Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 juli 2014
gepubliceerd op 10 juli 2014

Koninklijk besluit tot uitvoering van de hervorming van het overlevingspensioen en van de overgangsuitkering in de pensioenregeling voor werknemers en tot wijziging van diverse koninklijke besluiten

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2014022370
pub.
10/07/2014
prom.
03/07/2014
ELI
eli/besluit/2014/07/03/2014022370/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 JULI 2014. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de hervorming van het overlevingspensioen en van de overgangsuitkering in de pensioenregeling voor werknemers en tot wijziging van diverse koninklijke besluiten


VERSLAG AAN DE KONING Sire, We hebben de eer het voorliggend ontwerp van koninklijk besluit ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen. Dit ontwerp maakt deel uit van de maatregelen van het regeerakkoord. Het geeft uitvoering aan de hervorming van het overlevingspensioen in die zin dat men de langstlevende echtgenoten, en vooral de jongere vrouwen, wil aansporen om aan het werk te blijven om niet in de inactiviteitsval te trappen. 1. Opzet van het koninklijk besluit Voorliggend ontwerp van koninklijk besluit geeft uitvoering aan de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/05/2014 numac 2014022177 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet tot wijziging van het rustpensioen en het overlevingspensioen en tot invoering van de overgangsuitkering in de pensioenregeling voor werknemers en houdende geleidelijke opheffing van de verschillen in behandeling die berusten op het onderscheid tussen werklieden en bedienden inzake aanvullende pensioenen sluiten tot wijziging van het rustpensioen en het overlevingspensioen en tot invoering van de overgangsuitkering in de pensioenregeling voor werknemers en houdende geleidelijke opheffing van de verschillen in behandeling die berusten op het onderscheid tussen werklieden en bedienden inzake aanvullende pensioenen.De voormelde wet heeft een tweede uitkering, de zogenaamde overgangsuitkering, ingevoerd voor de langstlevende echtgenoot van een werknemer.

Het wijzigt het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers door wijzigingen aan te brengen aan de huidige bepalingen inzake het overlevingspensioen enerzijds en door daarin nieuwe bepalingen betreffende de overgangsuitkering in te voegen anderzijds.

Wat het overlevingspensioen betreft, heft dit ontwerp verschillende bepalingen op die voorzagen in maatregelen voor de langstlevende echtgenoten jonger dan 45 jaar en die dus geen bestaansreden meer hebben ingevolge de invoering van de overgangsuitkering die wordt toegekend aan de langstlevende echtgenoten die de vereiste leeftijd om recht te hebben op een overlevingspensioen niet bereikt hebben.

Wat de overgangsuitkering betreft, geeft voorliggend ontwerp uitvoering aan de machtigingen die aan de Koning worden gegeven om de gevallen waarbij het recht op de overgangsuitkering ambtshalve wordt onderzocht en de wijze waarop de kinderlast waarvoor één van de echtgenoten kinderbijslag ontvangt, bewezen wordt, te bepalen.

Bovendien brengt het een aanpassing aan aan het koninklijk besluit van 8 december 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/12/2013 pub. 16/12/2013 numac 2013022595 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot uitvoering van artikelen 4 en 13 van de wet van 13 maart 2013 tot hervorming van de inhouding van 3,55 % ten gunste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en de solidariteitsbijdrage verricht op de pensioenen sluiten tot uitvoering van de artikelen 4 en 13 van de wet van 13 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/03/2013 pub. 21/03/2013 numac 2013022147 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet tot hervorming van de inhouding van 3,55 % ten gunste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en de solidariteitsbijdrage verricht op de pensioenen sluiten tot hervorming van de inhouding van 3,55 % ten gunste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en van de solidariteitsbijdrage verricht op de pensioenen, teneinde de overgangsuitkering te onderwerpen aan de inhouding van 3,55 %. 2. Commentaar van de artikelen Artikel 1 heft paragraaf 3 van artikel 9 van het voormelde koninklijk besluit van 21 december 1967 op dat de voorwaarden vastlegde voor de indiening door de langstlevende echtgenoot van de aanvraag om overlevingspensioen die op 45 jaar moest ingaan. Artikel 2 heft de artikelen 46, 47, 48 en 54 van het voormelde koninklijk besluit van 21 december 1967 op. De artikelen 46 en 47 handelden over de invaliditeit van de langstlevende echtgenoot jonger dan 45 jaar (vaststelling van de invaliditeit door de Geneeskundige Raad voor invaliditeit, verhaal tegen de beslissingen van die Raad,...). Artikel 48 bepaalde de wijze waarop de last van een kind waarvoor één van de echtgenoten kinderbijslag ontving, bewezen moest worden, wat de langstlevende echtgenoot jonger dan 45 jaar toeliet om toch recht te kunnen hebben op een overlevingspensioen. Artikel 54 bepaalde het bedrag van het overlevingspensioen dat gegarandeerd was aan de langstlevende echtgenoot jonger dan 45 jaar die niet meer aan de vereiste voorwaarden voldeed.

