Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 24 november 2022
gepubliceerd op 01 maart 2023

Besluit van de Waalse regering van 24 november 2022 betreffende de erkenningsvoorwaarden voor inrichtingen voor dieren en de voorwaarden inzake het houden en de verhandeling van dieren

bron
waalse overheidsdienst
numac
2023030526
pub.
01/03/2023
prom.
24/11/2022
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

24 NOVEMBER 2022. - Besluit van de Waalse regering van 24 november 2022 betreffende de erkenningsvoorwaarden voor inrichtingen voor dieren en de voorwaarden inzake het houden en de verhandeling van dieren


De Waalse Regering, Gelet op het Waalse Dierenwelzijnwetboek, de artikelen D.8, § 2, D.28, § 1°, § 3 et § 5, D.29, § 3, D.30, § 1 en § 2, D.43;

Gelet op Boek I van het Milieuwetboek, inzonderheid op artikel D.148;

Gelet op het koninklijk besluit van 27 april 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 27/04/2007 pub. 06/07/2007 numac 2007022825 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit houdende erkenningsvoorwaarden voor inrichtingen voor dieren en de voorwaarden inzake de verhandeling van dieren sluiten houdende erkenningsvoorwaarden voor inrichtingen voor dieren en de voorwaarden inzake de verhandeling van dieren, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 september 2007, 18 maart 2009, 15 november 2010 en bij de besluiten van de Waalse Regering van 11 mei 2017 en 7 februari 2020: Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 24 juli 2018Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 24/07/2018 pub. 12/10/2018 numac 2018205201 bron waalse overheidsdienst Besluit van de Waalse Regering betreffende de erkenning van de dierentuinen en tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de Waalse Dierentuinencommissie sluiten betreffende de erkenning van de dierentuinen en tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de Waalse Dierentuinencommissie.

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 23 maart 2017Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 23/03/2017 pub. 31/03/2017 numac 2017011433 bron waalse overheidsdienst Besluit van de Waalse Regering tot vaststelling van de regels inzake reclame met het oog op de verhandeling van diersoorten sluiten tot vaststelling van de regels inzake reclame met het oog op de verhandeling of de schenking van diersoorten;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 15 december 2016Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 15/12/2016 pub. 02/01/2017 numac 2016206489 bron waalse overheidsdienst Besluit van de Waalse Regering betreffende de sterilisatie van huiskatten sluiten betreffende de sterilisatie van huiskatten;

Gelet op het rapport van 10 juni 2021 opgesteld overeenkomstig artikel 3, 2°, van het decreet van 11 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 11/04/2014 pub. 06/06/2014 numac 2014203532 bron waalse overheidsdienst Decreet houdende uitvoering van de resoluties van de Vrouwenconferentie van de Verenigde Naties die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen sluiten houdende uitvoering van de resoluties van de Vrouwenconferentie van de Verenigde Naties die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 5 juli 2021;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 8 juli 2021;

Gelet op het advies van de Raad voor Dierenwelzijn, gegeven op 9 mei 2014;

Gelet op de adviezen van de "Conseil wallon du bien-être des animaux" (Waalse raad voor dierenwelzijn), gegeven op 1 december 2016, 12 juni 2019 en 21 februari 2022;

Gelet op het advies nr. 115/2022 van de Gegevensbeschermingsautoriteit, gegeven op 3 juni 2022;

Gelet op het advies nr. 71.767/2/V van de Raad van State, gegeven op 4 augustus 2022, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, Gelet op de kennisgeving van 25 juli 2022 uit hoofde van Richtlijn 2015/1535/EG en het ontbreken van een officiële reactie van de Europese Commissie en de lidstaten tijdens de status-quoperiode die op 26 oktober 2022 is verstreken;

Gelet op het verslag dat de Waalse parlementsleden Philippe Dodrimont en Isabelle Moinnet op 28 februari 2019 bij de minister van Dierenwelzijn hebben ingediend over de Waalse fokkerijen; dat dit verslag volgt op een parlementaire reflectiemissie over de hondenfokkerijen in Wallonië, die door de Minister van Dierenwelzijn is toevertrouwd;

Overwegende dat de regelgeving betreffende de erkenning van inrichtingen en het in de handel brengen van dieren moet worden aangepast om gevolg te geven aan de problemen die bij de veldcontroles zijn geconstateerd;

Overwegende dat uit de bevindingen blijkt dat het uiterst ingewikkeld is om de kwaliteit van de omstandigheden waaronder honden en katten in het buitenland worden gefokt, vast te stellen en over betrouwbare garanties ter zake te beschikken;

Overwegende dat het even ingewikkeld is om ervoor te zorgen dat tijdens het vervoer ervan aan de voorwaarden wordt voldaan;

Overwegende dat het besluit tot doel heeft te garanderen dat dieren die op het grondgebied van Wallonië worden verkocht, worden gefokt in omstandigheden die in overeenstemming zijn met het dierenwelzijn ;

Op de voordracht van de Minister van Dierenwelzijn;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder: 1° het Wetboek: het Waalse Dierenwelzijnwetboek ;2° de identificatiegegevens : het ras, het geslacht, de geboortedatum, de haarkleur en de vachtsoort en, in voorkomend geval, het identificatieteken en het sterilisatiestatuut van het dier;3° een bewegingsruimte: een binnen- of buitenruimte waar de dieren hun fysiologische en ethologische behoeften kunnen uiten;4° een hobbyfokkerij: een fokkerij die maximaal vijf nesten honden of katten per jaar voortbrengt;5° een occasionele fokkerij: een fokkerij die maximaal één nest honden of katten per jaar voortbrengt;6° een professionele fokkerij: een fokkerij die meer dan vijf nesten honden of katten per jaar voortbrengt;7° een inrichting : naar gelang van het geval, occasionele fokkerij, hobbyfokkerij, professionele fokkerij, pension, handelszaak of asiel;8° een deskundige : een onafhankelijke dierenarts ingeschreven in de lijst van de Orde bedoeld in de wet van 19 december 1950Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/1950 pub. 09/02/2012 numac 2012000069 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot instelling van de Orde der dierenartsen sluiten tot instelling van de Orde der Dierenartsen;9° tussenpersoon voor de verhandeling of schenking van honden of katten: de persoon die voor eigen rekening of voor rekening van anderen honden of katten geboren uit de productie van een derde te koop of te schenking aanbiedt;10° een afzonderingslokaal: een ruimte bestemd voor de verwijdering van zieke of pas aangekomen dieren;11° een verzorginglokaal: een lokaal voor onderzoek, verzorging en kleine diergeneeskundige ingrepen;12° het paspoort: het document bedoeld in artikel 21, § 1, van verordening (EU) nr.576/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 998/2003.". 13° de verantwoordelijke van de inrichting: de persoon die belast is met een functie of die bevoegd is beslissingen te nemen in de inrichting;14° de Dienst: de directie van de Waalse Overheidsdienst Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu die bevoegd is voor het dierenwelzijn of de natuurlijke of rechtspersoon die is aangewezen om de Dienst te vertegenwoordigen;15° de contractdierenarts : een dierenarts, of zijn in onderling overleg aangewezen plaatsvervanger, ingeschreven in de lijst van de Orde bedoeld in de wet van 19 december 1950Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/1950 pub. 09/02/2012 numac 2012000069 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot instelling van de Orde der dierenartsen sluitentot instelling van de Orde der Dierenartsen. HOOFDSTUK 2. - Registratie van inrichtingen

Art. 2.§ 1. De Minister kan de modaliteiten van een registratieprocedure vaststellen voor de volgende inrichtingen: 1° het fokken van kleine knaagdieren, konijnen, fretten, vogels, vissen, reptielen en amfibieën, met het oog op de verkoop ervan aan particulieren;2° pensions voor kleine knaagdieren, konijnen, fretten, vogels, vissen, reptielen en amfibieën. § 1. De in § 1 bedoelde inrichtingen moeten voldoen aan de in bijlage 13 bedoelde normen. HOOFDSTUK 3. - Erkenning van inrichtingen

Art. 3.Alle inrichtingen moeten vóór hun opening worden erkend overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.

Art. 4.Per postadres wordt slechts één erkenning voor een inrichting afgegeven.

In afwijking van lid 1 kunnen op hetzelfde postadres worden afgegeven: 1° een erkenning voor het occasioneel of hobbymatig of professioneel fokken van honden en een erkenning voor het occasioneel of hobbymatig of professioneel fokken van katten;2° een erkenning voor het occasioneel of hobbymatig of professioneel fokken van honden en een erkenning voor het occasioneel of hobbymatig of professioneel fokken van katten en een erkenning voor een pension;3° een erkenning voor een asiel en een erkenning voor een pension;4° een erkenning voor een handelszaak en een pensionregistratie voor kleine knaagdieren, konijnen, fretten, vogels, vissen, reptielen of amfibieën. Het verlenen van een erkenning voor een bepaalde fokcategorie beëindigt elke andere voor dezelfde diersoort verleende fokvergunning.

Voor elke erkenning wordt een afzonderlijke aanvraag ingediend. HOOFDSTUK 4 - Procedure voor de erkenning van inrichtingen Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen

Onderafdeling 1. - Retributie

Art. 5.De beheerder betaalt de in artikel D.30, § 2, van het Wetboek bedoelde retributie.

Het bedrag van de retributie is : 1° voor een occasionele fokkerij:50 euro ;2° voor een hobbyfokkerij: 250 euro ;3° voor een professionele fokkerij:500 euro ;4° voor een handelszaak:500 euro ;5° voor een pension: 250 euro. Het bedrag wordt op 1 januari van elk jaar geïndexeerd op basis van het indexcijfer van de consumptieprijzen van de voorgaande maand oktober. Zij zijn gekoppeld aan de spilindex voor oktober 2022.

Asielen zijn vrijgesteld van het betalen van de retributie.

Onderafdeling 2. - Middelen om documenten van een vaste datum te voorzien en termijnberekening

Art. 6.Om de documenten een definitieve datum te geven, worden zij op een van de volgende wijzen verzonden: 1° bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst;2° via elke soortgelijke formule waarmee vaste datum aan de verzending en aan de ontvangst van de akte gegeven kan worden, ongeacht de distributiedienst ;3° de afgifte van een akte tegen ontvangstbewijs.4° langs elektronische weg. De verzending moet uiterlijk op de vervaldatum plaatsvinden.

De dag van ontvangst van een akte die de begindatum van een termijn is, wordt niet meegerekend.

In afwijking van lid 4 geldt, wanneer de verzending langs elektronische weg wordt verzonden en de dag van verzending een zaterdag, zondag of feestdag is, als aanvangsdag van ontvangst van de verzending de eerstvolgende werkdag.

