Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 april 2009
gepubliceerd op 30 april 2009

Koninklijk besluit tot wijziging van diverse koninklijke besluiten genomen in het kader van de herstructurering van bedrijven

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg en federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2009201734
pub.
30/04/2009
prom.
22/04/2009
ELI
eli/besluit/2009/04/22/2009201734/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 APRIL 2009. - Koninklijk besluit tot wijziging van diverse koninklijke besluiten genomen in het kader van de herstructurering van bedrijven


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, artikel 7, § 1, derde lid, littera i), vervangen bij de wet van 14 februari 1961, littera t), ingevoegd bij de programmawet van 22 december 2003 en littera z), ingevoegd bij de wet van 23 december 2005;

Gelet op de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen, artikel 132, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 443 van 14 augustus 1986 en bij de wetten van 29 december 1990, 30 maart 1994, 13 februari 1998 en 26 juni 2000;

Gelet op de wet van 20 december 1999 tot toekenning van een vermindering van de persoonlijke bijdragen van sociale zekerheid aan werknemers met lage lonen en aan sommige werknemers die het slachtoffer waren van een herstructurering, artikel 3bis, ingevoegd bij de wet van 22 december 2003;

Gelet op programmawet (I) van 24 december 2002, de artikelen 336, eerste lid, gewijzigd bij de wetten van 23 december 2005 en 20 juli 2006, 338, gewijzigd bij de wet van 23 december 2005, en 353bis, ingevoegd bij de wet van 22 december 2003;

Gelet op de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, Hoofdstuk V van Titel IV, gewijzigd bij de wetten van 20 juli 2006 en 27 maart 2009;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, artikel 51, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 juni 2000 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 november 2001, 9 maart 2006, 28 maart 2007, 14 juni 2007 en 13 juli 2008, 52bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 2 oktober 1992, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 juni 2000 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 maart 2006 en 28 maart 2007, 89, § 2, hersteld bij het koninklijk besluit van 27 mei 2002 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 28 februari 2003 en 13 juli 2008, en 114;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader van het generatiepact, artikel 17, § 4;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 januari 2000 tot uitvoering van artikel 2 van de wet van 20 december 1999 tot toekenning van een werkbonus onder de vorm van een vermindering van de persoonlijke bijdragen van sociale zekerheid aan werknemers met lage lonen en aan sommige werknemers die het slachtoffer waren van een herstructurering, artikel 1, § 3, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 16 juli 2004 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 februari 2005 en 28 maart 2007;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen, op artikel 28/1, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 16 juli 2004 en vervangen bij het koninklijk besluit van 28 maart 2007;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 juli 2004 tot bevordering van de tewerkstelling van werknemers ontslagen in het kader van herstructureringen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 maart 2007;

Gelet op het koninklijk besluit van 9 maart 2006 betreffende het activerend beleid bij herstructureringen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 november 2006 en 28 maart 2007;

Gelet op de adviesaanvraag die op 22 januari 2009 bij de Nationale Arbeidsraad is ingediend, met toepassing van artikel 15 van de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg;

Overwegende dat geen advies is verstrekt binnen de gestelde termijn;

Gelet op de wet van 29 mei 1952 tot inrichting van de Nationale Arbeidsraad, artikel 8;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 13 januari 2009;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 15 januari 2009;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de economische en financiële crisis waarin de gehele wereld, maar in belangrijke mate ook België verkeert. Met het herstelplan heeft de regering op 11 december 2008 een aantal maatregelen aangekondigd die op korte termijn het vertrouwen moeten herstellen en zorgen voor meer zekerheid op lange termijn. In het Europees herstelplan, dat door de Commissie is aangekondigd op 26 november 2008, worden de regeringen van de lidstaten aangemaand om maatregelen te nemen die gericht, tijdig en tijdelijk zijn. Ze moeten ook snel kunnen worden ingevoerd.

De maatregelen die de regering heeft aangekondigd schrijven zich in in deze aanbeveling. Ze moeten zowel de gezinnen als de bedrijven helpen om deze moeilijke periode te overbruggen.

In het licht van de Europese aanbeveling acht de regering het uitermate nodig om alle maatregelen die in het herstelplan van 11 december 2008 staan zo snel mogelijk een reglementaire basis te geven.

De meeste van die maatregelen gaan immers reeds in vanaf 1 januari 2009 of moeten op zijn minst al vanaf die datum gunstige effecten ressorteren op de economie.

De regering wenst ook een krachtig signaal te geven aan de economische actoren en aan de bevolking door alle maatregelen samen door te voeren, ook deze die op een latere datum in werking treden. Het herstelplan vormt voor de regering immers één en ondeelbaar geheel.

De economische herstelwet is gestemd. Onderhavig koninklijk besluit bepaalt de uitvoeringsmaatregelen van Titel IV van de economische herstelwet. Het is noodzakelijk dat deze uitvoeringsmaatregelen zo vlug mogelijk in werking kunnen treden teneinde de wet haar volledige uitwerking te geven.

Gelet op advies 46316/1 van de Raad van State, gegeven op 31 maart 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk en Onze Minister van Sociale Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 9 maart 2006 betreffende het activerend beleid bij herstructureringen

Artikel 1.Artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit betreffende het activerend beleid bij herstructureringen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 maart 2007, wordt aangevuld met de bepalingen onder 10°, 11°, 12°, en 13° luidende : « 10° outplacement : het geheel van begeleidende diensten en adviezen die in opdracht van een werkgever door een derde, hierna dienstverlener genoemd, individueel of in groep worden verleend om een werknemer in staat te stellen zelf binnen een zo kort mogelijke termijn een betrekking bij een nieuwe werkgever te vinden of zich als zelfstandige te vestigen; 11° outplacementkosten : de kosten verbonden aan de outplacementbegeleiding die ten laste zijn van de werkgever en die als dusdanig aan hem worden gefactureerd door de dienstverlener;12° dienstverlener : het openbare of privaat bureau gespecialiseerd in het verstrekken van outplacementbegeleiding, erkend overeenkomstig de van kracht zijnde reglementering in het gewest of de Duitstalige Gemeenschap waar het bureau zijn exploitatiezetel heeft, waarmee de werkgever in herstructurering een overeenkomst heeft gesloten;13° commissie brugpensioen : de raadgevende commissie opgericht bij de dienst collectieve arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg krachtens artikel 9, § 5, van het koninklijk besluit van 16 november 1990 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen.»

Art. 2.Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 3.Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 4.In artikel 5 van hetzelfde besluit wordt het eerste lid vervangen als volgt : « De werkgever in herstructurering die meer dan 20 werknemers tewerkstelt in de zin van het voormeld koninklijk besluit van 24 mei 1976, moet een tewerkstellingscel oprichten.

