gepubliceerd op 30 maart 2007
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten
23 MAART 2007. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid op artikel 121, zoals vervangen door de wet van 26 april 2002;
Gelet op de wet van 26 april 2002 houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten, inzonderheid op de artikelen 29, derde lid, 30, 1° en 3°, en 34;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, inzonderheid op de artikelen II.I.1, II.I.2, II.I.5, II.I.7, II.III.1, Hoofdstuk II van Titel III van Deel II, IV.I.51, VI.I.4, VI.II.77, VI.II.78, VI.II.84, Hoofdstuk I van Titel IV van Deel VII, Hoofdstuk II van Titel IV van Deel VII, VII.IV.7, Hoofdstuk IV van Titel IV van Deel VII, VIII.V.8, VIII.V.9, X.I.1, XI.I.1, XI.I.3, XI.II.3, XI.II.8, XI.II.11, XI.II.13, XI.II.20, XI.III.4, XI.III.5, XI.III.8, XI.III.11, XI.III.12;
Gelet op het protocol Nr. 182/2 van 27 april 2006 en het protocol nr. 188/2 van 28 juni 2006 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 4 en 6 september 2006;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 15 februari 2007;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken van 6 februari 2007;
Overwegende dat het advies van de Adviesraad van burgemeesters niet regelmatig binnen de voorgeschreven termijn gegeven is en dat geen verzoek om verlenging van de termijn gedaan is; dat er bijgevolg aan is voorbijgegaan;
Gelet op het advies Nr. 42.309/2 van de Raad van State, gegeven op 7 maart 2007, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van Deel II RPPol
Artikel 1.Artikel II.I.1 RPPol wordt aangevuld als volgt : "5° de klasseanciënniteit voor de leden van het administratief en logistiek kader van niveau A.".
Art. 2.In artikel II.I.2 RPPol wordt een § 4 ingevoegd, luidende : "§ 4. Voor de klasseanciënniteit worden de in aanmerking komende diensten aangerekend vanaf de datum waarop het personeelslid in de beschouwde klasse werd opgenomen.".
Art. 3.In artikel II.I.5, eerste lid, RPPol, worden de woorden "de klasse-," ingevoegd tussen de woorden "niveauanciënniteit," en de woorden "de loonschaal-".
Art. 4.In artikel II.I.7 RPPol worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 1° worden de woorden "of, voor de personeelsleden van niveau A, dat met de hoogste klasse of, bij gelijke klasse, dat met de grootste klasseanciënniteit" ingevoegd tussen de woorden "grootste graadanciënniteit" en ";"; 2° in 2° wordt het woord "graadanciënniteit" vervangen door de woorden "graad- of klasseanciënniteit".
Art. 5.In artikel II.III.1. RPPol worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid, 2°, b), wordt vervangen als volgt : "b) bijzondere graden : i) directiesecretaris; ii) vertaler; iii) fotograaf; iv) ICT-consulent; v) technisch consulent; vi)maatschappelijk assistent; vii) boekhouder; viii) verpleger; ix) laborant; x) communicatieconsulent;" 2° het eerste lid, 3°, b), wordt vervangen als volgt : "b) bijzondere graden : i) ICT-assistent; ii) gespecialiseerd vakman;" 3° het eerste lid, 4°, b), wordt vervangen als volgt : "b) bijzondere graad : ICT-technicus." 4° het tweede en derde lid worden opgeheven.
Art. 6.Hoofdstuk II van Titel III van Deel II RPPol, bestaande uit de artikelen II.III.3 tot II.III.21, wordt vervangen als volgt : "Hoofdstuk II. - De loonschalen Art. II.III.3. De in dit hoofdstuk bedoelde loonschalen zijn opgenomen als bijlage 1bis bij dit besluit.
Art. II.III.4. Aan elke graad van de niveaus B, C en D, zijn twee loonschalengroepen verbonden, die de minimum - en de maximumloonschalengroep worden genoemd.
De eerste loonschaal die het personeelslid met een bepaalde graad verwerft, wordt de basisloonschaal genoemd. De basisloonschaal is gemeenschappelijk voor de minimum - en de maximumloonschalengroep die aan een graad zijn verbonden. In de volgende artikelen is de basisloonschaal telkens die die als eerste wordt genoemd.
Art. II.III.5. Aan de graad van consulent zijn de minimumloonschalengroep houdende de loonschalen BB1, BB2.1, BB3.1 en BB4.1 en de maximumloonschalengroep houdende de loonschalen BB1, BB2.2, BB3.2 en BB4.2 verbonden.
Art. II.III.6. Aan de graden van vertaler, directiesecretaris en fotograaf zijn de minimumloonschalengroep houdende de loonschalen B1A, B2A.1, B3A.1 en B4A.1 en de maximumloonschalengroep houdende de loonschalen B1A, B2A.2, B3A.2 en B4A.2 verbonden.
Art. II.III.7. Aan de graden van ICT-consulent en technisch consulent zijn de minimumloonschalengroep houdende de loonschalen B1B, B2B.1, B3B.1 en B4B.1 en de maximumloonschalengroep houdende de loonschalen B1B, B2B.2, B3B.2 en B4B.2 verbonden.
Art. II.III.8. Aan de graden van maatschappelijk assistent, boekhouder, verpleger, laborant en communicatieconsulent zijn de minimumloonschalengroep houdende de loonschalen B1D, B2D.1, B3D.1 en B4D.1 en de maximumloonschalengroep houdende de loonschalen B1D, B2D.2, B3D.2 en B4D.2 verbonden.
Art. II.III.9. Aan de graad van assistent zijn de minimumloonschalengroep houdende de loonschalen CC1, CC2.1, CC3.1 en CC4.1 en de maximumloonschalengroep houdende de loonschalen CC1, CC2.2, CC3.2 en CC4.2 verbonden.
Art. II.III.10. Aan de graden van ICT-assistent en gespecialiseerd vakman zijn de minimumloonschalengroep houdende de loonschalen C1A, C2A.1, C3A.1 en C4A.1 en de maximumloonschalengroep houdende de loonschalen C1A, C2A.2, C3A.2 en C4A.2 verbonden.
Art. II.III.11. Aan de graden van hulpkracht en arbeider zijn de minimumloonschalengroep houdende de loonschalen DD1, DD2.1, DD3.1 en DD4.1 en de maximumloonschalengroep houdende de loonschalen DD1, DD2.2, DD3.2 en DD4.2 verbonden.
Art. II.III.12. Aan de graden van bediende en vakman zijn de minimumloonschalengroep houdende de loonschalen D1A, D2A.1, D3A.1 en D4A.1 en de maximumloonschalengroep houdende de loonschalen D1A, D2A.2, D3A.2 en D4A.2 verbonden.
