gepubliceerd op 23 mei 2014
Koninklijk besluit houdende toekenning aan de contractuele personeelsleden van de Ombudsdienst voor Energie van het recht op ouderschapsverlof en loopbaanonderbreking voor het verlenen van bijstand aan een zwaar ziek gezins- of familielid
12 MEI 2014. - Koninklijk besluit houdende toekenning aan de contractuele personeelsleden van de Ombudsdienst voor Energie van het recht op ouderschapsverlof en loopbaanonderbreking voor het verlenen van bijstand aan een zwaar ziek gezins- of familielid
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de besluitwet van 28 december 1944Relevante gevonden documenten type besluitwet prom. 28/12/1944 pub. 01/12/2009 numac 2009000782 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Besluit-wet betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, artikel 7, derde lid, l), ingevoegd bij de wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/01/1985 pub. 12/08/2013 numac 2013000511 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, vervangen bij de wet van 10 augustus 2001 en gewijzigd bij de wet van 22 december 2003, en laatste lid;
Gelet op de herstel wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/01/1985 pub. 12/08/2013 numac 2013000511 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende sociale bepalingen, artikel 99, zesde lid, vervangen bij de wet van 1 augustus 1985 en gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 424 van 1 augustus 1986 en de wet van 21 februari 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/02/2010 pub. 27/05/2010 numac 2010015042 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Chili tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, en met het Protocol, gedaan te Brussel op 6 december 2007 (2) type wet prom. 21/02/2010 pub. 21/05/2010 numac 2010015041 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Akkoord over wederzijdse administratieve bijstand op het gebied van de douane tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Mauritius, gedaan te Brussel op 10 april 2007 (2) type wet prom. 21/02/2010 pub. 21/09/2010 numac 2010015044 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Unidroit-Overeenkomst inzake de internationale factoring, gedaan te Ottawa op 28 mei 1988 sluiten;
Gelet op het voorafgaand onderzoek met betrekking tot de noodzaak om een effectbeoordeling inzake duurzame ontwikkeling uit te voeren, waarbij besloten is dat een effectbeoordeling niet vereist is;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 27 februari 2013;
Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, gegeven op 18 april 2013;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 7 juni 2013;
Gelet op het protocol nr. 110 van 16 januari 2014 van Sectorcomité IV "Economische Zaken";
Gelet op advies nr. 55.445/1 van de Raad van State, gegeven op 21 maart 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister van Werk en de Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Afdeling I. - Ouderschapsverlof
Artikel 1.De contractuele personeelsleden van de Ombudsdienst voor Energie hebben, bij de geboorte of adoptie van een kind, recht op : - hetzij 4 maanden ouderschapsverlof in het kader van de volledige onderbreking van de beroepsloopbaan, zoals bedoeld in artikel 100 van de herstel wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/01/1985 pub. 12/08/2013 numac 2013000511 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende sociale bepalingen; - hetzij 8 maanden ouderschapsverlof in het kader van de halftijdse onderbreking van de beroepsloopbaan, zoals bedoeld in artikel 102 van voornoemde wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/01/1985 pub. 12/08/2013 numac 2013000511 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, wanneer het personeelslid tewerkgesteld is in een voltijdse arbeidsregeling; - hetzij 20 maanden vermindering van de arbeidsprestaties met één vijfde, zoals bedoeld in artikel 102 van voornoemde wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/01/1985 pub. 12/08/2013 numac 2013000511 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, wanneer het personeelslid tewerkgesteld is in een voltijdse arbeidsregeling.
Het recht op een onderbrekingsuitkering in hoofde van de contractuele personeelsleden die de vierde maand of een ander gelijkwaardig regime opnemen wordt slechts toegekend voor kinderen geboren of geadopteerd vanaf 8 maart 2012.