De werkgever in herstructurering die maximum 20 werknemers tewerkstelt in de zin van het voormeld koninklijk besluit van 24 mei 1976, is evenwel niet verplicht maar heeft de mogelijkheid een tewerkstellingscel op te richten.

In afwijking van het vorige lid, moet de werkgever die, om te kunnen overgaan tot het ontslag van sommige werknemers in het kader van het brugpensioen op een leeftijd lager dan de normaal in de onderneming geldende brugpensioenleeftijd, bij de Minister van Werk de erkenningvraagt als onderneming in moeilijkheden of als onderneming in herstructurering voor toepassing van hoofdstuk 7 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader van het generatiepact een tewerkstellingscel oprichten.

Voor de toepassing van het vorige lid wordt verstaan onder normaal in de onderneming geldende brugpensioenleeftijd, de leeftijd waarop alle of een deel van de werknemers in dezelfde onderneming op het ogenblik van de aankondiging van het collectief ontslag in aanmerking komen voor het conventioneel brugpensioen buiten het kader van hoofdstuk 7 van het voormelde koninklijk besluit van 3 mei 2007.

In afwijking van het eerste en derde lid is de werkgever in herstructurering die ressorteert onder het Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen of onder één van de Paritaire Subcomités van dit paritair Comité, voor de gehandicapte werknemers evenwel niet verplicht maar heeft hij de mogelijkheid een tewerkstellingscel op te richten. »

Art. 5.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 6.De tewerkstellingscel heeft als taak toe te zien op de concrete uitvoering van de begeleidingsmaatregelen overeengekomen in het kader van herstructurering.

Wanneer bovendien artikel 17, § 4, van het voormelde koninklijk besluit van 3 mei 2007 toepasselijk is, moet de cel eveneens toezien op de uitvoering van de begeleidingsmaatregelen opgenomen in het herstructureringsplan bedoeld in artikel 17, § 4, 3°, van dat besluit.

De tewerkstellingscel heeft eveneens als taak de inschrijvingsprocedure in te stellen voor de werknemer die ontslagen is in het kader van de herstructurering.

Voor de toepassing van dit besluit, moet de tewerkstellingscel minstens een outplacementaanbod doen aan elke werknemer ontslagen in het kader van de herstructurering en ingeschreven bij de tewerkstellingscel. Het outplacementaanbod moet worden goedgekeurd door de Minister van Werk na advies van de Gewestminister van werk bevoegd voor de zetel van de onderneming in herstructurering.

Ten laatste veertien kalenderdagen na de oprichting van de tewerkstellingscel conform artikel 7, eerste lid moet het outplacementaanbod bedoeld in de vorige leden voor advies bij aangetekend schrijven worden voorgelegd aan de Gewestminister van Werk bevoegd voor de zetel van de onderneming in herstructurering. Indien de bevoegde minister niet antwoordt binnen de veertien kalenderdagen te rekenen vanaf de datum van het versturen van de aangetekende brief waarbij de werkgever hem het outplacementaanbod voor advies voorlegt, wordt het advies geacht te zijn uitgebracht.

De werkgever in herstructurering maakt onmiddellijk het outplacementaanbod en het advies bedoeld in het vorige lid of bij ontstentenis van advies een afschrift van de aangetekende brief gericht naar de Gewestminister aan wie het advies wordt gevraagd, over aan de Minister van Werk.

Binnen de veertien kalenderdagen na ontvangst van het outplacementaanbod en het advies bedoeld in het vorige lid deelt de Minister van Werk zijn beslissing met betrekking tot het outplacementaanbod mee aan de werkgever in herstructurering.

De Minister van Werk kan het advies inwinnen van de adviescommissie brugpensioen.

De procedure voorzien in het vijfde, zesde, zevende en achtste lid van dit artikel moet echter niet gevolgd worden indien het advies van de Gewestminister van Werk gevraagd is overeenkomstig artikel 17, § 4, 5° van het voormelde koninklijk besluit van 3 mei 2007.

Voor de werknemers bedoeld in dit artikel die nog geen vijfenveertig jaar zijn op de datum van de aankondiging van het collectief ontslag, moet het outplacement gedurende minstens de eerste drie maanden na de inschrijving bij de cel minstens voldoen aan de kwaliteitsvereisten voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 82 gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 10 juli 2002.

De tewerkstellingscel moet aan de werknemers bedoeld in het vorige lid evenwel minimum dertig uren outplacement aanbieden tijdens de periode van drie maanden gedurende dewelke deze werknemers, conform artikel 34 van de wet, ingeschreven moeten zijn bij de tewerkstellingscel.

Voor de werknemers bedoeld in dit artikel die minstens vijfenveertig jaar zijn op de datum van de aankondiging van het collectief ontslag, moet het outplacement gedurende minstens de eerste zes maanden na de inschrijving bij de tewerkstellingscel minstens voldoen aan de kwaliteitsvereisten voorzien in de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 82.

De tewerkstellingscel moet aan de werknemers bedoeld in het vorige lid evenwel minimum zestig uren outplacement aanbieden tijdens de periode van zes maanden gedurende dewelke deze werknemers, conform artikel 34 van de wet, ingeschreven moeten zijn bij de tewerkstellingscel.

Voor de toepassing van dit artikel kan het aantal uren outplacement vervangen worden door een gelijkwaardige begeleiding aangeboden door een bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling voor zover deze dienst het gelijkwaardig karakter kan aantonen. »

Art. 6.Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 7.De werkgever in herstructurering die overeenkomstig artikel 5, eerste, tweede, derde of vijfde lid een tewerkstellingscel opricht, dient deze op te richten ten laatste op het ogenblik van het eerste ontslag in het kader van de herstructurering.

Voor de toepassing van het vorige lid wordt evenwel niet gelijkgesteld met een ontslag, het niet verlengen van een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd omwille van de herstructurering of het feit dat een arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid die een tewerkstelling bij de werkgever in herstructurering als voorwerp heeft, ingevolge de herstructurering niet verlengd wordt.

Er moet beroep kunnen worden gedaan op de tewerkstellingscel bedoeld in artikel 5, tot minstens het einde van periode van drie maanden volgend op het ogenblik waarop de arbeidsovereenkomst van de laatste werknemer ontslagen in het kader van de herstructurering en die op de datum van de aankondiging van het collectief ontslag nog geen vijfenveertig jaar is een einde nam.