Art. II.III.13. Aan de graad van ICT-technicus zijn de minimumloonschalengroep houdende de loonschalen D1B, D2B.1, D3B.1 en D4B.1 en de maximumloonschalengroep houdende de loonschalen D1B, D2B.2, D3B.2 en D4B.2 verbonden.
Art. II.III.14.§ 1. Het niveau A bevat vijf klassen, genummerd van A1 tot A5, waaraan de volgende loonschalen zijn verbonden : 1° klasse A1 bevat de loonschalen A11, A12, A21, A22 en A23;2° klasse A2 bevat de loonschalen A21, A22 en A23;3° klasse A3 bevat de loonschalen A31, A32 en A33;4° klasse A4 bevat de loonschalen A41, A42 en A43;5° klasse A5 bevat de loonschalen A51, A52 en A53. De eerstgenoemde loonschaal van de loonschalengroep die aan de klasse is verbonden, wordt de basisloonschaal van die klasse genoemd. § 2. De personeelsleden bekleed met een bijzondere graad van niveau A, behoren minstens tot klasse A2. § 3. De personeelsleden van het niveau A die beantwoorden aan de wettelijke voorwaarden om het ambt van preventieadviseur uit te oefenen en effectief voor deze functie zijn aangewezen, behoren minstens tot klasse A2.
De personeelsleden die geselecteerd zijn voor een ambt van preventieadviseur en die nog niet beantwoorden aan de wettelijke voorwaarden om dit ambt uit te oefenen, behoren tot de klasse A1. § 4. De ambten van niveau A worden in de klassen ingedeeld na een weging op basis van een matrix met twee assen met de volgende criteria : 1° as "omkadering" : - hiërarchie in dalende lijn; - hiërarchie in stijgende lijn; - budgettaire verantwoordelijkheid; - autonomie in het raam van personeelsbeheer; 2° as "bijdrage" : - opleidingsniveau vereist voor de uitoefening van de functie; - ervaring vereist voor de uitoefening van de functie; - complexiteit van de te behandelen problemen; - invloed van de functie.
De minister kan daaromtrent nadere regels vaststellen." HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van Deel IV RPPol
Art. 7.Artikel IV.I.51 RPPol wordt vervangen als volgt : "De selectie kan worden georganiseerd voor de benoeming of indiensttreding in de basisloonschalen : 1° van de, naargelang het geval, gemene of bijzondere graad van de niveaus B, C en D;2° van de klasse A1, A2, A3 of A4. In dat raam wordt van de kandidaten een voor de functie nuttige ervaring van zes jaar voor de klasse A3 en van negen jaar voor de klasse A4 geëist."
Art. 8.In Deel IV RPPol wordt een Titel III ingevoegd, luidende : "Titel III. - De gecertificeerde opleiding Art. IV.III.1. Het personeelslid van het administratief en logistiek kader, dat niet bezoldigd wordt in de laatste loonschaal van een loonschalengroep of van een klasse, heeft het recht om een gecertificeerde opleiding te volgen, indien het ten minste één jaar niveauanciënniteit bezit.
De anciënniteitsvoorwaarde moet vervuld zijn op de datum van inschrijving voor de gecertificeerde opleiding.
Het personeelslid dat wordt bevorderd in een hoger niveau of in een hogere klasse, kan zich onmiddellijk inschrijven om deel te nemen aan een gecertificeerde opleiding die overeenstemt met het nieuwe niveau of de nieuwe klasse.
Art. IV.III.2. Het personeelslid dat een gecertificeerde opleiding waarvoor het zich had ingeschreven, niet met vrucht heeft gevolgd, kan zich ten vroegste 365 dagen na de vorige inschrijving opnieuw inschrijven.
Art. IV.III.3. Het personeelslid kan zich ten vroegste twee jaar na de laatste inschrijving voor een met vrucht gevolgde gecertificeerde opleiding, inschrijven voor een nieuwe gecertificeerde opleiding.
Art. IV.III.4. De functionele meerdere bepaalt, na overleg met het personeelslid en op basis van vooraf erkende en voor het personeelslid relevante gecertificeerde opleidingen, voor welke gecertificeerde opleiding het personeelslid zich mag inschrijven.
De concrete meerwaarde voor het door het personeelslid uitgeoefende ambt is daarbij het belangrijkste criterium.
Indien het personeelslid zich niet akkoord verklaart met de keuze van de functionele meerdere, kan het daaromtrent een bezwaarschrift richten aan zijn eindverantwoordelijke voor de evaluatie, die de definitieve beslissing ter zake neemt. De datum van dit bezwaarschrift wordt beschouwd als inschrijvingsdatum voor de gecertificeerde opleiding.
Art. IV.III.5. Het personeelslid dat een loonschaal van de maximumloonschalengroep geniet of behoort tot niveau A en dat een competentieontwikkelingstoelage ontvangt, kan zich ten vroegste 12 maanden voor het bereiken van de zes jaar loonschaalanciënniteit opnieuw inschrijven om deel te nemen aan een gecertificeerde opleiding.
Art. IV.III.6. Het personeelslid dat rechtsgeldig is ingeschreven voor een gecertificeerde opleiding en dat wegens een arbeidsongeval, een beroepsziekte, het bevallingsverlof bedoeld in artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971, het opvangverlof voor adoptie bedoeld in artikel 36 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen of in geval van overmacht, verhinderd is om deel te nemen aan deze opleiding, kan met behoud van de initiële inschrijvingsdatum deelnemen aan die opleiding zodra die wordt georganiseerd na het einde van de verhindering.
Art. IV.III.7. De gecertificeerde opleidingen worden als dusdanig erkend door de minister of de daartoe door hem gedelegeerde directeur van de opleiding.
In bijzondere gevallen kan de minister de in het raam van een specifieke hoedanigheid gevolgde opleidingen, gelijkstellen met gecertificeerde opleidingen.". HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van Deel VI RPPol
Art. 9.In artikel VI.I.4, § 1, RPPol, wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid ingevoegd : "In afwijking van het eerste lid, kan de prestatienorm van 38 uur, op vraag van het personeelslid en in onderling akkoord met de bevoegde overheid, op structurele wijze worden verdeeld over vier dagen voor de personeelsleden van het administratief en logistiek kader die tewerkgesteld zijn op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.".
Art. 10.In artikel VI.II.77, eerste lid, 1°, RPPol worden de woorden "hoger niveau" vervangen door de woorden "onmiddellijk hoger niveau of een hogere klasse" en worden de woorden ", de klasse" ingevoegd tussen de woorden "dan het niveau" en de woorden " of de graad".
