Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 augustus 1998
gepubliceerd op 08 september 1998

Koninklijk besluit tot invoering van een recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1998012671
pub.
08/09/1998
prom.
10/08/1998
ELI
eli/besluit/1998/08/10/1998012671/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 AUGUSTUS 1998. - Koninklijk besluit tot invoering van een recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 7, gewijzigd bij de wetten van 14 juli 1951, 14 februari 1961, 16 april 1963, 11 januari 1967, 10 oktober 1967, de koninklijke besluiten nr. 13 van 11 oktober 1978 en nr. 28 van 24 maart 1982, en de wetten van 22 januari 1985, 30 december 1988, 26 juni 1992 en 30 maart 1994, het koninklijk besluit van 14 november 1996 en de wetten van 13 maart 1997 en 13 februari 1998;

Gelet op hoofdstuk IV, afdeling 5 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, inzonderheid op artikel 105, § 1, ingevoegd bij de wet van 22 december 1995.

Gelet op de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut van sociale zekerheid en sociale voorzorg, inzonderheid op artikel 15;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 24 juni 1998;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 2 juli 1998.

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat de werknemers en werkgevers onverwijld in kennis moeten worden gesteld van de mogelijkheden inzake het recht op loopbaanonderbreking voor de verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid evenals van de formaliteiten die moeten worden vervuld om van dit recht gebruik te maken;

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de werknemers en hun werkgevers die onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.

Art. 2.Voor zover er niet van afgeweken wordt door de bepalingen van dit besluit zijn de bepalingen van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen zijn uitvoeringsbesluiten en de besluiten die voornoemd koninklijk besluit van 2 januari 1991 wijzigingen, van toepassing op de schorsingen van de arbeidsovereenkomst of de vermindering van de arbeidsprestaties krachtens de bepalingen van dit besluit.

Art. 3.De werknemers bedoeld in artikel 1 hebben het recht hun arbeidsovereenkomst volledig te schorsen op basis van artikel 100 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen of hun voltijdse arbeidsprestaties te verminderen met 1/5, 1/4, 1/3 of de helft op basis van artikel 102 van dezelfde wet voor het verlenen van bijstand of verzorging aan een gezinslid of een familielid tot de tweede graad dat lijdt aan een zware ziekte.

Het recht op vermindering van de arbeidsprestaties zoals bedoeld in het vorige lid, is niet van toepassing voor de werknemers van kleine en middelgrote ondernemingen die op 30 juni van het voorgaande burgerlijk jaar minder dan 10 werknemers tewerkstelden.

In afwijking van het eerste lid hebben de werknemers die anders dan in toepassing van artikel 102 van de voormelde wet van 22 januari 1985, tewerkgesteld zijn in een deeltijdse arbeidsregeling waarvan het normaal gemiddeld aantal arbeidsuren per week ten minste gelijk is aan drie vierden van het gemiddeld voltijds aantal arbeidsuren van een werknemer die voltijds is tewerkgesteld in dezelfde onderneming, of bij ontstentenis, in dezelfde bedrijfstak, het recht om voor dezelfde redenen over te gaan naar een deeltijdse arbeidsregeling waarvan het aantal arbeidsuren gelijk is aan de helft van het aantal arbeidsuren van de voltijdse arbeidsregeling.

Art. 4.Voor de toepassing van artikel 3 wordt verstaan onder gezinslid, elke persoon die samenwoont met de werknemer en als familielid zowel de bloed als de aanverwanten.

Voor de toepassing van artikel 3 wordt onder zware ziekte verstaan elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende arts als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de arts oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of emotionele bijstand of verzorging noodzakelijk is voor het herstel.

Art. 5.Het bewijs van de in artikel 3 aangehaalde reden tot schorsing van de arbeidsovereenkomst of tot vermindering van de arbeidsprestaties wordt geleverd door de werknemer bij middel van een attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van het zwaar zieke gezinslid of familielid tot de tweede graad, waaruit blijkt dat de werknemer zich bereid verklaard heeft bijstand of verzorging te verlenen aan de zwaar zieke persoon.

Art. 6.§ 1. Het in artikel 3 bedoelde recht op schorsing van de arbeidsovereenkomst wordt beperkt tot maximum 12 maanden per patiënt.

De onderbrekingsperioden kunnen enkel opgenomen worden met periodes van minimum 1 maand of maximum 3 maanden, aaneensluitend of niet, tot de maximumtermijn van 12 maanden bereikt is. § 2. Het in artikel 3 bedoelde recht op vermindering van de arbeidsprestaties wordt beperkt tot maximum 24 maanden per patiënt.

De periodes van vermindering van arbeidsprestaties kunnen enkel opgenomen worden met periodes van minimum 1 maand tot maximum 3 maanden, aaneensluitend of niet tot de maximumtermijn van 24 maanden bereikt is.