Er moet beroep kunnen worden gedaan op de tewerkstellingscel bedoeld in artikel 5, tot minstens het einde van periode van zes maanden volgend op het ogenblik waarop de arbeidsovereenkomst van de laatste werknemer ontslagen in het kader van de herstructurering en die op de datum van de aankondiging van het collectief ontslag minstens vijfenveertig jaar is een einde nam. »

Art. 7.In artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 10 november 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid worden de woorden "In afwijking van artikel 5, eerste lid, kan de oprichting van een tewerkstellingscel" vervangen door de woorden "In afwijking van artikel 5, eerste, tweede, derde lid en vijfde lid, kan de oprichting van een tewerkstellingscel";2° In § 1, tweede lid worden de woorden "in afwijking van artikel 5, tweede lid" vervangen door de woorden "in afwijking van artikel 5, zesde lid";3° in § 2 worden de woorden "Wordt gelijkgesteld met de oprichting van een tewerkstellingscel bedoeld in artikel 5, eerste lid" vervangen door de woorden "Wordt gelijkgesteld met de oprichting van een tewerkstellingscel bedoeld in artikel 5, eerste, tweede, derde lid en vijfde lid";4° In § 6 worden de woorden "in afwijking van artikel 5, tweede lid" vervangen door de woorden "in afwijking van artikel 5, zesde lid".

Art. 8.Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 9.De werkgever in herstructurering bedoeld in artikel 5, tweede of vijfde lid die overgaat tot de aankondiging van een collectief ontslag en die beslist een tewerkstellingscel op te richten en de werkgever in herstructurering bedoeld in artikel 5, derde lid die overgaat tot de aankondiging van een collectief ontslag, moeten van deze aankondiging onmiddellijk een kopie overmaken aan de directeur van de voor de vestigingsplaats van de werkgever in herstructurering bevoegde dienst voor arbeidsbemiddeling.

Hij moet van deze aankondiging eveneens onmiddellijk een kopie overmaken, via een per post aangetekend schrijven, per fax of per elektronische post, aan de Voorzitter van het directiecomité van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

Bij de in het voorgaande lid bedoelde mededeling moet een document worden gevoegd dat minstens melding maakt van de naam en het adres van de onderneming, het aantal werknemers tewerkgesteld bij de werkgever in herstructurering en, voor de werkgever uitsluitend bedoeld in artikel 5, tweede of vijfde lid, zijn verbintenis bevat om een tewerkstellingscel op te richten.

De Minister van Werk kan een modelformulier bepalen voor de in het tweede lid bedoelde mededeling en het in derde lid bedoelde document.

De in het eerste lid bedoelde werkgever moet eveneens overgaan tot de betekening van het collectief ontslag zoals bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 24 mei 1976 inzake collectieve ontslagen, en de procedure voorzien in dit artikel 7 naleven.

De in artikel 5, vijfde lid bedoelde werkgever in herstructurering die meer dan 20 werknemers tewerkstelt in de zin van voornoemd koninklijk besluit van 24 mei 1976 en die beslist een tewerkstellingscel op te richten, moet bij de mededeling van het collectief ontslag aan de Voorzitter van het directiecomité van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, zoals bedoeld in artikel 6 van voornoemd koninklijk besluit van 24 mei 1976, het in het derde lid bedoelde document voegen.

Voor de in artikel 5, eerste lid bedoelde werkgevers en de werkgevers bedoeld in de eerste en zesde leden van dit artikel, bepaalt de Minister van Werk, na ontvangst van de kopie van de betekening van het collectief ontslag, de einddatum van de periode van herstructurering bedoeld in artikel 31, zesde lid, van de wet.

De Minister van Werk kan het advies inwinnen van de adviescommissie brugpensioen.

De Minister van Werk stuurt onmiddellijk een kopie van de beslissing bedoeld in het zevende lid naar de werkgever, de voor de vestigingsplaats van de werkgever in herstructurering bevoegde dienst voor arbeidsbemiddeling en aan de Rijksdienst. »

Art. 9.In hetzelfde besluit wordt een artikel 9/1 ingevoegd luidende : «

Art. 9/1.§ 1. De werknemers ontslagen in het kader van de herstructurering door een werkgever in herstructurering die overeenkomstig artikel 5, eerste, tweede, derde lid of vijfde lid een tewerkstellingscel heeft opgericht, moeten ingeschreven zijn bij deze cel.

De werknemers bedoeld in het eerste lid moeten tegelijkertijd ingeschreven zijn als werkzoekende bij de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling.

In afwijking van de vorige leden moet niet ingeschreven zijn bij de tewerkstellingscel, de werknemer die op het einde van de periode gedekt door de opzeggingsvergoeding bedoeld in artikel 39 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, ofwel de leeftijd van 58 jaar zal bereikt hebben, ofwel 38 jaar beroepsverleden zal bewijzen overeenkomstig artikel 89, § 2, 2° van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering.

Om de periode te bepalen gedekt door de opzeggingsvergoeding bedoeld in het vorige lid, wordt geen rekening gehouden met de inschakelingsvergoeding bedoeld in artikel 36 van de wet.

Om de periode te bepalen gedekt door de opzeggingsvergoeding bedoeld in het derde lid, wordt daarentegen voor de kandidaat-bruggepensioneerden rekening gehouden met de eventuele vermindering van de periode gedekt door de opzeggingsvergoeding zoals bedoeld in artikel 18, § 3, van het voormeld koninklijk besluit van 3 mei 2007. § 2. In afwijking van paragraaf 1, moet de werknemer ontslagen in het kader van een herstructurering in de zin van artikel 31, vierde lid van de wet, die op het ogenblik van de aankondiging van het collectief ontslag minstens één jaar ononderbroken dienstanciënniteit bij de werkgever in herstructurering bewijst, zich niet inschrijven, maar heeft hij de mogelijkheid zich in te schrijven bij de tewerkstellingscel.

Voor de toepassing van het vorige lid moet worden verstaan onder één jaar ononderbroken dienstanciënniteit bij de werkgever in herstructurering, het feit voor de werknemer tewerkgesteld geweest te zijn bij de werkgever met één of meerdere arbeidsovereenkomsten voor een bepaalde tijd die elkaar zonder onderbreking opvolgden, en dit gedurende minstens één jaar gerekend van datum tot datum.

De weekends, de feestdagen en de periodes van collectieve sluiting van de onderneming worden voor de toepassing van het vorige lid niet beschouwd als een onderbreking. »

Art. 10.Artikel 10 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 maart 2007, wordt vervangen als volgt : «

Art. 10.§ 1. Dit artikel is van toepassing op de werkgever in herstructurering die overeenkomstig artikel 5, eerste, tweede, derde of vijfde lid een tewerkstellingscel opricht. § 2. Vooraleer over te gaan tot het ontslag van een werknemer in het kader van de herstructurering, moet de werkgever in herstructurering de werknemer bij aangetekende brief uitnodigen tot een onderhoud tijdens de werkuren op de zetel van de onderneming. Deze uitnodiging moet de werknemer minstens zeven werkdagen vóór de voorziene datum van het onderhoud bereiken.

Overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5 gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 24 mei 1971, inzonderheid artikel 13, kan de werknemer zich tijdens het onderhoud laten bijstaan door zijn syndicale afgevaardigde.