Art. 11.In artikel VI.II.78 RPPol worden de volgende wijzingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt vervangen als volgt : "Onverminderd het eerste lid, kan alleen een officier worden aangesteld in een hoger ambt van hoger officier."; 2° het artikel wordt aangevuld met de volgende leden : "Het personeelslid van het administratief en logistiek kader kan enkel worden aangesteld in een betrekking van een hoger niveau of een hogere klasse waarvoor bij aanwerving een specifiek diploma of getuigschrift dat ten minste evenwaardig is met die welke in aanmerking worden genomen voor de aanwerving in de betrekkingen van dat hogere niveau bij de federale Rijksbesturen, zoals opgenomen in de bijlage 1 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, is vereist, indien het houder is van dit specifiek diploma. Het personeelslid van niveau B kan enkel worden aangesteld voor de uitoefening van een hoger ambt van klasse A1 of A2.".
Art. 12.In artikel VI.II.84, eerste lid, RPPol, worden de woorden "of de klasse" ingevoegd tussen de woorden "in de graad" en de woorden "van die betrekking". HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van Deel VII RPPol
Art. 13.Hoofdstuk I van Titel IV van Deel VII RPPol, bestaande uit de artikelen VII.IV.1 tot VII.IV.3, wordt vervangen als volgt : "Hoofdstuk I. - Algemene bepalingen Art. VII.IV.1. § 1. De benoemende overheid verleent de bevordering.
De hogere loonschaal binnen de baremische loopbaan wordt toegekend, door de overheid bedoeld in artikel VII. II. 3, § 2. § 2. Aan het personeelslid dat in het raam van de mobiliteit wordt benoemd in een gelijkwaardige graad waaraan een andere minimum- of maximum-loonschalengroep is verbonden dan die die het tot dan toe genoot, wordt van rechtswege de overeenstemmende minimum- of maximumloonschalengroep, alsmede, binnen deze groep, de overeenstemmende loonschaal naar gelang van de stand van de baremische loopbaan van het personeelslid, toegekend, met behoud van loonschaalanciënniteit. De benoeming in een bijzondere graad kan enkel indien het personeelslid houder is van het desbetreffende specifiek diploma of getuigschrift dat ten minste evenwaardig is met die welke in aanmerking worden genomen voor de aanwerving in die betrekking bij de federale Rijksbesturen, zoals opgenomen in de bijlage 1 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel."
Art. 14.Hoofdstuk II van Titel IV van Deel VII RPPol, bestaande uit de artikelen VII.IV.4 tot VII.IV.6, wordt vervangen als volgt : "Hoofdstuk II. - De bevordering door overgang naar een hogere klasse en de overgang naar een lagere klasse Art. VII.IV.4. § 1. Om tot de klasse A2 te worden bevorderd, moet het personeelslid ten minste drie jaar anciënniteit in de klasse A1 hebben.
Om tot de klasse A3 te worden bevorderd, moet het personeelslid ten minste drie jaar anciënniteit in de klasse A2 of zes jaar niveauanciënniteit in het niveau A hebben.
Om tot de klasse A4 te worden bevorderd, moet het personeelslid ten minste drie jaar anciënniteit in de klasse A3 of zes jaar in de klasse A2 hebben.
Om tot de klasse A5 te worden bevorderd, moet het personeelslid ten minste drie jaar anciënniteit in de klasse A4 of zes jaar in de klasse A3 hebben. § 2. Bij bevordering wordt de basisloonschaal van de hogere klasse toegekend, tenzij het personeelslid reeds een loonschaal die aan die klasse is verbonden, geniet.
Art. VII.IV.5. Het personeelslid dat bij mobiliteit of herplaatsing of via de mandaatprocedure wordt aangewezen voor een betrekking van een lagere klasse, verwerft de loonschaal van de loonschalengroep van die klasse, in functie van, enerzijds, de reeds verworven gecumuleerde loonschaalanciënniteiten in die lagere klasse en in de hogere klasse en, anderzijds, het normaal verloop van de baremische loopbaan in de klasse, zoals bedoeld in hoofdstuk IV, afdeling II. Indien de in het eerste lid bedoelde herplaatsing buiten zijn wil plaatsvindt, behoudt het personeelslid het voordeel van de wedde, zoals bedoeld in artikel XI.I.3, 1°, die het voor deze herplaatsing effectief genoot."
Art. 15.In artikel VII.IV.7 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt : "overeenkomstig de regels inzake de mobiliteit worden aangewezen in een vacante betrekking van het beoogde niveau, waarbij het personeelslid zich binnen de vijf jaar na de in artikel VII.IV.21, tweede lid, bedoelde verlening van het brevet rechtsgeldig moet kandidaat stellen."; 2° het artikel wordt aangevuld met het volgende lid : "Het personeelslid dat door bevordering overgaat naar niveau A, kan zich enkel rechtsgeldig kandidaat stellen voor een betrekking van klasse A1 of, indien het een bijzondere graad betreft, voor een betrekking van klasse A2."
Art. 16.Hoofdstuk IV van Titel IV van Deel VII RPPol, bestaande uit de artikelen VII.IV.22 tot VII.IV.39, wordt vervangen als volgt : "Hoofdstuk IV. - De baremische loopbaan Afdeling 1. - De baremische loopbaan in de niveaus B, C en D
Art. VII.IV.22. De baremische loopbaan van het personeelslid van niveau B, C of D bestaat in de opeenvolgende toekenning van een steeds hogere loonschaal in de minimum- of in de maximumloonschalen-groep.
Art. VII.IV.23. Voor deze afdeling wordt onder "hogere loonschaal" begrepen : de loonschaal van de minimum-, dan wel van de maximumloonschalengroep, waarvan het volgnummer, zijnde het eerstgenoemde nummer in de benaming van de loonschaal, één hoger ligt dan van de loonschaal die het personeelslid geniet.
Art. VII.IV.24. De overgang naar de hogere loonschaal van de minimumloonschalengroep is onderworpen aan de volgende voorwaarden : 1° zes jaar loonschaalanciënniteit in een loonschaal van die minimumloonschalengroep genieten;2° de laatste tweejaarlijkse eindevaluatie draagt niet de eindvermelding "onvoldoende". Art. VII.IV.25. De overgang naar de hogere loonschaal van de maximumloonschalengroep is onderworpen aan de volgende voorwaarden : 1° zes jaar loonschaalanciënniteit in een loonschaal van die maximumloonschalengroep genieten;2° de laatste tweejaarlijkse eindevaluatie draagt niet de eindvermelding "onvoldoende"; 3° met vrucht een gecertificeerde opleiding hebben gevolgd sinds de vorige overgang naar een andere loonschaal of vóór de vorige overgang naar de hogere loonschaal het met vrucht hebben gevolgd van een gecertificeerde opleiding naar aanleiding van een inschrijving overeenkomstig artikel IV.III.5.
Art. VII.IV.26. Indien het personeelslid met een loonschaal van de maximumloonschalengroep beantwoordt aan de voorwaarden bedoeld in artikel VII.IV.25, 1° en 2°, maar niet aan die bedoeld in hetzelfde artikel, 3°, verwerft het de hogere loonschaal van de minimumloonschalengroep. De vorige loonschaal wordt alsdan gevrijwaard.