Art. 7.In afwijking aan hetgeen bepaald is in artikel 6 en onverminderd de bepalingen van artikel 3, tweede lid, kan in een kleine of middelgrote onderneming de werkgever voor de werknemers die reeds 6 maanden volledige schorsing van hun arbeidsovereenkomst of reeds 12 maanden vermindering van hun arbeidsprestaties bekomen hebben voor dezelfde persoon, een verdere uitoefening van het recht weigeren wegens organisatorische redenen.

In dit geval dient de werkgever zijn beslissing schriftelijk mede te delen aan de werknemer die de schorsing van de arbeidsovereenkomst of de vermindering van de arbeidsprestaties aangevraagd heeft met een omstandige uiteenzetting van de redenen van organisatorische aard die de verdere uitoefening van het recht verhinderen.

Wordt voor de toepassing van dit besluit als kleine of middelgrote onderneming beschouwd voor de ganse duur van een burgerlijk jaar, de onderneming die op 30 juni van het voorgaande burgelijk jaar 50 of minder werknemers tewerkstelde.

Voor de toepassing van het vorig lid en van artikel 3, tweede lid, wordt voor de nieuwe ondernemingen die het voorgaand kalenderjaar nog niet bestonden rekening gehouden met het aantal werknemers verbonden met een arbeidsovereenkomst op het ogenblik van het indienen van de aanvraag.

Art. 8.De werknemer die van het recht op schorsing van de arbeidsovereenkomst of op vermindering van zijn arbeidsprestaties wenst gebruik te maken, dient hiervan schriftelijk kennis te geven aan de werkgever.

Deze kennisgeving kan gebeuren door de overhandiging van een geschrift aan de werkgever waarbij deze laatste een duplicaat tekent als bericht van ontvangst of bij middel van een aangetekend schrijven dat geacht wordt ontvangen te zijn de derde werkdag na de afgifte ervan bij de post.

In dit geschrift dient de werknemer de periode te vermelden gedurende dewelke hij zijn arbeidsovereenkomst schorst of zijn arbeidsprestaties vermindert en hij dient er het attest bij te voegen bedoeld in artikel 5.

Het recht gaat dan in de eerste dag van de tweede maand volgend op die gedurende dewelke het geschrift met het attest overhandigd werd of het aangetekend schrijven ontvangen werd tenzij de werkgever een kortere termijn aanvaardt. In dit laatste geval dient de werkgever dit schriftelijk te bevestigen.

Voor iedere verlenging van een periode van schorsing van de arbeidsovereenkomst of voor vermindering van de arbeidsprestaties dient de werknemer dezelfde procedure te volgen en een nieuw attest in te dienen.

Art. 9.Onverminderd de bepalingen van Hoofdstuk 4, Afdeling V, van de voormelde wet van 22 januari 1985 dienen de in dit besluit bedoelde werknemers enkel vervangen te worden in de volgende gevallen : - de aangevraagde periode bedraagt drie maand; - de betrokken werknemer heeft reeds twee maanden zijn arbeidsovereenkomst geschorst of zijn arbeidsprestaties verminderd en vraagt opnieuw een verlenging;

In voormelde gevallen dient de werknemer vervangen te worden door een vergoede volledige werkloze die uitkeringen geniet voor alle dagen van de week of een daarmee gelijkgestelde persoon voor de duur van de aangevraagde periode en de eventuele verlengingen.

Art. 10.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van het trimester volgend op de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Art. 11.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 10 augustus 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota's (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Besluitwet van 28 december 1944, Belgisch Staatsblad van 30 december 1944. Wet van 14 juli 1951, Belgisch Staatsblad van 16 december 1951.

Wet van 14 februari 1961, Belgisch Staatsblad van 15 februari 1961.

Wet van 16 april 1963, Belgisch Staatsblad van 23 april 1963.

Wet van 11 januari 1967, Belgisch Staatsblad van 14 januari 1967.

Wet van 10 oktober 1967, Belgisch Staatsblad van 31 oktober 1967.

Koninklijk besluit nr. 13 van 11 oktober 1978, Belgisch Staatsblad van 31 oktober 1978.

Koninklijk besluit nr. 28 van 24 maart 1982, Belgisch Staatsblad van 26 maart 1982.

Wet van 22 januari 1985, Belgisch Staatsblad van 24 januari 1985.

Wet van 30 december 1988, Belgisch Staatsblad van 5 januari 1989.

Wet van 26 juni 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juni 1992.

Wet van 30 maart 1994, Belgisch Staatsblad van 31 maart 1994.

Wet van 22 december 1995, Belgisch Staatsblad van 30 december 1995.

Koninklijk besluit van 14 november 1996, Belgisch Staatsblad van 19 februari 1998.

Wet van 13 maart 1997, Belgisch Staatsblad van 10 juni 1997.

Wet van 13 februari 1998, Belgisch Staatsblad van 19 februari 1998.

^