De vervaldag wordt in de termijn meegerekend. Als de termijn op een zaterdag, zondag of feestdag verstrijkt, wordt de vervaldag tot de volgende werkdag verlengd. Afdeling 2. - Occasionele fokkerij

Art. 7.§ 1. De erkenningsaanvraag wordt door de beheerder van de occasionele fokkerij bij de dienst ingediend met behulp van het formulier in bijlage 1, naar behoren ingevuld en ondertekend. § 2. De aanvraag omvat de volgende documenten: 1° een exemplaar van de in artikel 79 bedoelde veterinaire overeenkomst, waarvan het model in bijlage 2 staat;2° een kopie van het bezoekverslag van de inrichting, waarvan het model is opgenomen in bijlage 3, naar behoren ingevuld en ondertekend in de maand voorafgaand aan de aanvraag tot erkenning door de contractdierenarts, met vermelding van zijn bevindingen inzake de gezondheid, het welzijn en de socialisatie van de dieren, hun verblijfsomstandigheden en inzake het personeel dat betrokken is bij hun verzorging en socialisatie;3° een lijst met de identificaties van de fokdieren van de in het officiële registratieplatform voor honden of het officiële registratieplatform voor katten geregistreerde fokdieren;4° het bewijs van betaling van de in artikel 5 bedoelde retributie. Indien de aanvrager nog niet over dieren beschikt, mag hij de in de punten 2 en 3 van het vorige lid bedoelde documenten niet bij zijn erkenningsaanvraag voegen. § 3. Wanneer bij de aanvrager een overtreding als bedoeld in artikel 105 van het Wetboek is vastgesteld of een eerdere vergunningsaanvraag is afgewezen, voegt hij bij de vergunningsaanvraag het bewijs dat corrigerende maatregelen zijn genomen of dat aan de voorschriften is voldaan.

Art. 8.§ 1. De erkenningsaanvraag is niet-ontvankelijk wanneer : 1° de Dienst eerder een overtreding overeenkomstig artikel 105 van het Wetboek heeft vastgesteld en de aanvrager niet aantoont dat er corrigerende maatregelen zijn genomen;2° de inrichting eerder is geweigerd en de aanvrager niet aantoont dat hij gevolg heeft gegeven aan de opmerkingen die tot de weigering hebben geleid; 3° de aanvrager is onderworpen aan het verbod bedoeld in artikel D.29, § 1, tweede lid, van het Wetboek; 4° de aanvrager die, overeenkomstig de artikelen D.180, D.189, D.198, § 5, en D.199, van het decreetgedeelte van Boek I van het Milieuwetboek, een verbod heeft om een of meer dieren te houden; 5° de aanvrager die, overeenkomstig de artikelen D.180, D.189, D.198, § 5, en D.199, van het decreetgedeelte van Boek I van het Milieuwetboek, onderworpen is aan een intrekking van de vergunning voor het houden van een dier bedoeld in artikel D.6 van het Wetboek. § 2. Binnen 20 werkdagen na ontvangst van de aanvraag : 1° indien de aanvraag onvolledig is, stuurt de Dienst de aanvrager een lijst van de ontbrekende documenten en vermeldt dat de procedure opnieuw begint vanaf de datum van ontvangst ervan.De aanvrager heeft 30 dagen om de aanvraag in te vullen. Anders wordt het verzoek niet-ontvankelijk verklaard; 2° als de aanvraag volledig is, stuurt de Dienst de aanvrager een ontvangstbewijs met de vermelding dat de aanvraag volledig is;3° indien de aanvraag onontvankelijk is overeenkomstig § 1, stelt de Dienst de aanvrager in kennis van de onontvankelijkheidsbeslissing.

Art. 9.De dienst beslist over de aanvraag tot goedkeuring binnen 30 dagen na de ontvangstbevestiging waarin staat dat de aanvraag volledig is.

De beslissing wordt aan de aanvrager meegedeeld. Een kopie van de beslissing wordt ter informatie toegezonden aan het gemeentebestuur en de contractdierenarts.

De erkenning geldt voor een periode van zes jaar. Zij kan worden verlengd na indiening van een nieuwe aanvraag overeenkomstig artikel 7.

Art. 10.Elke wijziging van een contractdierenarts moet binnen een maand worden gemeld door een kopie van het nieuwe contract aan de Dienst terug te sturen. Afdeling 3. - Hobbyfokkerij, professionele fokkerij, handelszaak,

pension, asiel

Art. 11.§ 1. De erkenningsaanvraag wordt door de beheerder van de hobbyfokkerij, de professionele fokkerij, de handelszaak, het pension of het asiel bij de dienst ingediend met gebruikmaking van het formulier in bijlage 1, dat naar behoren is ingevuld en ondertekend. § 2. De aanvraag omvat de volgende documenten: 1° een algemeen plan van de inrichting waarop de functie van de bedrijfsruimten en de afmetingen van de hokken of voorzieningen en, in voorkomend geval, de afmetingen van de voor de dieren toegankelijke buitenruimten zijn aangegeven ;2° een exemplaar van de in artikel 79 bedoelde veterinaire overeenkomst, waarvan het model in bijlage staat;3° een kopie van het bezoekverslag van de inrichting, waarvan het model is opgenomen in bijlage, naar behoren ingevuld en ondertekend in de maand voorafgaand aan de aanvraag tot erkenning door de contractdierenarts, met vermelding van zijn bevindingen inzake de gezondheid, het welzijn en de socialisatie van de dieren, hun verblijfsomstandigheden en inzake het personeel dat betrokken is bij hun verzorging en socialisatie;4° een lijst met de identificaties van de fokdieren van de in het officiële registratieplatform voor honden of het officiële registratieplatform voor katten geregistreerde fokdieren;5° voor de dierenasielen, een kopie van de statuten van de vereniging bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad;6° voor fokkerijen, pensions en asielen, een afschrift van de procedure, die de maatregelen en verbintenissen omvat die zijn genomen om te voldoen aan de verplichting van toegang tot een bewegingsruimte, bedoeld in artikel 47, § 1;7° voor fokkerijen, het herindelingsplan bedoeld in artikel 86, § 4 8° voor fokkerijen, handelszakken en pensions, het bewijs van betaling van de in artikel 5 bedoelde retributie;9° een kopie van de opleidingscertificaten van de in de inrichting werkzame personen. Indien de aanvrager nog niet over dieren beschikt, mag hij de in de punten 3° en 4° van het vorige lid bedoelde documenten niet bij zijn erkenningsaanvraag voegen. § 3. Wanneer bij de aanvrager een overtreding als bedoeld in artikel 105 van het Wetboek is vastgesteld of een eerdere vergunningsaanvraag is afgewezen, voegt hij bij de vergunningsaanvraag ook het bewijs dat corrigerende maatregelen zijn genomen of dat aan de voorschriften is voldaan.

Art. 12.§ 1. De erkenningsaanvraag is niet-ontvankelijk wanneer : 1° de Dienst eerder een overtreding overeenkomstig artikel 105 van het Wetboek heeft vastgesteld en de aanvrager niet aantoont dat er corrigerende maatregelen zijn genomen;2° de inrichting eerder is geweigerd en de aanvrager niet aantoont dat hij gevolg heeft gegeven aan de opmerkingen die tot de weigering hebben geleid; 3° de aanvrager is onderworpen aan het verbod bedoeld in artikel D.29, § 1, tweede lid, van het Wetboek; 4° de aanvrager die, overeenkomstig de artikelen D.180, D.189, D.198, § 5, en D.199, van het decreetgedeelte van Boek I van het Milieuwetboek, een verbod heeft om een of meer dieren te houden; 5° de aanvrager die, overeenkomstig de artikelen D.180, D.189, D.198, § 5, en D.199, van het decreetgedeelte van Boek I van het Milieuwetboek, onderworpen is aan een intrekking van de vergunning voor het houden van een dier bedoeld in artikel D.6 van het Wetboek. § 2. Binnen 20 werkdagen na ontvangst van de aanvraag : 1° indien de aanvraag onvolledig is, stuurt de Dienst de aanvrager een lijst van de ontbrekende documenten en vermeldt dat de procedure opnieuw begint vanaf de datum van ontvangst ervan.De aanvrager heeft 30 dagen om de aanvraag in te vullen. Anders wordt het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. 2° als de aanvraag volledig is, stuurt de Dienst een brief om de aanvrager te informeren : a) van de ontvangst van een ontvankelijke en volledige aanvraag ;b) van een voorlopig erkenningsnummer en de mogelijkheid om met de activiteit te beginnen;c) van een bezoek van de dienst om na te gaan of de inrichting voldoet aan de in dit besluit bedoelde erkenningsvoorwaarden;d) van de bepalingen van artikel 14, § 1 ;e) van het feit dat de krachtens dit besluit verleende goedkeuring hem niet ontslaat van de verplichting de nodige maatregelen te nemen om te voldoen aan de wetgeving inzake milieuvergunningen of globale vergunningen, noch van de verplichting zich in te schrijven bij de Kruispuntbank der Ondernemingen;3° indien de aanvraag onontvankelijk is overeenkomstig § 1, stelt de Dienst de aanvrager in kennis van de onontvankelijkheidsbeslissing. § 1. Aan het einde van het bezoek van de dienst brengt de dienst een bezoekverslag uit dat het volgende bevat: 1° hetzij een gunstig advies indien wordt vastgesteld dat de inrichting voldoet aan de in dit besluit bedoelde erkenningsvoorwaarden;2° hetzij een gereserveerd advies indien tijdens het bezoek van de Dienst kleine tekortkomingen worden vastgesteld.De beheerder wordt verzocht binnen de door de dienst gestelde termijn aan de eisen te voldoen en het bewijs daarvan te leveren.

Wanneer de beheerder de dienst meedeelt dat aan de eisen is voldaan, kan de dienst een nieuw bezoek afleggen.

Indien de beheerder aan het einde van de in lid 1 bedoelde termijn niet op deze uitnodiging heeft gereageerd of onvoldoende geachte informatie heeft verstrekt, brengt de dienst een ongunstig advies uit; 3° hetzij een ongunstig advies indien tijdens het bezoek van de Dienst belangrijke tekortkomingen worden vastgesteld.

Art. 13.§ 1 De Dienst kan een procedure voor overheidsopdrachten houden om geschikte deskundigen aan te stellen voor het uitvoeren van het in het vorige artikel bedoelde bezoek.