Dit onderhoud heeft inzonderheid tot doel : 1° de werknemer in te lichten over de diensten die door de tewerkstellingscel kunnen worden aangeboden;2° de werknemer in te lichten over de gevolgen van de inschrijving bij de tewerkstellingscel, inzonderheid voor wat betreft het recht op inschakelingsvergoeding en het eventueel recht op brugpensioen voorzien in hoofdstuk 7 van het voormeld koninklijk besluit van 3 mei 2007. Indien het voor de werknemer onmogelijk is zich op de voorziene dag naar het onderhoud te begeven, kan het onderhoud, bedoeld in het eerste lid, vervangen worden door een schriftelijke procedure. § 3. De werknemer deelt, uiterlijk de zevende werkdag volgend op de dag waarop het onderhoud bedoeld in § 2, eerste lid heeft plaatsgehad of was voorzien, schriftelijk aan de werkgever in herstructurering zijn beslissing mee betreffende het feit of hij al dan niet wenst ingeschreven te worden bij de tewerkstellingscel.

De werknemer die zijn beslissing om niet ingeschreven te willen zijn bij de tewerkstellingscel niet binnen de in het eerste lid bedoelde termijn heeft meegedeeld, wordt geacht ingeschreven te willen zijn bij de tewerkstellingscel. § 4. Indien de werknemer recht heeft op een opzeggingstermijn van zes maanden of minder, kan de arbeidsovereenkomst slechts beëindigd worden na ontvangst van de beslissing van de werknemer bedoeld in paragraaf 3, of, bij gebrek aan mededeling van de beslissing binnen de termijn bedoeld in paragraaf 3, ten vroegste de eerste dag volgend op het einde van deze termijn.

Indien de werknemer recht heeft op een opzeggingstermijn van meer dan zes maanden, kan de arbeidsovereenkomst beëindigd worden door betekening van een opzegtermijn, maar kan de arbeidsovereenkomst evenwel slechts verbroken worden na ontvangst van de beslissing van de werknemer bedoeld in paragraaf 3, of, bij gebrek aan mededeling van de beslissing binnen de termijn bedoeld in paragraaf 3, ten vroegste de eerste dag volgend op het einde van deze termijn. § 5. De werkgever in herstructurering moet de directeur van de tewerkstellingscel waaraan hij deelneemt, onmiddellijk of vanaf de samenstelling van deze tewerkstellingscel, het bewijs van de uitnodiging tot het onderhoud bedoeld in paragraaf 2 meedelen, evenals de beslissing van de werknemer betreffende zijn deelname of het ontbreken van een beslissing door de werknemer bedoeld in paragraaf 3.

De werkgever in herstructurering moet de directeur van de tewerkstellingscel eveneens onmiddellijk informeren over de verbreking van de arbeidsovereenkomst van de werknemer ontslagen in het kader van de herstructurering.

Tenzij hij in toepassing van het eerste lid de beslissing van de werknemer heeft ontvangen om niet ingeschreven te willen worden bij de tewerkstellingscel, schrijft de directeur van de tewerkstellingscel deze werknemer in deze cel in de dag volgend op deze waarop de arbeidsovereenkomst van de werknemer effectief werd verbroken. § 6. Indien de directeur van de tewerkstellingscel vaststelt dat op de datum van het effectieve einde van de arbeidsovereenkomst van een werknemer ontslagen in het kader van de herstructurering, de werknemer geen beslissing heeft kunnen nemen omdat de werkgever de procedure bedoeld in paragrafen 2 tot 5 niet heeft gevolgd, neemt hij contact op met de werknemer die over een termijn van zeven werkdagen beschikt om hem zijn beslissing betreffende zijn deelname aan de tewerkstellingscel mee te delen.

Bij gebrek aan een beslissing door de werknemer binnen de in het vorige lid bedoelde termijn, wordt de werknemer geacht ingeschreven te willen worden bij deze tewerkstellingscel.

Tenzij hij in toepassing van het eerste lid de beslissing van de werknemer heeft ontvangen om niet ingeschreven te willen worden bij de tewerkstellingscel, schrijft de directeur van de tewerkstellingscel deze werknemer in bij de tewerkstellingscel vanaf de dag waarop hij de beslissing van de werknemer ontvangt of, wanneer een beslissing door de werknemer ontbreekt, vanaf de dag die volgt op het einde van de termijn van zeven dagen bedoeld in het eerste lid.

De directeur deelt dit mee aan de werkgever in herstructurering. § 7. De paragrafen 2 tot 6 zijn niet van toepassing op de ontslagen werknemer bedoeld in artikel 9/1, § 2.

De werkgever in herstructurering moet aan de werknemer bedoeld in het vorige lid, uiterlijk binnen zeven dagen die volgen op de datum waarop de laatste arbeidsovereenkomst van deze werknemer een einde heeft genomen, een aangetekende brief sturen die tot doel heeft de werknemer te informeren over de diensten die door de tewerkstellingscel aangeboden kunnen worden en hem te informeren over de gevolgen van een inschrijving bij de tewerkstellingscel.

De werknemer deelt, uiterlijk de zevende werkdag volgend op de dag waarop hij de brief bedoeld in het eerste lid heeft ontvangen, schriftelijk aan de werkgever in herstructurering zijn beslissing mee betreffende het feit of hij al dan niet wenst ingeschreven te worden bij de tewerkstellingscel.

De werknemer die zijn beslissing niet heeft meegedeeld binnen de termijn voorzien in het vorige lid, wordt geacht niet ingeschreven te willen worden bij de tewerkstellingscel.

De werkgever in herstructurering moet aan de directeur van de tewerkstellingscel waaraan hij deelneemt, onmiddellijk of vanaf de oprichting van deze tewerkstellingscel, het bewijs meedelen van de verzending van de brief bedoeld in het tweede lid, evenals de beslissing van de werknemer betreffende zijn deelname aan de tewerkstellingscel of het ontbreken van een beslissing door de werknemer.

De werkgever in herstructurering moet eveneens aan de directeur van de tewerkstellingscel, onmiddellijk of vanaf de oprichting van de cel, de identiteitsgegevens meedelen van elke ontslagen werknemer bedoeld in artikel 9/1, § 2, evenals de einddatum van de laatste arbeidsovereenkomst van elke werknemer.

Voor de werknemer bedoeld in deze paragraaf waarvan de overeenkomst een einde neemt vóór de oprichting van de cel bedoeld in artikel 7, schrijft de directeur van de tewerkstellingscel de werknemer die wenst ingeschreven te worden, in op de dag van de oprichting van de tewerkstellingscel.

Voor de werknemer bedoeld in deze paragraaf waarvan de overeenkomst een einde neemt vanaf de oprichting van de cel bedoeld in artikel 7, schrijft de directeur van de tewerkstellingscel de werknemer die wenst ingeschreven te worden, in vanaf de dag waarop hij de beslissing van de werknemer ontvangt om ingeschreven te willen worden.