Artikel 3 past artikel 52 van het voormelde koninklijk besluit van 21 december 1967 aan, meer bepaald wordt in paragraaf 1 een lid ingevoegd dat voorziet dat in het kader van de cumulatie van een overlevingspensioen met een rustpensioen, het rustpensioen wegens gezondheidsredenen of lichamelijke ongeschiktheid in de openbare sector als een rustpensioen beschouwd wordt.

Artikel 4 herstelt hoofdstuk 7 van het voormelde koninklijk besluit van 21 december 1967 om daarin de bepalingen - artikelen 55bis en 55ter - in te voegen die de voormelde wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/05/2014 numac 2014022177 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet tot wijziging van het rustpensioen en het overlevingspensioen en tot invoering van de overgangsuitkering in de pensioenregeling voor werknemers en houdende geleidelijke opheffing van de verschillen in behandeling die berusten op het onderscheid tussen werklieden en bedienden inzake aanvullende pensioenen sluiten uitvoeren voor wat de overgangsuitkering betreft.

Het aldus ingevoegde artikel 55bis voert het beginsel in volgens hetwelke de overgangsuitkering het voorwerp moet uitmaken van een aanvraag, net als het rustpensioen en het overlevingspensioen.

Dit artikel 55bis legt vervolgens de gevallen vast waarbij het recht op de overgangsuitkering ambtshalve wordt onderzocht, net als de ingangsdatum van elk ambtshalve onderzocht geval. De Rijksdienst voor Pensioenen onderzoekt op die manier dus de rechten van de langstlevende echtgenoot zonder dat hij een aanvraag moet indienen.

Deze ambtshalve onderzochte gevallen zijn gelijkaardig met deze die van toepassing zijn voor het overlevingspensioen : - het recht op de overgangsuitkering wordt ambtshalve onderzocht wanneer de overleden werknemer, op het ogenblik van zijn overlijden, een rustpensioen als werknemer ontving of had ontvangen of had afgezien van de betaling van dit pensioen; in dat geval gaat de overgangsuitkering in op de eerste dag van de maand volgend op die tijdens welke hij overleden is; - het recht op de overgangsuitkering wordt ambtshalve onderzocht wanneer, op het ogenblik van het overlijden van de echtgenoot, nog geen definitieve beslissing ter kennis gebracht werd omtrent zijn recht op rustpensioen; in dat geval gaat de overgangsuitkering in op de eerste dag van de maand tijdens welke hij overleden is indien het overlijden plaatsvond vóór de ingangsdatum van zijn rustpensioen of, in het tegenovergestelde geval, op de eerste dag van de maand volgend op die tijdens welke hij overleden is; - het recht op de overgangsuitkering wordt ambtshalve onderzocht wanneer, op het ogenblik van het overlijden van de echtgenoot, een beslissing omtrent het recht op rustpensioen ter kennis gebracht werd en het overlijden plaatsvond tussen de datum van kennisgeving van de beslissing en de ingangsdatum van het rustpensioen; in dat geval gaat de overgangsuitkering in op de eerste dag van de maand tijdens welke hij overleden is; - het recht op de overgangsuitkering wordt ambtshalve onderzocht wanneer de echtgenoten gescheiden waren van tafel en bed of feitelijk gescheiden waren, voor zover de langstlevende echtgenoot een aanvraag had ingediend om een deel van het rustpensioen van de andere echtgenoot te bekomen of voor zover zijn recht op dit deel ambtshalve werd onderzocht.