Art. VII.IV.27. Het personeelslid met een loonschaal van de minimumloonschalengroep, dat zich vóór 1 september van een kalenderjaar heeft ingeschreven voor een gecertificeerde opleiding, verwerft vanaf de maand september van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar van inschrijving de overeenkomstige loonschaal van de maximumloonschalengroep, zijnde die met hetzelfde volgnummer, onder de volgende voorwaarden : 1° de laatste tweejaarlijkse eindevaluatie draagt niet de eindvermelding "onvoldoende";2° met vrucht die gecertificeerde opleiding hebben gevolgd. Indien de in het eerste lid bedoelde inschrijving plaatsvindt na 1 september van een kalenderjaar, verwerft het personeelslid de overeenkomstige loonschaal van de maximumloonschalengroep vanaf de maand september van het tweede kalenderjaar volgend op het kalenderjaar van inschrijving, onder dezelfde voorwaarden.
De in het eerste lid bedoelde overgang is evenwel niet meer mogelijk eens het personeelslid de hoogste loonschaal van de minimumloonschalengroep heeft bereikt.
Art. VII.IV.28. Het contractueel personeelslid geniet geen baremische loopbaan.
Aan het personeelslid van niveau D wordt evenwel, na zes jaar loonschaalanciënniteit in de basisloonschaal en mits de laatste tweejaarlijkse evaluatie niet de eindvermelding "onvoldoende" draagt, de tweede loonschaal van de minimumloonschalengroep toegekend, die het zou genieten mocht het zijn benoemd in zijn graad. Afdeling 2. - De baremische loopbaan in het niveau A
Onderafdeling 1. - Klasse A1 en A2 Art. VII.IV.29. § 1. Voor de personeelsleden bekleed met de gemene graad, wordt een baremische loopbaan ingesteld voor overgang tussen de hieronder opgesomde loonschalen en na het vermeld aantal jaren loonschaalanciënniteit : 1° van de loonschaal A11 naar de loonschaal A12 na zes jaar;2° van de loonschaal A12 naar de loonschaal A21 na zes jaar;3° van de loonschaal A21 naar de loonschaal A22 na zes jaar;4° van de loonschaal A22 naar de loonschaal A23 na zes jaar. De hogere loonschaal in de baremische loopbaan wordt niet toegekend indien de laatste tweejaarlijkse evaluatie de eindvermelding "onvoldoende" draagt.
De toekenning van de loonschalen A22 en A23 is eveneens afhankelijk van het met vrucht hebben gevolgd van een gecertificeerde opleiding sinds de vorige overgang naar de hogere loonschaal of vóór de vorige overgang naar de hogere loonschaal het met vrucht hebben gevolgd van een gecertificeerde opleiding naar aanleiding van een inschrijving overeenkomstig artikel IV.III.5. § 2. De personeelsleden voor wie het bezit van een specifiek diploma of getuigschrift dat ten minste evenwaardig is met die welke in aanmerking worden genomen voor de aanwerving in de betrekkingen van niveau A bij de federale Rijksbesturen, zoals opgenomen in de bijlage 1 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel alsook het bezit van relevante ervaring verplichte aanwervingsvoorwaarden zijn, ontvangen bij hun aanwerving in een betrekking van klasse A1 een loonschaalanciënniteitsbonificatie ten belope van de vereiste duur van de relevante ervaring, met een maximum van zes jaar.
Art. VII.IV.30. Voor de personeelsleden bekleed met een bijzondere graad, wordt een baremische loopbaan ingesteld voor overgang tussen de hieronder opgesomde loonschalen en na het vermeld aantal jaren loonschaalanciënniteit : 1° van de loonschaal A21 naar de loonschaal A22 na zes jaar;2° van de loonschaal A22 naar de loonschaal A23 na zes jaar. De hogere loonschaal in de baremische loopbaan wordt niet toegekend indien de laatste tweejaarlijkse evaluatie de eindvermelding "onvoldoende" draagt.
Onderafdeling 2. - Klasse A3, A4 en A5 Art. VII.IV.31. Voor de personeelsleden benoemd in klasse A3, A4 en A5, wordt een baremische loopbaan ingesteld voor overgang tussen de hieronder opgesomde loonschalen en na het vermeld aantal jaren loonschaalanciënniteit : 1° van de loonschaal A31, A41 en A51 naar respectievelijk de loonschaal A32, A42 en A52 na zes jaar;2° van de loonschaal A32, A42 en A52 naar respectievelijk de loonschaal A33, A43 en A53 na zes jaar. De hogere loonschaal in de baremische loopbaan wordt niet toegekend indien de laatste tweejaarlijkse evaluatie de eindvermelding "onvoldoende" draagt.
De toekenning van de loonschalen A32 en A33 is eveneens afhankelijk van het met vrucht hebben gevolgd van een gecertificeerde opleiding sinds de vorige overgang naar de hogere loonschaal of vóór de vorige overgang naar de hogere loonschaal het met vrucht hebben gevolgd van een gecertificeerde opleiding naar aanleiding van een inschrijving overeenkomstig artikel IV.III.5." HOOFDSTUK V. - Wijzigingen van Deel VIII RPPol
Art. 17.In artikel VIII.V.8, eerste lid, RPPol, vervallen de woorden "van het operationeel kader".
Art. 18.In artikel VIII.V.9 RPPol vervallen de woorden "van het operationeel kader". HOOFDSTUK VI. - Wijzigingen van Deel X RPPol
Art. 19.Artikel X.I.1, derde lid, RPPol, wordt vervangen als volgt : "Met uitzondering van het in het eerste lid, 2°, bedoelde personeelslid, geniet het personeelslid van het administratief en logistiek kader een hospitalisatieverzekering, alsmede de medische zorgverstrekking, de verpleegzorgen en de tandverzorging verleend door een zorgverstrekker van en in de lokalen van de medische dienst." HOOFDSTUK VII. - Wijzigingen van Deel XI RPPol
Art. 20.Artikel XI.I.1, eerste lid, 2°, RPPol wordt vervangen als volgt : "2° XI.III.28 tot en met 30 en XI.III.31 tot en met 33;".
Art. 21.In artikel XI.I.3 RPPol worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het littera 1°, eerste lid, worden de woorden "in artikel II.III.21 of" geschrapt en worden de woorden "of in bijlage 1bis " ingevoegd tussen de woorden "in bijlage 1" en de woorden "bevattende"; 2° in het littera 1°, derde lid, worden de woorden "of klasse" ingevoegd tussn de woorden "iedere graad" en de woorden "zijn vastgesteld;3° in het littera 1°, vijfde lid, b) worden de woorden "of voor het niveau A, een groep van cijfers" ingevoegd tussen de woorden "een cijfer" en de woorden "of, in"; 4° het littera 1°, vijfde lid, wordt aangevuld als volgt : "d) in voorkomend geval, voor het administratief en logistiek kader, een cijfer dat een groep van specifieke schalen aanwijst;".
