gepubliceerd op 17 januari 2007
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, houdende het sectoraal model loopbaanplanning en de overgangsmaatregelen inzake de sectorale aanmoedigingspremies loopbaanonderbreking
21 NOVEMBER 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, houdende het sectoraal model loopbaanplanning en de overgangsmaatregelen inzake de sectorale aanmoedigingspremies loopbaanonderbreking (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, houdende het sectoraal model loopbaanplanning en de overgangsmaatregelen inzake de sectorale aanmoedigingspremies loopbaanonderbreking.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 21 november 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw Collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 2001 Sectoraal model loopbaanplanning en de overgangsmaatregelen inzake de sectorale aanmoedigingspremies loopbaanonderbreking (Overeenkomst geregistreerd op 28 november 2003 onder het nummer 68705/CO/111) HOOFDSTUK I. - Inleiding A. Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werklieden van de ondernemingen die bruggen en gebinten monteren, die ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitsluiting van de ondernemingen die behoren tot de sector metaalverwerking.
Onder "arbeiders" wordt verstaan : de mannelijke en vrouwelijke arbeiders.
B. Voorwerp
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van : - de wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven; - de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van 14 februari 2001 tot invoering van het stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking; - artikel 14 tot en met 19 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2001 houdende het nationaal akkoord 2001-2002 voor de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen die bruggen en gebinten monteren en ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw.
C. Algemeen verbindend verklaring
Art. 3.Ondertekenende partijen vragen dat deze collectieve arbeidsovereenkomst zo vlug mogelijk bij koninklijk besluit algemeen verbindend wordt verklaard. HOOFDSTUK II. - Het sectoraal model loopbaanplanning A. Uitbreiding van het recht op tijdskrediet
Art. 4.§ 1. Inzake het recht op halftijds en voltijds tijdskrediet, voorzien in hoofdstuk III, afdeling 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van de Nationale Arbeidsraad, wordt vanaf 1 januari 2002 de duur van dit recht over de hele loopbaan van 1 op 3 jaar gebracht. § 2. Voor arbeiders van 50 jaar of meer kan het volgende tijdskrediet slechts opgenomen worden in niet aaneengesloten periodes van maximum 1 jaar.
B. Organisatieregels
Art. 5.§ 1. Conform de bepalingen van artikel 15 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77, wordt de drempel inzake het gelijktijdig uitoefenen van het recht op tijdskrediet, loopbaanvermindering of vermindering van de arbeidsprestaties op 1 januari 2002 vastgelegd op 5 pct. van de arbeiders. § 2. De specifieke regelingen inzake loopbaanonderbreking, met name : - het recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zeer zwaar ziek gezins- of familielid, opgenomen in het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 (Belgisch Staatsblad van 8 september 1998); - het recht op ouderschapsverlof in het kader van loopbaanonderbreking, opgenomen in het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 oktober 1997; - het recht op loopbaanonderbreking in het kader van palliatief verlof, opgenomen in het koninklijk besluit van 22 maart 1995 (Belgisch Staatsblad van 5 mei 1995), houdende de uitvoering van artikel 100bis, § 4 van de herstelwet van 22 januari 1985, installeren een apart recht op loopbaanonderbreking en vallen hierdoor volledig buiten het recht voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 en de sectorale uitbreiding vermeld in artikel 4.
Dit betekent eveneens dat deze vormen van loopbaanonderbreking in de onderneming niet mee kunnen worden geteld in de berekening van de 5 pct.. § 3. Ondernemingen die vóór 1 januari 2001 een hoger percentage hanteerden, kunnen dit, rekeninghoudend met de hiernavolgende bepaling, behouden.
Het bestaande percentage kadert in het recht op beroepsloopbaanonderbreking, geregeld bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 1999 betreffende het recht op beroepsloopbaanonderbreking, wordt uitgedrukt in voltijdse equivalenten.
Om het hoger percentage vast te stellen wordt het aantal arbeiders, betrokken bij de invulling van de voltijdse equivalenten, gerelateerd aan het aantal tewerkgestelde arbeiders op 31 december 2000.
Is het aldus bekomen percentage hoger dan 5 pct. van het aantal op 30 juni 2001 tewerkgestelde arbeiders, dan mag dit behouden blijven. Dit verhoogde percentage dient vastgesteld te worden in een collectieve arbeidsovereenkomst.
C. Ondernemingsovereenkomsten brugpensioen
Art. 6.Alle op ondernemingsvlak bestaande collectieve arbeidsovereenkomsten inzake brugpensioen die geregistreerd en neergelegd zijn ter Griffie van de Dienst Collectieve Arbeidsbetrekkingen van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid, met uitzondering van de collectieve arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur die betrekking hebben op tijdelijke herstructureringsoperaties, worden onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden van 1 januari 2002 tot en met 30 juni 2003 verlengd.