Artikel 55ter, ingevoegd door artikel 4 van dit besluit, legt de wijze vast waarop de kinderlast waarvoor één van de echtgenoten kinderbijslag ontvangt, bewezen wordt; het geeft nagenoeg de inhoud weer van artikel 48 dat wordt opgeheven door artikel 2 van dit besluit.

Dit artikel 55ter bepaalt dat de langstlevende echtgenoot die een kind opvoedt waarvoor hij aanspraak kan maken op kinderbijslag hiervan het bewijs levert door het overmaken, op verzoek van de Rijksdienst voor Pensioenen, van het attest afgeleverd door het bevoegde kinderbijslagfonds. Het model van dit attest is vastgelegd door de Rijksdienst.

Artikel 55ter somt bovendien een aantal gevallen op waarbij de echtgenoot die zijn eigen of een wettelijk geadopteerd kind opvoedt, waarvoor hij geen aanspraak kan maken op kinderbijslag, wordt gelijkgesteld met de echtgenoot die een kind ten laste heeft waarvoor hij kinderbijslag ontvangt.

Artikel 5 past artikel 64 van het voormelde koninklijk besluit van 21 december 1967 aan in verband met de toegelaten activiteit.

Ten eerste wordt in paragraaf 2, punt B een lid ingevoegd dat voorziet dat het rustpensioen wegens gezondheidsredenen of lichamelijke ongeschiktheid in de openbare sector als een vervroegd rustpensioen beschouwd wordt.

Daarnaast wordt in paragraaf 3, tweede lid het grensbedrag verhoogd voor de gerechtigde met een kind ten laste. Momenteel verwijst dit artikel 64, § 3, tweede lid naar het bewijs van de kinderlast bedoeld in artikel 48 voor de langstlevende echtgenoot die jonger is dan 45 jaar en een overlevingspensioen aanvraagt uit dien hoofde. Omdat artikel 48 wordt opgeheven door artikel 2 van dit ontwerp en het in het voormelde koninklijk besluit van 21 december 1967 ingevoegde artikel 55ter de inhoud van dit opgeheven artikel 48 overneemt voor de langstlevende echtgenoot die een overgangsuitkering ontvangt gedurende een periode van 24 maanden wegens kinderlast, wordt er voortaan verwezen naar dit artikel 55ter.

Artikel 6 past de definitie aan van het begrip `pensioen' voorzien in artikel 1, a) van het koninklijk besluit van 8 december 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/12/2013 pub. 16/12/2013 numac 2013022595 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot uitvoering van artikelen 4 en 13 van de wet van 13 maart 2013 tot hervorming van de inhouding van 3,55 % ten gunste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en de solidariteitsbijdrage verricht op de pensioenen sluiten tot uitvoering van de artikelen 4 en 13 van de wet van 13 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/03/2013 pub. 21/03/2013 numac 2013022147 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet tot hervorming van de inhouding van 3,55 % ten gunste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en de solidariteitsbijdrage verricht op de pensioenen sluiten tot hervorming van de inhouding van 3,55 % ten gunste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en van de solidariteitsbijdrage verricht op de pensioenen en dit om de bepalingen inzake de inhouding van 3,55 % van toepassing te maken op de overgangsuitkering.

Artikel 7 legt de datum van inwerkingtreding van dit besluit vast op 1 januari 2015.

Artikel 8 preciseert dat de Minister bevoegd voor Pensioenen en de Minister bevoegd voor Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast zijn met de uitvoering van dit besluit.

We hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaren, A. DE CROO L. ONKELINX

Raad van State, afdeling Wetgeving Advies 55.917/1 van 30 april 2014 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot uitvoering van de hervorming van het overlevingspensioen en van de overgangsuitkering in de pensioenregeling voor werknemers en tot wijziging van diverse koninklijke besluiten' Op 31 maart 2014 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Pensioenen verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot uitvoering van de hervorming van het overlevingspensioen en van de overgangsuitkering in de pensioenregeling voor werknemers en tot wijziging van diverse koninklijke besluiten'.

Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 24 april 2014. De kamer was samengesteld uit Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter, Wilfried VAN VAERENBERGH en Wouter PAS, staatsraden, Marc RIGAUX en Michel TISON, assessoren, en Wim GEURTS, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Wendy DEPESTER, adjunct-auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Wilfried VAN VAERENBERGH, staatsraad.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 30 april 2014.

VOORAFGAANDE OPMERKING 1. Rekening houdend met het ogenblik waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht van de regering op het feit dat de ontstentenis van de controle die het Parlement krachtens de Grondwet moet kunnen uitoefenen, tot gevolg heeft dat de regering niet over de volheid van haar bevoegdheid beschikt.Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de regering in aanmerking kan nemen als ze te oordelen heeft of het vaststellen of het wijzigen van een verordening noodzakelijk is. 2. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. RECHTSGROND VAN HET ONTWERP 3. De rechtsgrond voor het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit wordt geboden door de bepalingen van het koninklijk besluit nr.50 van 24 oktober 1967 `betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers' en van de wet `betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen', gecoördineerd op 14 juli 1994, waaraan wordt gerefereerd in respectievelijk het eerste en het tweede lid van de aanhef van het ontwerp, alsook, zoals door de gemachtigde wordt bevestigd, door sommige andere bepalingen van het voornoemde koninklijk besluit nr. 50. Voor sommige bepalingen van het ontwerp dienen deze wetsbepalingen bovendien te worden gelezen in samenhang met de algemene uitvoeringsbevoegdheid die de Koning ontleent aan artikel 108 van de Grondwet. Rekening houdende hiermee zal vooraan in de aanhef van het ontwerp een verwijzing naar artikel 108 van de Grondwet moeten worden opgenomen en zal de opgave van rechtsgrond biedende bepalingen in het eerste lid (dat het tweede lid wordt) moeten worden aangevuld1.

ONDERZOEK VAN DE TEKST Aanhef 4. In het vijfde lid van de aanhef moet worden geschreven "25 november 2013".5. Zoals door de gemachtigde wordt bevestigd, dient het zesde lid uit de aanhef te worden weggelaten, aangezien geen advies van het Algemeen Beheerscomité van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering werd ingewonnen.6. In het lid waarin wordt verwezen naar het advies van de Raad van State moet worden gerefereerd aan artikel 84, § 1, eerste lid, 2° (niet: 1° ), van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. Artikel 4 7. In de ontworpen artikelen 55bis en 55ter van het koninklijk besluit van 21 december 1967 `tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers' zijn de verwijzingen naar de artikelen 21bis, 21ter en 21quater van het koninklijk besluit nr.50 niet juist. Wellicht is geen rekening gehouden met een vernummering van de betrokken artikelen. Dit dient te worden verbeterd.

Artikel 5 8. In artikel 5, 2°, van het ontwerp dienen in de te vervangen zin de woorden "eerste lid," te worden geschrapt. Slotopmerking 9. Waar nodig dienen in de aanhef en het dispositief nog de ontbrekende datums te worden toegevoegd. De Griffier, Wim GEURTS De Voorzitter, Marnix VAN DAMME _______ Nota 1. Indien zou blijken dat naar een groot aantal bepalingen van het koninklijk besluit nr.50 moet worden verwezen, kan ermee worden volstaan om op algemene wijze naar dat besluit te verwijzen, zonder opgave derhalve van specifieke bepalingen ervan.