Art. 2.§ 1. Het voltijds ouderschapsverlof van vier maanden mag worden gesplitst in periodes van één maand, het halftijds ouderschapsverlof van acht maanden mag worden gesplitst in periodes van twee maanden of een veelvoud hiervan en het ouderschapsverlof naar rato van één vijfde van twintig maanden kan worden gesplitst in periodes van vijf maanden of een veelvoud hiervan. § 2. In het kader van de uitoefening van zijn recht op ouderschapsverlof, heeft het contractueel personeelslid de mogelijkheid om gebruik te maken van de verschillende modaliteiten waarin dit artikel voorziet. Bij een vormwijziging moet rekening worden gehouden met het beginsel dat een schorsing van de uitvoering van de arbeidsprestaties met één maand equivalent is met twee maanden vermindering van de halftijdse arbeidsprestaties en met vijf maanden vermindering met één vijfde van de arbeidsprestaties.
Art. 3.§ 1. Het contractueel personeelslid heeft recht op het ouderschapsverlof naar aanleiding van de geboorte van zijn kind tot het kind twaalf jaar wordt. In het kader van de adoptie van een kind, moet het ouderschapsverlof opgenomen worden gedurende een periode die loopt vanaf de inschrijving van het kind als deel uitmakend van zijn gezin in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar het contractueel personeelslid zijn verblijfplaats heeft, en dit uiterlijk tot het kind twaalf jaar wordt.
Wanneer het kind voor ten minste 66 % getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid of een aandoening heeft, die tot gevolg heeft dat ten minste 4 punten toegekend worden in pijler I van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag, wordt de leeftijdsgrens vastgesteld op 21 jaar. § 2. Aan de voorwaarde van de twaalfde en de eenentwintigste verjaardag moet zijn voldaan uiterlijk gedurende de periode van het ouderschapsverlof. § 3. Het contractueel personeelslid dat al een of andere vorm van ouderschapsverlof voor het betrokken kind heeft genoten, komt voor hetzelfde kind niet meer in aanmerking voor de bepalingen van dit artikel.
Art. 4.De aanvraagprocedure voor ouderschapsverlof wordt behandeld in afdeling IV. Afdeling II. - Zorg voor een zwaar ziek gezins- of familielid.
Art. 5.§ 1. Het contractueel personeelslid kan zijn loopbaan volledig onderbreken op basis van artikel 100 van voornoemde wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/01/1985 pub. 12/08/2013 numac 2013000511 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten voor het verlenen van bijstand of verzorging aan een gezinslid of een familielid tot de tweede graad, dat lijdt aan een zware ziekte.
Op basis van artikel 102 van voornoemde wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/01/1985 pub. 12/08/2013 numac 2013000511 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten kan, voor dezelfde reden, het contractueel personeelslid tewerkgesteld in een voltijdse arbeidsregeling eveneens zijn loopbaan met een vijfde of met de helft onderbreken. § 2. In afwijking van de vorige paragraaf, kan het contractueel personeelslid dat tewerkgesteld is in een deeltijdse arbeidsregeling waarvan het aantal wekelijkse arbeidsuren gemiddeld ten minste gelijk is aan drie vierden van het gemiddeld aantal gepresteerde arbeidsuren van een personeelslid dat voltijds is tewerkgesteld in dezelfde dienst, overstappen op een deeltijdse arbeidsregeling waarvan het aantal arbeidsuren gelijk is aan de helft van het aantal arbeidsuren in een voltijdse arbeidsregeling. § 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder gezinslid, elke persoon die samenwoont met het contractueel personeelslid en onder familielid zowel de bloed- als de aanverwanten.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder zware ziekte verstaan elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende geneesheer als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de geneesheer oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of emotionele bijstand of verzorging noodzakelijk is voor het herstel.
Art. 6.Het bewijs van de reden voor deze loopbaanonderbreking wordt geleverd door middel van een attest afgeleverd aan het contractueel personeelslid door de behandelende geneesheer van het zwaar ziek gezins- of familielid tot de tweede graad, waaruit blijkt dat het contractueel personeelslid bereid is bijstand of verzorging te verlenen aan de zwaar zieke persoon.
Art. 7.§ 1. De mogelijkheid om zijn loopbaan volledig te onderbreken omwille van de in deze afdeling bedoelde reden is beperkt tot maximum 12 maanden per patiënt. De onderbrekingsperiodes kunnen enkel worden opgenomen per periodes van minimum één en maximum drie maanden, al dan niet opeenvolgend, tot het maximum van 12 maanden is bereikt.
