Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 27 april 2007
gepubliceerd op 06 juli 2007

Koninklijk besluit houdende erkenningsvoorwaarden voor inrichtingen voor dieren en de voorwaarden inzake de verhandeling van dieren

bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu
numac
2007022825
pub.
06/07/2007
prom.
27/04/2007
ELI
eli/besluit/2007/04/27/2007022825/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

27 APRIL 2007. - Koninklijk besluit houdende erkenningsvoorwaarden voor inrichtingen voor dieren en de voorwaarden inzake de verhandeling van dieren


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 108 van de Grondwet;

Gelet op de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen, inzonderheid op artikel 3, gewijzigd bij de wet van 22 mei 1990 en artikel 4;

Gelet op de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, inzonderheid op artikel 5, gewijzigd bij de wet van 4 mei 1995, bij het koninklijk besluit van 22 februari 2001, bij de programmawet van 22 december 2003 en bij de wet van 23 juni 2004, artikel 9 gewijzigd bij de wet van 4 mei 1995 en de programmawet van 22 december 2003, artikel 10, vervangen bij de wet van 4 mei 1995, artikel 11bis, ingevoegd bij de wet van 4 mei 1995 en artikel 44 gewijzigd bij de programmawet van 22 december 2003;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 februari 1997 houdende erkenningvoorwaarden voor hondenkwekerijen, kattenkwekerijen, dierenasielen, dierenpensions en handelszaken voor dieren, en de voorwaarden inzake de verhandeling van dieren gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 augustus 1998;

Gelet op het eensluidend advies van de Ministerraad, gegeven op 23 december 2005;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 13 juli 2005;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 23 december 2005;

Gelet op het advies van de dienst voor de administratieve vereenvoudiging gegeven op 18 juli 2005;

Gelet op het advies 39.708/3 van de Raad van State, gegeven op 31 januari 2006 met toepassing van artikel 84 § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat het noodzakelijk is om de wettelijke voorwaarden voor de erkenning van inrichtingen en de voorwaarden voor de verhandeling van dieren aan te passen in functie van de problemen die tijdens inspecties ter plaatse zijn vastgesteld en de noodzaak om documenten te uniformiseren met het oog op vereenvoudiging;

Overwegende dat het noodzakelijk is de procedures van afstand en adoptie van een hond in een asiel vast te leggen teneinde te komen tot adopties die zo goed mogelijk beantwoorden aan de behoeften van het opvanggezin en van het dier;

Overwegende dat het noodzakelijk is de wetgeving inzake verhandeling van dieren te herzien teneinde de consument beter te beschermen en hem voldoende inlichtingen te verschaffen vóór en op het moment van de aankoop van een dier;

Op voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, van Onze Minister van Middenstand, van Onze Minister van Economie en van Onze Minister van Consumentenzaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Inrichting : naargelang het geval hondenkwekerij, kattenkwekerij, dierenasiel, dierenpension of handelszaak voor dieren, met uitzondering van de inrichtingen die, wat levende dieren betreft, uitsluitend ongewervelden of vissen verkopen die als visaas dienen en/of levende vissen gehouden in bassins en bestemd om in vijvers te leven; Inrichtingen waar dieren gehouden zijn met het oog op hun verhandeling op markten, foren en kermissen worden eveneens als dierenhandelszaak beschouwd.

Indien op hetzelfde postadres jaarlijks ten minste drie nesten honden of katten geboren worden, wordt dit als één hondenkwekerij of kattenkwekerij beschouwd, onafhankelijk van het aantal verantwoordelijken voor de dieren. 2° Dierenasiel : al dan niet openbare instelling die beschikt over de gepaste uitrusting om onderdak en nodige zorgen te verschaffen aan verloren, achtergelaten, verwaarloosde, in beslag genomen of verbeurdverklaarde dieren, met uitzondering van de inrichtingen die door de bevoegde overheid erkend zijn voor opvang van uitsluitend dieren die tot de inheemse fauna behoren;3° Beheerder : de eigenaar of de zaakvoerder van de inrichting;4° Verantwoordelijke : de persoon die in de inrichting aanwezig is en er een direct toezicht uitoefent op de dieren;5° Verantwoordelijke van een dier : de persoon, eigenaar of houder van een dier die er gewoonlijk een onmiddellijk beheer of toezicht op uitoefent;6° De Minister : de Minister of Staatssecretaris tot wiens bevoegdheid de dierenbescherming behoort;7° De Dienst : de Federale Overheidsdienst belast met de dierenbescherming;8° De wet : de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren;9° Identificatiegegevens : het ras, het geslacht, de geboortedatum, de haarkleur en de vachtsoort en, in voorkomend geval, het identificatieteken;10° Contractdierenarts : de dierenarts erkend overeenkomstig artikel 4, vierde lid van de wet van 28 augustus 1991 op de uitoefening van de diergeneeskunde die met de beheerder van een inrichting een contract heeft afgesloten overeenkomstig artikel 6 of als hij niet beschikbaar is, zijn in overleg aangestelde vervanger;11° Paspoort : officieel document waarin alle gegevens betreffende de identiteit van een hond en zijn verantwoordelijke worden opgenomen en waarin tevens de gegevens betreffende het gezondheidsstatuut van het dier vermeld worden. HOOFDSTUK II. - Procedure voor de erkenning van inrichtingen

Art. 2.§ 1. Voor de uitbating van een inrichting is de erkenning, bedoeld in artikel 5, § 1, van de wet, vereist.

De aanvraag tot erkenning wordt, door middel van het formulier waarvan het model is opgenomen in bijlage I, volledig ingevuld en ondertekend door de beheerder, ingediend bij het gemeentebestuur van de plaats waar de inrichting zich bevindt.