3 JULI 2014. - Ontwerp van koninklijk besluit tot uitvoering van de hervorming van het overlevingspensioen en van de overgangsuitkering in de pensioenregeling voor werknemers en tot wijziging van diverse koninklijke besluiten FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, artikel 108;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, artikel 16, § 1, tweede lid, gewijzigd bij de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/05/2014 numac 2014022177 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet tot wijziging van het rustpensioen en het overlevingspensioen en tot invoering van de overgangsuitkering in de pensioenregeling voor werknemers en houdende geleidelijke opheffing van de verschillen in behandeling die berusten op het onderscheid tussen werklieden en bedienden inzake aanvullende pensioenen sluiten, artikel 20, gewijzigd bij de wet van 15 mei 1984, artikelen 21, § 2, 21bis en 21ter, ingevoegd bij de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/05/2014 numac 2014022177 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet tot wijziging van het rustpensioen en het overlevingspensioen en tot invoering van de overgangsuitkering in de pensioenregeling voor werknemers en houdende geleidelijke opheffing van de verschillen in behandeling die berusten op het onderscheid tussen werklieden en bedienden inzake aanvullende pensioenen sluiten en artikel 25, gewijzigd bij de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/05/2014 numac 2014022177 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet tot wijziging van het rustpensioen en het overlevingspensioen en tot invoering van de overgangsuitkering in de pensioenregeling voor werknemers en houdende geleidelijke opheffing van de verschillen in behandeling die berusten op het onderscheid tussen werklieden en bedienden inzake aanvullende pensioenen sluiten;

Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, artikel 191, eerste lid, 7°, eerste lid, vervangen bij de wet van 13 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/03/2013 pub. 21/03/2013 numac 2013022147 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet tot hervorming van de inhouding van 3,55 % ten gunste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en de solidariteitsbijdrage verricht op de pensioenen sluiten;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 december 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/12/2013 pub. 16/12/2013 numac 2013022595 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot uitvoering van artikelen 4 en 13 van de wet van 13 maart 2013 tot hervorming van de inhouding van 3,55 % ten gunste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en de solidariteitsbijdrage verricht op de pensioenen sluiten tot uitvoering van artikelen 4 en 13 van de wet van 13 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/03/2013 pub. 21/03/2013 numac 2013022147 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet tot hervorming van de inhouding van 3,55 % ten gunste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en de solidariteitsbijdrage verricht op de pensioenen sluiten tot hervorming van de inhouding van 3,55 % ten gunste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en de solidariteitsbijdrage verricht op de pensioenen;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Pensioenen, gegeven op 25 november 2013;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 12 december 2013;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 18 december 2013;

Gelet op het advies nr. 55.917/1 van de Raad van State, gegeven op 30 april 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Pensioenen en de Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers

Artikel 1.In artikel 9 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, vervangen door het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 januari 2010, wordt paragraaf 3 opgeheven.

Art. 2.In hoofdstuk 6 van hetzelfde besluit worden de volgende artikelen opgeheven: 1° artikel 46, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 september 1984 en 19 maart 1990;2° artikel 47, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 september 1984 en 19 maart 1990;3° artikel 48, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 december 1970, 20 september 1984 en 19 maart 1990;4° artikel 54, hersteld bij het koninklijk besluit van 15 april 1985 en vervangen door het koninklijk besluit van 1 oktober 1985.

Art. 3.In artikel 52, § 1 van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 9 juli 1997Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 09/07/1997 pub. 09/08/1997 numac 1997022568 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers type koninklijk besluit prom. 09/07/1997 pub. 05/08/1997 numac 1997022517 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° er wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende: "Voor de toepassing van het eerste lid wordt het rustpensioen wegens gezondheidsredenen of lichamelijke ongeschiktheid in de openbare sector als een rustpensioen beschouwd."; 2° in het vroegere derde lid, dat het vierde lid is geworden, worden de woorden "De toepassing van het tweede lid" vervangen door de woorden "De toepassing van het derde lid";3° in het vroegere vierde lid, dat het vijfde lid is geworden, worden de woorden "Voor de toepassing van het eerste en het tweede lid" vervangen door de woorden "Voor de toepassing van het eerste en het derde lid".