In toepassing van artikel D.148 en artikel R.87 van Boek I van het Milieuwetboek, worden de deskundigen belast met controleopdrachten betreffende de naleving van de erkenningsvoorwaarden van dit besluit, en in het bijzonder : 1° de bijlagen 12 en 13;2° de overeenstemming in geval van weigering, intrekking of opschorting van de erkenning;3° de veterinaire opvolging van de inrichting, met name de naleving van de bepalingen van artikel 79. De nauwkeurige beschrijving van de gevraagde taken, de plaats waar deze moeten worden uitgevoerd en de communicatiemiddelen tussen de deskundige en de Dienst zullen door de Dienst aan de deskundige worden meegedeeld. De deskundige handelt op instructie van de Dienst, die hem de informatie verstrekt die nodig is voor de goede uitvoering van zijn controleopdrachten. § 2. De deskundige, in het kader van de uitvoering van zijn controleopdrachten : 1° wanneer de bezoek-opdracht eenmaal door de deskundige is aanvaard, is laatstgenoemde gehouden tot denaleving van de bepalingen en de procedures vastgesteld in de reglementering, de aanwijzingen, evenals tot de naleving van de uren die worden opgelegd met het oog op de continuïteit van de openbare dienstverlening;2° brengt de Dienst onverwijld op de hoogte van elke wijziging van zijn kwalificaties, vereist in de dienstverleningsovereenkomst om zijn opdracht uit te voeren 3° neemt deel aan de vormingen aangewezen door de Dienst om permanent te beschikken over de nodige technische kennis en kwalificaties; 4° weigert elke opdracht die hem in een situatie van belangenconflict zou plaatsen, d.w.z. een situatie waarin een deskundige directe of indirecte persoonlijke belangen heeft die van invloed zouden kunnen zijn op de wijze waarop hij zijn taken en de hem door de Dienst toevertrouwde verantwoordelijkheden uitoefent. De (on)rechtstreekse belangen wijzen op ieder voordeel dat voor de expert kan bestaan of ten gunste van personen of organisatie waarmee hij zakenrelaties onderhoudt, zijn familie of naaste personen; 5° is te allen tijde gehouden tot een strikte terughoudendheid betreffende de gegevens waarvan hij kennis heeft in het voltooien van de taken die zijn opdracht vormen, betreffende de gegevens die betrekking hebben op de Dienst en het beheer ervan, evenals op de inrichtingen waar hij zijn activiteiten uitoefent in het kader van de opdracht en op hun bedrijfsvoering;6° is burgerlijk aansprakelijk voor de geleverde diensten.

Art. 14.§ 1. De minister of zijn afgevaardigde, aangewezen als directeur van de dienst, neemt binnen acht maanden na ontvangst van de volledige aanvraag een besluit tot verlening of weigering van de erkenning op basis van het (de) bezoekverslag(en) van de dienst of zijn afgevaardigde.

Wanneer de Dienst met toepassing van artikel 12, § 3, 2°, een termijn voor overeenstemming heeft toegekend, wordt de termijn voor de beslissing van de Minister of zijn afgevaardigde met twee maanden verlengd. § 2. Wanneer de Minister of zijn afgevaardigde een beslissing tot goedkeuring neemt, geeft hij een certificaat van erkenning af. De erkenning geldt voor een periode van tien jaar.

Voor de erkenning kunnen beperkingen gelden ten aanzien van de soorten, het aantal dieren en de constructies die mogen worden gebruikt. § 3. Wanneer de minister of zijn afgevaardigde een beslissing neemt om de erkenning te weigeren, stelt hij de beheerder daarvan zo spoedig mogelijk per aangetekende brief in kennis, met vermelding van: 1° de datum van het verstrijken van de voorlopige erkenning om de stopzetting van de activiteit te organiseren ;2° de noodzaak om gevolg te geven aan de opmerkingen die aan de weigering ten grondslag liggen, alvorens een nieuwe aanvraag om erkenning in te dienen. § 4. In alle gevallen maakt het besluit tot verlening of weigering van een definitieve erkenning een einde aan de voorlopige erkenning. § 5. De Minister of zijn afgevaardigde deelt elke beslissing tot verlening of weigering van de erkenning en een afschrift van het erkenningscertificaat mee aan de gemeente van de plaats waar de inrichting zich bevindt.

Art. 15.Hiervoor wordt een nieuwe erkenningsaanvraag ingediend: 1° de verandering van fokcategorie als bedoeld in artikel 1, 4°, 5° en 6° ;2° uitbreiding tot andere categorieën van dieren dan die op grond waarvan de oorspronkelijke erkenning is verleend;3° de uitbreiding of belangrijke wijzigingen van de inrichting ten opzichte van het algemene plan op basis waarvan de oorspronkelijke erkenning is verleend;4° de verandering van beheerder.

Art. 16.Indien de beheerder zijn erkenning wenst te verlengen, dient hij uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de erkenning een nieuwe aanvraag overeenkomstig de artikelen 11, 12 en 14 bij de dienst in.

In het kader van een aanvraag om verlenging van een erkenning en in afwijking van artikel 12 is een bezoek aan de dienst niet verplicht.

Art. 17.De beheerder stelt de Dienst ten minste 30 dagen van tevoren in kennis van elke stopzetting van de exploitatie van de inrichting, behalve in geval van overmacht.

De stopzetting van de exploitatie van de inrichting beëindigt onmiddellijk de erkenning. Afdeling 4. - Controle van inrichtingen en sancties

Art. 18.§ 1. Onverminderd één of meer inbreuken op het Wetboek of op een ter uitvoering daarvan gegeven bevel, vastgesteld overeenkomstig deel VIII van Boek I van het Milieuwetboek, stelt de Dienst de beheerder onmiddellijk per aangetekend schrijven in kennis wanneer deze niet voldoet aan de erkenningsvoorwaarden van hoofdstuk III en deelt hem mee dat de Minister een beslissing tot schorsing of intrekking van de erkenning kan nemen.

De beheerder beschikt over een termijn van vijftien dagen na ontvangst van de brief waarin hem wordt meegedeeld dat hij niet heeft voldaan aan de in hoofdstuk III vastgestelde vergunningsvoorwaarden om zijn opmerkingen en verweermiddelen bij een aan de dienst gerichte aangetekende brief kenbaar te maken.

Bij het verstrijken van de in het vorige lid bedoelde termijn zendt de Dienst de Minister een met redenen omkleed voorstel tot schorsing met een termijn voor de overeenstemming of intrekking.

De dienst stelt de Minister per aangetekende brief met ontvangstbevestiging in kennis van de door hem ondertekende beslissing tot opschorting of intrekking van de erkenning. Een kopie van de kennisgeving wordt ter informatie toegezonden aan het gemeentebestuur en de contractdierenarts.

Indien niet binnen de gestelde termijn aan de eisen wordt voldaan, zendt de dienst de Minister een met redenen omkleed voorstel tot intrekking van de erkenning. § 2. De in paragraaf 1, tweede lid, bedoelde termijn kan door de dienst om dringende redenen worden verkort. HOOFDSTUK 5 - Voorwaarden voor de erkenning van inrichtingen

Art. 19.Erkenningen voor occasionele fokkerij, hobbyfokkerij, professionele fokkerij, handelszaak, pension of asiel worden afgegeven en gehandhaafd onder de in dit hoofdstuk vastgestelde voorwaarden.

Op advies van de Waalse Raad voor Dierenwelzijn kan de Minister de voorwaarden voor de aanhouding vaststellen die een beter niveau van dierenwelzijn garanderen en die vrijwillig kunnen worden toegepast door de inrichtingen, alsook de methoden voor informatie over de inrichtingen die ze toepassen. Afdeling 1. - Voorwaarden van het houden

Onderafdeling 1. - Algemene voorwaarden. 1. Uitrusting: Art.20. Indien overeenkomstig artikel 4, lid 2, verscheidene aan erkenning onderworpen inrichtingen op hetzelfde adres zijn gevestigd, moeten de inrichtingen zodanig van elkaar gescheiden zijn dat er geen contact is tussen dieren uit verschillende inrichtingen.

Art. 21.§ 1. Het dierenverblijf moet uitgerust zijn met een brandalarmsysteem dat het begin van een brand zo snel mogelijk detecteert en de beheerder of de verantwoordelijke van de inrichting waarschuwt, ook bij afwezigheid. Het type detector wordt aangepast aan de specifieke kenmerken van de verblijfsruimte. § 2 In afwijking van § 1 kunnen occasionele fokkerijen worden uitgerust met een optische rookmelder.

Art. 22.In gesloten ruimten waarin dieren gehouden worden geldt een rookverbod.

Art. 23.De dieren zijn niet permanent in het donker of in het licht gehuisvest. De natuurlijke afwisseling van dag en nacht wordt gerespecteerd, zelfs op dagen dat de inrichting gesloten is.

In ieder geval moet het licht worden aangepast aan de fysiologische behoeften van de dieren. Daartoe wordt gezorgd voor passende natuurlijke of kunstmatige verlichting.

Art. 24.§ 1. De dieren zijn adequaat gehuisvest. Ze hebben genoeg ruimte om te bewegen.

Bij het ontwerp en de inrichting van de inrichting wordt rekening gehouden met het specifieke gedrag en de fysiologische en ethologische behoeften van de soort.

De faciliteiten zijn zodanig ontworpen dat alle dieren voldoende en gevarieerde prikkels krijgen. § 2 De bouw van dierverblijven en omheiningen moet stevig zijn en ontsnapping onmogelijk maken. § 3. De gebruikte materialen moeten zodanig worden gekozen en onderhouden dat de dieren niet kunnen worden verwond of vergiftigd.

Scherpe voorwerpen moeten buiten het bereik van dieren worden gehouden. § 4. De lokalen, uitrusting, diervoorzieningen en materialen waarmee de dieren in aanraking komen, moeten gemakkelijk afwasbaar zijn en optimaal kunnen worden ontsmet. § 5. De lokalen of huisvesting van de dieren moeten zodanig zijn ingericht dat de temperatuur en de vochtigheid kunnen worden aangepast aan de fysiologische behoeften van de aanwezige dieren. § 6. De lokalen moeten voldoende geventileerd en gelucht worden om condensatie, overtollig vocht of schadelijke gassen te voorkomen. § 7. Voorzieningen voor dieren in de openlucht moeten bestand zijn tegen slechte weersomstandigheden.

Buiten hebben de dieren tijdens warme en zonnige perioden een schaduwrijke plek en beschutting tegen kou, tocht, regen en vocht uit de grond.

In het geval van een kunstmatig onderkomen is de ingang groot genoeg om het dier ongehinderd te laten passeren en zijn de afmetingen zodanig dat het zich gemakkelijk kan verplaatsen.

Art. 25.De inrichting beschikt over een ruimte voor de isolatie van bepaalde dieren. Deze ruimte moet gescheiden zijn van de andere dieren en zich buiten de zones bevinden waar veel verkeer is.

Art. 26.De inrichting is zodanig ingericht dat voedsel hygiënisch kan worden opgeslagen. Koeling is vereist voor de opslag van vers vlees, vis of andere bederfelijke levensmiddelen.

Art. 27.Dode dieren, afval, strooisel en mest mogen niet worden opgeslagen op plaatsen waar levende dieren worden gehouden of waar voeder wordt bewaard. Zij worden opgeslagen en verwijderd op de door de bevoegde overheden vastgestelde wijze. 2. Personeel Art.28. § 1. Voor de verzorging en socialisatie van de dieren, het onderhoud van de dierenverblijven en het beheer van de inrichting moet voldoende opgeleid personeel, in loondienst of als vrijwilliger, beschikbaar zijn. De Minister kan voorwaarden stellen aan het aantal en de opleiding van dit personeel.

De beheerder houdt een lijst bij van de personeelsleden en hun werktijden. De lijst wordt ter beschikking gesteld van de toezichthoudende overheden. § 2. Met uitzondering van inrichtingen die erkend zijn als occasionele fokkerij, bezit ten minste de bedrijfsleider of een lid van het vaste personeel een van de volgende diploma's, certificaten of attesten: 1° een diploma secundair onderwijs in dierenzorg of dierenartsassistent;2° een diploma "bachelor in de landbouwkunde, dierentechnologie";3° een diploma "bachelor in de diergeneeskunde";4° een universitair diploma diermanagement ;5° een diploma "opleiding bedrijfsbeheer" of "opleiding coördinatie en beheer" met betrekking tot de dierlijke sector, afgegeven door IFAPME;6° een attest van succesvolle afronding van een door de Minister of de Dienst erkende opleiding van ten minste vijftig uur met betrekking tot de dierlijke sector, waarin ten minste de volgende elementen aan bod komen: a) de wetgeving inzake dierenwelzijn, waaronder het Wetboek, dit besluit, CITES en de Europese wetgeving inzake de traceerbaarheid van dieren;b) basisconcepten van ethologie, dierenwelzijn en diergezondheid ;c) basiskennis van bedrijfsbeheer en hygiëne in de context van de huisvesting van dieren;d) de basisbegrippen met betrekking tot de ethologische en fysiologische behoeften van dieren die worden gehouden in krachtens dit besluit erkende inrichtingen, met inbegrip van huisvesting, voeding, socialisatie en verrijking. Met het oog op de erkenning van de opleiding legt de organisator van de opleiding een samenvatting van de inhoud van het opleidingsprogramma aan de Dienst voor. De Minister of de Dienst beslist binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag over de erkenning van de opleiding.

De lijst van erkende opleidingen wordt gepubliceerd op het portaal voor dierenwelzijn. § 3. De beheerder zorgt ervoor dat personen die betrokken zijn bij de verzorging van dieren, met inbegrip van pleeggezinnen, en die niet in het bezit zijn van een van de in § 2 bedoelde diploma's, certificaten of attesten, een interne opleiding krijgen in : 1° het welzijn en de verzorging van dieren ;2° indien nodig, de selectie en voortplanting van dieren;3° indien nodig, de grondbeginselen van opvoeding en socialisatie van de dieren. De beheerder stelt een bijscholingsplan op voor degenen die bij de verzorging van de dieren betrokken zijn, met inbegrip van de pleeggezinnen, en stelt in overleg met de contractdierenarts een gids voor goede praktijken op. De gids voor goede praktijken bevat ten minste de normen van dit besluit die van toepassing zijn op de betrokken inrichting, alsmede aanbevelingen om een hoger niveau van dierenwelzijn te waarborgen. § 4 Een persoon waarvan de vergunning om een dier te houden overeenkomstig artikel D.6 van het Wetboek is ingetrokken of aan wie overeenkomstig de artikelen D.180, D.189, D.198, § 5, en D.199 van het decreetgedeelte van Boek I van het Milieuwetboek een verbod is opgelegd om een of meer dieren te houden, kan geen personeelslid zijn.

De leden van het vaste personeel verstrekken bij hun aanstelling een uittreksel uit het centrale dossier dat minder dan negentig dagen geleden is afgegeven overeenkomstig artikel D.144, § 2, tweede lid, van het decreetgedeelte van Boek I van het Milieuwetboek. 3. Zorgen Art.29. Iedereen die met dieren in contact komt, moet ze voorzichtig en deskundig behandelen en hun socialisatie, d.w.z. de ontwikkeling van relaties met andere dieren en met mensen, bevorderen.

Art. 30.De dieren moeten voldoende hoeveelheden kwaliteitsvoer krijgen dat is afgestemd op hun leeftijd, gewicht en activiteitsniveau en op hun specifieke behoeften. Het voer moet worden verstrekt in geschikte, schone recipiënten en met een frequentie die is afgestemd op hun specifieke behoeften.

Indien verschillende dieren in dezelfde ruimte worden geplaatst, wordt de voedselverdeling zodanig beheerd dat concurrentie tussen de dieren wordt voorkomen.

Art. 31.Er is altijd schoon water beschikbaar voor de dieren om te drinken. Het wordt op passende wijze verspreid en regelmatig vernieuwd.

De beheerder of zijn personeel zorgt ervoor dat het water in alle weersomstandigheden toegankelijk is. 4. Beheer Art.32. Dieren, met uitzondering van dieren die van nature solitair zijn en dieren die om gezondheids- of gedragsredenen worden geïsoleerd, mogen nooit alleen worden gehouden.

Zij profiteren van de aanwezigheid van een soortgenoot of ten minste een ander dier waarmee zij kunnen interageren.

Art. 33.Wanneer dieren in dezelfde ruimte worden geplaatst, worden de nodige voorzorgsmaatregelen genomen om agressie te voorkomen.

Asociale soorten of dieren, al dan niet van nature, zijn gescheiden.

Het scheidingssysteem voorkomt dat dieren elkaar verwonden.

Art. 34.De dieren worden ten minste tweemaal per dag gecontroleerd, ook op dagen dat de inrichting gesloten is. Dagelijks wordt een controledocument ingevuld, ook op dagen dat de inrichting gesloten is.

Indien de dieren niet in goede gezondheid lijken te verkeren of indien zij gedragsproblemen vertonen, neemt de beheerder of zijn personeel onmiddellijk de nodige maatregelen om de oorzaken vast te stellen en te verhelpen. De contractdierenarts wordt zo spoedig mogelijk geraadpleegd wanneer de dieren niet goed genoeg reageren op de zorg van de beheerder of zijn personeel.

Art. 35.De beheerder of zijn personeel zorgt voor : 1° het verplaatsen van de zieke dieren naar de isolatiekamer of het onder toezicht stellen van een dierenarts;2° de inachtneming van een afzonderings- of observatieperiode voor elk nieuw aangekomen dier, waarvan de bijzonderheden door de contractdierenarts worden voorgeschreven;3° adequate reiniging en ontsmetting van lokalen, uitrusting, diervoorzieningen en materiaal waarmee de dieren in contact komen;4° het nemen van maatregelen tegen de binnenkomst van ongewenste dieren en ziektedragers;5° de bestrijding van interne en externe parasieten.5. Marketing, donatie en adoptie van dieren Art.36. Het overeenkomstig artikel 14, lid 2, afgegeven certificaat van erkenning wordt duidelijk zichtbaar binnen de inrichting aangebracht.

Art. 37.§ 1. Onverminderd artikel D.46 van het Wetboek is het verhandelen en schenken van dieren verboden: 1° die ziektesymptomen vertonen of aan een bij de verkoper bekende ziekte lijden;2° die niet of te vroeg worden gespeend;3° die achtergelaten, verloren of verdwaald zijn. In afwijking van lid 1 is de donatie van dieren die ziektesymptomen vertonen of aan een ziekte lijden toegestaan, mits de ontvanger daarvan schriftelijk in kennis is gesteld. § 2. De beheerder of zijn personeel mogen geen valse informatie verstrekken over de leeftijd, de oorsprong of de benaming van een dier dat bestemd is voor verkoop, schenking of adoptie, noch valse reclame maken voor de verkoop, schenking of adoptie van een dier.

Art. 38.Voor elke soort moet in de inrichting waar de dieren worden gehouden, worden vermeld dat de dieren tijdelijk in de inrichting worden gehuisvest en bij de koper van een superieur onderkomen moeten worden voorzien. .

Art. 39.Het erkenningsnummer van de inrichting moet in elke publicatie of reclame worden vermeld.

Art. 40.De beheerder of zijn personeel adviseert de aspirant-koper bij de keuze van een dier door de lijst met vragen door te nemen die vóór de aankoop van een dier moeten worden gesteld en die is opgenomen in bijlage 7 en door de beheerder kan worden aangevuld met vragen die specifiek zijn voor de betrokken soort.

De lijst van de in punt 1 bedoelde vragen is : 1° schriftelijk of elektronisch ter beschikking gesteld van elke bezoeker van de inrichting;2° op een voor de bezoekers van de inrichting zichtbare wijze aangebracht. De kandidaat-verwerver beantwoordt de vragen schriftelijk of elektronisch. De beheerder bewaart het ingevulde en gedateerde document gedurende twee jaar na de feitelijke verwerving. Bij aankoop van een hond of kat wordt het document samen met het garantiecertificaat bewaard.

Indien de feitelijke verwerving niet plaatsvindt, wordt het document vernietigd.

Onderafdeling 2 - Bijzondere voorwaarden voor het houden van honden en katten 1. Uitrusting Art.41. § 1. Honden en katten worden niet vastgebonden. § 2. In afwijking van § 1 mogen honden worden aangebonden gedurende de tijd die nodig is om voedsel in te nemen, indien dit van korte duur is en alleen als er geen andere oplossing bestaat of om door een dierenarts voorgeschreven redenen.

Art. 42.Honden en katten worden gehuisvest in sociale groepen van compatibele individuen, tenzij er gedrags-, gezondheids- of veterinaire contra-indicaties zijn.

Art. 43.§ 1. De afmetingen van de honden- en kattenverblijven moeten aangepast zijn aan de grootte van de dieren. De vereiste minimumnormen staan in bijlage 12. Bij de berekening van de omvang van de leefruimte wordt rekening gehouden met de oppervlakte die permanent toegankelijk is voor het dier.

Indien honden van verschillende grootte samen worden gehouden, moet voor de berekening van de minimumoppervlakte de schofthoogte van de grootste hond in aanmerking worden genomen.

Dieren van particulieren die op het terrein van de inrichting zijn gehuisvest, worden meegerekend voor het vereiste minimumoppervlak.

Van de in lid 1 bedoelde minimumnormen kan worden afgeweken tijdens de isolatie van het dier of zolang het dier verzorging nodig heeft, mits het verblijf niet onnodig wordt verlengd. § 2. Voor de berekening van de grootte van de werpkooien wordt alleen rekening gehouden met de grootte van de moeder. Deze hokken kunnen worden gebruikt voor de moeder vanaf een week voor de worp en voor de jongen en hun moeder tot de leeftijd van acht weken voor pups en tien weken voor kittens.

Met uitzondering van asielen mag een puppy van minder dan acht weken oud of een kitten van minder dan tien weken oud niet alleen in een hok worden gehouden, tenzij de contractdierenarts daarvoor schriftelijk een rechtvaardiging geeft. § 3. De leefruimte moet zo zijn ontworpen dat de dieren naar buiten kunnen kijken en met elkaar in contact kunnen komen. Met uitzondering van kraamhokken moet het dier aan ten minste één kant van het hok naar buiten kunnen kijken. Het open of transparante gedeelte moet ten minste 1/4 van het oppervlak van die zijde beslaan en zich op ooghoogte van de dieren daarin bevinden.

Art. 44.Kalverende vrouwtjes en vrouwtjes met niet-gespeende jongen hebben voldoende nestmateriaal en een geschikte warmtebron in hun verblijf.

Vrouwtjes met jongen van meer dan drie weken oud moeten vrij zijn om hun jongen af te zonderen of bij hun jongen te blijven, tenzij de dierenarts dit schriftelijk rechtvaardigt.

Art. 45.§ 1. In dierenverblijven moeten de vloeren, wanden en andere oppervlakken die met de dieren in aanraking komen, gemaakt zijn van bestendig materiaal dat geen water opneemt, rotvrij, niet giftig en gemakkelijk afwasbaar en ontsmettend is.

De grond is vlak, goed gedraineerd, niet glad en niet schurend. Een houten vloer is niet toegestaan, behalve op de rustplaats.