Indien de directeur van de tewerkstellingscel vaststelt dat op het einde van de laatste arbeidsovereenkomst van een ontslagen werknemer bedoeld in artikel 9/1, § 2, de werknemer geen beslissing heeft kunnen nemen omdat de werkgever de procedure bedoeld in het tweede lid niet heeft gevolgd, neemt hij contact op met de werknemer die over een termijn van zeven werkdagen beschikt om hem zijn beslissing betreffende zijn deelname aan de tewerkstellingscel mee te delen.

De werknemer die zijn beslissing niet heeft meegedeeld binnen de termijn voorzien in het vorige lid, wordt geacht niet ingeschreven te willen worden bij de tewerkstellingscel.

De directeur van de cel schrijft deze werknemer in bij de tewerkstellingscel vanaf de dag waarop hij van de werknemer de beslissing ontvangt ingeschreven te willen worden bij de cel.

De directeur van de tewerkstellingscel die overgaat tot de inschrijving van een werknemer bedoeld in deze paragraaf, verwittigt de werkgever in herstructurering en de werknemer.

De directeur van de tewerkstellingscel maakt aan de werknemer die hij inschrijft bij de cel onmiddellijk een gedateerd en ondertekend attest over dat de datum vermeldt vanaf wanneer de werknemer ingeschreven is bij de cel en het feit dat het gaat om een werknemer bedoeld in artikel 9/1, § 2. § 8. De werknemer die overeenkomstig paragraaf 5, 6 of 7 ingeschreven is in de tewerkstellingscel, en die op de datum van aankondiging van het collectief ontslag minstens vijfenveertig jaar is, moet gedurende zes maanden, gerekend van datum tot datum, ingeschreven blijven in de tewerkstellingscel.

De werknemer die conform paragraaf 5, 6 of 7 ingeschreven is in de tewerkstellingscel en die op de datum van aankondiging van het collectief ontslag minder dan vijfenveertig jaar is, moet gedurende drie maanden, gerekend van datum tot datum, ingeschreven blijven in de tewerkstellingscel.

De tewerkstellingsperiodes worden gelijkgesteld met een periode van inschrijving.

Bij het verstrijken van de periode van inschrijving van zes maanden bedoeld in het eerste lid of van de periode van drie maanden bedoeld in het tweede lid, bezorgt de directeur van de tewerkstellingscel aan de werknemer een gedateerd en ondertekend attest dat de datum vermeldt vanaf wanneer de werknemer ingeschreven is bij de tewerkstellingscel en het feit dat de werknemer geldig ingeschreven is gebleven conform het eerste of tweede lid. § 9. De werknemer ontslagen in het kader van de herstructurering die in aanmerking komt voor een inschrijving bij de tewerkstellingscel, wordt gelijkgesteld met een werkloze voor de toepassing van de artikelen 51 tot 53bis van het voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991, gedurende de ganse periode waarin hij overeenkomstig paragraaf 8 in de tewerkstellingscel moet ingeschreven zijn en blijven.

Van zodra hij op de hoogte is van het feit, deelt de directeur van de tewerkstellingscel aan de directeur van het werkloosheidsbureau van de Rijksdienst, bevoegd voor de plaats waar de werknemer zijn hoofdverblijfplaats heeft, mee dat : 1° de werknemer die is ingeschreven bij de tewerkstellingscel, weigert om mee te werken aan of in te gaan op een aanbod tot outplacementbegeleiding;2° de werknemer die is ingeschreven bij de tewerkstellingscel, een arbeidsongeschiktheid inroept in de zin van de wetgeving op de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering om te weigeren om mee te werken aan of in te gaan op een aanbod tot outplacementbegeleiding;3° de werknemer die is ingeschreven bij de tewerkstellingscel, een passende dienstbetrekking weigert in de zin van artikel 51 van voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991;4° de werknemer die zich moet inschrijven bij de tewerkstellingscel, naar de werkgever of de directeur van de tewerkstellingscel de beslissing stuurt, bedoeld in paragraaf 3, eerste lid, om zich niet te willen inschrijven bij de tewerkstellingscel. Het feit een dusdanige houding aan te nemen dat het verloop van outplacement onmogelijk is geworden, wordt voor de toepassing van het tweede lid, 1°, gelijkgesteld met een weigering van outplacement.

Het weigeren van een opleiding die rechtstreeks of onrechtstreeks werd voorgesteld in het kader van begeleidingsmaatregelen uitgevoerd door de tewerkstellingscel wordt voor de toepassing van het tweede lid, 3° gelijkgesteld met een weigering van een dienstbetrekking. »

Art. 11.Artikel 11 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 maart 2007, wordt vervangen als volgt : «

Art. 11.De ontslagen werknemer bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de wet die zich heeft ingeschreven bij de tewerkstellingscel binnen de termijnen voorzien in artikel 10 en die op de aankondiging van het collectief ontslag minstens vijfenveertig jaar is, ontvangt van de werkgever in herstructurering, elke eerste werkdag volgend op het einde van de kalendermaand, de inschakelingsvergoeding en dit gedurende maximaal zes maanden, gerekend van datum tot datum.

De ontslagen werknemer bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de wet die zich heeft ingeschreven bij de tewerkstellingscel binnen de termijnen voorzien in artikel 10 en die op de aankondiging van het collectief ontslag minder dan vijfenveertig jaar is, ontvangt van de werkgever in herstructurering, elke eerste werkdag volgend op het einde van de kalendermaand, de inschakelingsvergoeding en dit gedurende maximaal drie maanden, gerekend van datum tot datum.

De werknemer ontslagen in het kader van de herstructurering die weigert zich in te schrijven bij de tewerkstellingscel, behoudt evenwel het recht op de opzeggingsvergoeding in toepassing van de voormelde wet van 3 juli 1978.

Het bedrag van de maandelijkse inschakelingsvergoeding wordt bepaald op het ogenblik van het einde van de arbeidsovereenkomst en wordt op dezelfde wijze berekend als de opzeggingsvergoeding die verschuldigd zou zijn geweest. »

Art. 12.Artikel 12 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 13.Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 14.Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 15.In artikel 15 van hetzelfde besluit wordt het eerste lid vervangen als volgt : « De werkgever in herstructurering die, in toepassing van artikel 38 van de wet, de gedeeltelijke terugbetaling wil bekomen van de aan de arbeider betaalde inschakelingsvergoeding, moet hiertoe bij de Rijksdienst, overeenkomstig de door die dienst voorgeschreven procedure, een vordering tot terugbetaling indienen, ten vroegste op het einde van de totale periode gedekt door de inschakelingsvergoeding betaald aan deze arbeider en ten laatste op het einde van de zesde maand volgend op het einde van de totale periode gedekt door de inschakelingsvergoeding betaald aan deze arbeider. »

Art. 16.In hetzelfde besluit wordt een artikel 15/1 ingevoegd luidende : «

Art. 15/1.§ 1. De tewerkstellingscel moet het hoofdbestuur van de Rijksdienst de identiteitsgegevens te bezorgen van alle werknemers ontslagen in het kader van de herstructurering en ingeschreven bij de tewerkstellingscel, alsook de datum van inschrijving bij de tewerkstellingscel.