Art. 4.In hetzelfde besluit wordt hoofdstuk 7, opgeheven bij het koninklijk besluit van 20 september 1984, dat de artikelen 55bis en 55ter bevat, hersteld als volgt: "Hoofdstuk VII. - De overgangsuitkering

Art. 55bis.De overgangsuitkering maakt het onderwerp uit van een aanvraag volgens de modaliteiten voorzien in de afdelingen 2 en 3 van het hoofdstuk 2.

Het recht op de overgangsuitkering wordt evenwel ambtshalve onderzocht: 1° indien de overleden echtgenoot, bij zijn overlijden, daadwerkelijk een rustpensioen als werknemer genoot, voordien een dergelijk pensioen daadwerkelijk had genoten of had afgezien van de betaling ervan;2° indien, op het ogenblik van het overlijden van de echtgenoot: a) nog geen definitieve beslissing was ter kennis gebracht omtrent het recht op rustpensioen ingevolge de indiening van een aanvraag of ingevolge het onderzoek van ambtswege;b) een beslissing omtrent het recht op rustpensioen was ter kennis gebracht en het overlijden plaatsvond tussen de datum van de kennisgeving van de beslissing en de ingangsdatum van het rustpensioen. Onverminderd artikel 21 van het koninklijk besluit nr. 50 gaat de overgangsuitkering die krachtens het eerste lid van ambtswege wordt toegekend, in: a) op de eerste dag van de maand tijdens welke de echtgenoot overleden is, in de gevallen bedoeld in 2°, a) indien het overlijden plaats vond vóór de ingangsdatum van zijn rustpensioen en in die bedoeld in 2°, b);b) op de eerste dag van de maand volgend op die tijdens welke hij overleden is, in de andere gevallen. De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing wanneer de echtgenoten van tafel en bed of feitelijk gescheiden waren en de langstlevende echtgenoot geen aanvraag had ingediend tot het bekomen van een gedeelte van het rustpensioen van de andere echtgenoot, behalve in de gevallen waar zijn recht op dit gedeelte ambtshalve werd onderzocht.

Art. 55ter.Voor de toepassing van artikelen 21bis en 21ter van het koninklijk besluit nr. 50, legt de langstlevende echtgenoot, die een kind opvoedt, voor hetwelk hij aanspraak kan maken op kinderbijslag, op verzoek van de Rijksdienst voor Pensioenen, een attest voor, conform het model dat is vastgesteld door de voornoemde Rijksdienst.

Dit attest wordt door de bevoegde kas voor kinderbijslag afgeleverd.

De langstlevende echtgenoot die zijn eigen of wettelijk geadopteerd kind opvoedt, voor hetwelk hij geen aanspraak kan maken op kinderbijslag voldoet aan de voorwaarde gesteld bij artikel 21ter, § 1, 2°, van het koninklijk besluit nr. 50, gewijzigd bij de wet van 5 juni 1970, indien: 1° het kind jonger is dan 14 jaar oud;2° hij voor het kind van 14 jaar of ouder kinderbijslag voor wezen ten laste van de Dienst voor Overzeese Sociale Zekerheid ontvangt;3° het kind van 14 jaar of ouder waarvoor niet is voldaan aan de onder 2° vermelde voorwaarde: a) jonger is dan 21 jaar en gebonden is door een leerovereenkomst, bedoeld bij artikel 4 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;b) jonger is dan 25 jaar en daglessen volgt waarvan de duur ten minste gelijk is aan deze vastgesteld bij de reglementering tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs volgt;c) ten minste 66 % arbeidsongeschikt is. Het genot van de kinderbijslag voor wezen wordt bewezen door een attest, conform aan het model vastgesteld door de Rijksdienst voor Pensioenen en afgeleverd door de Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid.

Aan de in het tweede lid, 3°, gestelde voorwaarden wordt voldaan door de voorlegging van: a) hetzij de leerovereenkomst;b) hetzij een schoolattest afgeleverd door het hoofd van de school van het kind;c) hetzij een medisch attest van de behandelend geneesheer. De in het derde en vierde lid vermelde attesten moeten jaarlijks hernieuwd worden op 15 oktober.".