Bij wijze van uitzondering is § 1 niet van toepassing op honden die bij een landbouwactiviteit betrokken zijn, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: 1° de fokplaats is een landbouwbedrijf;2° de koper verwerft het dier in het kader van zijn landbouwactiviteit, geregistreerd volgens de geldende normen;3° de fysiologische en ethologische behoeften van de dieren worden gerespecteerd. § 2. Een vloer diebestaat uit roosters is niet toegestaan. § 3. De dieren moeten beschikken over een droge en comfortabele rustplaats, gescheiden van de grond.

Art. 46.In inrichtingen waar dieren binnen worden gehouden, moet voor voldoende natuurlijk licht worden gezorgd.

Art. 47.§ 1. Honden en katten hebben regelmatig toegang tot een oefenterrein.

Als permanente toegang niet mogelijk is, worden de honden om de dag minstens één uur uitgelaten.

Met uitzondering van occasionele fokkerijen, levert de verantwoordelijke van de inrichting op verzoek van de Dienst het bewijs hiervan, bijvoorbeeld door middel van camerabeelden of chipopname.

De beheerder of de verantwoordelijke van de inrichting stelt een door de Dienst gevalideerde procedure op met de maatregelen en verbintenissen die zijn genomen om aan deze verplichting te voldoen. § 2. De toegang tot de oefenruimte is niet verplicht voor : 1° teven met pups jonger dan vier weken en poesen met niet-gespeende jongen;2° zieke dieren;3° dieren wanneer de weersomstandigheden ongunstig zijn en hun welzijn kunnen aantasten;4° om veterinaire redenen of voor in afzondering geplaatste dieren.

Art. 48.De leefruimte van de dieren is verrijkt met elementen en accessoires die zijn aangepast aan hun ethologische behoeften.

Katten hebben voorwerpen waarop ze kunnen klimmen en voorwerpen waarop ze hun klauwen kunnen gebruiken. Er zijn rustplaatsen op verschillende niveaus.

Vanaf de leeftijd van vier weken krijgen pups en kittens een verscheidenheid aan voorwerpen en regelmatige stimulatie om hen te helpen zich bewust te worden van en te wennen aan alledaagse geluiden.

Volwassen honden krijgen altijd een geschikt voorwerp om op te kauwen.

Als zij in een groep worden gehouden, worden deze voorwerpen regelmatig uitgedeeld, maar alleen onder toezicht.

Art. 49.Het strooisel is absorberend en wordt regelmatig vervangen.

Voor groepen tot vijf katten is ten minste één kattenbak per kat beschikbaar. Voor groepen van zes of meer katten is ten minste één kattenbak per twee katten beschikbaar.

De kattenbakken worden ten minste eenmaal per dag schoongemaakt, waarbij alle vaste uitwerpselen worden verwijderd en het met urine verzadigde strooisel wordt vervangen.

Kattenbakken dienen uit de buurt van voedsel- en waterbakken te worden geplaatst.

Art. 50.De inrichting waar meer dan vijfentwintig volwassen dieren worden gehouden, beschikt over een verzorgingsruimte.

Deze kamer is gescheiden van de isolatiekamer en is uitgerust met : 1° wanden en vloer die gewassen en gedesinfecteerd kunnen worden ;2° stopcontacten ;3° een aftappunt voor stromend water, warm en koud ;4° voldoende verlichting om ingrepen te kunnen uitvoeren ;5° een onderzoekstafel ;6° een verblijfskooi;7° ontsmettingsproducten ;2. Zorgen Art.51. Vanaf de vierde week krijgen de jongen een niet-vloeibare voeding.

Tenzij anders geadviseerd door de contractdierenarts, wordt de volledige scheiding van de moeder en haar jong niet toegepast vóór de leeftijd van : 1° acht weken bij honden;2° twaalf weken bij katten. Tenzij anders geadviseerd door de contractdierenarts of fysiek onmogelijk, zoals bij overlijden van de moeder, mogen pups jonger dan acht weken en kittens jonger dan twaalf weken te allen tijde contact hebben met hun moeder.

Art. 52.De nagels van de honden worden regelmatig gecontroleerd en indien nodig geknipt.

De vacht van de dieren wordt onderhouden en zo nodig geborsteld, verzorgd of geschoren. 3. Beheer Art.53. § 1. De beheerder van de fokkerij houdt: 1° een inventaris met gegevens over alle vrouwelijke dieren die vanaf de eerste dekking voor de voortplanting zijn gebruikt, waarvan het model in bijlage 5 staat. Katten geboren vóór 1 november 2017 worden ook geïdentificeerd en geregistreerd overeenkomstig het besluit van de Waalse regering van 28 april 2016Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 28/04/2016 pub. 12/05/2016 numac 2016202520 bron waalse overheidsdienst Besluit van de Waalse Regering betreffende de identificatie en de registratie van katten sluiten betreffende de identificatie en registratie van katten; 2° voor elk nest een gedateerd fokregister met volgnummer, waarvan het model in bijlage 6 is opgenomen. De contractdierenarts noteert de werpdata in het paspoort of het gezondheidsdossier van de teef. De beheerder laat het fokformulier bij de identificatie van de pups of kittens door de contractdierenarts valideren. § 2. In geval van wijziging worden de in paragraaf 1 bedoelde gegevens binnen achtenveertig uur bijgewerkt. 4. In de handel brengen Art.54. Elke bezoeker van de inrichting kan een kopie van het in bijlage 8 bedoelde garantiecertificaat en de in bijlage 7 bedoelde lijst met vragen die moeten worden gesteld voordat een dier wordt aangeschaft, raadplegen.

De beheerder zorgt voor de verspreiding van deze informatie door deze op een zichtbare plaats aan te brengen in de ruimte waar hij potentiële kandidaat-kopers ontvangt.

Vóór de verkoop stelt de beheerder de moeder van de pup of het kitten aan de koper voor.

Art. 55.§ 1. Een fokkerij geeft of verhandelt alleen honden of katten uit eigen productie en geboren op het grondgebied van het Waalse Gewest. § 2. Het is verboden te verkopen, weg te geven of ter adoptie aan te bieden: 1° katten jonger dan twaalf weken ;2° honden van minder dan acht weken oud;3° katten of honden die niet overeenkomstig de wettelijke voorschriften zijn geïdentificeerd en geregistreerd;4° katten of honden zonder het door de wet voorgeschreven identificatie- of registratiedocument;5° katten die niet gesteriliseerd zijn. § 3 In afwijking van § 2, 1°, kunnen asielen bij afwezigheid van hun moeder kittens van minder dan twaalf weken ter adoptie aanbieden. § 4 In afwijking van paragraaf 2, 5°, wordt een voor de fok bestemde kat niet gesteriliseerd indien de koper een erkende fokker is. De kat wordt gesteriliseerd zodra zij niet meer bestemd is voor het kweken. § 5. Het is verboden kittens of puppies te tonen of tentoon te stellen in afwezigheid van de moeder, behalve voor dieren in opvangcentra of in geval van materieel onvermogen zoals het overlijden van de moeder. § 6. De koper van een dier kan de gegevens over het nest raadplegen, met uitzondering van de gegevens van andere kopers.

Art. 56.§ 1. De verantwoordelijke van de inrichting verstrekt de koper, hetzij op papier hetzij elektronisch door zich individueel tot de koper te wenden, de nodige, door de contractdierenarts goedgekeurde en ondertekende instructies betreffende de voeding, huisvesting, verzorging, opvoeding en socialisatie van het dier. Dit document informeert de koper ook over genetische ziekten, mogelijke gebreken en de bijzonderheden van het ras dat hij kiest. § 2. De Dienst kan een model van de in § 1 bedoelde richtsnoeren publiceren op het portaal voor dierenwelzijn. Dit model kan worden ingevuld door de verantwoordelijke van de inrichting, afhankelijk van de specifieke kenmerken van de verkochte of ter adoptie aangeboden dieren.

Art. 57.§ 1. Bij de verkoop van een hond of kat informeert de beheerder de koper over de vaccinatiestatus van het dier, het risico van overdracht van erfelijke gebreken bij een ongepaste dekking en geeft hij een garantie voor de gezondheid van het dier. Daartoe verstrekt hij de koper een naar behoren ingevuld garantiecertificaat volgens het model in bijlage 8.

Een kopie van dit certificaat wordt door de verkoper gedurende ten minste twee jaar bewaard. Deze kopie wordt aan de dienst ter beschikking gesteld. § 2. Honden worden in de handel gebracht als zij ten minste een primaire vaccinatie tegen canine parvovirus (CPV-2), het virus van de ziekte van Carré (CDV) en hepatitis contagiosa canis (CAV) hebben ontvangen. Katten worden in de handel gebracht als zij ten minste een primaire vaccinatie hebben ontvangen tegen het panleucopenievirus (FPV), het feline calicivirus (FCV) en het feline herpesvirus (FHV-1).

De Minister kan : 1° maatregelen nemen om bepaalde ziekten in inrichtingen op te sporen en uit te roeien;2° methoden en tests bepalen voor de diagnose van deze ziekten;3° de in § 2 bedoelde ziekten bijwerken volgens de wetenschappelijke ontwikkelingen. Onderafdeling 3. - Bijzondere voorwaarden voor het houden van kleine zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën en aquariumvissen 1. Uitrusting Art.58. § 1. De afmetingen van de dierenverblijven zijn aangepast aan hun grootte.

De vereiste minimumnormen zijn als volgt: 1° voor kooien voor kleine knaagdieren en konijnen, de minimumnormen van bijlage 13, tabel 1;2° voor frettenkooien, de minimumnormen van bijlage 13, tabel 2;3° voor kooien en volières voor bepaalde vogels, de minimumnormen van bijlage 13, tabel 3;4° voor vivaria voor hagedissen, schildpadden, slangen en amfibieën, de minimumnormen van bijlage 13, tabel 4 ;5° voor aquaria, de minimumnormen van bijlage 13, tabel 5. Soorten die verschillende ethologische omstandigheden vereisen, worden niet samen gehouden. § 2. De Minister kan nadere regels vaststellen betreffende de voorwaarden voor het houden van de verschillende soorten dieren, bedoeld in paragraaf 1. § 3. In afwijking van paragraaf 1, 3°, zijn de minimumnormen niet van toepassing op jonge vogels die nog afhankelijk zijn van hun ouders of die met de hand worden gevoed.

Art. 59.Kleine knaagdieren en konijnen worden voorzien van knaagmateriaal, schuilplaatsen en verrijkingsmateriaal.

Art. 60.Dankzij de afmetingen van de vogelkooien en volières kunnen ze een korte afstand vliegen, met hun vleugels klapperen, zich zonder problemen omdraaien en ongehinderd hun veren poetsen.

De kooien en volières zijn uitgerust met zitstokken met een diameter die past bij de soort en met een lengte die in verhouding staat tot het aantal vogels, zodat alle vogels tegelijk kunnen zitten. Deze zitstokken worden niet boven water of voedsel geplaatst.

De voorzieningen moeten het mogelijk maken dat de vogels in water of zand baden. Andere voorzieningen, zoals sproeien, kunnen worden verstrekt indien de beheerder kan aantonen dat het gebruik daarvan geschikt is voor de soort.