De aanvrager betaalt de kosten voortvloeiend uit de erkenning zoals hierna bepaald ofwel door op de aanvraag fiscale zegels aan te brengen, ofwel door overschrijving op een rekening die door de Minister wordt aangewezen. Het bedrag hangt af van de soort en de grootte van de inrichting : 1° hondenkwekerij met : - tot 10 vrouwelijke fokdieren : 75 euro - meer dan 10 vrouwelijke fokdieren : 250 euro 2° kattenkwekerij met : - tot 10 vrouwelijke fokdieren : 75 euro - meer dan 10 vrouwelijke fokdieren : 250 euro 3° dierenpension : 75 euro 4° dierenhandelszaak voor dieren : 75 euro . De betaling van deze kosten is niet vereist voor de erkenningsaanvraag voor een dierenasiel.

Indien zich op hetzelfde adres meerdere erkenningsplichtige inrichtingen bevinden, moeten afzonderlijke aanvragen worden ingediend. § 2. De aanvraag bevat : 1° een kopie van het contract bedoeld in artikel 6;2° een bewijs van betaling van de kosten zoals bepaald in § 1. § 3. Voor elke verhoging van de maximumcapaciteit van de inrichting of/en wijziging van de soorten wordt een nieuwe erkenningsaanvraag ingediend. § 4. Elke wijziging van beheerder van de inrichting wordt binnen de twee maanden bij aangetekend schrijven gemeld aan de Dienst. Wanneer de inrichting langer dan twee maanden zonder beheerder blijft, wordt een nieuwe erkenningsaanvraag ingediend.

Elke stopzetting van activiteit wordt binnen een maand aan de dienst gemeld. § 5. Binnen 30 dagen na ontvangst van de aanvraag verleent het gemeentebestuur zijn advies meer bepaald met betrekking tot de maatregelen tegen brand zoals beschreven in artikel 4, § 5, en maakt het dossier voor onderzoek over aan de Dienst. § 6. De Minister verleent de erkenning op advies van de Dienst binnen de zes maanden nadat hij de volledig aanvraag ontving indien aan de voorwaarden gesteld in de wet en haar uitvoeringsbesluiten wordt voldaan. De erkenning is geldig voor een periode van tien jaar en uitsluitend voor de in de erkenning vermelde activiteit, diersoorten en maximale capaciteit op een bepaald adres. Aan de erkenning kunnen beperkingen met betrekking tot de soorten, rassen en het aantal dieren verbonden worden. § 7. Bij erkenning van een inrichting levert de Minister een « erkenningscertificaat » af. § 8. De Minister kan op ieder ogenblik de erkenning intrekken van een inrichting die niet langer voldoet aan de in de wet en haar uitvoeringsbesluiten gestelde voorwaarden. De betrokkene wordt bij aangetekend schrijven op de hoogte gesteld van het opstarten van deze procedure. Hij beschikt over een termijn van 15 dagen vanaf de ontvangst van het aangetekend schrijven om zijn bemerkingen aan de Dienst over te maken. De beslissing om de erkenning in te trekken wordt pas genomen na het verstrijken van deze termijn. § 9. De verantwoordelijke en de beheerder vergemakkelijken de controle op het naleven van de voorwaarden gesteld door de wet en haar uitvoeringsbesluiten zelfs als deze controle onaangekondigd plaatsvindt tijdens de openingsuren. Dit geldt ook voor de lokalen die tot woning dienen indien deze in de erkenningsaanvraag werden vermeld. HOOFDSTUK III. - Voorwaarden voor de erkenning van inrichtingen

Art. 3.Dit hoofdstuk bepaalt de voorwaarden voor de aflevering en het behoud van een erkenning als bedoeld in artikel 5 van de wet. Afdeling 1. - Algemene voorwaarden

Onderafdeling 1. - Uitrusting

Art. 4.§ 1. De dieren worden op passende wijze gehuisvest. Ze hebben voldoende bewegingsruimte. Bij het ontwerpen en inrichten van de huisvesting wordt rekening gehouden met het soortspecifieke gedrag.

Een monotone omgeving wordt vermeden.

De constructie van de dierenverblijven is stevig en maakt ontsnappen onmogelijk. Indien de dierenverblijven zich buiten bevinden, zijn ze bestand tegen slechte weersomstandigheden. De gebruikte materialen worden zo gekozen en onderhouden dat de dieren er zich niet aan kunnen verwonden of zich er niet door vergiftigen. § 2. Indien de dieren voortdurend binnen gehuisvest worden, worden temperatuur en luchtvochtigheid aangepast aan de behoeften van de aanwezige dieren. § 3. Het voeder wordt op hygiënische wijze opgeslagen. Voor de opslag van vers vlees, vis of andere bederfbare voedingsmiddelen is een koelinstallatie nodig. § 4. Kadavers, afval, strooisel en uitwerpselen worden niet opgeslagen op plaatsen waar levende dieren of voedermiddelen worden ondergebracht. Bovendien worden ze opgeslagen en verwijderd op de wijze bepaald door de bevoegde overheid. § 5. Voldoende blusapparatuur is aanwezig, behalve wanneer de dieren in privé-woningen worden gehouden.

Het gemeentebestuur kan bij de aanvraag tot erkenning de installatie van een branddetectie- en alarmsysteem opleggen indien de inrichting niet gelegen is op dezelfde plaats als het woonhuis van de verantwoordelijke of als er geen permanent toezicht is.

In dat geval wordt ofwel een degelijk noodplan voorgelegd aan het gemeentebestuur, ofwel wordt naam, adres en telefoonnummer van de persoon die in geval van nood buiten de openingsuren gecontacteerd kan worden op leesbare wijze aangebracht aan de ingang van de inrichting.

Onderafdeling 2. - Verzorging van de dieren

Art. 5.§ 1. Voor de verzorging van de dieren is voldoende en bekwaam personeel ter beschikking. De Minister kan voorwaarden stellen wat aantal en opleiding van dit personeel betreft. Voor de hondenkwekerijen en kattenkwekerijen wordt de minimaal vereiste personeelsbezetting voor verzorging van de dieren vastgesteld in artikel 8. § 2. Aan de dieren behorende tot soorten die het behoeven wordt voldoende drinkbaar water ter beschikking gesteld. Er wordt hen voldoende voeder verstrekt dat aangepast is aan hun leeftijd, gewicht en activiteitsniveau, evenals aan hun specifieke behoeften.

Niet opgenomen en bevuild voeder wordt regelmatig verwijderd en drinkwater wordt geregeld ververst. § 3. De dieren worden niet voortdurend in de duisternis of in het licht gehouden. Het natuurlijke dag- en nachtritme wordt gerespecteerd zelfs op de sluitingsdagen van de inrichting. Daartoe wordt er voor passend dag- of kunstlicht gezorgd. § 4. De dieren worden tenminste tweemaal per dag gecontroleerd. Indien de dieren niet gezond lijken te zijn of gedragsstoornissen vertonen, neemt de verantwoordelijke onmiddellijk de nodige stappen om de oorzaak vast te stellen en dit te verhelpen. Indien nodig doet hij een beroep op de contractdierenarts. § 5. De verantwoordelijke treft de nodige voorzorgen en schikkingen om een goede gezondheid van de dieren te waarborgen. Deze omvatten in het bijzonder : 1° het op passende wijze isoleren van zieke dieren;2° een adequaat toezicht op de nieuw binnengekomen dieren die, indien nodig, afgezonderd gehouden worden;3° de regelmatige reiniging en ontsmetting van de dierenverblijven en lokalen en van de materialen waarmee de dieren in contact komen;4° maatregelen tegen het binnendringen van dieren die ongewenst zijn en ziekten overbrengen;5° de bestrijding van inwendige en uitwendige parasieten;6° het van elkaar gescheiden houden van soorten of dieren die elkaar, al dan niet van nature, vijandig gezind zijn.

Art. 6.§ 1. De beheerder sluit een contract af met een erkende dierenarts waarin deze wordt belast met de regelmatige controle op het welzijn, de gezondheidstoestand, de verzorging en de huisvesting van de dieren evenals met de noodzakelijke vaccinaties. Het model van contract is in bijlage V opgenomen.

De verantwoordelijke ontbiedt de contractdierenarts voor de controlebezoeken waarvan de minimumfrequentie als volgt is vastgesteld : 1° in honden- en kattenkwekerijen : - tot en met 10 vrouwelijke fokdieren : één bezoek per jaar; - van 11 tot 20 vrouwelijke dieren : één bezoek per semester; - van 21 tot 50 vrouwelijke fokdieren : één bezoek per kwartaal; - meer dan 50 vrouwelijke fokdieren : één bezoek per maand. 2° in handelszaken voor dieren en in asielen : - één bezoek per jaar (ongeacht de soorten die er worden gehouden); - één bezoek per kwartaal indien er honden of katten worden gehouden of verkocht. 3° in pensions voor dieren : - één bezoek per zomervakantie; - één bezoek per kwartaal tijdens de perioden van activiteit indien er meer dan 20 plaatsen voor honden of katten zijn. § 2. De contractdierenarts noteert ten minste bij elk van deze bezoeken : 1° de datum van zijn controlebezoek en zijn handtekening;2° zijn waarnemingen en opmerkingen;3° zijn eventuele aanbevelingen. Deze inlichtingen worden in de inrichting in de vorm van een register bewaard en zijn ter beschikking van de controlerende overheid gedurende tenminste 2 jaar. § 3. Wanneer de beheerder en/of de verantwoordelijke, de contractdierenarts niet ontbieden voor de regelmatige controle van de inrichting of geen gepast gevolg geven aan zijn opmerkingen en adviezen meldt de contractdierenarts dit schriftelijk aan de Dienst. § 4. De erelonen van de contractdierenarts zijn ten laste van de beheerder. § 5. Bij verbreking van het in § 1 bedoelde contract wordt de andere partij hiervan bij aangetekend schrijven op de hoogte gebracht met een kopie aan de Dienst. Het lopende contract blijft gelden tot aan de ondertekening van een nieuw contract en ten hoogste dertig dagen na de verbreking. Een kopie van het nieuwe contract wordt binnen de acht dagen na zijn sluiting gezonden aan de Dienst. Afdeling 2. - Bijzondere voorwaarden voor het houden van honden en

katten Onderafdeling 1. - Uitrusting

Art. 7.§ 1. De afmetingen van de verblijven voor honden en katten zijn aangepast aan de grootte van dieren. De vereiste minimumnormen zijn opgenomen in bijlage II. Voor de berekening van de afmetingen van de werphokken, wordt alleen het moederdier in aanmerking genomen tenzij de jongen de leeftijd van 7 weken overschrijden.

In dierenasielen mag in uitzonderlijke gevallen van overbevolking tijdelijk afgeweken worden van de in bijlage II vastgestelde minimumnormen, op voorwaarde dat de dieren niet in hun welzijn geschaad worden en hen dagelijks voldoende lichaamsbeweging gegeven wordt. Deze periode mag in elk geval niet meer dan twee maanden per jaar bedragen.

In afwijking van het eerste lid mogen in de winkelruimte van een handelszaak voor dieren, honden en katten die niet ouder zijn dan vier maanden, tijdelijk gehouden worden in een hok of kooi die beantwoordt aan de minimumafmetingen vermeld in bijlage III. § 2. De vloer van het hok is effen, goed gedraineerd en makkelijk schoon te maken. Hij zuigt geen water op. Een houten vloer is verboden behalve op de rustplaats. Het gebruik van roostervloeren is slechts toegestaan voor een beperkt gedeelte van de hokoppervlakte en slechts mits ze voldoende steun geven aan de poten.

Het strooisel wordt geregeld ververst.

Na gunstig advies van de Dienst, kan een bijkomende ruimte bedekt met gras, grind of een ander adequaat materiaal toegelaten worden.

De dieren beschikken over een droge en comfortabele rustplaats. § 3. Met uitzondering van de hokken waar de dieren werpen, laat tenminste toe één zijde van het hok het dier naar buiten te kijken.

Deze opening bedraagt minstens 1/4 van de oppervlakte van deze kant en bevindt zich op ooghoogte van de dieren.