De tewerkstellingscel moet daarna het hoofdbestuur van de Rijksdienst onverwijld in kennis te stellen van alle wijzigingen die betrekking hebben op de gegevens van de werknemers vermeld in het vorige lid.

De Rijksdienst bepaalt wat dient verstaan onder identiteitsgegevens, alsook de modaliteiten van deze gegevenstransmissie. § 2. Na ontvangst van de volledige gegevens bedoeld in paragraaf 1 en van de beslissing van de Minister van Werk bedoeld in artikel 9, zevende lid en na controle van deze gegevens, bezorgt de Rijksdienst spontaan aan de werknemer ontslagen in het kader van een herstructurering en ingeschreven bij de tewerkstellingscel een "verminderingskaart herstructureringen", met een geldigheidsduur vanaf de datum van de aankondiging van het collectief ontslag tot twaalf maanden, gerekend van datum tot datum, volgend op de datum van de inschrijving in de tewerkstellingscel.

De werknemer ontslagen in het kader van een herstructurering heeft in het kader van die herstructurering slechts eenmaal recht op een verminderingskaart herstructureringen.

De verminderingskaart herstructureringen is geldig bij elke nieuwe werkgever. Gedurende zijn geldigheidsperiode kan de werknemer steeds een kopie van de verminderingskaart herstructureringen krijgen.

Het model en de inhoud van de verminderingskaart herstructureringen worden vastgesteld door de Rijksdienst.

De Rijksdienst bezorgt de gegevens betreffende de verminderingskaarten herstructureringen aan de instellingen belast met de inning en de invorderingen van de sociale zekerheidsbijdragen. »

Art. 17.In hetzelfde besluit wordt een artikel 15/2 ingevoegd luidende : «

Art. 15/2.§ 1. De werkgever in herstructurering kan een tegemoetkoming krijgen in de outplacementkost voor een werknemer ontslagen in het kader van de herstructurering aan wie een verminderingskaart werd uitgereikt voor zover deze werknemer zich in één van de volgende situaties bevindt : 1° De werknemer die tijdens de periode van inschrijving bij de tewerkstellingscel bedoeld in artikel 10, § 8, eerste of tweede lid effectief minstens dertig uren outplacementbegeleiding in de zin van artikel 6 gevolgd heeft;2° De werknemer die tijdens de geldigheidsperiode van deze verminderingskaart gedurende minstens honderd twintig kalenderdagen verbonden geweest is door één of meerdere arbeidsovereenkomsten met één of meerdere nieuwe werkgevers en die gedurende de periode tussen de inschrijving bij de tewerkstellingscel en de werkhervatting effectief minstens dertig uren outplacementbegeleiding in de zin van artikel 6 gevolgd heeft. § 2. De tegemoetkoming in de outplacementkost bedoeld in paragraaf 1 is beperkt tot de outplacementkost voor de outplacementbegeleiding die plaatsvond tussen de datum van inschrijving van de werknemer bij de tewerkstellingscel en de laatste geldigheidsdag van de verminderingskaart.

Onverminderd de toepassing van het vorige lid is de tegemoetkoming in de outplacementkost beperkt tot de werkelijk gemaakte outplacementkost, waaronder verstaan wordt de outplacementkost die de dienstverlener via de tewerkstellingscel aan de werkgever factureert, en die de werkgever niet kan verhalen op een andere instantie of organisme, privaat of publiek, Belgisch of internationaal, inzonderheid een Gewest, een Gemeenschap, een sectorfonds, een fonds voor bestaanszekerheid of een Europees fonds.

Voor de toepassing van het vorige lid kan de tegemoetkoming in de outplacementkosten eveneens betrekking hebben op de outplacementkosten die, in het kader van de herstructurering, op basis van een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in een Paritair Comité of onder één Paritair Subcomité van dit paritair Comité, gedragen worden door een sectorale instantie waaronder de werkgever in herstructurering ressorteert en die deze sectorale instantie niet kan verhalen op een andere instantie of organisme, privaat of publiek, Belgisch of internationaal, inzonderheid een Gewest, een Gemeenschap of een Europees fonds. § 3. De tegemoetkoming in de outplacementkost bedoeld in paragraaf 1 is voor elke werknemer bedoeld in paragraaf 1, 1° en die, op de aankondiging van het collectief ontslag minder dan vijfenveertig jaar is, beperkt tot maximaal 500 euro.

De tegemoetkoming in de outplacementkost bedoeld in paragraaf 1 is voor elke werknemer bedoeld in paragraaf 1, 1° en die, op de aankondiging van het collectief ontslag minstens vijfenveertig jaar is, beperkt tot maximaal 1.000 euro.

De tegemoetkoming in de outplacementkost bedoeld in paragraaf 1 is voor elke werknemer bedoeld in paragraaf 1, 2° en die, op de aankondiging van het collectief ontslag minder dan vijfenveertig jaar is, beperkt tot maximaal 1.000 euro.

De tegemoetkoming in de outplacementkost bedoeld in paragraaf 1 is voor elke werknemer bedoeld in paragraaf 1, 2° en die, op de aankondiging van het collectief ontslag minstens vijfenveertig jaar is, beperkt tot maximaal 2.000 euro. § 4. Na afloop van de geldigheidsduur van de verminderingskaart ziet de Rijksdienst voor elke werknemer aan wie een verminderingskaart werd uitgereikt na of voldaan is aan de voorwaarden van paragraaf 1. De Rijksdienst baseert zich hierbij op de tewerkstellingsgegevens zoals door de nieuwe werkgever aangegeven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

Na het nazicht bedoeld in het vorige lid deelt de Rijksdienst aan de werkgever in herstructurering mee of deze al dan niet in aanmerking komt voor terugbetaling van de outplacementkost. § 5. Na ontvangst van de mededeling bedoeld in paragraaf 4, tweede lid, doet de werkgever in herstructurering of de sectorale instantie bedoeld in paragraaf 2, derde lid waaronder de werkgever in herstructurering ressorteert, die de terugbetaling wenst te bekomen van de outplacementkost voor de werknemers die voorkomen op de bedoelde mededeling, hiertoe een aanvraag bij het hoofdbestuur van de Rijksdienst.