Art. 61.§ 1. Amfibieën- en reptielenvivaria zijn uitgerust met een thermometer en een hygrometer.

Deze vivariums worden verrijkt met rotspartijen, takken, kunstplanten en een waterpartij naargelang de behoeften van de soort. Ze zijn goed geventileerd en voorzien van een luchtbevochtiger en een adequaat verwarmingssysteem dat is afgestemd op de behoeften van de soort. § 2. reptielen worden voorzien van UV-licht, aangepast aan de behoeften van de soort.

UV-verlichting is niet verplicht voor slangen, tenzij het noodzakelijk is voor de soort. § 3. Slangen, en hagedissen afhankelijk van hun behoeften, hebben voorzieningen om zich te verbergen. § 4. Grondgebonden vivaria moeten een permanent droog landoppervlak hebben. Semi-aquatische schildpadden krijgen een aan de grootte van de groep aangepast landgedeelte. § 5. Overwinterende dieren krijgen een geschikte, niet aan het publiek blootgestelde plaats.

Territoriale dieren worden apart of samen met compatibele soorten gehouden. § 6. Afhankelijk van de soort kameleon wordt een druppelsysteem aangebracht of wordt er regelmatig gesproeid.

Art. 62.Voor vissen moet elk aquarium voorzien zijn van een thermometer. De exploitant stelt adequate systemen voor de controle van de in artikel 72, lid 5, bedoelde parameters ter beschikking van de controleautoriteiten.

Art. 63.Het water in elk aquarium wordt gezuiverd door een individueel of gecentraliseerd filtersysteem en voorzien van een individuele luchtverspreider of een ander doeltreffend beluchtingssysteem.

De vorm van het aquarium mag niet bolvormig zijn.

De inrichting moet over voldoende visverwerkingsapparatuur beschikken voor elk aquarium of elke reeks in serie geschakelde aquaria. De uitrusting voor het hanteren van vis moet regelmatig worden gereinigd en ontsmet. 2. Verzorging Art.64. Stress voor de dieren wordt tot een minimum beperkt, vooral bij het schoonmaken van de vivaria.

Art. 65.§ 1. Afhankelijk van de behoeften van de soort wordt het strooisel regelmatig vervangen.

Het strooisel voor kleine zoogdieren wordt regelmatig vervangen om ervoor te zorgen dat het voldoende droog is. § 2. Het substraat of de steun voor amfibieën en reptielen moet schoon en vrij van ongedierte worden gehouden. Het substraat of de steun moet ten minste eenmaal per maand volledig worden vervangen en telkens wanneer er een verandering van soort in het vivarium plaatsvindt.

Art. 66.Watervogels hebben water om in te baden.

Art. 67.Voor landdieren wordt het water in de drinkbakken ten minste dagelijks vervangen en worden de drinkbakken schoongehouden.

Art. 68.Voor vissen is het nitrietgehalte (NO2) in het water minder dan 0,3 mg per liter.

Het niveau van filtratie en beluchting houdt rekening met het aantal vissen in het aquarium.

Art. 69.Het aan de dieren aangeboden voedsel is aangepast aan de behoeften van de soort.

Het gebruik van levende gewervelde prooien is verboden. Bij wijze van uitzondering is het voederen van levende gewervelde prooien toegestaan om door een dierenarts gecertificeerde overlevingsredenen.

Art. 70.De Minister kan nadere regels vaststellen voor de verzorging van de verschillende soorten dieren, bedoeld in artikel 58, § 1. 3. Beheer Art.71. De beheerder van een commerciële inrichting moet de volgende zaken ter beschikking stellen van de dienst : 1° een lijst met contactgegevens van dierenleveranciers ;2° een register van sterfgevallen, algemeen of per soort.

Art. 72.§ 1. Dit artikel is van toepassing op lokalen van voor het publiek toegankelijke commerciële inrichtingen. Informatie over deze bepalingen is zichtbaar voor het publiek. § 2. De exacte wetenschappelijke naam van andere dieren dan fretten, konijnen, cavia's, hamsters, muizen en ratten moet leesbaar worden aangebracht op de inrichtingen waar de dieren worden gehouden. Indien er een gemeenschappelijke benaming bestaat, moet deze ook worden vermeld. § 3. Elke gehouden amfibie- of reptielensoort wordt ten minste met de wetenschappelijke naam geïdentificeerd. Voor elke soort moet een praktische beschrijving van de aanbevolen houderijomstandigheden worden gegeven op de inrichtingen waar de dieren worden gehouden: 1° dag en nacht temperatuurbereik ;2° vochtigheidsbereik ;3° het type vivarium en de minimumafmetingen, afhankelijk van de gehouden soort. § 4. Voor elke soort amfibie en reptiel worden ook vermeld: 1° het land van oorsprong;2° het feit dat deze dieren in gevangenschap zijn gefokt of gevangen genomen;3° de natuurlijke biotoop ;4° de CITES-beschermingsstatus;5° het dieet van de volwassene en het jong;6° de maximale lengte voor volwassenen;7° de mate van bekwaamheid die van de kopers wordt verlangd naar gelang van de complexiteit van het bezit van het dier;8° in voorkomend geval, de verplichting om over een milieuvergunning of een veterinair attest te beschikken. § 5. Elke gehouden vissoort wordt ten minste met de wetenschappelijke naam geïdentificeerd. Voor elke soort moet bovendien een praktische beschrijving van de aanbevolen houderijomstandigheden worden gegeven op de inrichtingen waar de dieren worden gehouden: 1° het zoutgehalte of de dichtheid van het water voor zeewater ;2° de pH voor zoet water;3° hardheid, gH en kH, of geleidbaarheid voor zacht water;4° de temperatuur van het water. § 6. Voor elke soort wordt de volgende informatie gegeven: 1° geschatte gemiddelde jaarlijkse kosten voor het houden van het dier, ter indicatie;2° gemiddelde levensduur van het dier ;3° socialisatie van het dier (in groep of individueel gehouden) ;4° grootte van het dier als volwassene ;5° in voorkomend geval, de normen die bij het Wetboek of de uitvoeringsbesluiten ervan zijn vastgesteld voor het houden van deze soort door particulieren. § 7. De minister kan nadere regels vaststellen betreffende de voorlichting van het publiek over de verschillende diersoorten in commerciële dierinrichtingen.

Art. 73.§ 1. De bedrijfsleider geeft de koper op papier of elektronisch de nodige instructies voor het voederen, huisvesten en verzorgen van het dier. § 2. De Dienst kan een model van de in § 1 bedoelde richtlijnen publiceren op het portaal voor dierenwelzijn. Dit model kan worden ingevuld door de bedrijfsleider, afhankelijk van de specifieke kenmerken van de verkochte of ter adoptie aangeboden dieren. § 3. Bij de verkoop informeert de bedrijfsleider of zijn personeel de koper over de vaccinatiestatus van het dier, zijn sterilisatiestatus, zijn antiparasitaire behandelingen en de risico's van overdracht van erfelijke gebreken door ongepaste paring. 4. In de handel brengen : Art.74. Geen enkel dier dat in contact komt met een dier dat aan een besmettelijke ziekte lijdt, mag worden verkocht, tenzij de dierenarts die het contract heeft gesloten, verklaart dat het in goede gezondheid verkeert en geschikt is voor de verkoop.

Art. 75.De minister kan bijzondere voorwaarden vaststellen voor het in de handel brengen van kleine zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën en aquariumvissen.

Onderafdeling 4. - Bijzondere voorwaarden voor het houden van exotische dieren in asielen

Art. 76.De bepalingen van deze afdeling zijn alleen van toepassing op asielen waaraan exotische dieren worden toevertrouwd die voorheen door particulieren in gevangenschap werden gehouden of gefokt.

Art. 77.§ 1. De afmetingen van de dierenverblijven zijn aangepast aan hun grootte. § 1. Soorten waarvoor in dit besluit geen huisvestingsnormen zijn vastgesteld, worden gehouden volgens de voor dierentuinen vastgestelde normen.

De dieren waarvan het verblijf wordt verlengd overeenkomstig de bepalingen van artikel 94, § 1, worden gehouden overeenkomstig de voor dierentuinen vastgestelde normen.

Art. 78.De dieren krijgen verrijkingsmateriaal om een zo gevarieerd en natuurlijk mogelijk gedrag te stimuleren. Afdeling 2 - Exploitatievoorwaarden

Onderafdeling 1. - Algemene voorwaarden

Art. 79.§ 1. De beheerder stelt een contract op met een contractdierenarts. Het model voor dit contract staat in bijlage 2. § 2. In het kader van deze overeenkomst werken de dierenarts en de beheerder samen om procedures in te voeren die het welzijn, de gezondheid, de verzorging, de socialisatie, d.w.z. de ontwikkeling van relaties met andere dieren en met mensen, en de huisvesting van de dieren waarborgen. § 1. De dierenarts voert profylactische maatregelen uit en geeft passend advies over beheer, fokken, genetische selectie, verzorging, voeding, hygiëne, verrijking van de leefomgeving en socialisatie van de dieren. § 4 Met uitzondering van incidentele bedrijven worden de procedures schriftelijk vastgelegd en wordt een systeem van zelfcontrole ingevoerd om de naleving ervan te waarborgen. § 5. Deze documenten worden ter beschikking van de Dienst gesteld.

Art. 80.§ 1. De contractdierenarts, of zijn in het contract aangewezen plaatsvervanger, voert de identificatie van de dieren en de nodige vaccinaties uit. § 2. De contractdierenarts noteert de uitgevoerde vaccinaties met de naam van het vaccin, het partijnummer en de toedieningsdatum in het officiële paspoort voor dieren die er een moeten hebben of in het geïndividualiseerde gezondheidsboekje voor andere dieren, nadat hij de identificatiegegevens van het dier heeft gecontroleerd of aangevuld.

Hij vermeldt zijn naam en ondertekent het. § 3 Bij de identificatie van de jonge dieren controleert de contractdierenarts de identificatie van het moederdier en, in voorkomend geval, de identificatie van de vader, alsmede de overeenstemming in het fokregister, en valideert hij deze gegevens. § 1. De beheerder of de verantwoordelijke van de inrichting doet een beroep op de contractdierenarts voor het uitvoeren van inspectiebezoeken aan de inrichting, met een minimumfrequentie van: 1° in honden- en kattenfokkerijen: a) occasionele fokkerijen: één bezoek per nest;b) hobbyfokkerijen: één bezoek per kwartaal;c) professionele fokkerijen: één bezoek per maand;2° in handelsdiereninrichtingen: één bezoek per kwartaal in inrichtingen waar vissen, kleine zoogdieren, vogels, reptielen of amfibieën worden gehouden;3° in dierenpensions : a) één bezoek per kwartaal met een maximum van 20 plaatsen voor honden of katten;b) één bezoek per maand indien er meer dan 20 honden- of kattenplaatsen zijn. Indien de voor de inrichting verantwoordelijke persoon gedurende de vastgestelde periode niet in de inrichting heeft verbleven en dit aantoont aan de hand van het vereiste register, bedoeld in artikel 88, is het inspectiebezoek niet verplicht; 4° in de dierenasielen: a) één bezoek per kwartaal aan inrichtingen waar uitsluitend andere diersoorten dan honden of katten worden gehouden;b) één bezoek per maand indien er honden of katten worden gehouden;c) bezoeken aan pleeggezinnen op basis van de risicoanalyse of indien daar meer dan 10 dieren zijn gehuisvest. Indien de voor de inrichting verantwoordelijke persoon gedurende de vastgestelde periode geen dieren in de inrichting heeft en dit aantoont aan de hand van het vereiste register als bedoeld in artikel 96, is het inspectiebezoek niet verplicht;

De vervanger van de contractdierenarts is verantwoordelijk voor de vervanging van de contractdierenarts indien deze niet beschikbaar is, en in ieder geval ten minste eenmaal per twee jaar voor het uitvoeren van controlebezoeken.

