7 MAART 2007. - Koninklijk besluit betreffende de arbeidsduur van de werknemers tewerkgesteld in de industriële reiniging door ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen (PC 121) (1)

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de arbeidswet van 16 maart 1971, inzonderheid op artikel 19, derde lid, 3°, en artikel 23 vervangen bij het koninklijk besluit nr. 225 van 7 december 1983 en gewijzigd bij de wet van 22 januari 1985;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen;

Gelet op het advies nr. 41.937/1 van de Raad van State, gegeven op 11 januari 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat het voor het uitvoeren van taken door sommige werknemers van schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen actief in de industriële reiniging, noodzakelijk is dat deze werknemers worden gebracht naar werven die ver verwijderd zijn van de werkgever. Tijdens deze dagelijkse verplaatsingen voeren de werknemers geen effectieve taken uit. Voor deze werknemers, van wie het werk wordt onderbroken door periodes van inactiviteit, moet dan ook de tijd omschreven worden tijdens dewelke zij als ter beschikking van hun werkgever dienen te worden beschouwd. Dit beantwoordt aan een opmerking van de Raad van State.

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen en op hun werknemers die behoren tot de categorie van de industriële reiniging zoals gedefinieerd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2003 betreffende de classificatie.

Art. 2.Voor de bepaling van de arbeidsduur van de werknemers bedoeld in artikel 1, wordt niet als arbeidstijd beschouwd de tijd gedurende de welke deze werknemers vervoerd worden van de vestiging van de werkgever naar de eerste werf en van de laatste werf naar de vestiging van de werkgever voor zover de totale afgelegde afstand niet meer bedraagt dan 120 kilometer per dag.

Art. 3.Wordt beschouwd als arbeidstijd : - de tijd van verplaatsing tussen de werven; - de tijd nodig om de afstand af te leggen die meer bedraagt dan 120 kilometer per dag ingeval de werknemer vervoerd wordt van de vestiging van de werkgever naar de eerste werf en van de laatste werf naar de vestiging van de werkgever.

Art. 4.Een collectieve arbeidsovereenkomst, algemeen verbindend verklaard door de Koning, zal de parameters bepalen voor een éénvormige berekening van de afstand en van de tijd nodig voor het afleggen van deze afstand.

Art. 5.Voor de werknemers bedoeld in artikel 1 die belast zijn met het besturen van het voertuig waarmee de andere werknemers vervoerd worden, mogen de grenzen van de arbeidsduur vastgelegd bij de artikelen 19 en 20 van de wet van 16 maart 1971 of bij collectieve arbeidsovereenkomst worden overschreden op voorwaarde dat de wekelijkse arbeidsduur, berekend over een referteperiode van een jaar, de arbeidsduur vastgelegd bij de wet of bij collectieve arbeidsovereenkomst gemiddeld niet overschrijdt.

In geen geval kan de overschrijding meer bedragen dan één uur per dag of vijf uren per week.

De referteperiode van één jaar, bedoeld in het eerste lid, gaat in op 1 januari en eindigt op 31 december.

Art. 6.Dit besluit treedt in werking op 1 maart 2007.

Art. 7.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 7 maart 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota's (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 16 maart 1971, Belgisch Staatsblad van 30 maart 1971. Wet van 22 januari 1985, Belgisch Staatsblad van 24 januari 1985.

Koninklijk besluit nr. 225 van 7 december 1983, Belgisch Staatsblad van 15 december 1983.