Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 28 januari 2002
gepubliceerd op 13 februari 2002

Koninklijk besluit houdende diverse maatregelen tot omzetting van het Akkoord over de Europese Economische Ruimte en van de richtlijn 97/81/EG van de Raad van 15 december 1997 betreffende de door de UNICE, het CEEP en de EVV gesloten Raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid

bron
federale overheidsdienst personeel en organisatie
numac
2002002034
pub.
13/02/2002
prom.
28/01/2002
ELI
eli/besluit/2002/01/28/2002002034/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

28 JANUARI 2002. - Koninklijk besluit houdende diverse maatregelen tot omzetting van het Akkoord over de Europese Economische Ruimte en van de richtlijn 97/81/EG van de Raad van 15 december 1997 betreffende de door de UNICE, het CEEP en de EVV gesloten Raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid van de Grondwet;

Gelet op de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector;

Gelet op het akkoord van 2 mei 1992 betreffende de Europese Economische Ruimte, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op de richtlijn 97/81/EG van de Raad van 15 december 1997 betreffende de door de UNICE, het CEEP en de EEV gesloten raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid.

Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, inzonderheid op artikel 16, eerste lid, 1° gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 september 1994, op artikel 17, § 1, C, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 mei 1999 en 22 december 2000, op artikel 64, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 november 1982 en 13 juli 1987, op artikel 65, § 3, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 mei 1999, op artikel 66, § 3, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 september 1994, 31 maart 1995 en 13 mei 1999 en op artikel 69, § 2, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 september 1969, 30 maart 1983, 4 maart 1993 en 31 maart 1995;

Gelet op het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst aangeworven in de ministeries, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 november 1991, 8 augustus 1997 en 30 april 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 april 1995 ter uitvoering van de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector, inzonderheid op artikel 14;

Gelet op het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, inzonderheid op de artikelen 45 en 125;

Overwegende dat artikelen 16 en 17 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel dient te worden aangepast aan het voorschrift van het Akkoord van 2 mei 1992 betreffende de Europese Economische Ruimte;

Overwegende dat ook de richtlijn 97/81/EG van de Raad van 15 december 1997 betreffende de door de Unice, het CEEP en de EVV gesloten raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid zonder uitstel dient te worden omgezet;

Overwegende dat het dus past de artikelen 64, 65, 66 en 69 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel te wijzigen;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 17 november 2000;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting gegeven op 15 februari 2001;

Gelet op het protocol nr. 394 van 27 juli 2001 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;

Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;

Gelet op het advies 32.149/1 van de Raad van State, gegeven op 4 oktober 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel

Artikel 1.In artikel 16, eerste lid, 1° van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 september 1994 worden de woorden « burger van de Europese Unie » vervangen door de woorden « burger van een andere Staat die deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte ».

Art. 2.In artikel 17, § 1, C, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 mei 1999 en 22 décember 2000, worden de woorden « van de Europese Unie » vervangen door de woorden « die deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte ».

Art. 3.In artikel 64 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 november 1982 en 13 juli 1987, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° De woorden « in de zin van artikel 66, § 1 » worden ingevoegd tussen de woorden « de werkelijke diensten » en de woorden « die de ambtenaar »;2° De woorden « zonder vrijwillige onderbreking heeft verricht als lid van het personeel van een ministerie en als titularis van een ambt met volledige prestaties » worden vervangen door de woorden « verricht heeft als lid van het personeel van een ministerie en zonder vrijwillige onderbreking ».

Art. 4.Artikel 65, § 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° De woorden « de werkelijke diensten welke de ambtenaar heeft verricht in enigerlei hoedanigheid, zonder vrijwillige onderbreking en als titularis van een ambt met volledige prestaties » worden vervangen door de woorden « de werkelijke diensten in de zin van artikel 66, § 1, welke de ambtenaar heeft verricht in enigerlei hoedanigheid, zonder vrijwillige onderbreking en als lid van het personeel »;2° De woorden « of van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat » worden toegevoegd na de woorden « van de wetenschappelijke inrichtingen van de Staat ».

Art. 5.Artikel 66, § 3, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 6.Artikel 69, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 2. In afwijking van § 1, 1°, b, komen voor de berekening van de dienstanciënniteit in aanmerking, de werkelijke diensten in de zin van artikel 66, § 1, welke een ambtenaar heeft verricht alvorens in een ministerie te worden aangeworven, in de diensten van de regeringen van de Gewesten en Gemeenschappen of van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of van de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan afhangen. De werkelijke diensten komen slechts in aanmerking vanaf de datum dat de ambtenaar benoemd was in deze diensten. » HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst aangeworven in de ministeries

Art. 7.In artikel 3, § 1 van het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst aangeworven in de ministeries, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 november 1991 en 8 augustus 1997, worden de woorden « in artikel 2 van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 » vervangen door de woorden « in de artikelen 14, 15 en 17 van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der ministeries ». HOOFDSTUK III. - Wijziging van het koninklijk besluit van 10 april 1995 ter uitvoering van de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector

Art. 8.Artikel 14 van het koninklijk besluit van 10 april 1995 ter uitvoering van de wet van 10 april 1995 betreffende betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 14.Tijdens de periode van het verlof voor halftijdse vervroegde uittreding kan het personeelslid niet gemachtigd worden verminderde prestaties om welke reden dan ook uit te oefenen. Het kan evenmin aanspraak maken op een regeling voor deeltijdse loopbaanonderbreking. » HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen

Art. 9.In artikel 45 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° De woorden « psycho-medisch sociaal centrum, dienst voor beroepskeuze » worden geschrapt.2° Er wordt een tweede lid toegevoegd luidend als volgt : « Wanneer de ambtenaar of de stagiaire deeltijdse prestaties verricht heeft worden die in aanmerking genomen naar verhouding tot de werkelijk geleverde prestaties.»

Art. 10.Artikel 125 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 125.Tijdens een periode van deeltijdse loopbaanonderbreking mag de ambtenaar geen verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid verrichten. » HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 11.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 12.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 28 januari 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Ambtenarenzaken, L. VAN DEN BOSSCHE

^