Art. 22.In artikel XI.II.3 RPPol worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "of klasse" ingevoegd tussen de woorden "in een graad" en de woorden "benoemde of" en worden de woorden "of klasse" ingevoegd tussen de woorden "aan die graad" en de woorden "verbonden schaal";2° in het tweede lid worden de woorden "of klasse" ingevoegd tussen de woorden "van dezelfde graad" en de woorden ", evenals de tussentijdse";3° in het derde lid worden de woorden "of klasse" ingevoegd tussen de woorden "met de graad" en de woorden "die hem kan worden verleend".
Art. 23.In artikel XI.II.8 RPPol worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2, tweede lid, worden de woorden "of klasse" ingevoegd tussen de woorden "door de graad" en de woorden "waarvan het personeelslid" en worden de woorden "of klasse" ingevoegd tussen de woorden "in die graad" en de woorden ", plaats had genomen";2° in § 2, derde lid, worden de woorden "of klasse" ingevoegd tussen de woorden "met de graad" en de woorden "die het personeelslid";3° in § 3 worden de woorden "of klasse" ingevoegd tussen de woorden "verandering van graad" en de woorden "die zich voordoet".
Art. 24.In artikel XI.II.11 RPPol worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden "of hogere klasse" ingevoegd tussen de woorden "een hogere graad" en de woorden "verwerft op geen enkel ogenblik" en worden de woorden "of klasse" ingevoegd tussen de woorden "zijn vorige graad" en de woorden "zou hebben genoten"; 2° in § 2, eerste lid, worden de woorden "het bedrag 1081.81 euro" vervangen door de woorden "het bedrag van 1.092,43 EUR"; 3° in § 3 worden de woorden "of nieuwe klasse" ingevoegd tussen de woorden "zijn nieuwe graad" en de woorden ", hetzij van de schaal".
Art. 25.In artikel XI.II.13, § 2, RPPol worden de woorden "of de klasse" ingevoegd tussen de woorden "met de graad" en de woorden "waarmee het personeelslid".
Art. 26.In artikel XI.II.20 RPPol worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 1° worden de woorden "of klasse" ingevoegd tussen de woorden "een hogere graad" en de woorden "dan die van de betrokkene", worden de woorden "of de klasse" ingevoegd tussen de woorden "in de graad" en de woorden "van het ambt" en worden de woorden "of klasse" ingevoegd tussen de woorden "zijn effectieve graad" en de woorden "en, in voorkomend geval";4° in 2° worden de woorden "of klasse" ingevoegd tussen de woorden "een hogere graad" en de woorden ", maar waarvan de toekenning".
Art. 27.In Deel XI, Titel II, Hoofdstuk II, Afdeling 4, van het RPPol, wordt een onderafdeling 3 ingevoegd, luidende : "Onderafdeling 3. - De competentieontwikkelingstoelage Art. XI.II.22bis. § 1. Aan het personeelslid van het administratief en logistiek kader dat een loonschaal van de maximumloonschalengroep geniet, dat behoort tot de klasse A1, A2 of A3 of dat bij arbeidsovereenkomst is aangeworven voor een andere dan een betrekking van klasse A4 of A5, en dat in zijn huidige loonschaal met vrucht een gecertificeerde opleiding heeft gevolgd, wordt, zolang het die loonschaal blijft genieten, jaarlijks een competentieontwikkelingstoelage toegekend. Eén gecertificeerde opleiding kan, inzonderheid voor contractuele personeelsleden, evenwel hoogstens zes maal het recht op een competentieontwikkelingstoelage openen.
In afwijking van het eerste lid, opent het met vrucht volgen van een gecertificeerde opleiding naar aanleiding van een inschrijving overeenkomstig artikel IV.III.5, het recht op de competentieontwikkelingstoelage in de hogere loonschaal.
Het personeelslid dat de hoogste loonschaal van een loonschalengroep geniet, heeft evenwel geen recht op de competentieontwikkelingstoelage. § 2. Het in § 1 bedoelde personeelslid dat zich vóór 1 september van een jaar heeft ingeschreven voor een nadien met vrucht gevolgde gecertificeerde opleiding, ontvangt vanaf de maand september van het jaar volgend op het jaar van inschrijving de competentieontwikkelingstoelage. Indien het zich na die datum inschrijft, ontvangt het de competentieontwikkelingstoelage slechts in de maand september van het tweede jaar dat daarop volgt. § 3. De competentieontwikkelingstoelage wordt jaarlijks in één maal uitbetaald in de maand september op grond van de tijdens de twaalf voorafgaande maanden verrichte prestaties.
De volledige competentieontwikkelingstoelage wordt enkel toegekend indien het personeelslid gedurende de twaalf voorafgaande maanden in dienstactiviteit is geweest en een volledige wedde heeft genoten. In alle andere gevallen wordt de competentieontwikkelingstoelage proportioneel verminderd.
De competentieontwikkelingstoelage wordt gevoegd bij de jaarlijkse brutobezoldiging voor de berekening van het vakantiegeld, de Copernicuspremie en de eindejaarstoelage. § 4. Het jaarlijks bedrag van de volledige competentieontwikkelingstoelage is vastgesteld op : 1° voor het niveau D : 1.000,00 EUR; 2° voor het niveau C : 750,00 EUR; 3° voor het niveau B : 1.000,00 EUR; 4° voor de klassen A1, A2 en A3 : 2.000,00 EUR. § 5. Het personeelslid dat een competentieontwikkelingstoelage ontvangt, ziet zijn recht op deze toelage geschorst gedurende de periode dat zijn tweejaarlijkse evaluatie de eindvermelding "onvoldoende" draagt."
Art. 28.In artikel XI.III.4 RPPol wordt het punt 5° opgeheven.
Art. 29.In artikel XI.III.5, 4°, RPPol, worden de woorden "in artikel II.III.21 of" geschrapt en worden de woorden "of in bijlage 1bis " ingevoegd tussen de woorden "in bijlage 1" en "."
Art. 30.In artikel XI.III.8, § 1, tweede lid, RPPol, worden de woorden "bedoeld in artikel II.III.21 of" geschrapt en worden de woorden "of in bijlage 1bis " ingevoegd tussen de woorden "in bijlage 1" en "."
Art. 31.In artikel XI.III.11, § 1, tweede lid, RPPol, worden de woorden "bepaald in artikel II.III.21 of" geschrapt en worden de woorden "of in de bijlage 1bis " ingevoegd tussen de woorden "in de bijlage 1" en "."
