gepubliceerd op 11 juni 2024
Wet houdende wijziging van de terugvorderingsregels in geval van een stopzetting voor de afloop van de minimumduur bij het tijdskrediet in de private sector, de loopbaanonderbreking in de publieke sector, en de thematische verlofstelsels
3 MEI 2024. - Wet houdende wijziging van de terugvorderingsregels in geval van een stopzetting voor de afloop van de minimumduur bij het tijdskrediet in de private sector, de loopbaanonderbreking in de publieke sector, en de thematische verlofstelsels (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt:
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Art. 2.Artikel 4, § 6, van het koninklijk besluit van 12 december 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 12/12/2001 pub. 18/12/2001 numac 2001013224 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit tot uitvoering van hoofdstuk IV van de wet van 10 augustus 2001 betreffende verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven betreffende het stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking sluiten tot uitvoering van hoofdstuk IV van de wet van 10 augustus 2001 betreffende verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven betreffende het stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, laatstelijk gewijzigd met het koninklijk besluit van 25 augustus 2012, wordt aangevuld met vier leden, luidende: "Mits het akkoord van de werkgever heeft de werknemer de mogelijkheid om het tijdskrediet in de vorm van een schorsing of vermindering van de arbeidsprestaties stop te zetten voor de afloop van de in de cao nr. 103 bepaalde minimumduur. De werknemer is ertoe gehouden deze stopzetting tijdig schriftelijk ter kennis te brengen aan het werkloosheidsbureau. Zo de kennisgeving aan het werkloosheidsbureau plaatsvindt nadat de onderbreking al werd stopgezet en de uitkeringen al volledig werden betaald voor de maand waarin de vervroegde stopzetting heeft plaatsgevonden, zullen de onterecht toegekende uitkeringen worden teruggevorderd.
Indien is voldaan aan de voorwaarden vernoemd in het tweede lid, leidt een stopzetting voor de afloop van de in de cao nr. 103 bepaalde minimumduur niet tot een terugvordering van de uitkeringen die betrekking hebben op de voorafgaande maanden, tenzij het om een vermindering van de arbeidsprestaties gaat met toepassing van artikel 6. De dag van de stopzetting van het tijdskrediet in de vorm van een schorsing of vermindering van de arbeidsprestaties, en de dagen die daarop volgen en voorafgaan aan het einde van de minimumperiode worden proportioneel in mindering gebracht van de uitkering die betrekking heeft op de maand waarin de stopzetting plaatsvindt. Een stopzetting voor de afloop van de in cao nr. 103 bepaalde minimumduur, als bedoeld in het tweede lid, doet geen afbreuk aan het feit dat de niet-opgenomen dagen die nodig zijn om aan de minimumduur te voldoen in rekening worden gebracht voor het bepalen van de maximumduur van 36 maanden als bedoeld in artikel 5, § 1, de maximumduur van 48 maanden bedoeld in artikel 5, § 2, tweede lid, en de maximumduur van 51 maanden bedoeld in artikel 5, § 2, eerste lid, en § 3.".
Art. 3.In hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 6/5 ingevoegd, luidende: "
Art. 6/5.Mits het akkoord van de werkgever, heeft de werknemer de mogelijkheid om de schorsing of vermindering van zijn arbeidsprestaties in het kader van respectievelijk palliatieve zorgen, ouderschapsverlof of bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid stop te zetten voor de afloop van de minimumduur bepaald in respectievelijk: 1° artikel 100bis, § 3, en 102bis, eerste lid, van de herstel wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/01/1985 pub. 12/08/2013 numac 2013000511 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende sociale bepalingen;2° artikelen 2 en 2/1 van het koninklijk besluit van 29 oktober 1997Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012760 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan sluiten tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan;3° artikelen 6, 6bis, 6ter en 6quater, van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/08/1998 pub. 08/09/1998 numac 1998012671 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit tot invoering van een recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid sluiten tot invoering van een recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid. De werknemer is ertoe gehouden deze stopzetting tijdig schriftelijk ter kennis te brengen aan het werkloosheidsbureau. Zo de kennisgeving aan het werkloosheidsbureau plaatsvindt nadat de onderbreking al werd stopgezet en de uitkeringen al volledig werden betaald voor de maand waarin de vervroegde stopzetting heeft plaatsgevonden, zullen de onterecht toegekende uitkeringen worden teruggevorderd.
Indien is voldaan aan de voorwaarden vernoemd in het eerste lid, leidt een stopzetting voor de afloop van de minimumduur niet tot een terugvordering van de uitkeringen die betrekking hebben op de voorafgaande periode.
De dag van de stopzetting van de loopbaanonderbreking en de dagen die daarop volgen en voorafgaan aan het einde van de minimumperiode, worden proportioneel in mindering gebracht van de uitkering die betrekking heeft op de maand waarin de stopzetting plaatsvindt.
Een stopzetting voor de afloop van de voornoemde minimumduur doet geen afbreuk aan het feit dat de niet-opgenomen dagen die nodig zijn om aan de minimumduur te voldoen in rekening worden gebracht voor het bepalen van de eventuele maximumduur die van toepassing is, met name: 1° de maximumduur van 4, 8, 20 of 40 maanden, bedoeld in artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit van 29 oktober 1997Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012760 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan sluiten tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan; 2° de maximumduur van 12, 24 of 48 maanden, bedoeld in artikelen 6, § 1, en 6bis, van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/08/1998 pub. 08/09/1998 numac 1998012671 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit tot invoering van een recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid sluiten tot invoering van een recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid.".
Art. 4.In het koninklijk besluit van 20 juli 2021Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012760 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan sluiten2 houdende uitvoering van artikel 100ter, § 3, tweede lid, van de herstel wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/01/1985 pub. 12/08/2013 numac 2013000511 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende sociale bepalingen wordt een artikel 2/1 ingevoegd, luidende: "
Art. 2/1.Mits het akkoord van de werkgever, heeft de werknemer de mogelijkheid om de schorsing of vermindering van zijn arbeidsprestaties stop te zetten voor de afloop van de minimumduur bepaald in artikel 1, tweede lid, en artikel 2, tweede lid.
De werknemer is ertoe gehouden deze stopzetting tijdig schriftelijk ter kennis te brengen aan het werkloosheidsbureau. Zo de kennisgeving aan het werkloosheidsbureau plaatsvindt nadat de onderbreking al werd stopgezet en de uitkeringen al volledig werden betaald voor de maand waarin de vervroegde stopzetting heeft plaatsgevonden, zullen de onterecht toegekende uitkeringen worden teruggevorderd.
Indien is voldaan aan de voorwaarden vernoemd in het eerste lid, leidt een stopzetting voor de afloop van de minimumduur niet tot een terugvordering van de uitkeringen die betrekking hebben op de voorafgaande periode. De dag van de stopzetting van de loopbaanonderbreking en de dagen die daarop volgen en voorafgaan aan het einde van de minimumperiode, worden proportioneel in mindering gebracht van de uitkering die betrekking heeft op de maand waarin de stopzetting plaatsvindt.
Een stopzetting voor de afloop van de voornoemde minimumduur doet geen afbreuk aan het feit dat de niet-opgenomen dagen die nodig zijn om aan de minimumduur te voldoen in rekening worden gebracht voor het bepalen van de maximumduur van 6 of 12 maanden bedoeld in artikelen 100ter, § 3, derde lid, en 102ter, § 1, derde lid, van de herstel wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/01/1985 pub. 12/08/2013 numac 2013000511 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten.".
Art. 5.Artikel 10 van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen, laatstelijk gewijzigd door het koninklijk besluit van 14 maart 1996, wordt aangevuld met vier leden, luidende: "Mits akkoord van de werkgever, heeft de werknemer de mogelijkheid om de onderbreking van de beroepsloopbaan, bedoeld in artikel 3, de vermindering van de arbeidsprestaties bedoeld in artikel 7, § 1, het ouderschapsverlof geregeld bij het koninklijk besluit van 29 oktober 1997Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012760 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan sluiten tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan, het verlof geregeld bij het koninklijk besluit van 10 augustus 1998Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/08/1998 pub. 08/09/1998 numac 1998012671 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit tot invoering van een recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid sluiten tot invoering van een recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid, en het verlof voor palliatieve zorgen, bedoeld in artikelen 100bis en 102bis van de herstel wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/01/1985 pub. 12/08/2013 numac 2013000511 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende sociale bepalingen, stop te zetten voor de afloop van de in voormelde bepalingen vermelde minimumduur. De werknemer is ertoe gehouden deze stopzetting tijdig schriftelijk ter kennis te brengen aan het werkloosheidsbureau. Zo de kennisgeving aan het werkloosheidsbureau plaatsvindt nadat de onderbreking al werd stopgezet en de uitkeringen al volledig werden betaald voor de maand waarin de vervroegde stopzetting heeft plaatsgevonden, zullen de onterecht toegekende uitkeringen worden teruggevorderd.
Indien is voldaan aan de voorwaarden bedoeld in het tweede lid, leidt een stopzetting voor de afloop van de minimumperiode niet tot een terugvordering van de uitkeringen die betrekking hebben op de voorafgaande periode. De dag van de stopzetting van de onderbreking van de arbeidsprestaties, en de dagen van de maand die hierop volgen en voorafgaan aan het einde van de minimumperiode, worden proportioneel in mindering gebracht van de uitkering die betrekking heeft op de maand waarin de stopzetting plaatsvindt.
Een stopzetting voor het einde van de voornoemde minimumperiode doet geen afbreuk aan het feit dat de niet-opgenomen dagen die nodig zijn om aan de minimumduur te voldoen in rekening worden gebracht voor het bepalen van de eventuele maximumduur die van toepassing is, met name: 1° de maximumduur van 60 maanden, bedoeld in artikel 5 en in artikel 8, § 1;2° de maximumduur van 4, 8, 20 of 40 maanden, bedoeld in artikel 2, § 1, van het voornoemde koninklijk besluit van 29 oktober 1997Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012760 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan sluiten; 3° de maximumduur van 12, 24 of 48 maanden, bedoeld in de artikelen 6, § 1, en 6bis, van het voornoemde koninklijk besluit van 10 augustus 1998Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/08/1998 pub. 08/09/1998 numac 1998012671 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit tot invoering van een recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid sluiten.".
Art. 6.Artikel 25, § 3, van het koninklijk besluit van 7 mei 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/05/1999 pub. 29/05/1999 numac 1999012413 bron ministerie van ambtenarenzaken en ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen sluiten betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen wordt aangevuld met vijf leden, luidende: "In afwijking van het voorgaande lid, heeft de ambtenaar die een loopbaanonderbreking opneemt bedoeld in hoofdstuk II, afdelingen 1 en 2, en in hoofdstuk III, afdelingen 1, 2 en 3, mits akkoord van de leidend ambtenaar of zijn afgevaardigde, de mogelijkheid om de onderbreking stop te zetten voor de afloop van de verschillende minimumperiodes bedoeld in hoofdstuk II, afdelingen 1 en 2, en in hoofdstuk III, afdelingen 1, 2 en 3. De ambtenaar is ertoe gehouden deze stopzetting tijdig schriftelijk ter kennis te brengen aan het werkloosheidsbureau. Zo de kennisgeving aan het werkloosheidsbureau plaatsvindt nadat de onderbreking al werd stopgezet en de uitkeringen al volledig werden betaald voor de maand waarin de vervroegde stopzetting heeft plaatsgevonden, zullen de onterecht toegekende uitkeringen worden teruggevorderd.
Indien is voldaan aan de voorwaarden bedoeld in het tweede lid, leidt een stopzetting voor de afloop van de minimumperiode niet tot een terugvordering van de uitkeringen die betrekking hebben op de voorafgaande periode. De dag van de stopzetting van de onderbreking van de arbeidsprestaties, en de dagen die hierop volgen en voorafgaan aan het einde van de minimumperiode, worden proportioneel in mindering gebracht van de uitkering die betrekking heeft op de maand waarin de stopzetting plaatsvindt.
Een stopzetting voor de afloop van de minimumperiodes, bedoeld in het tweede lid, doet geen afbreuk aan het feit dat de niet-opgenomen dagen die nodig zijn om aan de minimumduur te voldoen in rekening worden gebracht voor het bepalen van: 1° de maximumduur van 60 maanden bedoeld in artikel 4 en in artikel 6, § 3;2° de maximumduur van 12, 24 of 48 maanden bedoeld in artikel 11;3° de maximumduur van 4, 8, 20 of 40 maanden bedoeld in artikel 12, § 1. Wat betreft het verlof voor erkende mantelzorgers, bepaald in hoofdstuk III, afdeling 1bis, zijn de bepalingen voorzien in het koninklijk besluit van 20 juli 2021Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012760 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan sluiten2 houdende uitvoering van artikel 100ter, § 3, tweede lid, van de herstel wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/01/1985 pub. 12/08/2013 numac 2013000511 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende sociale bepalingen van toepassing.".
Art. 7.Artikel 25, § 3, van het koninklijk besluit van 10 juni 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/06/2002 pub. 18/06/2002 numac 2002012710 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van de overheidsbedrijven die in toepassing van de wet van 21 maart 1991 houdende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven bestuursautonomie verkregen hebben sluiten betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van de overheidsbedrijven die in toepassing van de wet van 21 maart 1991 houdende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven bestuursautonomie verkregen hebben, wordt aangevuld met vijf leden, luidende: "In afwijking van het voorgaande lid, heeft het personeelslid dat een loopbaanonderbreking opneemt bedoeld in hoofdstuk II, afdelingen 1 en 2, en in hoofdstuk III, afdelingen 1, 2 en 3, mits akkoord van zijn werkgever, de mogelijkheid om de onderbreking stop te zetten voor de afloop van de verschillende minimumperiodes bedoeld in hoofdstuk II, afdelingen 1 en 2, en in hoofdstuk III, afdelingen 1, 2 en 3. Het personeelslid is ertoe gehouden deze stopzetting tijdig schriftelijk ter kennis te brengen aan het werkloosheidsbureau. Zo de kennisgeving aan het werkloosheidsbureau plaatsvindt nadat de onderbreking al werd stopgezet en de uitkeringen al volledig werden betaald voor de maand waarin de vervroegde stopzetting heeft plaatsgevonden, zullen de onterecht toegekende uitkeringen worden teruggevorderd.
Indien is voldaan aan de voorwaarden bedoeld in het tweede lid, leidt een stopzetting voor de afloop van de minimumperiode niet tot een terugvordering van de uitkeringen die betrekking hebben op de voorafgaande periode. De dag van de stopzetting van de onderbreking van de arbeidsprestaties, en de dagen die hierop volgen en voorafgaan aan het einde van de minimumperiode, worden proportioneel in mindering gebracht van de uitkering die betrekking heeft op de maand waarin de stopzetting plaatsvindt.
Een stopzetting voor de afloop van de minimumperiodes, bedoeld in het tweede lid, doet geen afbreuk aan het feit dat de niet-opgenomen dagen die nodig zijn om aan de minimumduur te voldoen in rekening worden gebracht voor het bepalen van: 1° de maximumduur van 60 maanden bedoeld in artikel 4, tweede lid, en in artikel 5, § 3;2° de maximumduur van 12, 24 of 48 maanden bedoeld in artikel 12;3° de maximumduur van 4, 8, 20 of 40 maanden bedoeld in artikel 13. Wat betreft het verlof voor erkende mantelzorgers, bepaald in hoofdstuk III, afdeling 1bis, zijn de bepalingen voorzien in het koninklijk besluit van 20 juli 2021Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012760 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan sluiten2 houdende uitvoering van artikel 100ter, § 3, tweede lid, van de herstel wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/01/1985 pub. 12/08/2013 numac 2013000511 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende sociale bepalingen van toepassing.".
Art. 8.Artikel 20, § 3, van het koninklijk besluit van 16 november 2009Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/11/2009 pub. 07/12/2009 numac 2009204878 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg en federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit houdende toekenning aan de personeelsleden van de Belgische Technische Coöperatie van het recht op ouderschapsverlof en loopbaanonderbreking voor het verlenen van bijstand aan een zwaar ziek gezins- of familielid sluiten houdende toekenning aan de personeelsleden van de Belgische Technische Coöperatie van het recht op ouderschapsverlof en loopbaanonderbreking voor het verlenen van bijstand aan een zwaar ziek gezins- of familielid wordt aangevuld met vier leden, luidende: "In afwijking van het voorgaande lid, heeft het personeelslid dat een loopbaanonderbreking opneemt bedoeld in afdeling 1 of afdeling 2, mits akkoord van de BTC, de mogelijkheid om de onderbreking stop te zetten voor de afloop van de verschillende minimumperiodes bedoeld in afdelingen 1 en 2. Het personeelslid is ertoe gehouden deze stopzetting tijdig schriftelijk ter kennis te brengen aan het werkloosheidsbureau. Zo de kennisgeving aan het werkloosheidsbureau plaatsvindt nadat de onderbreking al werd stopgezet en de uitkeringen al volledig werden betaald voor de maand waarin de vervroegde stopzetting heeft plaatsgevonden, zullen de onterecht toegekende uitkeringen worden teruggevorderd.
Indien is voldaan aan de voorwaarden bedoeld in het tweede lid, leidt een stopzetting voor de afloop van de minimumperiode niet tot een terugvordering van de uitkeringen die betrekking hebben op de voorafgaande periode. De dag van de stopzetting van de onderbreking van de arbeidsprestaties, en de dagen die hierop volgen en voorafgaan aan het einde van de minimumperiode, worden proportioneel in mindering gebracht van de uitkering die betrekking heeft op de maand waarin de stopzetting plaatsvindt.
Een stopzetting voor de afloop van de minimumperiodes, bedoeld in het tweede lid, doet geen afbreuk aan het feit dat de niet-opgenomen dagen die nodig zijn om aan de minimumduur te voldoen in rekening worden gebracht voor het bepalen van: 1° de maximumduur van 4, 8, 20 of 40 maanden bedoeld in artikel 1; 2° de maximumduur van 12, 24 of 48 maanden bedoeld in de artikelen 6 en 7.".
Art. 9.In artikel 20, § 3, van het koninklijk besluit van 29 april 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/04/2013 pub. 13/05/2013 numac 2013201170 bron federale overheidsdienst financien, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende toekenning aan de personeelsleden van de Cel voor Financiële Informatieverwerking van het recht op ouderschapsverlof en loopbaanonderbreking voor het verlenen van bijstand aan een zwaar ziek gezins- of familielid sluiten houdende toekenning aan de personeelsleden van de Cel voor Financiële Informatieverwerking van het recht op ouderschapsverlof en loopbaanonderbreking voor het verlenen van bijstand aan een zwaar ziek gezins- of familielid worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid, tweede streepje, wordt de zin "Van deze laatste bepaling kan het personeelslid slechts eenmaal gebruik maken gedurende zijn loopbaan." opgeheven; 2° de paragraaf wordt aangevuld met drie leden, luidende: "Indien is voldaan aan de voorwaarden vernoemd in het tweede lid, leidt een stopzetting van een loopbaanonderbreking bedoeld in afdelingen I en II, voor de afloop van de verschillende minimumperiodes niet tot een terugbetaling van de uitkeringen die betrekking hebben op de voorafgaande periode aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.De dag van de stopzetting van de onderbreking van de arbeidsprestaties, en de dagen die hierop volgen en voorafgaan aan het einde van de minimumperiode, worden proportioneel in mindering gebracht van de uitkering die betrekking heeft op de maand waarin de stopzetting plaatsvindt.
Een stopzetting voor de afloop van de minimumperiodes, bedoeld in het derde lid, doet geen afbreuk aan het feit dat de niet-opgenomen dagen die nodig zijn om aan de minimumduur te voldoen in rekening worden gebracht voor het bepalen van: 1° de maximumduur van 4, 8, 20 of 40 maanden bedoeld in artikel 1; 2° de maximumduur van 12, 24 of 48 maanden bedoeld in de artikelen 6 en 7.".
Art. 10.Artikel 22, § 3, van het koninklijk besluit van 12 mei 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012760 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan sluiten0 houdende toekenning aan de contractuele personeelsleden van de Ombudsdienst voor Energie van het recht op ouderschapsverlof en loopbaanonderbreking voor het verlenen van bijstand aan een zwaar ziek gezins- of familielid wordt aangevuld met vier leden, luidende: "In afwijking van het voorgaande lid, heeft het personeelslid dat een loopbaanonderbreking opneemt bedoeld in afdeling I en afdeling II, mits akkoord van zijn werkgever, de mogelijkheid om de onderbreking stop te zetten voor de afloop van de verschillende minimumperiodes bedoeld in afdeling I en afdeling II. Het personeelslid is ertoe gehouden deze stopzetting tijdig schriftelijk ter kennis te brengen aan het werkloosheidsbureau. Zo de kennisgeving aan het werkloosheidsbureau plaatsvindt nadat de onderbreking al werd stopgezet en de uitkeringen al volledig werden betaald voor de maand waarin de vervroegde stopzetting heeft plaatsgevonden, zullen de onterecht toegekende uitkeringen worden teruggevorderd.
Indien is voldaan aan de voorwaarden bedoeld in het tweede lid, leidt een stopzetting voor de afloop van de minimumperiode niet tot een terugvordering van de uitkeringen die betrekking hebben op de voorafgaande periode. De dag van de stopzetting van de onderbreking van de arbeidsprestaties, en de dagen die hierop volgen en voorafgaan aan het einde van de minimumperiode, worden proportioneel in mindering gebracht van de uitkering die betrekking heeft op de maand waarin de stopzetting plaatsvindt.
Een stopzetting voor de afloop van de minimumperiodes, bedoeld in het tweede lid, doet geen afbreuk aan het feit dat de niet-opgenomen dagen die nodig zijn om aan de minimumduur te voldoen in rekening worden gebracht voor het bepalen van: 1° de maximumduur van 4, 8, 20 of 40 maanden bedoeld in artikel 1; 2° de maximumduur van 12, 24 of 48 maanden bedoeld in de artikelen 7 en 8.".
Art. 11.Artikel 31, § 3, van het koninklijk besluit van 10 april 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012760 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan sluiten1 houdende toekenning van het recht op ouderschapsverlof en verlof voor het verlenen van bijstand aan een zwaar ziek gezins- of familielid aan bepaalde werknemers wordt aangevuld met vier leden, luidende: "In afwijking van het voorgaande lid, heeft de werknemer die een loopbaanonderbreking opneemt bedoeld in afdeling 2, onderafdelingen 1 en 2, mits akkoord van zijn werkgever, de mogelijkheid om de onderbreking stop te zetten voor de afloop van de verschillende minimumperiodes bedoeld in afdeling 2, onderafdelingen 1 en 2. De werknemer is ertoe gehouden deze stopzetting tijdig schriftelijk ter kennis te brengen aan het werkloosheidsbureau. Zo de kennisgeving aan het werkloosheidsbureau plaatsvindt nadat de onderbreking al werd stopgezet en de uitkeringen al volledig werden betaald voor de maand waarin de vervroegde stopzetting heeft plaatsgevonden, zullen de onterecht toegekende uitkeringen worden teruggevorderd.
Indien is voldaan aan de voorwaarden bedoeld in het tweede lid, leidt een stopzetting voor de afloop van de minimumperiode niet tot een terugvordering van de uitkeringen die betrekking hebben op de voorafgaande periode. De dag van de stopzetting van de onderbreking van de arbeidsprestaties, en de dagen die hierop volgen en voorafgaan aan het einde van de minimumperiode, worden proportioneel in mindering gebracht van de uitkering die betrekking heeft op de maand waarin de stopzetting plaatsvindt.
Een stopzetting voor de afloop van de minimumperiodes, bedoeld in het tweede lid, doet geen afbreuk aan het feit dat de niet-opgenomen dagen die nodig zijn om aan de minimumduur te voldoen in rekening worden gebracht voor het bepalen van: 1° de maximumduur van 4, 8, 20 of 40 maanden bedoeld in artikel 3; 2° de maximumduur van 12, 24 of 48 maanden bedoeld in de artikelen 13 en 14.".
Art. 12.Artikel 126, § 2, van het koninklijk besluit van 19 november 1998Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/11/1998 pub. 28/11/1998 numac 1998002123 bron ministerie van ambtenarenzaken Koninklijk besluit betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen sluiten betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen wordt aangevuld met vijf leden, luidende: "In afwijking van het eerste lid heeft de ambtenaar die een loopbaanonderbreking opneemt als bedoeld in de artikelen 116, § 1, 117, § § 1 en 2, 117bis en 117ter van hoofdstuk V, mits hij het akkoord verkrijgt van de overheid waaronder hij ressorteert, de mogelijkheid om de onderbreking stop te zetten voor de afloop van de verschillende minimumperiodes als bedoeld in de artikelen 116, § 1, 117, § § 1 en 2, 117bis en 117ter, van hoofdstuk V. De ambtenaar is ertoe gehouden deze stopzetting tijdig schriftelijk ter kennis te brengen van het werkloosheidsbureau. Zo de kennisgeving aan het werkloosheidsbureau plaatsvindt nadat de onderbreking al werd stopgezet en de uitkeringen al volledig werden betaald voor de maand waarin de vervroegde stopzetting heeft plaatsgevonden, zullen de onterecht toegekende uitkeringen worden teruggevorderd.
Indien is voldaan aan de voorwaarden bedoeld in het derde lid, leidt een stopzetting voor de afloop van de minimumperiode niet tot een terugvordering van de uitkeringen die betrekking hebben op de voorafgaande periode. De dag van de stopzetting van de onderbreking van de arbeidsprestaties, en de dagen die hierop volgen en voorafgaan aan het einde van de minimumperiode, worden proportioneel in mindering gebracht van de uitkering die betrekking heeft op de maand waarin de stopzetting plaatsvindt.
Een stopzetting voor de afloop van de minimumperiodes, bedoeld in het derde lid, doet geen afbreuk aan het feit dat de niet-opgenomen dagen die nodig zijn om aan de minimumduur te voldoen in rekening worden gebracht voor het bepalen van: 1° de maximumduur van 60 maanden bedoeld in artikel 116, § 1;2° de maximumduur van 12, 24 of 48 maanden bedoeld in artikel 117, § 2;3° de maximumduur van 4, 8, 20 of 40 maanden bedoeld in artikel 35, § 1. Wat betreft het verlof voor erkende mantelzorgers, bepaald in artikel 117, § 1bis, zijn de bepalingen voorzien in het koninklijk besluit van 20 juli 2021Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012760 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan sluiten2 houdende uitvoering van artikel 100ter, § 3, tweede lid, van de herstel wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/01/1985 pub. 12/08/2013 numac 2013000511 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende sociale bepalingen van toepassing.".
Art. 13.Artikel 74, § 2, van het koninklijk besluit van 16 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/03/2001 pub. 03/04/2001 numac 2001009191 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit betreffende de verloven en de afwezigheden toegestaan aan sommige personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan sluiten betreffende de verloven en de afwezigheden toegestaan aan sommige personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan, wordt aangevuld met vijf leden, luidende: "In afwijking van het eerste lid heeft het personeelslid dat een loopbaanonderbreking opneemt als bedoeld in de artikelen 64, § 1, 65, § § 1 en 2, 65bis en 65ter, van hoofdstuk V, mits hij het akkoord verkrijgt van de minister van Justitie of van de overheid waaronder hij ressorteert, de mogelijkheid om de onderbreking stop te zetten voor de afloop van de verschillende minimumperiodes als bedoeld in de artikelen 64, § 1, 65, § § 1 en 2, 65bis en 65ter. Het personeelslid is ertoe gehouden deze stopzetting tijdig schriftelijk ter kennis te brengen van het werkloosheidsbureau. Zo de kennisgeving aan het werkloosheidsbureau plaatsvindt nadat de onderbreking werd stopgezet en de uitkeringen al volledig werden betaald voor de maand waarin de vervroegde stopzetting heeft plaatsgevonden, zullen de onterecht toegekende uitkeringen worden teruggevorderd.
Indien is voldaan aan de voorwaarden bedoeld in het derde lid, leidt een stopzetting voor de afloop van de minimumperiode niet tot een terugvordering van de uitkeringen die betrekking hebben op de voorafgaande periode. De dag van de stopzetting van de onderbreking van de arbeidsprestaties, en de dagen die hierop volgen en voorafgaan aan het einde van de minimumperiode, worden proportioneel in mindering gebracht van de uitkering die betrekking heeft op de maand waarin de stopzetting plaatsvindt.
Een stopzetting voor de afloop van de minimumperiodes, bedoeld in het derde lid, doet geen afbreuk aan het feit dat de niet-opgenomen dagen die nodig zijn om aan de minimumduur te voldoen in rekening worden gebracht voor het bepalen van: 1° de maximumduur van 60 maanden bedoeld in artikel 64, § 1;2° de maximumduur van 12, 24 of 48 maanden bedoeld in artikel 65, § 2;3° de maximumduur van 4, 8, 20 of 40 maanden bedoeld in artikel 32, § 1. Wat betreft het verlof voor erkende mantelzorgers, bepaald in artikel 65, § 1bis, zijn de bepalingen voorzien in het koninklijk besluit van 20 juli 2021Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012760 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan sluiten2 houdende uitvoering van artikel 100ter, § 3, tweede lid, van de herstel wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/01/1985 pub. 12/08/2013 numac 2013000511 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende sociale bepalingen van toepassing.".
Art. 14.Artikel 9 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, vervangen bij het koninklijk besluit van 4 juni 1999, wordt aangevuld met vier leden, luidende: "Mits akkoord wordt gegeven door de overheid waaronder hij ressorteert, heeft het personeelslid de mogelijkheid de in de artikelen 4bis tot 4quater/1 bedoelde loopbaanonderbreking stop te zetten voor afloop van de in deze bepalingen vastgestelde minimumperiode. Het personeelslid dient die stopzetting tijdig schriftelijk ter kennis te brengen van het werkloosheidsbureau. Zo de kennisgeving aan het werkloosheidsbureau plaatsvindt nadat de onderbreking al werd stopgezet en de uitkeringen al volledig werden betaald voor de maand waarin de vervroegde stopzetting heeft plaatsgevonden, zullen de onterecht toegekende uitkeringen worden teruggevorderd.