Deze aanvraag vermeldt voor elke werknemer de volgende gegevens : 1° het bewijs dat de werknemer voldoet aan de voorwaarde van paragraaf 1;2° het terug te betalen bedrag aan outplacementkost, vastgesteld overeenkomstig de paragrafen 1 en 2;3° de inhoud van de acties die hebben geleid tot de outplacementkosten bedoeld in 2°. § 6. De Rijksdienst gaat voor de werknemers voor wie de terugbetaling wordt gevraagd, na of deze overeenkomstig de vroegere mededeling van de Rijksdienst aan de werkgever in herstructurering voldoen aan de voorwaarden voor terugbetaling. De Rijksdienst gaat na of het teruggevorderde bedrag aan outplacementkost werd vastgesteld overeenkomstig de paragrafen 1 en 2.

De dienstverlener moet de Rijksdienst, op eenvoudig verzoek, voor elke werknemer ontslagen in het kader van een herstructurering, een afschrift bezorgen van de aan de werkgever in herstructurering of aan de sectorale instantie waaronder de werkgever in herstructurering ressorteert bedoeld in paragraaf 2, derde lid gefactureerde outplacementkost.

De tewerkstellingscel moet de Rijksdienst, op eenvoudig verzoek, alle inlichtingen verstrekken die de Rijksdienst van nut kunnen zijn bij het nazicht van de aanvraag van de werkgever in herstructurering of van de sectorale instantie bedoeld in paragraaf 2, derde lid waaronder de werkgever in herstructurering ressorteert. § 7. Na verificatie betaalt de Rijksdienst het terugbetaalbare bedrag terug aan de werkgever in herstructurering of aan de sectorale instantie bedoeld in paragraaf 2, derde lid 3 waaronder de werkgever in herstructurering ressorteert uiterlijk binnen drie maanden na de aanvraag bedoeld in paragraaf 5, eerste lid.

Voor de werknemers waarvoor de Rijksdienst beslist niet te kunnen overgaan tot terugbetaling of slechts te kunnen overgaan tot de terugbetaling van een lager bedrag dan datgene wat de werkgever in herstructurering of de sectorale instantie bedoeld in paragraaf 2, derde lid waaronder de werkgever in herstructurering ressorteert vroeg, deelt de Rijksdienst hem dit mee bij gemotiveerde beslissing.

Indien hij de beslissing van de Rijksdienst betwist, kan de werkgever in herstructurering of de sectorale instantie bedoeld in paragraaf 2, derde lid waaronder de werkgever in herstructurering ressorteert het dossier binnen de maand na ontvangst van deze beslissing terugsturen naar de Rijksdienst vergezeld van de motieven tot betwisting. De Rijksdienst neemt een definitieve beslissing binnen de maand na kennisname van de motieven van de werkgever in herstructurering of van de sectorale instantie bedoeld in paragraaf 2, derde lid waaronder de werkgever in herstructurering ressorteert. » HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 16 juli 2004 tot bevordering van de tewerkstelling van werknemers ontslagen in het kader van herstructureringen

Art. 18.In het koninklijk besluit van 16 juli 2004 tot bevordering van de tewerkstelling van werknemers ontslagen in het kader van herstructureringen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 maart 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de artikelen 1 tot 10 worden opgeheven;2° de artikelen 14 tot 15 worden opgeheven. HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering

Art. 19.In artikel 51 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 juni 2000 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 november 2001, 9 maart 2006, 28 maart 2007, 14 juni 2007 en 13 juli 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, tweede lid, 7° worden de woorden "of door een tewerkstellingscel waaraan de werkgever deelneemt" opgeheven;2° § 1, tweede lid, 8° wordt vervangen als volgt : « 8° het feit als werknemer zich niet in te schrijven, wanneer hij daartoe verplicht is, binnen de termijnen bepaald krachtens artikel 34 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, bij een tewerkstellingscel waaraan de werkgever deelneemt of niet ingeschreven te zijn gebleven in die tewerkstellingscel gedurende de periode bepaald krachtens hetzelfde artikel 34 van de voormelde wet van 23 december 2005;»; 3° in § 1, tweede lid, wordt een 10° ingevoegd luidende : « 10° het feit te weigeren mee te werken aan of in te gaan op een aanbod tot outplacementbegeleiding georganiseerd door een tewerkstellingscel waaraan de werkgever deelneemt.»; 4° § 1, vierde lid wordt opgeheven;5° in § 1, zesde lid, dat het vijfde lid wordt, worden de woorden "en het vierde lid" opgeheven;6° in § 1, achtste lid, dat het zevende lid wordt, worden de woorden "en het vierde lid" opgeheven;7° tussen het vroegere achtste en negende lid van § 1, die het zevende en achtste lid worden, wordt een lid ingevoegd, luidende : « Voor de toepassing van het tweede lid, 10° wordt onder outplacementbegeleiding verstaan de outplacementbegeleiding bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 9 maart 2006 betreffende het activerend beleid bij herstructureringen.»; 8° in § 1, negende lid worden de woorden "en 10°, en het achtste" ingevoegd tussen de woorden "het tweede lid, 8°" en de woorden "en het laatste lid";9° in § 2, eerste lid, 3° worden de woorden "negende lid" vervangen door de woorden "zevende en achtste lid".

Art. 20.In artikel 52bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 2 oktober 1992, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 juni 2000 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 maart 2006 en 28 maart 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, 5° worden de woorden "of door een tewerkstellingscel waaraan de werkgever deelneemt" opgeheven;2° § 1, 6° wordt vervangen als volgt : « 6° het feit als werknemer zich niet in te schrijven, wanneer hij daartoe verplicht is, binnen de termijnen bepaald krachtens artikel 34 van de voormelde wet van 23 december 2005, bij een tewerkstellingscel waaraan de werkgever deelneemt of niet ingeschreven te zijn gebleven in die tewerkstellingscel gedurende de periode bepaald krachtens hetzelfde artikel 34 van de voormelde wet van 23 december 2005;»; 3° in § 1 wordt een 8° ingevoegd luidende : « 8° het feit te weigeren mee te werken aan of in te gaan op een aanbod tot outplacementbegeleiding georganiseerd door een tewerkstellingscel waaraan de werkgever deelneemt.»; 4° in § 2, eerste lid, 4° worden de woorden "of door een tewerkstellingscel waaraan de werkgever deelneemt" opgeheven;5° § 2, eerste lid, 5° wordt vervangen als volgt : « 5° het feit als werknemer zich niet in te schrijven, wanneer hij daartoe verplicht is, binnen de termijnen bepaald krachtens artikel 34 van de voormelde wet van 23 december 2005, bij een tewerkstellingscel waaraan de werkgever deelneemt of niet ingeschreven te zijn gebleven in die tewerkstellingscel gedurende de periode bepaald krachtens hetzelfde artikel 34 van de voormelde wet van 23 december 2005, in de zin van artikel 51, § 1, tweede lid, 8°, met het opzet uitkeringen te kunnen genieten of te kunnen blijven genieten;»; 6° in § 2, eerste lid wordt een 7° ingevoegd luidende : « 7° het feit te weigeren mee te werken aan of in te gaan op een aanbod tot outplacementbegeleiding georganiseerd door een tewerkstellingscel waaraan de werkgever deelneemt, in de zin van artikel 51, § 1, tweede lid, 10°, met het opzet uitkeringen te kunnen genieten of te kunnen blijven genieten.».