Art. 32.Artikel XI.III.12, eerste lid, RPPol, wordt aangevuld als volgt : "8° de personeelsleden van het administratief en logistiek kader, met uitsluiting van de klasse A3 en hoger, die op rechtstreekse wijze een ploeg van minimum tien personeelsleden, of indien het leidinggevenden van niveau D betreft, zes personeelsleden, leiden of die op voorstel van de functionele chef, door de korpschef of naar gelang het geval de minister voor de diensten die van hem afhangen, de commissaris-generaal of de betrokken directeur-generaal is aangewezen voor de dagelijkse leiding van een projectteam."
Art. 33.In Titel III van Deel XI RPPol wordt een hoofdstuk Vbis ingevoegd, luidende : "Hoofdstuk Vbis. - De toelage "Brussels Hoofdstedelijk Gewest" voor het administratief en logistiek kader Art. XI.III.30bis. De personeelsleden van het administratief en logistiek kader die aangewezen zijn voor een betrekking op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met uitzondering van de betrekkingen bedoeld in artikel 26 van de wet van 26 april 2002 tenzij het arbeidsovereenkomsten van onbepaalde duur voor voltijdse prestaties betreft, en die zich ertoe verbinden een aanwezigheidstermijn van vijf jaar in hun korps, directie of dienst op dat grondgebied na te komen, genieten vanaf deze verbintenis, een toelage waarvan het jaarlijks bedrag is vastgesteld in tabel 3 van bijlage 7.
Deze toelage is voor de eerste keer verschuldigd vanaf de verbintenis van het personeelslid in een betrekking van een directie of dienst die rechtstreeks afhangt van de commissaris-generaal of van een directeur-generaal van de federale politie, van een korps van de lokale politie of van een dienst die rechtstreeks afhangt van een andere overheid, die zich op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevindt. Het bedrag wordt nadien jaarlijks aangepast voor zover het personeelslid ononderbroken een betrekking in de bedoelde dienst heeft behouden.
Een aanwezigheidsjaar is verstreken op de verjaardag van de dag waarop de verbintenis heeft plaatsgevonden. Een aanwezigheidsjaar kan echter niet aanvangen vóór de inwerkingtreding van dit artikel.
De verbintenis van het personeelslid wordt vastgesteld op een document, waarvan het model wordt bepaald in bijlage 18bis, dat vaststelt vanaf wanneer de aanwezigheidstermijn van vijf jaar aanvangt. Dit document wordt in het mobiliteitsdossier van het betrokken personeelslid gevoegd.
De personeelsleden bedoeld in het eerste lid, die de toekenning van de toelage wensen te behouden, moeten hun verbintenis om de vijf jaar hernieuwen. De aanvraag daartoe geschiedt aan de hand van het document bedoeld in bijlage 18bis en dit ten laatste twee maanden vóór het verstrijken van de eerdere verbintenis.
Voor de personeelsleden bedoeld in het eerste lid die, gelet op de leeftijd van verplichte oppensioenstelling, geen vijf volle dienstjaren meer kunnen presteren, wordt de verbintenis bedoeld in het eerste lid vervangen door de verbintenis om in de in het eerste lid bedoelde dienst te blijven tot de voormelde leeftijd.
Art. XI.III.30ter. § 1. Indien het personeelslid de termijn van zijn verbintenis naleeft en nadien een betrekking zoals bedoeld in artikel XI.III.30bis, bekomt, waarvoor het zich onmiddellijk verbindt, wordt de vroegere aanwezigheidstermijn in aanmerking genomen voor de berekening van de toelage, mits het personeelslid sinds de vorige verbintenis ononderbroken aangewezen was voor een betrekking op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Hetzelfde geldt voor het personeelslid dat zich na een eerdere termijn te hebben gepresteerd, opnieuw verbindt voor dezelfde betrekking. § 2. Indien het personeelslid buiten zijn wil wordt herplaatst in een betrekking op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, behoudt het personeelslid de toelage gedurende de resterende termijn van de lopende verbintenis. § 3. Indien het personeelslid buiten zijn wil wordt herplaatst in een betrekking buiten het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, wordt de verbintenis automatisch beëindigd. De terugbetaling van de reeds ontvangen bedragen is niet verschuldigd. § 4. Indien het personeelslid vóór het verstrijken van de aanwezigheidstermijn van vijf jaar overeenkomstig de regels inzake de mobiliteit wordt aangewezen voor een betrekking in een andere directie of dienst die rechtstreeks afhangt van de commissaris-generaal of van een directeur-generaal, een ander korps van de lokale politie of een andere dienst die rechtstreeks afhangt van een andere overheid die zich op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevindt, wordt de verbintenis beëindigd en wordt de toelage gedurende de resterende termijn van de beëindigde verbintenis niet uitbetaald.
De terugbetaling van de reeds ontvangen bedragen is niet verschuldigd.
Slechts na het verstrijken van de vroegere termijn van vijf jaar van de beëindigde verbintenis kan het personeelslid in dit geval een nieuwe verbintenis zoals bedoeld in artikel XI.III.30bis aangaan. Voor de berekening van de toelage zal rekening worden gehouden met de op basis van de vroegere verbintenis effectief gepresteerde aanwezigheidstermijn.
Art. XI.III.30quater. De artikelen XI.III.28, vierde lid, XI.III.29 en XI.III.30 zijn mutatis mutandis van toepassing op de toelage bedoeld in dit hoofdstuk."
Art. 34.In Titel III van Deel XI RPPol wordt een hoofdstuk VIbis ingevoegd, luidende : "Hoofdstuk VIbis. - De tweetaligheidstoelage voor de personeelsleden van het administratief en logistiek kader Art. XI.III.33bis. Naargelang het de taalkennis bezit bedoeld in het koninklijk besluit van 18 juli 1966 houdende de coördinatie van de wetten op het gebruik van talen in bestuurszaken en vermeld in bijlage 8 van dit besluit, afgestemd op het niveau waartoe het behoort, geniet het personeelslid van het administratief en logistiek kader dat in een korps, een eenheid, een dienst of een betrekking werd aangewezen of gedetacheerd waar de kennis van een andere landstaal dan zijn taal wettelijk verplicht is, de overeenkomstige maandtoelage, bedoeld in dezelfde bijlage.
Indien de kennis nuttig is zonder wettelijk verplicht te zijn, ontvangt het personeelslid van het administratief en logistiek kader een toelage waarvan het bedrag is vastgesteld op 25 % van het laagste bedrag bepaald voor het niveau waartoe het behoort, voor een niveau van kennis van een andere landstaal, zoals bedoeld in het eerste lid.