Art. 5.In artikel 64 van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 28 mei 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 28/05/2013 pub. 20/06/2013 numac 2013022284 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van diverse reglementaire bepalingen betreffende de cumulatie van een pensioen in de werknemersregeling met beroepsinkomsten of met sociale vergoedingen type koninklijk besluit prom. 28/05/2013 pub. 10/06/2013 numac 2013018278 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 december 2006 betreffende geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik type koninklijk besluit prom. 28/05/2013 pub. 10/06/2013 numac 2013000378 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juni 1999 betreffende de invoering van de mogelijkheid van een verlof voorafgaand aan de pensionering voor de leden van een beroepsbrandweerkorps sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 2, B wordt aangevuld met een lid luidende: "Voor de toepassing van het eerste lid wordt het rustpensioen wegens gezondheidsredenen of lichamelijke ongeschiktheid in de openbare sector als een vervroegd rustpensioen beschouwd."; 2° in paragraaf 3, tweede lid wordt de zin "Het in § 2, B, 1° en 3° beoogde bedrag wordt met 3.785,02 EUR verhoogd wanneer de gerechtigde, die een in de § 2, A, 1° of 3° beoogde bezigheid uitoefent, de hoofdzakelijke last heeft van ten minste één kind in de voorwaarden die, overeenkomstig artikel 48, vereist zijn voor de langstlevende echtgenoten die uit dien hoofde de toekenning van een overlevingspensioen aanvragen alvorens de leeftijd van 45 jaar te hebben bereikt." vervangen door de zin "Het in § 2, B, eerste lid, 1° en 3° beoogde bedrag wordt met 3.785,02 EUR verhoogd wanneer de gerechtigde, die een in de § 2, A, 1° of 3° beoogde bezigheid uitoefent, de hoofdzakelijke last heeft van ten minste één kind in de voorwaarden die, overeenkomstig artikel 55ter, vereist zijn voor de langstlevende echtgenoten die uit dien hoofde de toekenning van een overgangsuitkering voor een periode van 24 maanden verkrijgen.". HOOFDSTUK 2. - Wijziging aan het koninklijk besluit van 8 december 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/12/2013 pub. 16/12/2013 numac 2013022595 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot uitvoering van artikelen 4 en 13 van de wet van 13 maart 2013 tot hervorming van de inhouding van 3,55 % ten gunste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en de solidariteitsbijdrage verricht op de pensioenen sluiten tot uitvoering van artikelen 4 en 13 van de wet van 13 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/03/2013 pub. 21/03/2013 numac 2013022147 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet tot hervorming van de inhouding van 3,55 % ten gunste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en de solidariteitsbijdrage verricht op de pensioenen sluiten tot hervorming van de inhouding van 3,55 % ten gunste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en de solidariteitsbijdrage verricht op de pensioenen

Art. 6.In artikel 1, a) van het koninklijk besluit van 8 december 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/12/2013 pub. 16/12/2013 numac 2013022595 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot uitvoering van artikelen 4 en 13 van de wet van 13 maart 2013 tot hervorming van de inhouding van 3,55 % ten gunste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en de solidariteitsbijdrage verricht op de pensioenen sluiten tot uitvoering van artikelen 4 en 13 van de wet van 13 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/03/2013 pub. 21/03/2013 numac 2013022147 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet tot hervorming van de inhouding van 3,55 % ten gunste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en de solidariteitsbijdrage verricht op de pensioenen sluiten tot hervorming van de inhouding van 3,55 % ten gunste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en de solidariteitsbijdrage verricht op de pensioenen, worden de woorden "of elke overgangsuitkering," ingevoegd tussen de woorden "of elk ander als zodanig geldend voordeel," en de woorden "ten laste van een Belgisch pensioenstelsel,". HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen

Art. 7.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015.

Art. 8.De minister bevoegd voor Pensioenen en de minister bevoegd voor Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 3 juli 2014.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Pensioenen A. DE CROO De Minister van Sociale Zaken, Mevr. L. ONKELINX

^