D. Afwijkingen op het sectoraal model
Art. 7.§ 1. Op ondernemingsvlak kan, mits een collectieve arbeidsovereenkomst in uitvoering van dit artikel, afgeweken worden van het sectoraal model loopbaanplanning. Deze afwijking kan betrekking hebben op het verlengen van de in artikel 4, § 1 bepaalde duur van 3 jaar tot maximum 5 jaar en/of het verhogen van de in artikel 5, § 1 bepaalde drempel. § 2. Deze afwijking kan tevens en tegelijk betrekking hebben op de herziening van het brugpensioenakkoord op ondernemingsvlak (herziening is niet-verlenging of wijziging van de modaliteiten). Indien men niet tot een akkoord komt, blijft het sectoraal model loopbaanplanning van kracht zoals bepaald in de artikelen 4, 5 en 6 van dit akkoord. § 3. Indien er op ondernemingsvlak een brugpensioenakkoord bestaat, moet de collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in § 1 van dit artikel, alleszins de al dan niet herziening van dit brugpensioenakkoord bevatten. § 4. Indien er op ondernemingsvlak geen brugpensioenakkoord bestaat wordt in geval van een afwijking van het sectoraal model, een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in de zin van § 1 van dit artikel. HOOFDSTUK III. - Organisatiesregels voor het recht op loopbaanvermindering met 1/5de voor de arbeiders die tewerkgesteld zijn in ploegen of in cycli in een arbeidsregeling gespreid over 5 of meer dagen
Art. 8.Dit hoofdstuk geeft uitvoering van artikel 6, § 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 met betrekking tot de nadere regels inzake de organisatie van het recht op loopbaanvermindering ten belope van één dag per week of een gelijkwaardige regeling, indien de arbeiders tewerkgesteld zijn in ploegen of in cycli in een arbeidsregeling gespreid over 5 of meer dagen.
Art. 9.§ 1. De nadere regels voor het organiseren van het recht op loopbaanvermindering met 1/5de worden bepaald op ondernemingsniveau, rekening houdend met de volgende voorwaarden : - de bestaande arbeidsorganisatie moet verder toegepast kunnen worden.
Dit impliceert dat de toepassing van de arbeidscycli en van de ploegenstelsels gegarandeerd moet blijven; - de loopbaanvermindering moet minstens per volledige dagen genomen worden of een gelijkwaardige regeling, te bespreken op ondernemingvlak. § 2. De afgesproken organisatieregels worden vastgesteld in een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op ondernemingsvlak en vervolgens geïntegreerd in het arbeidsreglement. HOOFDSTUK IV. - Sectoraal systeem tot aanmoediging deeltijdse loopbaanonderbreking. - Overgangsmaatregelen De aanmoedigingspremie deeltijdse loopbaanonderbreking
Art. 10.§ 1. Dit punt heeft betrekking op : 1. de arbeiders die een loopbaanonderbreking aanvragen in het kader van de artikelen 100, 100bis, 102 en 102bis van de herstelwet van 22 januari 1985;2. de arbeiders die een loopbaanonderbreking aanvragen in het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 1997 (registratienummer 45243/CO/111) betreffende de beroepsloopbaanonderbreking; 3. de arbeiders die een loopbaanonderbreking aanvragen in het kader van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot invoering van een recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid, voor zover zij in aanmerking komen voor een sectorale aanmoedigingspremie voor een deeltijdse loopbaanonderbreking zoals bepaald in artikel 4.1., a., b. en c., van het nationaal akkoord 1999-2000 van 17 mei 1999. § 2. Voor de bepaling van het recht op deze aanmoedigingspremies gelden de voorwaarden bepaald in artikel 21 en 22 van de wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening van de werkgelegenheid met de kwaliteit van het leven.
Dit impliceert dat de arbeiders, die op basis van de in § 1 genoemde mogelijkheden, vóór 15 september 2001 een deeltijdse loopbaanonderbreking of een verlenging ervan aanvragen bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, die bovendien vóór 1 januari 2002 een aanvang neemt, voor de duur van de vastgelegde periode en volgens de bestaande modaliteiten, recht hebben op een aanmoedigingspremie.
Dit impliceert tevens dat de arbeiders, die op basis van de in § 1 genoemde mogelijkheden na 15 september 2001 een deeltijdse loopbaanonderbreking of een verlenging aanvragen bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, die bovendien vóór 1 januari 2002 een aanvang neemt, gedurende maximum één jaar volgens de bestaande modaliteiten, recht hebben op een aanmoedigingspremie. § 3. Voor al de deeltijdse loopbaanonderbrekingen die op basis van de in § 1 genoemde mogelijkheden, een aanvang nemen of verlengd worden na 1 januari 2002, worden geen aanmoedigingspremies toegekend.
Art. 11.Voor de stelsels van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, geregeld bij de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van 14 februari 2001, worden vanaf 1 januari 2002 geen aanmoedigingspremies meer toegekend. HOOFDSTUK V. - Opheffing collectieve arbeidsovereenkomst
Art. 12.Ingevolge artikel 21 van de wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven, houdt de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 1997 (registratienummer 45243/CO/111), betreffende de beroepsloopbaanonderbreking, op uitwerking te hebben op 1 januari 2002. HOOFDSTUK VI. - Duur
Art. 13.Deze collectieve arbeidsovereenkomst gaat in op 1 januari 2001 en wordt gesloten voor onbepaalde duur. Zij kan worden opgezegd door één van de ondertekenende partijen, mits zes maanden op voorhand opzegging wordt betekend per aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 21 november 2006.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN