Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 13 juni 1999
gepubliceerd op 03 juli 1999

Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 27, 79, 80, 83 en 137 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1999012503
pub.
03/07/1999
prom.
13/06/1999
ELI
eli/besluit/1999/06/13/1999012503/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

13 JUNI 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 27, 79, 80, 83 en 137 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 7, gewijzigd bij de wetten van 14 juli 1951, 14 februari 1961, 16 april 1963, 11 januari 1967, 10 oktober 1967, de koninklijke besluiten nr. 13 van 11 oktober 1978 en nr. 28 van 24 maart 1982, de wetten van 22 januari 1985, 30 december 1988, 26 juni 1992 en 30 maart 1994, het koninklijk besluit van 14 november 1996 en de wetten van 13 maart 1997 en 13 februari 1998, en artikel 8, ingevoegd bij de wet van 30 maart 1994 en gewijzigd bij de wetten van 13 februari 1998 en 7 april 1999;

Gelet op de wet van 7 april 1999 betreffende de PWA-arbeidsovereenkomst;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, inzonderheid op de artikelen 27, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 juni 1992, 21 december 1992 en 12 augustus 1994, 79, vervangen bij het koninklijk besluit van 28 november 1996, en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 augustus 1994, 30 maart 1995, 7 april 1995, 22 november 1995, 26 maart 1996, 13 december 1996, 25 juni 1997, 16 juli 1997, 23 september 1998 en 26 maart 1999, 80, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 juni 1992, 25 mei 1993, 22 november 1995 en 26 maart 1996, 83, § 1, tweede lid, vervangen bij het koninklijk besluit van 28 november 1996 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 december 1992 en 22 november 1995, en 137, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 11 januari 1993, 25 mei 1993, 22 november 1995, 22 december 1995, 9 juni 1997 en 8 augustus 1997;

Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening, gegeven op 15 april 1999;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 26 april 1999;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat de Regering, onder meer op vraag van de werknemersorganisaties, zich ertoe verbonden heeft, in haar algemene politieke verklaring ter gelegenheid van de opening van het parlementair jaar 1997-1998, op 7 oktober 1997, om het statuut van de personen die werken in het stelsel van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen te verbeteren wat betreft het arbeidsrecht door het afsluiten van een arbeidsovereenkomst; dat terzake een wetsontwerp voorbereid, en voor dringend advies voorgelegd werd, aan de Nationale Arbeidsraad op 6 maart 1998; dat dit advies gegeven werd op 16 juni 1998; dat de Regering ondertussen dit ontwerp opgenomen heeft in het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 opgesteld op basis van de Europese richtsnoeren inzake tewerkstelling 1998, hetwelk eind april 1998 ingediend werd bij de Europese Commissie; dat de Regering op basis van een unaniem advies van de Nationale Arbeidsraad een aangepast ontwerp goedgekeurd heeft in de Ministerraad van 3 juli 1998; dat over dit ontwerp het advies van de Raad van State gevraagd werd op 9 juli 1998 in toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoöordineerde wetten op de Raad van State; dat dit advies gegeven werd op 7 januari 1999 en overgemaakt werd op 11 februari 1999; dat de Regering ondertussen haar engagement tegenover het Parlement opnieuw bevestigd heeft in haar algemene politieke verklaring 1998-99 van 13 oktober 1998 ter gelegenheid van de opening van de parlementaire zittijd 1998-99; dat het wetsontwerp, aangepast volgens het advies van de Raad van State voorgelegd werd aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers op 24 februari 1999; dat dit wetsontwerp het voorwerp heeft uitgemaakt van een dringende behandeling in toepassing van artikel 80 van de Grondwet; dat de hoogdringendheid van deze hervorming ook blijkt uit de parlementaire besprekingen; dat de wet betreffende de PWA-arbeidsovereenkomst houdende de definitieve tekst van dit ontwerp afgekondigd werd op 7 april 1999 en in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd werd op 20 april 1999; dat ondertussen de uitvoeringsbesluiten voorbereid werden; dat sommige van deze besluiten voorgelegd werden voor dringend advies aan het beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening; dat dit advies gevraagd werd op 2 april 1999, verleend werd op 15 april 1999 en medegedeeld werd op 22 april 1999; dat eveneens een ontwerp van besluit voor dringend advies voorgelegd werd aan de Nationale Arbeidsraad op 2 april 1999 en dat dit advies verleend werd op 27 april 1999; dat sommige ontwerpen, aangepast volgens de voormelde adviezen goedgekeurd werden door de Ministerraad van 30 april 1999; dat het advies van de Raad van State gevraagd werd op 4 mei 1999 in toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; dat deze wet van 7 april 1999 en de ontwerpen van besluiten die tot doel hebben het statuut van degenen die prestaties leveren in het stelsel van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen te verbeteren en te valoriseren, een hervorming betreffen in het kader van de werkgelegenheidspolitiek die als prioritair beschouwd wordt door de Regering en het Parlement; dat deze hervorming in het bijzonder de herinschakeling van langdurige werklozen dient te bevorderen; dat in de huidige stand van de legislatuur en gezien de tijd die vereist was voor de voormelde voorafgaande en verplichte raadplegingen, de enige mogelijkheid voor de Regering om haar engagement ten overstaan van het Parlement en de Europese instanties te houden er in bestaat de nodige besluiten ter uitvoering van de beslissing van het Parlement binnen de kortst mogelijke tijd te nemen en dus een beroep te doen op het advies van de Raad van State met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; dat deze nieuwe bepalingen eveneens de bedoeling hebben de rechtszekerheid binnen het kader van het PWA-stelsel te verhogen door de precisering van de respectievelijke rechten en verplichtingen van de werkgever, de werknemer en de gebruiker; dat het tenslotte aangewezen is deze nieuwe bepalingen zo spoedig mogelijk ter kennis te brengen van de administraties belast met de uitvoering ervan opdat deze hervorming binnen de kortste termijn en onder de beste voorwaarden in werking zou kunnen treden; dat daartoe een belangrijk voorbereidend werk dient geleverd, onder meer rekening houdend met de noodzakelijke termijnen voor het opstellen en verdelen van de nieuwe documenten en formulieren, voor het informeren van de PWA's in alle gemeenten en voor de vorming van meerdere honderden personeelsleden, dat eveneens rekening dient gehouden met de periode van de zomervakantie; dat rekening gehouden met al deze elementen de datum van inwerkingtreding vastgesteld werd op 1 oktober 1999;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 27 mei 1999, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 27, 4°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering wordt vervangen door de volgende bepaling : « 4° uitkering : de werkloosheidsuitkering, de bijzondere werkloosheidsuitkering voor de minder-valide, de wachtuitkering, de overbruggingsuitkering, de PWA-inkomensgarantie-uitkering en de andere uitkeringen bedoeld in hoofdstuk IV, afdeling 3; ».