Zo aan de in het derde lid bedoelde voorwaarden is voldaan, leidt de stopzetting voor het einde van de minimumperiode niet tot de terugvordering van de uitkeringen die betrekking hebben op de voorafgaande maanden. De dag van de stopzetting van de onderbreking van de arbeidsprestaties en de dagen erna die aan het einde van de minimumperiode voorafgaan, worden verhoudingsgewijs in mindering gebracht van de uitkering die betrekking heeft op de maand waarin de stopzetting plaatsvindt. Een stopzetting voor het einde van de in het derde lid bedoelde minimumperiode doet geen afbreuk aan het feit dat de niet-opgenomen dagen die nodig zijn om aan de minimumperiode te voldoen in rekening worden gebracht voor het bepalen van: - de maximumperiode van 12, 24 of 48 maanden bedoeld in artikel 4ter; - de maximumperiode van 4, 8, 20 of 40 maanden bedoeld in artikel 4quater; - inzake het verlof voor erkende mantelzorgers zijn de bepalingen van het koninklijk besluit van 20 juli 2021Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012760 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan sluiten2 houdende uitvoering van artikel 100ter, § 3, tweede lid, van de herstel wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/01/1985 pub. 12/08/2013 numac 2013000511 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende sociale bepalingen, van toepassing.".
Art. 15.Artikel 8 van het koninklijk besluit van 27 november 1985 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan voor de leden van het administratief, gespecialiseerd, meesters-, vak- en dienstpersoneel van de universitaire instellingen, vervangen bij het koninklijk besluit van 4 juni 1999, wordt aangevuld met drie leden, luidende: "Met het akkoord van de Rector kan het personeelslid de in artikel 3 bedoelde loopbaanonderbreking stopzetten voordat de in die bepaling vastgestelde minimumperiode afloopt. Het personeelslid stelt het werkloosheidsbureau schriftelijk en tijdig in kennis van die stopzetting. Zo de kennisgeving aan het werkloosheidsbureau plaatsvindt nadat de onderbreking al werd stopgezet en de uitkeringen al volledig werden betaald voor de maand waarin de vervroegde stopzetting heeft plaatsgevonden, zullen de onterecht toegekende uitkeringen worden teruggevorderd.
Zo aan de in het derde lid bedoelde voorwaarden is voldaan, leidt de stopzetting voor het einde van de minimumperiode niet tot de terugvordering van de uitkeringen die betrekking hebben op de voorafgaande maanden. De dag van de stopzetting van de onderbreking van de arbeidsprestaties en de dagen erna die aan het einde van de minimumperiode voorafgaan, worden verhoudingsgewijs in mindering gebracht van de uitkering die betrekking heeft op de maand waarin de stopzetting plaatsvindt.
Een stopzetting voor het einde van de in het derde lid bedoelde minimumperiode doet geen afbreuk aan het feit dat de niet-opgenomen dagen die nodig zijn om aan de minimumperiode te voldoen in rekening worden gebracht voor de maximumperiode van 60 maanden als bedoeld in artikel 3.".
Art. 16.De Koning kan de bepalingen gewijzigd bij artikelen 2 tot 15 opheffen, wijzigen, aanvullen of vervangen.
Art. 17.Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de derde maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 3 mei 2024.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE De Minister van Financiën, V. VAN PETEGHEM De Minister van Ambtenarenzaken, P. DE SUTTER De Minister van Justitie, P. VAN TIGCHELT De Minister van Energie, T. VAN der STRAETEN De Minister van Ontwikkelingssamenwerking, C. GENNEZ Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, P. VAN TIGCHELT _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be): Stukken: Doc 55 2937/ (2022/2023): 001: Wetsvoorstel van de heer Anseeuw c.s. 002: Advies van de Raad van State. 003 en 004: Amendementen. 005: Advies van de Raad van State. 006 en 007: Amendementen. 008: Verslag. 009: Tekst aangenomen door de commissie. 010: Tekst aangenomen door de plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.
Integraal verslag: 25 april en 2 mei 2024.