bedoeld in artikel 10bis wordt verplicht opgevuld door de tewerkstelling van werklozen, zoals bepaald in artikel 9. § 2. Er wordt een vrijstelling verleend van de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid bepaald bij artikel 38, § 3, 1° tot 7° en 9° van de wet van 29 juni 1981 houdende algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, alsook van de bijdragen bepaald bij artikel 3, 3° van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen en van de bijdrage bepaald bij artikel 56, 5° van de wetten betreffende de schadeloosstelling van beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970, voor de contractuelen die aangeworven worden met toepassing van § 1. »

Art. 7.In artikel 14 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « of in artikel 10, § 1 » vervangen door de woorden « of in de hoofdstukken II en III van titel III »;2° de volgende leden worden ingevoegd tussen het eerste en het tweede lid : « Onder « collectief verzoek » dient, wat betreft de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de openbare inrichtingen en publiekrechtelijke verenigingen die afhangen van een provincie of een gemeente, te worden verstaan, het verzoek uitgaande van de overheid die organiek bevoegd is om het toezicht over de vermelde administratieve overheden uit te oefenen. Op de in artikel 13 bedoelde overheden op wiens personeelsleden een regeling van toepassing is gelijk aan de rechtspositieregeling die geldt voor de personeelsleden van een provincie of een gemeente, waarop titel II van toepassing verklaard wordt, is artikel 4, § 1, tweede lid, van toepassing.

Het derde lid is eveneens van toepassing op alle statutaire personeelsleden tewerkgesteld door openbare centra voor maatschappelijk welzijn of door openbare inrichtingen en publiekrechtelijke verenigingen die afhangen van de provincies of de gemeenten. »; 3° het laatste lid wordt opgeheven.

Art. 8.Een artikel 14bis, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd : «

Art. 14bis.De in artikel 13 bedoelde overheden op wiens personeelsleden een rechtspositieregeling van toepassing is gelijk aan de rechtpositieregeling die geldt voor de personeelsleden van één van de in artikel 2 vermelde overheidsdiensten, worden voor de toepassing van artikel 5, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, geacht onder het bedrijfsplan tot herverdeling van de arbeid in de openbare sector te vallen, zoals bedoeld in artikel 1. »

Art. 9.In artikel 18 van dezelfde wet worden de woorden « of 10, § 1, 1° » vervangen door de woorden « of 10bis ».

Art. 10.In artikel 20 van dezelfde wet worden de woorden « of 10, § 1, 1° » vervangen door de woorden « of 10bis » en de woorden « of 10, § 1, 2° » door de woorden « of 10ter ».

Art. 11.In artikel 21 van dezelfde wet worden de woorden « of artikel 10, § 1, 1° » vervangen door de woorden « of artikel 10bis ».

Art. 12.Artikel 27, §§ 2 en 3, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepalingen : « § 2. De artikelen 9, § 3, 10quater, § 2, en 12, § 1, voor zover deze de vrijstelling van de betaling van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid betreffen, zijn van toepassing tot en met 31 december 1999. De provincies, de gemeenten en de andere administratieve overheden, waarop met toepassing van artikel 14 de hoofdstukken II en III van titel III van toepassing verklaard zijn, kunnen bepalen dat aan de lopende periodes van vrijwillige vierdagenweek ambtshalve een einde gesteld wordt met ingang van 1 januari 2000.

Er kan vanaf 1 januari 2000 geen gebruik meer worden gemaakt van het recht op een halftijdse vervroegde uittreding noch van het recht op de vrijwillige vierdagenweek noch van de maatregelen bepaald in artikel 12, § 2.

Onverminderd de toepassing van het eerste lid, blijven de op 31 december 1999 lopende stelsels van halftijdse vervroegde uittreding en van vrijwillige vierdagenweek geregeld door de bepalingen van deze wet. § 3. De in § 2 bedoelde data kunnen worden vervangen of geschrapt bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit. ».

Art. 13.De provincies, de gemeenten en de andere administratieve overheden die, op de datum van inwerkingtreding van deze wet, de vrijwillige vierdagenweek hebben ingevoerd, worden geacht ze ingevoerd te hebben met toepassing van artikel 10bis, §§ 1 en 2 van de wet van 10 april 1995, zoals gewijzigd bij deze wet.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 3 december 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

^