Niettemin wordt de maximumperiode van 12 maanden verminderd met de periodes van volledige loopbaanonderbreking die het contractueel personeelslid reeds heeft genoten voor dezelfde patiënt op basis van een andere wettekst of regelgevende tekst tot uitvoering van de voornoemde herstel wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/01/1985 pub. 12/08/2013 numac 2013000511 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten die in dezelfde mogelijkheid voorzag of voorziet. § 2. De mogelijkheid inzake gedeeltelijke loopbaanonderbreking omwille van de in deze afdeling bedoelde reden, is beperkt tot maximum 24 maanden per patiënt. De periodes van gedeeltelijke onderbreking kunnen enkel worden opgenomen per periodes van minimum één maand tot maximum drie maanden, al dan niet opeenvolgend, tot het maximum van 24 maanden is bereikt. § 3. Niettemin wordt de maximumperiode van 24 maanden per patiënt verminderd met de periodes van gedeeltelijke loopbaanonderbreking die het contractueel personeelslid reeds heeft genoten voor dezelfde patiënt op basis van een andere wettekst of regelgevende tekst tot uitvoering van de voornoemde herstel wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/01/1985 pub. 12/08/2013 numac 2013000511 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten die in dezelfde mogelijkheid voorzag of voorziet. § 4. De aanvraagprocedure voor loopbaanonderbreking voor het verlenen van bijstand aan een zwaar ziek gezins- of familielid wordt behandeld in afdeling IV.
Art. 8.Ingeval van zware ziekte van een kind dat hoogstens 16 jaar oud is, wordt, wanneer het contractueel personeelslid alleenstaand is, de maximumperiode van de volledige loopbaanonderbreking bedoeld in art. 7 § 1 uitgebreid naar 24 maanden en wordt de maximumperiode van de gedeeltelijke loopbaanonderbreking bedoeld in art. 7, § 2, uitgebreid naar 48 maanden.
De periodes van schorsing of vermindering van de arbeidsprestaties kunnen uitsluitend worden opgenomen per al dan niet opeenvolgende periodes van minimum één maand en maximum drie maanden.
Art. 9.§ 1. In de zin van artikel 8 wordt beschouwd als alleenstaande, het contractueel personeelslid dat uitsluitend en daadwerkelijk met één of meerdere van zijn kinderen samenwoont. § 2. Wanneer artikel 8 van toepassing is, moet het alleenstaande contractueel personeelslid bovendien het bewijs leveren van de samenstelling van zijn gezin middels een attest van de gemeentelijke overheid waaruit blijkt dat het personeelslid, op het moment van de aanvraag, uitsluitend en daadwerkelijk met één of meerdere van zijn kinderen samenwoont. § 3. Voor elke verlenging van een periode van schorsing van de uitvoering van de arbeidsprestaties of van vermindering van de arbeidsprestaties, moet het contractueel personeelslid opnieuw dezelfde procedure volgen en het (de) krachtens dit koninklijk besluit vereiste attest(en) indienen.
Art. 10.In afwijking van de duur van minimum één maand, zoals vermeld in artikelen 7 en 8 kan het contractueel personeelslid voor de bijstand of de verzorging van een minderjarig kind, tijdens of vlak na de hospitalisatie van het kind als gevolg van een zware ziekte, zijn beroepsloopbaan volledig onderbreken voor een duur van één week, eventueel verlengbaar met één week.
Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder zware ziekte, elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende geneesheer van het zwaar zieke kind als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de geneesheer oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of psychologische bijstand of verzorging noodzakelijk is.
De door het eerste lid geboden mogelijkheid staat open voor : - het contractueel personeelslid dat ouder is in de eerste graad van het zwaar zieke kind en ermee samenwoont; - het contractueel personeelslid dat samenwoont met het zwaar zieke kind en belast is met de dagelijkse opvoeding.
Wanneer de in het derde lid bedoelde personeelsleden geen gebruik kunnen maken van de door het eerste lid geboden mogelijkheid, kunnen ook de volgende personeelsleden zich op die mogelijkheid beroepen : - het contractueel personeelslid dat ouder is in de eerste graad van het zwaar zieke kind en er niet mee samenwoont; - of wanneer laatstgenoemd personeelslid in de onmogelijkheid verkeert dit verlof op te nemen, een familielid van het zwaar zieke kind tot de tweede graad.
De volledige onderbreking van de beroepsloopbaan kan genomen worden voor een periode die het mogelijk maakt de minimumduur van een maand te bereiken wanneer het contractueel personeelslid aansluitend op de in het eerste lid bedoelde volledige onderbreking zijn recht bedoeld in artikel 5 wenst uit te oefenen voor hetzelfde zwaar zieke kind.
Het bewijs van de reden voor deze loopbaanonderbreking wordt geleverd door middel van een attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van het zwaar ziek kind, waaruit blijkt dat het contractueel personeelslid bereid is bijstand of verzorging te verlenen aan het zwaar ziek kind.
Het bewijs van hospitalisatie van het kind wordt geleverd door een attest van het betrokken ziekenhuis.
Wanneer de hospitalisatie van het kind onvoorzienbaar is, kan worden afgeweken van de voormelde termijn in artikel 12, § 2, tweede lid. In dat geval bezorgt het contractueel personeelslid zo spoedig mogelijk een attest van de behandelende geneesheer van het zwaar zieke kind waaruit het onvoorzienbaar karakter van de hospitalisatie blijkt. Deze mogelijkheid geldt ook ingeval het verlof verlengd wordt met een week. Afdeling III. - Bedrag van de uitkering
Art. 11.§ 1. Het bedrag van de onderbrekingsuitkering toegekend aan de contractuele personeelsleden die een voltijdse arbeidstijdregeling volledig onderbreken in het kader van de stelsels waarin dit koninklijk besluit voorziet, bedraagt 596,27 euro per maand.
Aan de contractuele personeelsleden die hun deeltijdse arbeidsregeling onderbreken, wordt per maand een gedeelte van het in het eerste lid vermelde bedrag toegekend, en zulks in verhouding tot de duur van hun prestatie binnen die deeltijdse arbeidsregeling. § 2. Voor de contractuele personeelsleden die een gedeeltelijke loopbaanonderbreking nemen in het kader van de stelsels waarin dit koninklijk besluit voorziet, wordt het maandbedrag van de onderbrekingsuitkering als volgt vastgesteld : 1° voor de personeelsleden die hun arbeidsprestaties met één vijfde verminderen op 101,14 euro.Voor het personeelslid dat alleen woont met één of meerdere van de kinderen die hij ten laste heeft wordt het bedrag van 101,14 euro vervangen door een bedrag van 136,01 euro; 2° voor de personeelsleden die hun arbeidsprestaties met de helft verminderen op 298,13 euro;3° voor de personeelsleden die zijn tewerkgesteld in een deeltijdse arbeidsregeling waarvan het aantal wekelijkse arbeidsuren gemiddeld minstens gelijk is aan drie vierden van het aantal gemiddeld gepresteerde wekelijkse arbeidsuren van een personeelslid dat voltijds is tewerkgesteld in dezelfde overheidsdienst en dat overstapt op een deeltijdse arbeidsregeling waarvan het aantal arbeidsuren gelijk is aan de helft van het aantal arbeidsuren van de voltijdse arbeidsregeling, het gedeelte van het bedrag bedoeld in 2° in verhouding tot het aantal uren waarmee de arbeidsprestaties worden verminderd. § 3. In afwijking van § 2 wordt het maandbedrag van de onderbrekingsuitkering voor de contractuele personeelsleden die de leeftijd van 50 jaar hebben bereikt vastgesteld als volgt: 1° voor de personeelsleden die hun arbeidsprestaties met een vijfde verminderen op 202,28 euro;2° voor de personeelsleden die hun arbeidsprestaties met de helft verminderen op 505,70 euro;3° voor de personeelsleden die de leeftijd van 50 jaar hebben bereikt en die zijn tewerkgesteld in een deeltijdse arbeidsregeling waarvan het aantal wekelijkse arbeidsuren, gemiddeld, ten minste gelijk is aan drie vierden van het aantal wekelijkse arbeidsuren dat gemiddeld wordt gepresteerd door een personeelslid dat voltijds in dezelfde overheidsdienst is tewerkgesteld, en dat overstapt op een deeltijdse arbeidsregeling waarvan het aantal arbeidsuren gelijk is aan de helft van het aantal arbeidsuren in een voltijdse arbeidsregeling, het gedeelte van het bedrag bedoeld in 2° in verhouding tot het aantal uren waarmee de arbeidsprestaties worden verminderd. Afdeling IV. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 12.§ 1. Het contractueel personeelslid dat zijn beroepsloopbaan wenst te onderbreken deelt aan zijn werkgever de datum mede waarop de onderbreking van zijn loopbaan zal aanvangen alsook de duur ervan en hij voegt bij die mededeling het formulier voor de aanvraag om uitkering bedoeld in artikel 20. § 2. Voor het ouderschapsverlof gebeurt deze mededeling schriftelijk minstens drie maanden voor aanvang van de onderbreking, tenzij de werkgever op verzoek van de betrokkene een kortere termijn aanvaardt.
Voor de verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid gaat de onderbreking in op de eerste dag van de week die volgt op de week waarin voornoemde mededeling werd gedaan. § 3. De werkgever vult het in artikel 20 bedoelde formulier in en bezorgt het aan het contractueel personeelslid.
Art. 13.De in dit besluit bedoelde uitkeringen worden uitbetaald door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
Art. 14.§ 1. De onderbrekingsuitkeringen kunnen gecumuleerd worden met, hetzij inkomsten voortvloeiend uit een politiek mandaat, hetzij uit een bijkomende activiteit als loontrekkende die reeds werd uitgeoefend gedurende ten minste de drie maanden die de schorsing van de uitvoering van de overeenkomst of de vermindering van de arbeidsprestaties voorafgaan.
In geval van een volledige schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst, kunnen de onderbrekingsuitkeringen tevens worden gecumuleerd met de inkomsten voortvloeiend uit de uitoefening van een zelfstandige activiteit gedurende een periode van maximum één jaar.
De onderbrekingsuitkeringen kunnen niet gecumuleerd worden met de toekenning van een pensioen ten laste van de Belgische Staat.
Het recht op loopbaanonderbreking zonder uitkeringen kan enkel worden toegekend indien: 1° het contractueel personeelslid een overlevingspensioen geniet;2° het contractueel personeelslid dat een zelfstandige activiteit heeft aangevat, het recht op uitkeringen verloren heeft omdat hij de in het tweede lid bedoelde periode van één jaar overschreden heeft. § 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt beschouwd als bijkomende activiteit als loontrekkende, de bezoldigde activiteit waarvan het aantal arbeidsuren gemiddeld niet hoger ligt dan het aantal arbeidsuren van de betrekking waarvan de uitoefening wordt geschorst of waarvan de arbeidsprestaties worden verminderd.
Voor de toepassing van dit artikel wordt beschouwd als zelfstandige activiteit, de activiteit die, op basis van de vigerende reglementering, de betrokken persoon ertoe verplicht om zich in te schrijven bij het Rijksinstituut voor Sociale Verzekering der Zelfstandigen.
Art. 15.Het recht op onderbrekingsuitkeringen gaat verloren vanaf de dag dat het contractueel personeelslid dat een onderbrekingsuitkering geniet om het even welke bezoldigde activiteit aanvangt, een bestaande bijkomende activiteit uitbreidt of meer dan één jaar een zelfstandige activiteit uitoefent.
Het contractueel personeelslid dat niettemin een in het eerste lid bedoelde activiteit uitoefent, dient de bevoegde RVA-directeur hiervan vooraf in kennis te stellen, bij gebreke waarvan de reeds uitbetaalde onderbrekingsuitkeringen worden teruggevorderd.
De Minister van Werk bepaalt de regels betreffende de terugvordering van de onrechtmatig ontvangen uitkeringen en betreffende het eventueel afzien van deze terugvordering.
Art. 16.Het recht op onderbrekingsuitkeringen wordt geschorst gedurende de periode tijdens welke een contractueel personeelslid gevangen is gezet.
Art. 17.Om uitkeringsonderbrekingen te kunnen genieten, dient het betrokken personeelslid te beschikken over een verblijfplaats in een land dat deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte of in Zwitserland.
De onderbrekingsuitkeringen worden eenmaal per maand, na vervallen termijn betaald. De betaling geschiedt uiterlijk binnen de termijn van één maand. Deze termijn vangt aan de derde werkdag volgend op het tijdstip waarop de beslissing tot toekenning van het recht op onderbrekingsuitkeringen aan het contractueel personeelslid werd meegedeeld en ten vroegste vanaf de dag waarop de uitbetalingsvoorwaarden voldaan zijn De onderbrekingsuitkeringen worden betaald per overschrijving op een financiële rekening behorend tot de eengemaakte Europese betaalruimte, of per circulaire cheque. De eventuele onkosten van uitgifte zijn ten laste van het contractueel personeelslid.
Art. 18.§ 1. De bedragen van de uitkeringen in dit besluit worden aangepast overeenkomstig de wet van 2 augustus 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/1971 pub. 20/02/2009 numac 2009000070 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten wet houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. Ze stemmen overeen met de spilindex 103,14 (basis 1996 = 100).
De eurogedeelten worden afgerond naar de hogere cent wanneer de derde decimaal gelijk is aan of hoger is dan vijf, en naar de lagere cent wanneer de derde decimaal lager is dan vijf. § 2. Wanneer het bedrag van de uitkering, berekend overeenkomstig de bepalingen van § 1 een fractie uitgedrukt in cent omvat, wordt het tot op de cent hoger of lager afgerond al naar gelang de fractie al dan niet 0,5 bedraagt.
Art. 19.De contractuele personeelsleden die een onderbrekingsuitkering willen genieten, dienen een aanvraag in te dienen bij het werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening in het ambtsgebied waar zij verblijven.
Indien het contractueel personeelslid geen verblijfplaats in België heeft, dient de aanvraag te worden ingediend bij het werkloosheidsbureau van het ambtsgebied waar de zetel van de Ombudsdienst voor Energie gevestigd is.
De aanvraag dient bij een ter post aangetekende brief te worden verzonden.
Art. 20.De aanvraag moet gebeuren met de formulieren waarvan het model en de inhoud vastgelegd worden door de Minister bevoegd voor Tewerkstelling en Arbeid, na advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
De Minister kan tevens bepalen welke bewijsstukken het contractueel personeelslid bij zijn aanvraag dient te voegen.
De aanvraagformulieren kunnen worden verkregen bij het werkloosheidsbureau.
Art. 21.Wanneer de volledige onderbreking van de arbeidsprestaties of van de vermindering van de arbeidsprestaties wordt verlengd, moet een nieuwe aanvraag worden ingediend binnen de termijn bedoeld in artikel 23.
Art. 22.§ 1. Een volledige loopbaanonderbreking kan rechtstreeks aansluiten op een gedeeltelijke loopbaanonderbreking en vice versa en een vorm van gedeeltelijke loopbaanonderbreking kan rechtstreeks aansluiten op een andere. Voor de in dit besluit vastgestelde minimumtermijnen wordt dan rekening gehouden met alle periodes. § 2. De leden van het College van de Ombudsdienst voor Energie kunnen de voorwaarden en modaliteiten bepalen die het mogelijk maken dat het contractueel personeelslid zijn ambt terug opneemt vooraleer de toegekende periode van volledige of gedeeltelijke loopbaanonderbreking verstreken is. § 3. Voor zover het geen periode van volledige of gedeeltelijke onderbreking betreft die rechtstreeks aansluit op een eerste periode van volledige of gedeeltelijke onderbreking, dienen de onderbrekingsuitkeringen die ontvangen werden voor een periode korter dan de verschillende minimumperiodes waarin dit besluit voorziet te worden terugbetaald aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
Art. 23.Het recht op uitkeringen gaat in de dag aangeduid op de aanvraag om uitkeringen, wanneer alle nodige documenten, behoorlijk en volledig ingevuld, verzonden zijn aan het werkloosheidsbureau, binnen de termijn van twee maanden, die ingaat de dag na de dag aangeduid in de aanvraag, en berekend van datum tot datum. Wanneer de documenten behoorlijk en volledig ingevuld verzonden worden na die termijn, gaat het recht op uitkeringen slechts in de dag van de verzending ervan.
Art. 24.De bevoegde RVA-directeur neemt alle beslissingen inzake toekenning of uitsluiting van het recht op onderbrekingsuitkeringen, na de nodige onderzoeken en nasporingen te hebben verricht of laten verrichten. Hij noteert zijn beslissing op een onderbrekingsuitkeringskaart waarvan het model en de inhoud worden vastgesteld door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening. De directeur stuurt een exemplaar van deze kaart bij een ter post aangetekende brief aan het contractueel personeelslid. Deze brief wordt geacht te zijn ontvangen de derde werkdag na afgifte ervan ter post.
Art. 25.Alvorens hij een beslissing tot uitsluiting of terugvordering van de uitkeringen neemt, roept de directeur het contractueel personeelslid op teneinde het te horen. Het personeelslid moet evenwel niet worden opgeroepen om te worden gehoord in verband met zijn verweermiddelen: 1° wanneer de beslissing tot uitsluiting het gevolg is van een werkhervatting, een pensionering of een beëindiging van de arbeidsovereenkomst, of van het feit dat de loopbaanonderbreker de uitoefening van een zelfstandige activiteit voortzet terwijl hij de uitoefening ervan reeds gedurende een jaar heeft gecumuleerd met het recht op onderbrekingsuitkeringen;2° in geval van terugvordering ten gevolge van de toekenning van een uitkeringsbedrag dat niet overeenstemt met de bepalingen uit afdeling III;3° wanneer het personeelslid schriftelijk heeft medegedeeld dat het niet wenst te worden gehoord. Indien het personeelslid de dag van de oproeping verhinderd is, mag het vragen dat het verhoor wordt verschoven naar een latere datum die niet later mag vallen dan 15 dagen na de datum die voor het eerste verhoor was vastgesteld.
Behoudens gevallen van overmacht wordt slechts eenmaal uitstel verleend.
De aanvraag tot uitstel moet, behoudens in geval van overmacht, door het werkloosheidsbureau worden ontvangen uiterlijk de dag vóór de dag waarop het personeelslid werd opgeroepen.
Het personeelslid kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door een advocaat of door een vertegenwoordiger van een representatieve werknemersorganisatie.
De beslissing van de directeur, waarbij onrechtmatig ontvangen onderbrekingsuitkeringen worden teruggevorderd, wordt bij een ter post aangetekend schrijven ter kennis van het betrokken personeelslid gebracht en dient te vermelden voor welke periode er wordt teruggevorderd alsook welk bedrag wordt teruggevorderd.
De directeur kan afzien van de terugvordering wanneer: - hetzij de onderbrekingsuitkeringen ten onrechte zijn uitbetaald ten gevolge van een juridische of materiële vergissing van het werkloosheidsbureau: - hetzij het personeelslid, dat geen vereiste aangifte heeft gedaan of deze laattijdig heeft gedaan, bewijst dat het te goeder trouw heeft gehandeld en dat het recht zou hebben gehad op uitkeringen indien het tijdig zijn aangifte zou hebben gedaan.
Het personeelslid kan in beroep gaan tegen de beslissing van de directeur tot uitsluiting van het recht op of tot terugvordering van de uitkeringen, op straffe van verval, binnen de drie maanden na de kennisgeving bij de bevoegde Arbeidsrechtbank.
Art. 26.Het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening is gemachtigd om geheel of gedeeltelijk af te zien van de nog terug te betalen bedragen overeenkomstig de artikelen 171 tot en met 174, met uitzondering van artikel 173, 5°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 06/11/2020 numac 2020015855 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel V type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 05/11/2018 numac 2018014576 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel I type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 14/12/2020 numac 2020043849 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VI type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 04/11/2021 numac 2021033562 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VIII type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012364 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel II sluiten houdende de werkloosheidsreglementering.
Art. 27.De regels die gelden inzake toezicht op de toepassing van de werkloosheidsreglementering geleden ook voor het toezicht op de toepassing van de bepalingen van dit besluit. De voor dit toezicht bevoegde ambtenaren zijn tevens bevoegd voor het toezicht op de toepassing van de bepalingen van dit besluit.
Art. 28.Dit besluit treedt in werking de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Art. 29.De minister bevoegd voor Energie en de minister bevoegd voor Werk zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 mei 2014.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK De Staatssecretaris voor Energie, M. WATHELET