De afscheiding tussen de hokken is zodanig dat de dieren elkaar niet kunnen verwonden. § 4. Hoogdrachtige dieren en vrouwelijke dieren met niet-gespeende jongen beschikken over geschikt nestmateriaal. Tevens is hun verblijf uitgerust met een gepaste verwarmingsbron. Bovendien hebben pups manipuleerbare voorwerpen ter beschikking teneinde hun omgeving te verrijken. § 5. Voor katten zijn, behalve in handelszaken, voorwerpen aanwezig waarop zij kunnen klimmen en waaraan zij hun nagels kunnen scherpen.

Er zijn op meerdere niveaus rustplaatsen aanwezig.

Katten in hokken beschikken steeds over een kattenbak met voldoende absorberende vulling. § 6. In de inrichtingen waar de dieren binnen gehouden worden is er voldoende natuurlijke lichtinval voor de ontwikkeling van een normaal dag- en nachtritme. De lokalen worden voldoende verlucht en geventileerd om condensatie, te hoge luchtvochtigheid en te hoge concentratie van schadelijke gassen te vermijden. § 7. Dieren die buiten gehouden worden, beschikken over een beschaduwde plek gedurende periodes van hoge temperaturen en volle zon, evenals over een tochtvrij schuilhok dat beschutting biedt tegen koude, neerslag en vochtigheid van de bodem. Het schuilhok is voldoende groot opdat het dier er zich vlot in kan bewegen. De opening is voldoende groot opdat het dier er ongehinderd door kan. § 8. Inrichtingen voor meer dan vijftig volwassen dieren beschikken over een lokaal voor onderzoek, verzorging en kleinere diergeneeskundige ingrepen dat tevens, indien nodig, afzondering van bepaalde dieren toelaat. § 9. Indien op hetzelfde adres verschillende erkenningsplichtige inrichtingen zijn gelegen, is er een dusdanige scheiding tussen de inrichtingen dat geen enkel rechtstreeks contact plaatsheeft tussen de dieren van dezelfde soort en van verschillende inrichtingen.

Onderafdeling 2. - Verzorging van honden en katten

Art. 8.Het personeel behandelt dieren met zachtheid en bekwaamheid.

Tussen zonsopgang en zonsondergang is een minimale interactieve aanwezigheid verzekerd om gewenning van de dieren aan mensen te bevorderen.

In honden- en kattenkwekerijen waar 10 tot 20 vrouwelijke fokdieren worden gehouden, is een persoon ten minste 4 uur per dag bezig met de verzorging van de dieren.

Van 21 tot en met 50 vrouwelijke fokdieren is men ten minste 8 uur per dag bezig met de verzorging van de dieren.

Wanneer meer dan 50 vrouwelijke fokdieren worden gehouden, wordt voor elke bijkomende groep van maximaal 50 dieren, 4 uur extra besteed aan hun verzorging.

Art. 9.§ 1. Indien meerdere dieren in eenzelfde hok zitten, moeten ze gelijktijdig kunnen eten.

Het voeder wordt verstrekt in een aangepast en schoon recipiënt.

Behalve in geval van droogvoeder wordt niet opgenomen voeder uit het hok verwijderd alvorens nieuw voeder te verstrekken.

Er is steeds drinkbaar water ter beschikking. § 2. Volwassen honden beschikken permanent over een geschikt voorwerp om op te knagen. Wanneer ze in groep gehouden worden, wordt dergelijk voorwerp regelmatig, maar enkel onder toezicht, verstrekt. § 3. Vanaf het einde van hun derde levensweek hebben de dieren toegang tot niet-vloeibaar voeder. Het volledige spenen van de dieren gebeurt niet voor de leeftijd van zes weken, tenzij de contractdierenarts een tegengesteld advies geeft.

Art. 10.De contractdierenarts schrijft de door hem uitgevoerde vaccinaties in, in het officiële paspoort voor die dieren die daarover moeten beschikken of in het gepersonaliseerd vaccinatieboekje voor de andere dieren, met vermelding van de naam van het vaccin, het lotnummer en de datum van toediening, en dit na verificatie of aanvulling van de identificatiegegevens van het dier. Hij brengt er zijn naam en handtekening in aan.

Art. 11.Wanneer dieren samen in een hok geplaatst worden, worden de nodige voorzorgen genomen om agressie te vermijden.

Art. 12.§ 1. De nagels van honden worden regelmatig gecontroleerd en indien nodig geknipt. § 2. De vacht van de dieren wordt onderhouden en, indien nodig, getrimd, geknipt of geschoren. Afdeling 3. - Bijzondere voorwaarden voor het houden van andere dieren

Onderafdeling 1. - Kleine zoogdieren

Art. 13.§ 1 De kooien zijn voorzien van voldoende strooisel aangepast aan de gehouden diersoort. Het strooisel wordt geregeld ververst teneinde voldoende droog te zijn. § 2. De minimumnormen voor kooien voor kleine knaagdieren en konijnen worden bepaald in bijlage IV, tabel 1. § 3. Voor fretten worden de minimumnormen voor kooien bepaald in bijlage IV, tabel 2.

Het personeel behandelt de dieren met zachtheid en bekwaamheid om gewenning van de dieren aan mensen te bevorderen.

Onderafdeling 2. - Vogels

Art. 14.§ 1. Kooien hebben tenminste dusdanige afmetingen dat de vogels ongehinderd met de vleugels kunnen klappen en hun veren kunnen verzorgen.

De minimumnormen die gelden voor het houden van sommige kooi- en volièrevogels zijn opgenomen in bijlage IV, tabel 3. Deze normen gelden niet voor jonge vogels die nog afhankelijk zijn van hun ouders of met de hand gevoed worden. § 2. Kooien en volières zijn voorzien van zitstokken waarvan de diameter aangepast is aan de soort en de lengte aan het aantal vogels en die hen toelaten alle gelijktijdig te zitten. Deze zitstokken zijn niet boven het drinkwater of het voeder aangebracht. § 3. Aan de vogels wordt de mogelijkheid geboden om een zand - of een waterbad te nemen. Watervogels beschikken over water om in te baden.