Bij de vervanging van de contractdierenarts voert de vervangende dierenarts alle taken van de contractdierenarts uit. § 2. Bij elk bezoek stelt de contractdierenarts een verslag op, waarvan het model is opgenomen in bijlage 3, met de volgende gegevens: 1° de datum van zijn inspectie en zijn handtekening ;2° zijn waarnemingen, opmerkingen en eventuele aanbevelingen betreffende de gezondheid, het welzijn en de socialisatie van de dieren, de omstandigheden waarin zij worden gehouden en het personeel dat bij hun verzorging en socialisatie betrokken is. Het model in bijlage 3 is een minimum en kan worden aangevuld met veterinaire waarnemingen die specifiek zijn voor de gehouden diersoort en het type inrichting. § 3. De inspectieverslagen worden gedurende ten minste twee jaar in de inrichting bewaard en ter beschikking gesteld van de toezichthoudende autoriteiten. § 4. Indien de beheerder of de verantwoordelijke van de inrichting zich niet op de vastgestelde tijdstippen tot de contractdierenarts wendt of onvoldoende gevolg geeft aan diens opmerkingen en aanbevelingen, stelt de contractdierenarts de Dienst hiervan schriftelijk in kennis. § 5. De honoraria van de contractdierenarts worden betaald door de beheerder. § 6. Elke wijziging van een contractdierenarts wordt binnen een maand gemeld door een kopie van het nieuwe contract aan de Dienst terug te sturen.

In geval van beëindiging van het contract stelt de partij die het initiatief neemt tot de beëindiging de andere partij daarvan schriftelijk in kennis met een afschrift aan de Dienst. Het huidige contract blijft van kracht totdat een nieuw contract wordt ondertekend, maar niet later dan dertig dagen na de beëindiging. Een exemplaar van het nieuwe contract wordt binnen acht dagen na de sluiting ervan aan de Dienst toegezonden.

Art. 81.De Dienst kan een hogere bezoekfrequentie van de contractdierenarts opleggen dan bepaald in artikel 80, § 4, en de nodige maatregelen bevelen om het welzijn van de dieren te herstellen.

Art. 82.§ 1. Voor elk dier of elke groep dieren vult de contractdierenarts een register in van de behandelingen en ingrepen die overeenkomstig bijlage 4 zijn uitgevoerd. Dit dossier bevat de datum, het identificatiemerk of de beschrijving van het dier, de diagnose, de behandeling of de ingreep en, in voorkomend geval, de reden voor de euthanasie. § 2. De beheerder is verantwoordelijk voor de in § 1 bedoelde gegevens. Hij bewaart ze ten minste twee jaar en stelt ze ter beschikking van de Dienst.

Art. 83.§ 1. Het is verboden als tussenpersoon op te treden voor het in de handel brengen of schenken van honden of katten. § 2 In afwijking van § 1 kan de commerciële diereninrichting informatie beschikbaar stellen over dieren die door asielen ter adoptie worden aangeboden. In de commerciële inrichting en de bijgebouwen daarvan mogen geen adoptiedieren aanwezig zijn.

Onderafdeling 2. - Speciale voorwaarden voor occasionele, hobby- en professionele fokkers

Art. 84.De beheerder of de voor de inrichting verantwoordelijke persoon moet rekening houden met de anatomische, genetische, fysiologische en gedragskenmerken van de fokdieren teneinde hun welzijn en dat van hun jongen te beschermen.

Elk dier dat op het bedrijf aanwezig is en behoort tot de soorten waarop de erkenning betrekking heeft, wordt geacht deel uit te maken van het bedrijf, tenzij het gesteriliseerd is.

In afwijking van het vorige lid worden gesteriliseerde pups en kittens beschouwd als deel uitmakend van de fokkerij.

Art. 85.Op advies van de ."Conseil wallon du bien-être des animaux" (Waalse Raad voor dierenwelzijn) stelt de Minister een lijst op van erfelijke aandoeningen die schadelijk zijn voor het welzijn van dieren Afhankelijk van de in lid 1 bedoelde lijst verbiedt de minister het fokken en verhandelen van dieren die aan de betrokken aandoening lijden of legt hij daaraan voorwaarden op.

De beheerder produceert maximaal twee rassen per soort of afzonderlijke kruisingen.

Art. 86.§ 1. Bij honden worden teven pas vanaf de leeftijd van twee jaar tot voortplanting gebracht en niet meer na de leeftijd van acht jaar. § 2 Wat katten betreft, wordt het wijfje pas vanaf de leeftijd van achttien maanden tot voortplanting gebracht en niet meer na haar achtste jaar. § 3. Het is verboden vrouwelijke fokdieren meer dan eenmaal per twaalf maanden en in totaal meer dan vijf keer te laten bevallen.

In afwijking van § 3 mag een wijfje dat een keizersnede heeft ondergaan niet vaker dan eenmaal per 18 maanden bevallen. § 4. Met uitzondering van occasionele fokkers dient de beheerder bij de Dienst een herindelingsplan voor zijn fokdieren in die : 1° met rust mogen gaan;2° in de handel worden gebracht op voorwaarde dat zij worden gesteriliseerd;3° aan een asiel worden gegeven. Vóór de sterilisatie wint de beheerder advies in bij de contractdierenarts.

Art. 87.Voor de verzorging en socialisatie van de dieren moet voldoende personeel als bedoeld in artikel 28 ter beschikking worden gesteld.

Per vijf volwassen honden of katten dient minimaal één uur per dag uitsluitend te worden besteed aan verzorging en positief interactief contact ter bevordering van de socialisatie, d.w.z. de ontwikkeling van relaties met andere honden en mensen.

Voor pups en kittens ouder dan drie weken besteedt het personeel naast de in lid 2 bedoelde tijd ten minste één uur per dag per nest.

De in de leden 2 en 3 bedoelde tijd omvat niet de tijd die nodig is voor het onderhoud van de huisvesting en het administratieve beheer van de inrichting.

Onderafdeling 3. - Bijzondere voorwaarden voor pensions

Art. 88.De beheerder houdt een register bij overeenkomstig bijlage 11 en stelt dit ter beschikking van de Dienst.

Art. 89.Omdat de dieren zich in een onbekende omgeving bevinden, zou de beheerder of het personeel van de inrichting hun speciale aandacht moeten geven, bijvoorbeeld door hun vertrouwde voorwerpen te geven, zoals een deken, een mand of speelgoed.

Art. 90.Bij de reservering ziet de beheerder erop toe dat de in de inrichting binnengebrachte honden of katten voldoen aan de inentingsvoorschriften van de met de contractdierenarts vastgestelde procedures, en ten minste aan de in artikel 57 bedoelde voorschriften.

De procedures worden aan de cliënt ter beschikking gesteld.

Particulier gehouden dieren die in dezelfde gebouwen zijn ondergebracht als dieren die aan de inrichting zijn toevertrouwd, moeten voldoen aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden.

De beheerder stelt de cliënt op de hoogte van de in de pensionovereenkomst opgenomen voorwaarden.

Art. 91.§ 1. Bij het opnemen van een dier in een pension sluit de beheerder een contract met de eigenaar, opgesteld in tweevoud, voor elk verblijf, ondertekend door elke partij, één exemplaar voor elke partij. § 21. De contracten worden gedurende ten minste zes maanden na het vertrek van het dier door de inrichting bewaard en zijn te allen tijde voor de Dienst beschikbaar.

Onderafdeling 4. - Bijzondere voorwaarden voor asielen

Art. 92.In uitzonderlijke omstandigheden van overbezetting mogen dierenasielen afwijken van de minimumnormen in de uit hoofde van het Wetboek uitgevaardigde besluiten, mits het welzijn van de dieren niet in het gedrang komt en zij voldoende gelegenheid krijgen om zich dagelijks te verplaatsen.

Art. 93.De bepalingen van deze onderafdeling zijn niet van toepassing op kooien die in bepaalde gemeenten, politiezones en reddingszones zijn geïnstalleerd voor eerste opvang in afwachting van overbrenging naar een asiel, mits de dieren daar niet langer dan 24 uur worden gehuisvest.

Art. 94.§ 1. De hoofdactiviteit van een dierenasiel is het opvangen van verlaten, verloren, verdwaalde, verwaarloosde, in beslag genomen dieren. Het asiel probeert zoveel mogelijk dieren te herplaatsen die herplaatst kunnen worden en zorgt ervoor dat het verblijf van de opgenomen dieren niet onnodig wordt verlengd. Het asiel maakt geen onderscheid naar ras, grootte of leeftijd bij de verzorging van de dieren. § 2 Het fokken, aankopen, invoeren of binnenbrengen uit een ander land en het te koop aanbieden van dieren via het asiel is verboden. § 3. Het asiel opent ten minste vier uur per maand zijn deuren voor het publiek.

Art. 95.Onverminderd een eventuele overeenkomst met het gemeentebestuur aanvaardt de beheerder of de verantwoordelijke van de inrichting de hem aangeboden dieren, mits hij over de passende opvanginfrastructuur en kennis beschikt.

Art. 96.§ 1. De beheerder of de voor de inrichting verantwoordelijke persoon houdt een algemeen register of een register per soort bij volgens het model in bijlage 9, dat binnen 48 uur wordt bijgewerkt. § 2. Alleen de contractdierenarts mag een dier euthanaseren en de contractdierenarts moet dit verantwoorden in het register van uitgevoerde behandelingen en ingrepen bedoeld in artikel 82. Het in § 1 bedoelde register wordt bijgehouden.

In afwijking van het voorgaande lid kan in geval van nood en wanneer de dierenarts die het contract heeft gesloten en zijn plaatsvervanger niet beschikbaar zijn, een andere dierenarts de euthanasie uitvoeren. § 1. Voor elk overgedragen dier vult de beheerder of de voor de inrichting verantwoordelijke persoon samen met de eigenaar van het dier een verklaring van overdracht in, waarin ten minste informatie over de gezondheid, het gedrag en de milieugeschiedenis van het dier is opgenomen.