Art. XI.III.33ter. De artikelen XI.III.31, § 2 en § 3, XI.III.32 en XI.III.33 zijn mutatis mutandis van toepassing op de toelage bedoeld in dit hoofdstuk." HOOFDSTUK VIII. - Integratie van sommige personeelsleden in de nieuwe loopbaan
Art. 35.In het RPPol wordt een Deel XIV ingevoegd dat de artikelen XIV.I.1 tot XIV.I.14 omvat, luidende : "Deel XIV. - Overgangsbepalingen voor het administratief en logistiek kader vanaf 1 januari 2007 Art. XIV.I.1. De graden van ploegbaas, werkleider, gespecialiseerd assistent, kok en gespecialiseerd consulent bestaan enkel nog in uitdoving. De personeelsleden die in één van die graden zijn benoemd, behouden hem evenwel te persoonlijken titel, tot zij, in voorkomend geval, bij mobiliteit voor een andere betrekking worden aangewezen.
Art. XIV.I.2. § 1. De personeelsleden die op 31 december 2006 een in bijlage 12bis, eerste kolom, genoemde loonschaal genoten, verwerven de in bijlage 12bis, tweede kolom, bedoelde loonschaal alsmede de loonschalengroep waarvan die loonschaal deel uitmaakt, die overeenstemt met de voornoemde loonschaal.
De personeelsleden van niveau A verwerven bovendien de klasse genoemd in de derde kolom, die met de voornoemde loonschaal overeenstemt. § 2. De dienst-, niveau-, graad-, loonschaal- en geldelijke anciënniteit van de personeelsleden wordt daarbij niet gewijzigd.
De personeelsleden van het niveau A verwerven bovendien een klasseanciënniteit. Deze is voor personeelsleden die in klasse A1 worden ingedeeld, gelijk aan hun niveauanciënniteit. Voor personeelsleden van hogere klassen wordt die anciënniteit berekend door de som te maken van de loonschaalanciënniteiten die zij hebben opgebouwd in de loonschalen die, overeenkomstig bijlage 12bis, recht geven op de indeling in de klasse in kwestie.
Art. XIV.I.3. In het niveau B bestaat de minimumloonschalengroep B1C, B2C.1, B3C.1 en B4C.1 en de maximumloonschalengroep B1C, B2C.2, B3C.2 en B4C.2, waarvan de loonschalen zijn opgenomen in bijlage 1bis, enkel in uitdoving. Alleen de personeelsleden die die loonschalen krachtens de in artikel XIV.I.2, § 1, bedoelde inschaling verwerven, kunnen ze genieten. Die personeelsleden behouden die loonschalengroepen zolang zij tot het niveau B blijven behoren en tot zij, in voorkomend geval, een voordeliger loonschalengroep verwerven. Zij genieten dezelfde baremische loopbaan als die bedoeld in deel VII, titel IV, hoofdstuk IV, afdeling 1.
Art. XIV.I.4. De loonschalengroepen D1C, D2C, D3C en D4C en C1D, C2D, C3D en C4D, met de loonschalen zoals zij waren vastgesteld op 31 december 2006, bestaan enkel nog in uitdoving.
De personeelsleden die één van die loonschalengroepen genieten, behouden ze ten persoonlijke titel, tot zolang zij, respectievelijk, tot het niveau D of het niveau C blijven behoren.
Deze personeelsleden blijven een baremische loopbaan genieten zoals die bestond op 31 december 2006.
Zij genieten de competentieontwikkelingstoelage onder de voorwaarden van artikel XI.II.22bis.
Art. XIV.I.5. Personeelsleden van het niveau A die beantwoorden aan de wettelijke voorwaarden om het ambt van preventieadviseur uit te oefenen en effectief voor deze functie zijn aangewezen, verwerven de loonschaal A21 met een loonschaalanciënniteit gelijk aan nul, tenzij zij door hun inschaling krachtens artikel XIV.I.2, § 1, een hogere loonschaal verwerven. Hun klasseanciënniteit in de klasse A2 is gelijk aan de anciënniteit die zij hebben verworven sinds hun voornoemde aanwijzing.
Art. XIV.I.6. Personeelsleden van het niveau A die een ambt bekleden waarvoor het bezit van een specifiek diploma of getuigsschrift dat ten minste evenwaardig is met die welke in aanmerking worden genomen voor de aanwerving in de betrekkingen van niveau A bij de federale Rijksbesturen, zoals opgenomen in de bijlage 1 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, een uitsluitende aanwervings- of mobiliteitsvereiste was, verwerven de loonschaal A12, tenzij zij door hun inschaling krachtens artikel XIV.I.2, § 1, een hogere loonschaal verwerven.
Art. XIV.I.7. Aan de personeelsleden die zich voor een gecertificeerde opleiding inschrijven vóór 1 september 2007 en die vervolgens krachtens artikel VII.IV.27 de overeenstemmende loonschaal van de maximumloonschalengroep verwerven, wordt alsdan een éénmalige loonschaalanciënniteitsbonificatie toegekend die gelijk is aan de loonschaalanciënniteit die zij in hun vorige loonschaal van de minimumloonschalengroep, genoten.
In afwijking van artikel XI.II.22bis, § 1, verwerven de in het eerste lid bedoelde personeelsleden ook het recht op de competentieontwikkelingstoelage in de verworven loonschaal van de maximumloonschalengroep.
Art. XIV.I.8. In afwijking van artikel VII.IV.25, 3°, zijn de in artikel XIV.I.7 bedoelde personeelsleden die op 1 september 2008 meer dan een jaar loonschaalanciënniteit genieten, vrijgesteld van de voorwaarde van het met vrucht volgen van een gecertificeerde opleiding om de eerstvolgende loonschaal van de maximumloonschalengroep te verwerven.
Art. XIV.I.9. De personeelsleden van niveau B, C en D, op 1 januari 2007 ingeschaald in een basisloonschaal, evenals de personeelsleden van niveau A, met meer dan vijf jaar loonschaalanciënniteit op 1 september 2008, behouden, indien zij zich vóór 1 september 2007 inschrijven voor een, nadien met vrucht gevolgde, gecertificeerde opleiding, het voordeel van de competentieontwikkelingstoelage na overgang naar de onmiddellijk hogere loonschaal dan deze waarin zij op 1 januari 2007 worden ingeschaald.
De personeelsleden, die krachtens artikel XIV.I.7, eerste lid, met meer dan vijf jaar loonschaalanciënniteit overgaan naar de overeenstemmende tweede loonschaal van de maximumloonschalengroep, behouden het voordeel van de competentieontwikkelingstoelage eveneens na de daaropvolgende overgang naar de onmiddellijk hogere loonschaal van deze maximumloonschalengroep.
Art. XIV.I.10. In afwijking van artikel VII.IV.27, derde lid, kan het personeelslid dat vóór 1 september 2008 de hoogste loonschaal van de minimumloonschalengroep geniet, overeenkomstig hetzelfde artikel, eerste lid, de overeenstemmende loonschaal van de maximumloonschalengroep verwerven onder voorwaarde dat het zich inschrijft voor een gecertificeerde opleiding vóór 1 september 2007.