Onderafdeling 3. - Reptielen en Amfibieën

Art. 15.§ 1. Vivaria voor amfibieën en reptielen worden ingericht, naargelang de behoeften van de soort, met rotspartijen, takken, planten, en een waterpartij. Zij worden goed geventileerd en zijn uitgerust met een adequaat bevochtigings- en verwarmingssysteem naargelang de behoeften van de soort. Een UV-verlichting bij hagedissen en een schuilplaats bij de slangen is voorzien.

Waterschildpadden beschikken over een landoppervlakte. Alle vivaria voor landdieren beschikken over een permanent droog landsgedeelte. Het water van de drinkbakjes wordt minstens dagelijks vervangen en de drinkbakjes worden minstens eens per week ontsmet. § 2. De dieren beschikken over een gepast substraat dat schoon en vrij van parasieten gehouden wordt. Het substraat wordt minstens één keer per maand volledig vervangen alsmede bij elke vervanging van de soort in het vivarium. § 3. Een drinkwatervoorziening per druppelaar wordt systematisch geplaatst in vivaria voor kameleons. § 4. Stress bij de dieren wordt zoveel mogelijk beperkt, in het bijzonder bij het schoonmaken van vivariums. § 5. De soorten die verschillende ecologische voorwaarden vereisen, worden niet samen gehouden. § 6. Het lokaal waarin de vivaria staan, is schoon en goed geventileerd. § 7. Het verstrekte voedsel is aan de behoeften van de soort aangepast. Met uitzondering van ongewervelden en van vissen wordt, indien mogelijk, geen enkel dier levend als voedsel aan reptielen gegeven. § 8. Als het nodig is om dieren in winterslaap te laten gaan, gebeurt dit in een aangepaste plaats weg van het publiek. § 9. Mannetjes van territoriale soorten worden afzonderlijk gehouden teneinde conflicten te vermijden. § 10. De minimumnormen voor vivaria voor hagedissen, schildpadden, slangen en amfibieën zijn opgenomen in tabel 4 van bijlage IV. Onderafdeling 4. - Aquariumvissen

Art. 16.§ 1. De minimumnormen voor aquaria worden bepaald in bijlage IV, tabel 5. § 2. Behalve voor aquaria met de mannelijke Betta splendens wordt het water van elk aquarium gezuiverd door een individueel of gecentraliseerd filtersysteem en is tevens uitgerust met een individuele luchtvoorziening of een ander efficiënt verluchtingssysteem.

Het gehalte aan nitrieten (NO2-) is lager dan 0,3 mg per liter.

Het niveau van filtratie en verluchting houdt rekening met het aantal vissen in het aquarium. § 3. Het materiaal gebruikt voor de manipulatie van de vissen behoort specifiek tot één aquarium of tot een geheel van aquaria in serie of wordt na elk gebruik schoongemaakt en in een ontsmettingsvloeistof bewaard.

Onderafdeling 5. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 17.De Minister kan nadere regels vaststellen voor wat betreft de voorwaarden voor het houden en de verzorging van de verschillende diersoorten bedoeld in onderafdelingen 1, 2, 3 en 4. Afdeling 4 - Bijzondere uitbatingvoorwaarden

Onderafdeling 1. - Honden- en kattenkwekerijen

Art. 18.§ 1. De verantwoordelijke houdt een inventaris bij waarin de gegevens van alle voor het fokken bestemde vrouwelijke dieren zijn opgenomen.

De vrouwelijke honden geboren vóór 1 september 1998 worden eveneens geïdentificeerd en geregistreerd overeenkomstig de wettelijke procedure voorzien voor identificatie en registratie van honden.

Bijlage VI A stelt het model van deze inventaris vast. § 2. Daarnaast houdt de verantwoordelijke voor elke worp, een foksteekkaart bij waarvan het model wordt vastgesteld in bijlage VI B. De verwerver van een dier kan de gegevens over de worp raadplegen, met uitzondering van de gegevens van de andere verwervers. § 3. De gegevens vermeld in §§ 1 en 2 worden binnen de 48 uren na een eventuele wijziging aangepast. Ze worden op elk moment ter beschikking gehouden van de controlerende overheid. Ze worden bewaard tot ten minste 2 jaar nadat het vrouwelijke dier, of het laatste vermelde vrouwelijke dier, de kwekerij heeft verlaten. Deze documenten mogen op geïnformatiseerde wijze worden bijgehouden, op voorwaarde dat de gegevens integraal beschikbaar blijven gedurende de bovenvermelde termijn van 2 jaar.

Art. 19.§ 1. Het is verboden vrouwelijke dieren meer dan tweemaal per jaar te laten werpen. § 2. Het fokken met dieren die een erfelijke aandoening vertonen, waarvan de lijst bepaald is door de Minister is verboden. § 3. Het fokken door het kruisen van verschillende rassen is verboden behoudens uitzonderingen die schriftelijk toegestaan werden door de Minister op advies van de Raad voor Dierenwelzijn of van de maatschappijen ter verbetering van de honden - en kattenrassen.

Onderafdeling 2. - Dierenasielen

Art. 20.§ 1. De hoofdactiviteit van een dierenasiel moet zijn de opvang van verloren, achtergelaten, verwaarloosde, in beslag genomen of verbeurdverklaarde dieren. Het asiel tracht, in de mate van het mogelijke, de dieren die hiervoor in aanmerking komen te plaatsen en waakt erover het verblijf van de opgevangen dieren niet nodeloos te verlengen. Het fokken en het verkopen van dieren door een asiel zijn verboden. § 2. Voor soorten waarvoor geen huisvestingsnormen zijn vastgesteld, gaat de Dienst, vooraleer een erkenning wordt afgeleverd, na of de omstandigheden geschikt zijn om de op te vangen dieren te huisvesten. § 3. Diersoorten die meer gespecialiseerde kennis vereisen worden in de mate van het mogelijke, opgenomen in een dierenasiel erkend voor deze soorten.

Art. 21.§ 1. Onverminderd een eventuele verbintenis met het gemeentebestuur neemt de verantwoordelijke de hem aangeboden dieren op voor zover hij over de gepaste opvangruimte en kennis beschikt. § 2. Bij de aankomst van een dier gaat de verantwoordelijke na of dit een identificatieteken draagt.

Voor de dieren die een identificatieteken dragen : 1° neemt de verantwoordelijke in geval van verloren of zwervende dieren onverwijld de nodige stappen voor het terugvinden van de eigenaar van het dier en om deze onmiddellijk te verwittigen;2° wanneer het gaat om dieren die spontaan werden afgestaan, verzekert hij zich er van, bij de ontvangst of in ieder geval alvorens het dier uit de inrichting te verwijderen, dat de verantwoordelijke van het dier zelf instemt om dit aan het asiel af te staan. § 3. Wanneer de gezondheidstoestand of het gedrag van een dier het noodzaken of wanneer er andere redenen zijn die het plaatsen of adopteren van een dier onmogelijk maken, kan het dier gedood worden met inachtneming van zijn welzijn en in overleg met de contractdierenarts die zelf de nodige euthanasie zal uitvoeren en deze in het register zal vermelden. § 4. De verantwoordelijke houdt een overzichtsregister of een register per diersoort overeenkomstig het model in bijlage VII bij waarin wijzigingen binnen de 48 uren worden vermeld. § 5. Naast het register houdt de verantwoordelijke voor honden een individueel dossier bij dat bestaat uit drie documenten : - een afstandverklaring overeenkomstig het model in bijlage VIII A in te vullen voor de honden die door hun verantwoordelijke worden afgestaan; - een beoordelingsfiche van het gedrag in het asiel overeenkomstig het model in bijlage VIII B; - een adoptiecontract overeenkomstig het model in bijlage VIII C dat de rubrieken omvat die minimaal vermeld moeten worden.

Het eerste document bevat gegevens over de voorgeschiedenis met betrekking tot gezondheid, gedrag en omgeving van de hond die wordt afgestaan aan het asiel.

Het tweede document bevat de waarnemingen over het gedrag van de hond tijdens het verblijf van de hond in het asiel.

Het derde document bestaat uit het contract dat wordt afgesloten tussen het asiel en de adoptant van de hond.

Met uitzondering van de identiteit van de vorige eigenaars worden de gegevens die voorkomen op de afstandverklaring van een hond en de beoordelingsfiche van het gedrag in het asiel meegedeeld aan de personen die het dier willen adopteren.

Het paspoort of het vaccinatieboekje wordt aan de nieuwe verantwoordelijke van het dier meegegeven. § 6. De verantwoordelijke geeft de kandidaat adoptant raad bij de keuze van een hond door met hem de lijst door te nemen van vragen die in elk geval gesteld moeten worden vóór de verwerving van een hond en die is opgenomen in bijlage IX. Dit document wordt ter beschikking gesteld van iedere bezoeker van het dierenasiel. § 7. De documenten bedoeld in §§ 4 en 5 worden gedurende ten minste 2 jaar na het vertrek van het dier of het laatste dier bewaard. Ze mogen op geïnformatiseerde wijze worden bijgehouden, op voorwaarde dat de gegevens integraal beschikbaar blijven gedurende de bovenvermelde termijn van 2 jaar. Ze worden op elk moment ter beschikking gehouden van de controlerende overheid.

Art. 22.De bepalingen van deze onderafdeling zijn niet van toepassing op de hokken die in sommige gemeenten bestaan voor een eerste opvang in afwachting van overbrenging naar een erkend asiel.

Onderafdeling 3 : - Dierenpensions

Art. 23.§ 1. De verantwoordelijke ziet er op toe, aan de hand van het paspoort of het vaccinatieboekje, dat de aan de inrichting toevertrouwde honden en katten in orde zijn met de vaccinatie tegen de volgende ziekten : - voor honden : de ziekte van Carré, parvovirose, hepatitis contagiosa canis, bordetellose en influenza (kennelhoest) - voor katten : panleucopenie (typhus), rhinotracheitis (coryza), leucose. § 2. Het vaccinatieboekje of het paspoort vergezelt het dier tijdens zijn verblijf in de inrichting.

Art. 24.§ 1. Bij het in pension nemen van een dier sluit de verantwoordelijke met de eigenaar een overeenkomst, in tweevoud opgemaakt en getekend door beide partijen waarvan een exemplaar voor elke partij.

De overeenkomst vermeldt : - een volgnummer; - de naam, adres en het ondernemingsnummer van de inrichting; de naam, adres en telefoonnummer van de eigenaar van het dier of indien van toepassing, het ondernemingsnummer van de Kruispuntbank voor ondernemingen; - de verblijfsduur van het dier met datum van aankomst en voorziene vertrek; - de verbintenis van de verantwoordelijke van het pension om het dier afzonderlijk dan wel in groep te huisvesten, om het dier op een vooraf overeengekomen manier te voederen en om een bepaalde dierenarts te raadplegen indien nodig; - de naam, adres en telefoonnummer van een persoon gemandateerd door de eigenaar indien deze niet bereikbaar is; - de naam van het dier; - het identificatieteken van het dier of bij gebrek daaraan, het signalement; - de belangrijke eigenschappen van het dier; - de gewoonten van het dier (eetgewoonten, gedrag, ); - eventuele ziekten of aandoeningen, de te verstrekken behandelingen en, eventueel, de laatst ontvangen behandelingen; - de naam van de behandelende dierenarts.

In de overeenkomst kan tevens overeengekomen worden dat het dier onaangekondigd bezocht kan worden door de eigenaar of een door deze aangewezen persoon.

De overeenkomsten worden door de verantwoordelijke van de inrichting gedurende ten minste 6 maanden na het vertrek van het dier bewaard en zijn op elk moment ter beschikking van de controlerende overheid.

De Minister kan het model van de overeenkomst vaststellen. § 2. Rekening houdend met het feit dat de dieren zich in een niet-vertrouwde omgeving bevinden, schenken de verantwoordelijke of zijn personeel hen bijzondere aandacht, eventueel door hen vertrouwde voorwerpen (deken, mand, speelgoed) ter beschikking te stellen.

Onderafdeling 4. - Handelszaken voor dieren

Art. 25.§ 1. De verantwoordelijke van een handelszaak voor dieren waar honden of katten verhandeld worden, houdt voor elk van deze diersoorten een register bij overeenkomstig het model in bijlage X. § 2. De gegevens vermeld in § 1 worden binnen de 48 uren na elke wijziging van de toestand aangepast. Het register is op elk moment ter beschikking van de controlerende overheid en wordt ten minste 2 jaar bewaard. Het mag op geïnformatiseerde wijze worden bijgehouden, op voorwaarde dat de gegevens integraal beschikbaar blijven gedurende de bovenvermelde termijn van 2 jaar.

Art. 26.§ 1. In de handelszaken die open zijn voor het publiek wordt, voor andere dieren dan honden, katten, fretten, konijnen, cavia's, hamsters, muizen en ratten de correcte wetenschappelijke naam op leesbare wijze aangebracht op de verblijven waarin ze worden gehouden.

Wanneer een gewone naam bestaat, wordt deze eveneens vermeld minstens in de taal van de regio waar het dier wordt verhandeld.

De Minister kan de te hanteren taxonomische lijsten of referentiewerken aanduiden. § 2. In de handelszaken die open zijn voor het publiek worden geen dieren tentoongesteld die niet verkocht mogen worden. § 3. Honden en katten worden niet in het uitstalraam van de winkel of op het voetpad vóór de winkel tentoongesteld. § 4. Elke soort van reptielen of amfibieën wordt tenminste door zijn wetenschappelijke naam geïdentificeerd. Verder is voor elke soort een beschrijving van de aanbevolen huisvestingsvoorwaarden ter beschikking met betrekking tot : 1° dag- en nachttemperatuur;2° vochtigheidsgraad overdag en 's nachts;3° type van vivarium en minimumafmetingen ervan in functie van de gehouden soort. § 5. voor elke soort reptielen en amfibieën wordt ook vermeld : 1° de oorsprong (land van herkomst, gekweekt in gevangenschap of gevangen in de natuur);2° het biotoop;3° het beschermingsstatuut (CITES);4° de voeding van adult en juveniel;5° de maximumgrootte van het adult;6° eventueel de graad van vereiste kennis van de kopers. § 6. Elke vissoort wordt tenminste door zijn wetenschappelijke naam geïdentificeerd. Verder is voor elke vissoort een beschrijving van de aanbevolen huisvestingsvoorwaarden ter beschikking met betrekking tot : 1° het zoutgehalte of de dichtheid in geval van zeewater;2° de pH in geval van zoet water;3° de hardheid (gH en kH) of geleidbaarheid voor zoet water;4° de temperatuur van het water. Een dichtheidsmeter, een systeem om de pH te meten, een thermometer en een geleidbaarheidsmeter worden ter beschikking gehouden van de klanten en de controlerende overheid. § 7. Geen enkele vis uit een aquarium dat zieke vissen bevat of in serie verbonden is met een aquarium waarin zich zieke vissen bevinden, mag verkocht worden. § 8. De Minister kan nadere regels vaststellen voor wat betreft de voorwaarden voor de tentoonstelling van verschillende soorten van dieren in handelszaken voor dieren. HOOFDSTUK IV. - Voorwaarden voor het verhandelen van dieren Afdeling 1. - Algemene voorwaarden voor het verhandelen van dieren

Art. 27.§ 1. Verboden is de verhandeling van : - dieren met duidelijke ziektesymptomen of aangeboren zichtbare gebreken; - frauduleus ingevoerde dieren en illegaal gehouden dieren; - niet of te vroeg gespeende zoogdieren; - dieren die een niet toegestane amputatie hebben ondergaan, behalve indien de ingreep werd verricht vóór het verbod van kracht werd. § 2. De verkoop van zwervende, verloren of achtergelaten dieren is verboden. § 3. De verantwoordelijke van een dier mag geen valse informatie verstrekken over ondermeer de leeftijd, de afkomst of de benaming van een te koop aangeboden dier, noch mag hij bedrieglijke publiciteit voeren om de verkoop van een dier te bevorderen.

Art. 28.Het is verboden om honden of katten te verhandelen : - die jonger zijn dan 7 weken; - die niet overeenkomstig de wettelijke voorschriften werden geïdentificeerd en geregistreerd; zonder overeenstemmend wettelijk voorgeschreven identificatie- en registratiedocument. Afdeling 2. - Bijzondere voorwaarden voor verhandeling van dieren door

de inrichtingen Onderafdeling 1. - Algemene voorwaarden

Art. 29.§ 1. De verantwoordelijke van een kwekerij of een handelszaak geeft aan de koper-particulier de nodige richtlijnen met betrekking tot voeding, huisvesting en verzorging van het dier. Aan de koper wordt op zijn verzoek een gedateerd overdrachtsbewijs overhandigd waarop datum, naam van de verkoper en van de koper, soort en aantal dieren vermeld zijn. § 2. De Minister kan de soorten, taxa of categorieën van dieren aanduiden waarvoor de richtlijnen bedoeld in § 1 schriftelijk verstrekt moeten worden en de inhoud of uitwerkingsvoorwaarden van deze richtlijnen vaststellen. § 3. De verantwoordelijke van een erkende inrichting hangt het in artikel 2, § 7, bedoelde erkenningscertificaat op zichtbare wijze uit in zijn inrichting. § 4. Indien de Dienst (een) gezondheids- of welzijnproble(e)m(en) vaststelt, kan deze een hogere frequentie van bezoeken van de contractdierenarts opleggen dan deze bepaald in artikel 6, § 1, en de nodige maatregelen treffen om de verspreiding van besmettelijke ziekten of lijden te beperken, met inbegrip van een opschorting van de handel.

Onderafdeling 2. - Bijzondere voorwaarden voor het verhandelen van honden en katten

Art. 30.De verantwoordelijke van de kwekerij of handelszaak geeft bij de verkoop van een hond of een kat een waarborg over de gezondheid van het dier.

Daartoe overhandigt hij de koper een behoorlijk ingevuld garantiecertificaat dat overeenstemt met het model in bijlage XI. Een exemplaar van dit certificaat wordt gedurende ten minste 6 maanden door de verkoper bewaard.

Onverminderd de rechten die de koper zou kunnen laten gelden overeenkomstig de geldende wettelijke rechtsmiddelen, en meer bepaald de artikelen 1641 en volgende van het Burgerlijk Wetboek, laat de garantie aan de koper de keuze tussen de terugbetaling van de verkoopprijs, de vervanging van het dier of de gedeeltelijke terugbetaling van het dier volgens de voorwaarden uiteengezet in het certificaat.

Bij aankoop van een hond of kat door de beheerder van een erkende handelszaak voor dieren kan deze de verkoper ontheffen van de verplichting om aan hem een garantiecertificaat af te leveren.

Art. 31.§ 1. Wanneer het om de verhandeling van een hond gaat, worden de richtlijnen zoals bepaald in artikel 29, § 1, schriftelijk meegegeven aan de koper, vergezeld van gepaste schriftelijke richtlijnen goedgekeurd door de Dienst, met betrekking tot de opvoeding van de hond. § 2. De verantwoordelijke van de inrichting geeft de kandidaat koper raad bij de keuze van een hond door met hem de lijst door te nemen van vragen die in elk geval gesteld moeten worden vóór de verwerving van een hond en die is opgenomen in bijlage IX. Dit document wordt ter beschikking gesteld van iedere bezoeker van de inrichting.

Art. 32.§ 1. In de erkende inrichtingen, kan de Minister, de vaccinatie van honden en katten verplichten tegen de ziekten die hij bepaalt. § 2. De Minister kan maatregelen nemen om bepaalde ziekten in de inrichtingen op te sporen en uit te roeien. Hij kan de methoden en de diagnostische tests vaststellen om deze ziekten aan te tonen.

Art. 33.§ 1. In alle publiciteit voor de verhandeling van honden of katten in de al dan niet gespecialiseerde pers vermeldt de beheerder van een erkende inrichting, zijn ondernemingsnummer. § 2. In alle publiciteit voor de verkoop van honden in de gespecialiseerde pers vermeldt de verantwoordelijke van een dier, het identificatienummer van elk van de pups of van het moederdier. § 3. Voor de aankondigingen die gepubliceerd worden op internet gelden dezelfde voorwaarden als voor deze die geplaatst worden in de pers. § 4. Onder gespecialiseerde pers of gespecialiseerde website wordt begrepen, een tijdschrift of een website die een gewaarborgd minimum aan regelmatig aangepaste redactionele inhoud omvat in verband met het houden, het kweken of het verhandelen van dieren en waarvan de aankondigingen uitsluitend de verkoop betreffen van dieren of van voorwerpen die hiermee rechtstreeks verband houden.

Onderafdeling 3. - Bijzondere voorwaarden voor het verhandelen van andere dieren

Art. 34.De Minister kan bijzondere voorwaarden vaststellen voor de verhandeling van andere dieren dan honden en katten. HOOFDSTUK V. - Overgangsbepalingen

Art. 35.De erkenningen verleend door de Minister in toepassing van het Koninklijk besluit van 17 februari 1997 houdende erkenningvoorwaarden voor hondenkwekerijen, kattenkwekerijen, dierenasielen, dierenpensions en handelszaken voor dieren, en de voorwaarden inzake de verhandeling van dieren blijven geldig tot hun vervaldatum.

Art. 36.§ 1. De inrichtingen in activiteit die op het ogenblik van de inwerkingtreding van artikel 6 van dit besluit, geen contract met een erkende dierenarts hebben omdat ze geen honden of katten hielden, sluiten een dergelijk contract met een erkende dierenarts en zenden binnen de acht dagen na inwerkingtreding van deze beschikkingen, een kopie hiervan aan de Dienst. § 2. In afwijking van artikel 2, § 6, kan de Dienst een voorlopige erkenning afleveren. De voorlopige erkenning vervalt zodra de Minister een beslissing over de erkenningaanvraag genomen heeft overeenkomstig artikel 2, § 6. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 37.Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de derde maand volgend op die gedurende welke het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt, uitgezonderd hoofdstuk III « Voorwaarden voor de erkenning van inrichtingen » dat in werking treedt de twaalfde maand volgend op die gedurende welke het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Art. 38.Het koninklijk besluit van 17 februari 1997 houdende erkenningvoorwaarden voor hondenkwekerijen, kattenkwekerijen, dierenasielen, dierenpensions en handelszaken voor dieren, en de voorwaarden inzake de verhandeling van dieren wordt opgeheven op de eerste dag van de derde maand volgend op die gedurende welke dit besluit in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt uitgezonderd hoofdstuk III « Voorwaarden voor de erkenning van inrichtingen » dat opgeheven wordt de twaalfde maand volgend op die gedurende welke dit besluit in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Art. 39.Onze minister bevoegd voor volksgezondheid, Onze minister van Binnenlandse Zaken, Onze minister van Middenstand, Onze minister van Economie en Onze minister van Consumentenzaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 27 april 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Economie, M. VERWILGHEN De Minister van Consumentenzaken, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 27 april 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Economie, M. VERWILGHEN De Minister van Consumentenzaken, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 27 april 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Economie, M. VERWILGHEN De Minister van Consumentenzaken, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 27 april 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Economie, M. VERWILGHEN De Minister van Consumentenzaken, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 27 april 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Economie, M. VERWILGHEN De Minister van Consumentenzaken, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 27 april 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Economie, M. VERWILGHEN De Minister van Consumentenzaken, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 27 april 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Economie, M. VERWILGHEN De Minister van Consumentenzaken, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 27 april 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Economie, M. VERWILGHEN De Minister van Consumentenzaken, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 27 april 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Economie, M. VERWILGHEN De Minister van Consumentenzaken, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 27 april 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Economie, M. VERWILGHEN De Minister van Consumentenzaken, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 27 april 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Economie, M. VERWILGHEN De Minister van Consumentenzaken, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 27 april 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Middenstand, Mevr.S. LARUELLE De Minister van Economie, M. VERWILGHEN De Minister van Consumentenzaken, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 27 april 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Economie, M. VERWILGHEN De Minister van Consumentenzaken, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE

^