Art. 21.In artikel 89, § 2, van hetzelfde besluit, hersteld bij het koninklijk besluit van 27 mei 2002 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 28 februari 2003 en 13 juli 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt "9°" vervangen door "10°";2° het tweede en derde lid worden vervangen als volgt : « De werknemer die een vrijstelling geniet in toepassing van het eerste lid, maar zich op vrijwillige basis inschrijft bij een tewerkstellingscel waaraan de werkgever deelneemt en de werknemer die zich moest inschrijven bij een tewerkstellingscel waaraan de werkgever deelneemt, maar die tijdens de periode van inschrijving in de tewerkstellingscel aan de voorwaarden voldoet om de vrijstelling in toepassing van het eerste lid te krijgen, blijven voor gebeurtenissen die zich voordoen tijdens de periode van inschrijving bij de tewerkstellingscel evenwel onderworpen aan de toepassing van de artikelen 51, 56 en 58. De werknemer die een vrijstelling geniet in toepassing van het eerste lid, maar op vrijwillige basis aanspraak maakt op een outplacementbegeleiding georganiseerd door de werkgever en de werknemer die outplacementbegeleiding georganiseerd door de werkgever moest aanvaarden, maar tijdens de periode van de outplacementbegeleiding aan de voorwaarden voldoet om de vrijstelling in toepassing van het eerste lid te krijgen, blijven voor gebeurtenissen die zich voordoen tijdens de periode van outplacementbegeleiding evenwel onderworpen aan de toepassing van de artikelen 51, 56 en 58. »

Art. 22.In artikel 114 van hetzelfde besluit wordt een paragraaf 7 ingevoegd, luidende : « § 7. In afwijking van de paragrafen 1 tot 5 wordt voor de volledig werkloze die een werknemer was bedoeld in artikel 31, vierde lid, van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, het dagbedrag van de werkloosheidsuitkering tijdens de periode van inschrijving in de tewerkstellingscel in toepassing van artikel 34 van de voormelde wet van 23 december 2005, doch beperkt tot de periode bedoeld in artikel 36, tweede lid van de voormelde wet van 23 december 2005, vastgesteld op het percentage van het gemiddeld dagloon bedoeld in de vorige paragraaf en rekening houdend met het grensbedrag C bedoeld in artikel 111, vierde lid, 2°. » HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader van het generatiepact

Art. 23.Artikel 17, § 4, 3°, van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader van het generatiepact wordt vervangen als volgt : « 3° de naar aanleiding van de herstructurering voorziene begeleidingsmaatregelen voor de met ontslag bedreigde werknemers, vastgelegd in de in § 2, 2°, bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst, waarbij voor de ontslagen werknemer, wat betreft de werkgevers bedoeld in artikel 5, eerste of derde lid van het koninklijk besluit van 9 maart 2006 betreffende het activerend beleid bij herstructureringen en de werkgevers uitsluitend bedoeld in artikel 5, tweede of vijfde lid van het voornoemde koninklijk besluit van 9 maart 2006 die hebben besloten een tewerkstellingscel op te richten of mee te werken aan een overkoepelende tewerkstellingscel zoals bedoeld in Titel IV, hoofdstuk V, activerend beleid bij herstructureringen, van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact en zijn uitvoeringsbesluiten, minstens voorzien is in : a) de oprichting van een tewerkstellingscel of de medewerking aan een overkoepelende tewerkstellingscel zoals bedoeld in Titel IV, hoofdstuk V, activerend beleid bij herstructureringen, van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact en zijn uitvoeringsbesluiten;b) een aanbod van outplacementbegeleiding op kosten van de werkgever die minstens voldoet aan de normen bepaald in artikel 6 van het voormelde koninklijk besluit van 9 maart 2006;». HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen

Art. 24.In artikel 28/1 van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 16 juli 2004 en vervangen bij het koninklijk besluit van 28 maart 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid, 1° worden de woorden "artikel 4 van het koninklijk besluit van 16 juli 2004 tot bevordering van de tewerkstelling van werknemers ontslagen in het kader van herstructureringen" vervangen door de woorden "artikel 15/1 van het koninklijk besluit van 9 maart 2006 betreffende het activerend beleid bij herstructureringen";2° in het tweede lid, 2° worden de woorden "artikel 1, 10°, van het voormelde koninklijk besluit van 16 juli 2004" vervangen door de woorden "artikel 1, § 1, 8°, van het voormeld koninklijk besluit van 9 maart 2006";3° in het derde lid worden de woorden "artikel 4 van het voormelde koninklijk besluit van 16 juli 2004" vervangen door de woorden "artikel 15/1 van het voormeld koninklijk besluit van 9 maart 2006". HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 17 januari 2000 tot uitvoering van artikel 2 van de wet van 20 december 1999 tot toekenning van een werkbonus onder de vorm van een vermindering van de persoonlijke bijdragen van sociale zekerheid aan werknemers met lage lonen en aan sommige werknemers die het slachtoffer waren van een herstructurering

Art. 25.In artikel 1, § 3 van het koninklijk besluit van 17 januari 2000 tot uitvoering van artikel 2 van de wet van 20 december 1999 tot toekenning van een werkbonus onder de vorm van een vermindering van de persoonlijke bijdragen van sociale zekerheid aan werknemers met lage lonen en aan sommige werknemers die het slachtoffer waren van een herstructurering, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 16 juli 2004 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 februari 2005 en 28 maart 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid, 1°, worden de woorden "artikel 1, 10°, van het koninklijk besluit van 16 juli 2004 tot bevordering van de tewerkstelling van werknemers ontslagen in het kader van herstructureringen" vervangen door de woorden "artikel 1, § 1, 8°, van het koninklijk besluit van 9 maart 2006 betreffende het activerend beleid bij herstructureringen";2° in het tweede lid, 2° worden de woorden "artikel 4 van het voormelde koninklijk besluit van 16 juli 2004" vervangen door de woorden "artikel 15/1 van het voormeld koninklijk besluit van 9 maart 2006". HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen

Art. 26.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van de datum van inwerkingtreding van Hoofdstuk 1 van Titel 4 van de Economische Herstelwet van 27 maart 2009 en is van toepassing op alle collectieve ontslagen die vanaf deze datum worden aangekondigd.

Art. 27.De Minister bevoegd voor Werk en de Minister bevoegd voor Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Nice, 22 april 2009.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. J. MILQUET De Minister van Sociale Zaken, Mevr. L. ONKELINX

^