gepubliceerd op 07 februari 2007
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen
18 DECEMBER 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, inzonderheid op artikel 102, § 1, tweede lid en op artikel 105, § 1, vervangen bij de wet van 26 maart 1999 en gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2001;
Gelet op het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, inzonderheid op artikel 35, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 mei 1999 en gewijzigd bij de koninklijk besluiten van 10 juni 2002, 12 december 2002 en 20 juli 2005, op artikel 117, gewijzigd bij de koninklijk besluiten van 26 mei 1999, 20 juli 2000, 12 december 2002 en 20 juli 2005;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken van 3 november 2005;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën gegeven op 3 februari 2006;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 17 februari 2006;
Gelet op het Protocol nr. 551 van 15 maart 2006 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten, op datum van 15 maart 2006;
Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, gegeven op 20 juli 2006;
Gelet op het Protocol nr. 154/5 van het Gemeenschappelijk Comité voor alle overheidsdiensten, op datum van 20 oktober 2006;
Gelet op het advies nr. 40.511/3 van de Raad van State, gegeven op 22 juni 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Gelet op de bedoeling om de rechten op ouderschapsverlof en op verlof voor verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid te versoepelen voor de personeelsleden van het federaal administratief openbaar ambt, gemotiveerd door het feit dat de rechten op ouderschapsverlof en op verlof voor verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid voor de werknemers van de private sector versoepeld zijn in juli 2005 en dat de billijkheid vereist dat dezelfde rechten toegekend worden aan de contractuele en statutaire personeelsleden van het federaal administratief openbaar ambt;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk en Onze Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 35, § 1, eerste lid van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 mei 1999 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 juni 2002 en 12 december 2002, wordt vervangen als volgt : «
Art. 35.§ 1. Aan de ambtenaar in dienstactiviteit wordt, bij de geboorte of de adoptie van een kind, een ouderschapsverlof toegestaan dat kan genomen worden : - hetzij gedurende een periode van drie maanden in het raam van de volledige onderbreking van de loopbaan bedoeld in artikel 100 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen; op vraag van de ambtenaar kan deze periode worden opgesplitst in maanden; - hetzij gedurende een periode van zes maanden in het raam van de halftijdse onderbreking van de loopbaan bedoeld in artikel 102 van voornoemde wet; op vraag van de ambtenaar kan deze periode worden opgesplitst in periodes van twee maanden of een veelvoud hiervan; - hetzij gedurende een periode van vijftien maanden in het raam van de onderbreking van de loopbaan met één vijfde zoals bedoeld in artikel 102 van voornoemde wet; op vraag van de ambtenaar kan deze periode worden opgesplitst in periodes van vijf maanden of een veelvoud hiervan.
De ambtenaar heeft de mogelijkheid om bij het opnemen van zijn ouderschapsverlof gebruik te maken van de verschillende modaliteiten vermeld in het eerste lid. Bij een wijziging van opnamevorm moet rekening worden gehouden met het principe dat één maand volledige loopbaanonderbreking gelijk is aan twee maanden halftijdse loopbaanonderbreking en gelijk is aan vijf maanden loopbaanonderbreking met één vijfde. »
Art. 2.Artikel 35, § 1, tweede lid van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 mei 1999, wordt vervangen als volgt : « Wanneer het verlof genomen wordt naar aanleiding van de geboorte van een kind, moet het genomen worden vooraleer het kind de leeftijd van zes jaar bereikt heeft. »
Art. 3.In de Franse tekst, wordt in artikel 35, § 1, derde lid van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 mei 1999, het woord « famille » vervangen door het woord « ménage ».
Art. 4.In artikel 35, § 1, vierde lid van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 mei 1999, wordt vervangen als volgt : « Wanneer het kind voor ten minste 66 % getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste 4 punten toegekend worden in pijler I van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag, wordt het recht op ouderschapsverlof toegekend uiterlijk tot het kind acht jaar wordt.
Aan de voorwaarde van de zesde of de achtste verjaardag moet zijn voldaan uiterlijk gedurende de periode van het ouderschapsverlof. »
Art. 5.In artikel 35, § 2, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 mei 1999 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2005, wordt een derde lid toegevoegd luidende als volgt : « Een toelage van 86,32 EUR per maand wordt toegekend door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening aan de ambtenaar die zijn loopbaan met een vijfde onderbreekt. Indien de ambtenaar uitsluitend samenwoont met één of meerdere kinderen die hij ten laste heeft, wordt dit bedrag van 86,32 EUR vervangen door 116,08 EUR. »
Art. 6.Artikel 117, § 2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 26 mei 1999, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 december 2002, wordt aangevuld met de volgende leden : « Ingeval van zware ziekte van een kind dat hoogstens 16 jaar oud is en van wie de ambtenaar uitsluitend of hoofdzakelijk de last draagt in de zin van artikel 1 van de wet van 20 juli 1971 tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag, wordt, wanneer de ambtenaar alleenstaand is, de maximumperiode van de onderbreking van loopbaan bedoeld in het tweede lid van deze paragraaf uitgebreid naar 24 maanden ingeval van volledige onderbreking van de loopbaan en wordt de maximumperiode van vermindering van arbeidsprestaties ingeval van gedeeltelijke onderbreking van de loopbaan uitgebreid naar 48 maanden.
De periodes van volledige en gedeeltelijke loopbaanonderbreking kunnen enkel worden opgenomen met periodes van minimum één maand en maximum drie maanden, aaneensluitend of niet.
Onder alleenstaande in de zin van dit artikel wordt verstaan de ambtenaar die uitsluitend en effectief samenwoont met één of meerdere van zijn kinderen.
Ingeval van toepassing van het achtste lid van dit artikel moet de ambtenaar bovendien het bewijs leveren van de samenstelling van zijn gezin door middel van een attest dat wordt afgeleverd door de gemeentelijke overheid en waaruit blijkt dat het personeelslid op het moment van de aanvraag uitsluitend en effectief samenwoont met één of meerdere van zijn kinderen.
Voor iedere verlenging van een periode van volledige en gedeeltelijke loopbaanonderbreking dient de ambtenaar dezelfde procedure te volgen en de door dit koninklijk besluit vereiste attest(en) in te dienen. »
Art. 7.Dit besluit is van toepassing op alle aanvragen die worden ingediend vanaf de inwerkingtreding ervan.
Art. 8.Onze Minister van Werk en Onze Minister van Ambtenarenzaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 18 december 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN De Minister van Ambtenarenzaken, C. DUPONT _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 22 januari 1985, Belgisch Staatsblad van 24 januari 1985. Wet van 26 maart 1999, Belgisch Staatsblad van 1 april 1999.
Wet van 10 augustus 2001, Belgisch Staatsblad van 15 september 2001.
Koninklijk besluit van 19 november 1998, Belgisch Staatsblad van 28 november 1998.
Koninklijk besluit van 26 mei 1999, Belgisch Staatsblad van 11 juni 1999.
Koninklijk besluit van 10 juni 2002, Belgisch Staatsblad van 27 juni 2002.
Koninklijk besluit van 12 december 2002, Belgisch Staatsblad van 25 december 2002.