Art. XIV.I.11. De overgang naar de maximumloonschalengroep krachtens artikel VII.IV.27 of XIV.I.7, geschiedt ten vroegste op 1 september 2008.
Art. XIV.I.12. Personeelsleden van het administratief en logistiek kader met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur voor een deeltijdse betrekking of met een betrekking die wordt gefinancierd door tijdelijke of wisselende middelen, die voor het overige voldoen aan de voorwaarden om te worden benoemd, inzonderheid die bedoeld in artikel XII.IV.2, kunnen, wanneer op hun gewone plaats van het werk een voltijdse, permanente betrekking met een gelijkaardige functionaliteit als de hunne vacant wordt, zich voor die betrekking kandidaat stellen, alvorens beroep wordt gedaan op de mobiliteit of de externe aanwerving om haar in te vullen. Voor zover hij geschikt bevonden wordt, wordt de meest geschikt bevonden kandidaat benoemd in de aan de betrekking verbonden graad.
Art. XIV.I.13. Benoemde personeelsleden van het administratief en logistiek kader die hebben geopteerd voor het behoud van hun oorspronkelijke rechtspositieregeling en die de in artikel 12, tweede lid, laatste zin, van de wet van 27 december 2000 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de rechtspositie van het personeel van de politiediensten en in de artikelen 242, derde lid, laatste zin, en 243, vierde lid, laatste zin, van de wet, bedoelde beslissing nemen, verkrijgen een loonschaal en loonschaalanciënniteit overeenkomstig artikel XII.II.6, alvorens artikel XIV.I.2 en in voorkomend geval de overige artikelen van dit deel, op hen worden toegepast.
Art. XIV.I.14. Contractuele personeelsleden die reeds in dienst waren vóór 1 januari 2007 en die worden benoemd met toepassing van artikel XII.IV.2, verkrijgen in voorkomend geval een loonschaal en loonschaalanciënniteit overeenkomstig artikel XII.II.38, tweede lid, XII.II.44, tweede lid, XII.II.51, tweede lid, of XII.II.58, tweede lid, alvorens artikel XIV.I.2 en in voorkomend geval de overige artikelen van dit deel, op hen worden toegepast." HOOFDSTUK IX. - Diverse, opheffings- en slotbepalingen
Art. 36.De minister, voor wat de federale politie betreft, en de gemeente- of politieraad na voorafgaand advies van de minister, voor wat de lokale politie betreft, kan de actuele personeelsleden die benoemd zijn in een bijzondere graad die gelijkwaardig is aan de gemene graad, de eerste loonschaal van de nieuwe minimumloonschalengroep verbonden aan die graad, toekennen, tenzij deze personeelsleden reeds voldoende anciënniteit hebben opgebouwd sinds hun benoeming in die graad, met inbegrip van de bonificaties, in welk geval een hogere loonschaal van die loonschalengroep kan worden toegekend. Het niet nuttig gedeelte van deze anciënniteit wordt verworven als loonschaalanciënniteit in de hogere loonschaal.
Art. 37.In het RPPol wordt een bijlage 1bis, waarvan het model is vastgesteld in bijlage 1 bij dit besluit, ingevoegd.
Art. 38.De bijlage 6 RPPol wordt vervangen door bijlage 2 bij dit besluit.
Art. 39.De bijlage 7 RPPol wordt vervangen door bijlage 3 bij dit besluit.
Art. 40.In het RPPol wordt een bijlage 12bis, waarvan het model is vastgesteld in bijlage 4 bij dit besluit, ingevoegd.
Art. 41.In het RPPol wordt een bijlage 18bis, waarvan het model is vastgesteld in bijlage 5 bij dit besluit, ingevoegd.
Art. 42.Het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot bepaling van de loonschalen die van toepassing zijn op de personeelsleden van het administratief en logistiek kader van de politiediensten, wordt opgeheven.
Art. 43.Het koninklijk besluit van 25 februari 2007 tot bepaling van sommige voorwaarden voor personeelsleden van het administratief en logistiek kader van de politiediensten om in aanmerking te komen voor het ambt van directeur-generaal van de ondersteuning en het beheer van de federale politie, wordt opgeheven.
Dat koninklijk besluit blijft evenwel van kracht voor de eerste aanwijzing in het ambt van directeur-generaal van de ondersteuning en het beheer van de federale politie.
Art. 44.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2007, met uitzondering van artikel 43 dat in werking treedt de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 45.Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 23 maart 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Tabel 2. Niveau B
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Tabel 3. Niveau C
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Tabel 4. Niveau D
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 23 maart 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 23 maart 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
4. Tabel 2 Allocation "Région de Bruxelles-Capitale" en EUR pour la police locale Toelage "Brussels Hoofdstedelijk Gewest" in EUR voor de lokale politie
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Tabel 3 Toelage "Brussels Hoofdstedelijk Gewest" in EUR voor de personeelsleden van het administratief en logistiek kader
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 23 maart 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten. ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 23 maart 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL
Bijlage 5 bij het koninklijk besluit van 23 maart 2007 "Bijlage 18bis bij het koninklijk besluit van 30 maart 2001 Aanwezigheidstermijn Naam : . . . . .
Voornaam : . . . . .
Identificatienummer : . . . . .
Hierbij verleen ik mijn akkoord om een aanwezigheidstermijn van vijf jaar na te leven, die aanvangt vanaf de ondertekening van dit document, in het korps van de politiezone/de directie of dienst die rechtstreeks afhangt van de commissaris-generaal of een directeur-generaal van de federale politie/de dienst die rechtstreeks afhangt van een andere overheid (schrappen wat niet past) hierna vermeld : In geval van verlof voorafgaand aan het pensioen, definitieve ambtsontheffing bedoeld in Titel I van Deel IX RPPol, één van de verloven bedoeld in de Titels XII (verlof voor het uitoefenen van een ambt bij een politieke mandataris), XIII (verlof voor opdracht van algemeen belang) en XIV (afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden) van Deel VIII RPPol, verlof voor voltijdse loopbaanonderbreking bedoeld in artikel 116 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, of vertrek naar een andere directie of een dienst die rechtstreeks afhangt van de commissaris-generaal of van een directeur-generaal van de federale politie, van een ander korps van de lokale politie of van een andere dienst die rechtstreeks afhangt van een andere overheid vóór die vervaldatum, weet ik dat ik de bedragen die mij voor dit engagement zouden zijn betaald bij toepassing van artikel XI.III.30bis RPPol volledig zal moeten terugbetalen, met uitzondering van de situaties bedoeld in artikel XI.III.30ter, § 2 tot § 4.
Ik weet ook dat ik het recht op de toelage bedoeld in artikel XI.III.30bis RPPol verlies wanneer ik deze verbintenis niet hernieuw ten laatste twee maanden vóór het verstrijken van de geldigheidstermijn ervan.
Datum : Handtekening :" Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 23 maart 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL