Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 11 april 1999
gepubliceerd op 27 april 1999

Koninklijk besluit tot vaststelling van het bedrag van het presentiegeld en de reiskosten voor de leden van de kiesbureaus

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
1999000256
pub.
27/04/1999
prom.
11/04/1999
ELI
eli/besluit/1999/04/11/1999000256/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

11 APRIL 1999. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bedrag van het presentiegeld en de reiskosten voor de leden van de kiesbureaus


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale Staatsstructuur en tot aanvulling van de kieswetgeving met betrekking tot de Gewesten en de Gemeenschappen, inzonderheid op de artikelen 2, 3°, 3, 3° en 4, gewijzigd bij de bijzondere wet van 18 december 1998;

Gelet op het Kieswetboek, inzonderheid op artikel 130, eerste lid, 2°, gewijzigd door de wetten van 30 juli 1991 en 16 juli 1993;

Gelet op de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen, inzonderheid op artikel 8, eerste lid, 1°, vervangen door gewone wet van 16 juli 1993;

Gelet op de gemeentekieswet, gecoördineerd op 4 augustus 1932, inzonderheid op de artikelen 20, tweede lid, en 38, eerste lid, respectievelijk vervangen en opnieuw opgenomen door de gewone wet van 16 juli 1993;

Gelet op de wet van 12 januari 1989 tot regeling van de wijze waarop de Brusselse Hoofdstedelijke Raad wordt verkozen, inzonderheid op artikel 7, derde lid, vervangen bij de gewone wet van 16 juli 1993;

Gelet op de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europese Parlement, inzonderheid op artikel 27, tweede en vierde lid, vervangen door de gewone wet van 16 juli 1993;

Gelet op de wet van 6 juli 1990 tot regeling van de wijze waarop de Raad van de Duitstalige Gemeenschap wordt verkozen, inzonderheid op artikel 29, tweede lid, 3°, vervangen door de gewone wet van 16 juli 1993;

Gelet op de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale Staatsstructuur, inzonderheid op artikel 8, derde lid;

Gelet op de wet van 11 april 1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming, inzonderheid op artikel 14, eerste lid, 3°, gewijzigd bij de wet van 5 april 1995;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, eerste lid, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat gelet op de nabijheid van de op 13 juni 1999 vastgestelde gelijktijdige verkiezingen voor het Europese Parlement, de federale Wetgevende Kamers en de Gewest- en Gemeenschapsraden, onverwijld alle maatregelen voor de organisatie van die verkiezingen moeten worden genomen, en dat met name het bedrag van het presentiegeld moet worden bepaald waarop de leden van de verschillende kiesbureaus aanspraak kunnen maken, rekening houdend met het huidige bedrag van het presentiegeld en met de verlenging van de openingsuren van de stembureaus voor de kiezers;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.§ 1. Het bedrag van het presentiegeld voor de leden van de kiesbureaus wordt vastgesteld als volgt : a) - voor de voorzitters van de collegehoofdbureaus voor de verkiezing van het Europese Parlement en van de Senaat; - voor de voorzitters van de provinciale centrale bureaus voor de verkiezing van de Kamers van Volksvertegenwoordigers, van de Vlaamse Raad en van de Waalse Gewestraad; - voor de voorzitter van het gewestbureau voor de verkiezing van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad; - voor de voorzitters van de centrale arrondissementsbureaus voor de provincieraadsverkiezingen : 3.500 F; b) voor de leden en secretarisssen van de onder a) vermelde kiesbureaus : 2.500 F; c) - voor de voorzitters van de provinciehoofdbureaus voor de verkiezing van het Europese Parlement en van de Senaat; - voor de voorzitters van de kieskringhoofdbureaus voor de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers, van de Vlaamse Raad, van de Waalse Gewestraad en van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap; - voor de voorzitters van de districtshoofdbureaus voor de provincieraadsverkiezingen; - voor de voorzitters van de hoofdbureaus voor de gemeenteraadsverkiezingen : 3.000 F; d) voor de leden en secretarissen van de onder c) vermelde kiesbureaus : 2.000 F; e) voor de voorzitters van de kantonhoofdbureaus : 2.500 F; f) voor de leden en secretarissen van de kantonhoofdbureaus : 1.000 F; g) voor de voorzitters, leden, secretarissen en adjunct-secretarissen van de stem- en stemopnemingsbureaus : 500 F. § 2. Het bedrag van het presentiegeld voor de voorzitters, leden, secretarissen en adjunct-secretarissen van de stembureaus die gebruik maken van een geautomatiserd stemsysteem wordt verhoogd tot 750 F wanneer de openingsuren worden verlengd, overeenkomstig artikel 14, eerste lid, 3° van de wet van 11 april 1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming.

Art. 2.§ 1. De leden van de kiesbureaus hebben recht op een reisvergoeding wanneer zij zitting hebben in een gemeente waar zij niet in de bevolkingsregisters zijn ingeschreven.

De voorzitter of de bijzitter bedoeld in artikel 147, achtste lid, van het Kieswetboek, heeft daarenboven recht op een vergoeding voor de reizen die hem door de wet zijn opgelegd.

De vergoeding, bedoeld in het eerste en het tweede lid, is vastgesteld op 6 frank per afgelegde kilometer. § 2 . De aangifte van schuldvordering, gesteld op een formulier overeenkomstig het bij dit besluit gevoegde model, wordt ingediend binnen drie maanden na de verkiezing.

Art. 3.Het koninklijk besluit van 14 september 1976 tot vaststelling van het bedrag van het presentiegeld en de reiskosten voor de leden van de kiesbureaus, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 juni 1982 en 3 april 1995, wordt opgeheven.

Art. 4.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 5.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 11 april 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 11 april 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE.

^