Voor honden vult de beheerder of de verantwoordelijke van de inrichting een verklaring van overdracht in volgens het model in bijlage 10. § 4. Elk dier dat in een asiel wordt gehuisvest, wordt op zijn gedrag beoordeeld. De beheerder of de verantwoordelijke van de inrichting houdt een plan voor de algemene evaluatie van deze beoordelingen ter beschikking van de dienst. § 5. Voor elk geadopteerd dier worden de gegevens betreffende de gezondheid, het gedrag en de omgeving van het dier, die in de eventuele verklaring van overdracht zijn opgenomen, alsmede de beoordeling van het gedrag van het dier in het asiel, vooraf aan de adoptant meegedeeld.

Art. 97.Het in artikel D. 31, § 2, van het Wetboek bedoelde jaarlijkse activiteitenverslag bevat de volgende gegevens per soort: 1° het aantal binnenkomende dieren, uitgesplitst in : a) op de openbare weg aangetroffen dieren;b) in het asiel achtergelaten dieren;c) in beslag genomen dieren;d) voor sterilisatie gevangen zwerfkatten;2° het aantal dieren dat het asiel heeft verlaten, uitgesplitst in : a) dieren die aan hun eigenaar worden teruggegeven;b) geëuthanaseerde dieren;c) dieren die een natuurlijke dood gestorven zijn;d) geadopteerde dieren;e) gesteriliseerde en vrijgelaten zwerfkatten.

Art. 98.§ 1. Van de in dit besluit bedoelde erkende inrichtingen kan alleen een dierenasiel onder zijn verantwoordelijkheid dieren onderbrengen in pleeggezinnen waarmee het een overeenkomst heeft gesloten waarin ten minste de contactgegevens van de voor het pleeggezin verantwoordelijke persoon, de diersoort die mag worden opgenomen, de voorwaarden voor het verblijf en de rechten en plichten van beide partijen overeenkomstig bijlage 14 zijn opgenomen.

Vóór de ondertekening van de overeenkomst brengt de beheerder, het hoofd van de inrichting of zijn afgevaardigde een bezoek aan de verblijfplaats van het pleeggezin, stelt een verslag op en voegt dit bij de overeenkomst. § 2. De beheerder of de verantwoordelijke van de inrichting houdt een register van pleeggezinnen bij, waarin voor elk van hen wordt vermeld : 1° het volgordenummer ;2° de datum van ondertekening van de overeenkomst met het asiel;3° de contactgegevens;4° de datum waarop de overeenkomst is geëindigd. In geval van wijziging van de in lid 1 bedoelde gegevens wordt het register van pleeggezinnen binnen 48 uur bijgewerkt.

Elke toevoeging of verwijdering van een pleeggezin wordt goedgekeurd door de contractdierenarts. § 3. Met uitzondering van kittens van minder dan twaalf weken oud, wordt een dier waarvoor identificatie verplicht is, geïdentificeerd voordat het door een pleeggezin wordt opgenomen. § 1. Het pleeggezin woont in een straal van maximaal vijftig kilometer rond het asiel of het kantoor van de contractdierenarts, behalve voor het pleeggezin van paardachtigen en runderen, schapen, geiten en varkens.

Een pleeggezin sluit een overeenkomst met maximaal één opvangcentrum per gehuisveste soort. § 5. Het is een pleeggezin verboden een kennel of pension te beheren. § 6 Het pleeggezin mag alleen dieren huisvesten die door particulieren mogen worden gehouden. § 7 De Dienst kan een afwijking van de bepalingen van § 4 toestaan op gemotiveerd verzoek van de beheerder of de verantwoordelijke van de inrichting. § 8. Het pleeggezin voldoet aan de minimumnormen van de bijlagen 12 en 13. Artikel 92 is niet van toepassing op pleeggezinnen. § 9. Een persoon die onderworpen is aan de intrekking van een vergunning voor het houden van een dier bedoeld in artikel D.6 van het Wetboek, of aan een verbod om een of meer dieren te houden, overeenkomstig de artikelen D.180, D.189, D.198, § 5, en D.199, van het decreetgedeelte van boek I van het Milieuwetboek, mag geen deel uitmaken van het huishouden van een pleeggezin. De leden van het huishouden van het pleeggezin bezorgen het asiel waarmee het een overeenkomst sluit een uittreksel uit het centrale bestand dat minder dan negentig dagen geleden is afgegeven overeenkomstig artikel D.144, § 2, tweede lid, van het decreetgedeelte van boek I van het Milieuwetboek. HOOFDSTUK 6 - Verwerking van persoonsgegevens voor het verlenen en handhaven van de erkenning

Art. 99.§ 1. De Dienst is verantwoordelijk voor de verwerking van de in artikelen 7 en 11 bedoelde gegevens. § 2. De beheerder is verantwoordelijk voor de gegevens bedoeld in de artikelen 40, 53, 91, 96 en 98, § 2. De beheerder houdt de gegevens bedoeld in het vorige lid ter beschikking van de Dienst.

De in § 1 bedoelde gegevens worden voor de duur van de goedkeuring bewaard. Zij worden bewaard om de Dienst in staat te stellen de inrichtingen te erkennen en de hem krachtens het Waalse Dierenwelzijnwetboek en dit besluit toevertrouwde inspectieopdrachten uit te voeren.

Art. 100.De in artikel 13 bedoelde deskundigen passen procedures toe om de integriteit en de vertrouwelijkheid van de in artikel 99, lid 1, bedoelde gegevens te beschermen en om een back-up van deze gegevens te bewaren wanneer zij in digitale vorm worden opgeslagen, zodat de verwerking voldoet aan de eisen van de Europese verordening inzake gegevensbescherming. HOOFDSTUK 7 - Wijzigings-, opheffings-, overgangs- en slotbepalingen Afdeling 1. - Overgangsbepalingen

Art. 101.De erkenningen toegekend overeenkomstig het koninklijk besluit van 27 april 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 27/04/2007 pub. 06/07/2007 numac 2007022825 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit houdende erkenningsvoorwaarden voor inrichtingen voor dieren en de voorwaarden inzake de verhandeling van dieren sluiten houdende erkenningsvoorwaarden voor inrichtingen voor dieren en de voorwaarden inzake de verhandeling van dieren blijven geldig totdat zij verstrijken.

Het onderhoud en de verlenging ervan zijn onderworpen aan de voorwaarden van dit besluit.

Art. 102.In afwijking van artikel 101, tweede lid, blijven de voorwaarden voor het behoud en de hernieuwing van de erkenning van inrichtingen bepaald in de bijlagen II en IV van het koninklijk besluit van 27 april 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 27/04/2007 pub. 06/07/2007 numac 2007022825 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit houdende erkenningsvoorwaarden voor inrichtingen voor dieren en de voorwaarden inzake de verhandeling van dieren sluiten houdende erkenningsvoorwaarden voor inrichtingen voor dieren en de voorwaarden inzake de verhandeling van dieren van toepassing: 1° tot en met 31 december 2027 voor inrichtingen voor dieren die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit een erkenning hebben, met uitzondering van asielen;2° tot en met 31 december 2032 voor asielen die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit een erkenning hebben.

Art. 103.Met betrekking tot commerciële fokkers in de zin van het besluit van 27 april 2007 houdende erkenningsvoorwaarden voor inrichtingen voor dieren en de voorwaarden inzake de verhandeling van dieren; 1° artikel 19/5, 1° en 3°, van het besluit van 27 april 2007 houdende erkenningsvoorwaarden voor inrichtingen voor dieren en de voorwaarden inzake de verhandeling van dieren blijft van toepassing tot en met 30 juni 2023;2° in afwijking van artikel 101, eerste lid, van dit besluit, eindigen de erkenningen die zijn afgegeven overeenkomstig het besluit van 27 april 2007 houdende erkenningsvoorwaarden voor inrichtingen voor dieren en de voorwaarden inzake de verhandeling van dieren uiterlijk op 1 januari 2026. Afdeling 2. - Wijzigings-, opheffings-, en slotbepalingen

Art. 104.Het koninklijk besluit van 27 april 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 27/04/2007 pub. 06/07/2007 numac 2007022825 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit houdende erkenningsvoorwaarden voor inrichtingen voor dieren en de voorwaarden inzake de verhandeling van dieren sluiten houdende erkenningsvoorwaarden voor inrichtingen voor dieren en de voorwaarden inzake de verhandeling van dieren wordt opgeheven.

In afwijking van het eerste lid : 1° artikel 19/5, 1° en 3° heeft uitwerking tot 30 juni 2023;2° de bijlagen II en IV hebben uitwerking : a) tot en met 31 december 2027 voor inrichtingen voor dieren die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit een erkenning hebben, met uitzondering van asielen;b) tot en met 31 december 2031 voor asielen die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit een erkenning hebben.

Art. 105.Artikel 2, tweede lid, 2°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 maart 2017Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 23/03/2017 pub. 31/03/2017 numac 2017011433 bron waalse overheidsdienst Besluit van de Waalse Regering tot vaststelling van de regels inzake reclame met het oog op de verhandeling van diersoorten sluiten tot vaststelling van de regels inzake reclame met het oog op de verhandeling of de schenking van diersoorten, wordt vervangen door de volgende bepaling: " 2° de promotie beoogt van een nest en voor zover de pups minder dan acht weken oud en de kittens minder dan twaalf weken oud zijn. In dat geval vermeldt de adverteerder het identificatienummer van het moederdier in plaats van dat van het dier zelf.".

Art. 106.Artikel 22 van het besluit van de Waalse Regering van 24 juli 2018Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 24/07/2018 pub. 12/10/2018 numac 2018205201 bron waalse overheidsdienst Besluit van de Waalse Regering betreffende de erkenning van de dierentuinen en tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de Waalse Dierentuinencommissie sluiten betreffende de erkenning van de dierentuinen en tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de Waalse Dierentuinencommissie wordt op 1 januari 2025 aangevuld met de volgende bepaling: " § 3. Een persoon die onderworpen is aan de intrekking van een vergunning voor het houden van een dier bedoeld in artikel D.6 van het Wetboek, of aan een verbod om een of meer dieren te houden, overeenkomstig de artikelen D.180, D.189, D.198, § 5, en D.199, van het decreetgedeelte van boek I van het Milieuwetboek, mag geen deel uitmaken van het vast personeel. De leden van het vast personeel bezorgen een uittreksel uit het centrale bestand dat minder dan negentig dagen geleden is afgegeven overeenkomstig artikel D.144, § 2, tweede lid, van het decreetgedeelte van boek I van het Milieuwetboek.".

Art. 107.Dit besluit treedt in werking op 1 maart 2023.

In afwijking van het eerste lid : 1° treden artikel 55, § 1, en artikel 83, § 1, in werking op 1 juli 2023;2° treedt artikel 28 in werking op 1 januari 2026.3° treedt artikel 2, § 2, in werking op 1 januari 2028.4° De bijlagen 12 en 13 treden in werking : a) op 1 januari 2028 voor inrichtingen voor dieren die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit een erkenning hebben, met uitzondering van asielen;b) op 1 januari 2032 voor asielen die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit een erkenning hebben.

Art. 108.De Minister bevoegd voor Dierenwelzijn is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 24 november 2022.

Voor de Regering : De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Leefmilieu, Natuur, Bossen, Landelijke Aangelegenheden en Dierenwelzijn, C. TELLIER

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^