Art. 2.In artikel 79 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 28 november 1996 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 augustus 1994, 30 maart 1995, 7 april 1995, 22 november 1995, 26 maart 1996, 13 december 1996, 25 juni 1997, 16 juli 1997, 23 september 1998 en 26 maart 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) § 2 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 2. De kandidaat-gebruiker omschrijft de te verrichten activiteit die men niet aantreft in de reguliere arbeidscircuits op een gebruikersformulier dat uitgereikt wordt door het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap bevoegd voor de gemeente waar de activiteit zal uitgeoefend worden.

Hij biedt het ingevulde gebruikersformulier ter validering aan bij het agentschap bedoeld in het vorig lid en betaalt desgevallend het door het agentschap vastgestelde inschrijvingsrecht tot dekking van de administratiekosten van het agentschap.

Het agentschap valideert het gebruikersformulier voor een duurtijd van ten hoogste één jaar indien overeenkomstig de bepalingen van § 7 en van artikel 79bis, § 3, de aangegeven activiteit verricht mag worden en bezorgt één exemplaar aan de gebruiker. Het tweede exemplaar wordt door het agentschap behouden en is ter beschikking van de Rijksdienst.

Het agentschap maakt de gegevens van het formulier over aan de uitgever van de PWA-cheques.

De gebruiker mag de activiteit slechts laten verrichten indien hij in het bezit is van een gevalideerd gebruikersformulier. »;

B) § 3 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 3. De gebruiker moet bij het beëindigen van de activiteit en in ieder geval vóór het einde van de kalendermaand, aan de PWA-werknemer voor elk begonnen arbeidsuur een PWA-cheque overhandigen. De aanschafprijs van de PWA-cheque moet overeenstemmen met de door het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap op het gebruikersformulier ingevulde aanschafprijs.

De kandidaat-gebruiker die in het bezit is van een gevalideerd gebruikersformulier kan PWA-cheques, waarvan de aanschafprijs overeenstemt met het bedrag van de verschuldigde aanschafprijs, aankopen : 1° bij de uitgever van de PWA-cheques;de bestelling bedraagt minstens tien cheques en de betaling geschiedt voorafgaandelijk; de cheques worden opgesteld op naam van de gebruiker; 2° bij het plaatselijk werkgelegeheidsagentschap;deze cheques zijn naamloos en zij kunnen niet gebruikt worden voor activiteiten ten behoeve van de land- en tuinbouwsector. Indien de gebruiker een rechtspersoon is kunnen deze cheques slechts gebruikt worden voor occasionele activiteiten.

De Minister bepaalt na advies van het beheerscomité : 1° de periode gedurende dewelke de gebruiker bewijsstukken dient bij te houden;2° de wijze waarop de uitgever van de PWA-cheques de gegevens overmaakt dienstig voor de toekenning van fiscale voordelen aan de gebruiker.»;

C) in § 4 wordt het achtste lid vervangen door de volgende bepaling : « Het agentschap bezorgt, vóór de aanvang van de prestaties, aan de werkloze die prestaties verricht in het kader van een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap, de PWA-arbeidsovereenkomst. »;

D) § 4bis wordt aangevuld met het volgende lid : « De periode van vrijstelling van 6 maanden bedoeld in het eerste lid, kan op vraag van de werknemer verlengd worden met een aantal volledige kalendermaanden gelijk aan het aantal maanden dat bekomen wordt door samenvoeging van de dagen waarvoor de werkloze een uitkering in toepassing van de wetgeving op de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering ontving. Hierbij wordt evenwel slechts rekening gehouden met ziekteperiodes die gelegen zijn in de periode van vrijstelling of die daar aansluitend op volgen. »;

E) § 6 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 6. De Minister kan, in noodsituaties en omwille van het algemeen belang, afwijkingen voorzien op de voorwaarden inzake de werkloosheidsduur bepaald in § 4. »;

F) in § 7 wordt het derde lid opgeheven;

G) § 8 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 8. In afwijking van artikel 44 en onverminderd de bepalingen van dit besluit, kan de PWA-werknemer voor de inactiviteitsuren aanspraak maken op een PWA-inkomensgarantie-uitkering die overeenstemt met de uitkering waarop hij in toepassing van dit besluit recht heeft voor de beschouwde maand, verminderd met 100 F per niet-ontwaarde PWA-cheque waarop hij aanspraak kan maken voor de beschouwde maand. De eventueel aan de PWA-werknemer betaalde vergoeding om zijn reële verplaatsingskosten te dekken wordt niet als loon beschouwd.

De PWA-werknemer bezorgt zijn PWA-cheques aan zijn uitbetalingsinstelling samen met zijn controlekaart voor de beschouwde maand. De uitbetalingsinstelling moet de PWA-cheques die ingediend worden door een werknemer die niet voldoet aan de vereisten van § 4 of die betrekking hebben op activiteitsuren die de in § 6 voorziene grenzen overschrijden ontwaarden en terug overmaken aan de werknemer.

De PWA-werknemer heeft per niet-ontwaarde PWA-cheque recht op 250 F. De betaling geschiedt door de uitbetalingsinstelling. Die betaalt een bedrag van 150 F per PWA-cheque die de werknemer bij haar heeft ingediend. De uitbetalingsinstelling vordert dit bedrag, te verhogen met een bedrag tot dekking van haar administratiekosten, terug van de uitgever van de PWA-cheques. Het resterende bedrag wordt uitbetaald tesamen met de PWA-inkomensgarantie-uitkering.

De Minister bepaalt, na advies van het beheerscomité, het voormelde bedrag tot dekking van de administratiekosten.

Voor de toepassing van de bepalingen van de artikelen 110 en 114, § 4, derde lid, die betrekking hebben op het inkomen van de werkloze of van zijn gezinsleden, wordt abstractie gemaakt van het bedrag van de PWA-cheques dat aan de PWA-werknemer betaald wordt en van de daaraan verbonden vermindering van de uitkering, zoals bedoeld in § 8. »;

H) § 9 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 9. Het bedrag dat resteert nadat van de aanschafprijs van de PWA-cheques het bedrag van 150 F en het bedrag van de administratiekosten van de uitbetalingsinstelling in mindering werd gebracht, wordt door de uitgever van de PWA-cheques : 1° naar rato van 80 %, te verminderen met het bedrag tot dekking van de administratiekosten van de uitgever van de PWA-cheques met inbegrip van de verzendingskosten, gestort aan de Rijksdienst;2° naar rato van 20 % gestort aan het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap, bevoegd voor de gemeente waar de activiteit werd uitgeoefend.Het agentschap wendt deze middelen aan voor het dekken van zijn administratiekosten, voor de terugbetaling van de verplaatsingskosten van de PWA-werknemers en voor het financieren van plaatselijke werkgelegenheidsinitiatieven, met inbegrip van de opleidingen. Minstens één vierde van deze middelen dienen aangewend te worden voor de financiering van opleidingen ten behoeve van de werklozen ingeschreven in het agentschap.

Het agentschap moet, indien de verplaatsing ten minste 5 km bedraagt, met behulp van de middelen voorzien in het voorafgaande lid, tussenkomen in de verplaatsingskosten van de PWA-werknemers die hun verblijfplaats hebben in het ambtsgebied van het agentschap en die tewerkgesteld zijn in dit ambtsgebied, behalve indien het deze verplichting oplegt aan de gebruiker. »;

I) § 10 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 10. De PWA-werknemer wordt verzekerd tegen arbeidsongevallen.

De Rijksdienst sluit, bij een erkende verzekeringsmaatschappij met vaste premies of bij een erkende gemeenschappelijke verzekeringskas, een polis af die deze PWA-werknemer gelijkaardige voordelen waarborgt als deze die ten laste vallen van de verzekeraar door de wet van 10 april 1971 op de arbeidsongevallen.

In geval van tijdelijke arbeidsongeschiktheid ten gevolge van een ongeval overkomen in het kader van een activiteit bedoeld in dit artikel, geniet de werkloze, in afwijking van artikel 71 van onderhavig besluit, vrijstelling van aanmelding ter gemeentelijke controle en blijft hij, in afwijking van de artikelen 56, 58, 60, 61 en 62 van onderhavig besluit, gerechtigd op uitkeringen.

De verzekeringsmaatschappij betaalt in geval van tijdelijke arbeidsongeschiktheid, in afwijking van de artikelen 22 tot 23bis en 34 tot 39 van de voornoemde wet, per dag van ongeschiktheid met uitsluiting van de zondag : 1° aan de Rijksdienst, voor de werkloze gerechtigd op zes daguitkeringen per week, een bedrag dat correspondeert met de daguitkering waarop de werkloze de dag vóór het ongeval recht had, gekoppeld aan het op de voormelde dag geldende indexcijfer;2° aan de Rijksdienst, voor de werkloze die als vrijwillig deeltijdse werknemer gerechtigd is op halve daguitkeringen, een bedrag dat correspondeert met de halve daguitkering waarop de werkloze de dag vóór het ongeval recht had, gekoppeld aan het op de voormelde dag geldende indexcijfer en vermenigvuldigd met 1/6e van het wekelijks aantal halve uitkeringen;3° aan de werkloze, een PWA-uikeringstoeslag van 150 F die toegekend wordt ter aanvulling van de uitkering bedoeld in het derde lid. In geval van blijvende arbeidsongeschiktheid of overlijden betaalt de verzekeringsmaatschappij aan de werkloze een bedrag dat, in afwijking van de artikelen 34 tot 39 van de voornoemde wet, berekend wordt op een jaarlijks basisloon gelijk aan 13,85 maal het bedrag van het gemiddeld minimum maandinkomen gewaarborgd aan de werknemers die 21 jaar oud zijn en geen anciënniteit hebben in de onderneming die hen tewerkstelt, bepaald bij collectieve arbeidsovereenkomst, afgesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de waarborg van een gemiddeld minimum maandinkomen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.

De regeling inzake burgerlijke aansprakelijkheid voorzien in de artikelen 46, 47 en 48 van de voormelde wet van 10 april 1971 is toepasselijk op de in het eerste lid bedoelde ongevallen. Voor de toepassing van deze artikelen worden zowel de gebruiker als het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap als werkgever aangemerkt. »

Art. 3.In artikel 80 van hetzelfde besluit wordt het 2°, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 maart 1996, aangevuld als volgt : « e) de uitkering bedoeld in artikel 79, § 8, voor zover het een werkloze betreft die aanspraak zou kunnen maken op één van de in a) tot d) bedoelde uitkeringen indien hij niet zou tewerkgesteld zijn in de PWA-regeling; ».

Art. 4.Artikel 83, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 28 november 1996 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 december 1992 en 22 november 1995, wordt vervangen door de volgende bepaling : « De beslissing tot schorsing heeft uitwerking op : 1° de maandag volgend op de vervaldag van de overschrijding;2° de eerste dag van de zesde maand volgend op de vervaldag van de overschrijding indien de werkloze deel nam aan een begeleidingsplan bedoeld in artikel 51, § 1, tweede lid, 5°, voor zover het begeleidingsplan niet werd stopgezet of niet mislukt is ten gevolge van een foutieve houding van de werkloze;3° de maandag volgend op de afgifte ter post van de brief waarbij de beslissing ter kennis wordt gebracht van de werkloze, indien deze dag gelegen is na de in 1° of 2° vermelde dag.»

Art. 5.Artikel 137, §1, 1° van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « 1° een "werkloosheidsbewijs", aan de werknemer wiens arbeidsovereenkomst, niet bedoeld in artikel 79, § 4, een einde heeft genomen, uiterlijk de laatste arbeidsdag; ».

Art. 6.Dit besluit treedt in werking op een door Ons bepaalde datum.

Art. 7.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 13 juni 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Besluitwet van 28 december 1944, Belgisch Staatsblad van 30 december 1944; Wet van 14 juli 1951, Belgisch Staatsblad van 16 december 1951;

Wet van 14 februari 1961, Belgisch Staatsblad van 15 februari 1961;

Wet van 16 april 1963, Belgisch Staatsblad van 23 april 1963;

Wet van 11 januari 1967, Belgisch Staatsblad van 14 januari 1967;

Wet van 10 oktober 1967, Belgisch Staatsblad van 31 oktober 1967;

Koninklijk besluit nr. 13 van 11 oktober 1978, Belgisch Staatsblad van 31 oktober 1978;

Koninklijk besluit nr. 28 van 24 maart 1982, Belgisch Staatsblad van 26 maart 1982;

Wet van 22 januari 1985, Belgisch Staatsblad van 24 januari 1985;

Wet van 30 december 1988, Belgisch Staatsblad van 5 januari 1989;

Wet van 26 juni 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juni 1992;

Wet van 30 maart 1994, Belgisch Staatsblad van 31 maart 1994;

Koninklijk besluit van 14 november 1996, Belgisch Staatsblad van 31 december 1996;

Wet van 13 maart 1997, Belgisch Staatsblad van 10 juni 1997;

Wet van 13 februari 1998, Belgisch Staatsblad van 19 februari 1998;

Wet van 7 april 1999, Belgisch Staatsblad van 20 april 1999;

Koninklijk besluit van 25 november 1991, Belgisch Staatsblad van 31 december 1991;

Koninklijk besluit van 22 juni 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juni 1992;

Koninklijk besluit van 29 juni 1992 Belgisch Staatsblad van 8 juli 1992;

Koninklijk besluit van 21 december 1992, Belgisch Staatsblad van 30 december 1992;

Koninklijk besluit van 11 januari 1993, Belgisch Staatsblad van 21 januari 1993;

Koninklijk besluit van 25 mei 1993, Belgisch Staatsblad van 28 mei 1993;

Koninklijk besluit van 12 augustus 1994, Belgisch Staatsblad van 27 augustus 1994;

Koninklijk besluit van 30 maart 1995, Belgisch Staatsblad van 12 mei 1995;

Koninklijk besluit van 7 april 1995, Belgisch Staatsblad van 12 mei 1995;

Koninklijk besluit van 22 november 1995, Belgisch Staatsblad van 8 december 1995;

Koninklijk besluit van 22 december 1995, Belgisch Staatsblad van 13 januari 1996;

Koninklijk besluit van 26 maart 1996, Belgisch Staatsblad van 6 april 1996;

Koninklijk besluit van 28 november 1996, Belgisch Staatsblad van 10 december 1996;

Koninklijk besluit van 13 december 1996, Belgisch Staatsblad van 31 december 1996;

Koninklijk besluit van 9 juni 1997, Belgisch Staatsblad van 21 juni 1997;

Koninklijk besluit van 25 juni 1997, Belgisch Staatsblad van 3 juli 1997;

Koninklijk besluit van 16 juli 1997, Belgisch Staatsblad van 23 augustus 1997;

Koninklijk besluit van 8 augustus 1997, Belgisch Staatsblad van 9 september 1997;

Koninklijk besluit van 23 september 1998, Belgisch Staatsblad van 24 september 1998;

Koninklijk besluit van 26 maart 1999, Belgisch Staatsblad van 3 april 1999.

^