gepubliceerd op 12 augustus 2009
Decreet houdende versteviging van het systeem van de externe evaluatie van de verworven kennis van de leerlingen uit het leerplichtonderwijs
30 APRIL 2009. - Decreet houdende versteviging van het systeem van de externe evaluatie van de verworven kennis van de leerlingen uit het leerplichtonderwijs (1)
Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Artikel 8 van het decreet van 2 juni 2006 betreffende de externe evaluatie van de verworven kennis van leerlingen van het leerplichtonderwijs en het getuigschrift van basisonderwijs na het lager onderwijs, wordt gewijzigd als volgt : - bij § 1, tweede lid, worden de woorden « en van het tweede jaar van het secundair onderwijs » vervangen door de woorden « en van het tweede gemeenschappelijke jaar van het secundair onderwijs »; - bij § 1, tweede lid, worden de woorden « alsook het aanvullende jaar ingericht na het tweede gemeenschappelijke jaar » toegevoegd; - bij § 1, derde lid, worden de woorden « en van het tweede jaar van het secundair onderwijs » vervangen door de woorden « en van het tweede gemeenschappelijke jaar van het secundair onderwijs »; - bij § 1, derde lid, worden de woorden « alsook het aanvullende jaar ingericht na het tweede gemeenschappelijke jaar » toegevoegd; - bij § 1, vierde lid, worden de woorden « en van het tweede jaar van het secundair onderwijs » vervangen door de woorden « en van het tweede gemeenschappelijke jaar van het secundair onderwijs »; - bij § 1, vierde lid, worden de woorden « alsook het aanvullende jaar ingericht na het tweede gemeenschappelijke jaar » ingevoegd tussen de woorden « en van het secundair onderwijs » en de woorden « In dit kader, »; - bij § 3, wordt een lid toegevoegd, luidend als volgt : « In het kader van de externe evaluaties bedoeld bij deze paragraaf die niet bekrachtigd worden met een getuigschrift, worden specifieke proeven bestemd voor de leerlingen van het taalbadonderwijs zoals bepaald bij het decreet van 11 mei 2007 betreffende het taalbadonderwijs. »; - § 4 wordt vervangen door de volgende melding : « De externe evaluaties die niet bekrachtigd worden met een getuigschrift zoals bepaald in bovenvermelde §§ 1, 2 en 3, worden voorgelegd aan de leerlingen tussen de 15e en 30 november van hetzelfde schooljaar.
Elke evaluatie bedoeld in het vorige lid wordt op dezelfde datum voorgelegd aan het geheel van de betrokken leerlingen. »; - Er wordt een § 5, luidend als volgt, toegevoegd : « § 5. Bij wijze van overgangsmaatregel, worden de externe evaluaties die niet bekrachtigd worden met een getuigschrift waarvan de inrichting niet plaats moet vinden tussen de schoolhervatting na het winterverlof en de 31e mei van het kalenderjaar 2009, verdaagd tot de periode bepaald in de vorige paragraaf van hetzelfde kalenderjaar. »
Art. 2.§ 1. Artikel 9, § 1, wordt met de volgende woorden aangevuld : « - Een of meerdere leden van de dienst voor raad en pedagogische begeleiding van het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap, aangesteld door de Regering en leden van de cel voor raad en pedagogische begeleiding, aangesteld door de Regering op de voordracht van het coördinatie- en vertegenwoordigingsorgaan waaronder ze ressorteren. » § 2. De volgende leden worden toegevoegd aan artikel 9, § 1 : « Wat het lager onderwijs betreft, bevat de werkgroep drie leden van de cel voor raad en pedagogische begeleiding van het gesubsidieerd officieel onderwijs, twee leden uit de cel voor raad en pedagogische begeleiding van het gesubsidieerd vrij onderwijs en een lid uit de dienst voor raad en pedagogische begeleiding van het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap.
Wat het secundair onderwijs betreft, bevat de werkgroep één of twee leden van de cel voor raad en pedagogische begeleiding van het gesubsidieerd officieel onderwijs, drie leden uit een cel voor raad en pedagogische begeleiding van het gesubsidieerd vrij onderwijs en één of twee leden uit de dienst voor raad en pedagogische begeleiding van het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap.
Indien de Regering, wat de dienst voor raad en pedagogische begeleiding betreft, geen vertegenwoordiger aanstelt of indien een coördinatie- en vertegenwoordigingsorgaan, wat de cellen voor raad en pedagogische begeleiding, geen vertegenwoordiger voordraagt of niet het geheel van de leden die het moet voordragen voordraagt, wordt de werkgroep niettemin geacht correct samengesteld te worden. »
Art. 3.In artikel 14 van hetzelfde decreet, wordt de huidige tekst § 1 en er wordt een § 2 toegevoegd, luidend als volgt : « § 2. De werkgroep is belast met de productie van een document met didactische richtlijnen in verband met de externe evaluatie die door geen getuigschrift wordt bekrachtigd waarmee hij belast werd.
Dat document moet de pedagogische teams helpen bij het ontleden van de antwoorden en producties van hun leerlingen tegenover de items die deel uitmaakten van de externe evaluatie die door geen getuigschrift wordt bekrachtigd en bij het verstevigen van de beheersing van de geëvalueerde vaardigheden inzonderheid door het instellen van activiteiten waardoor de vastgestelde fouten verholpen worden. »
Art. 4.Artikel 22, § 1, eerste lid, wordt aangevuld met de volgende woorden : « Een lid van de dienst voor raad en pedagogische begeleiding van het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap, aangesteld door de Regering en een of meerdere leden van de cellen voor raad en pedagogische begeleiding aangesteld door de Regering op de voordracht van het coördinatie- en vertegenwoordigingsorgaan waaronder ze ressorteren. » Hetzelfde artikel 22, § 1, wordt aangevuld met de volgende twee leden ingevoegd tussen de huidige tweede en derde leden : « Wat het gesubsidieerd onderwijs betreft, bevat de werkgroep drie leden van de cel voor raad en pedagogische begeleiding van het gesubsidieerd officieel onderwijs en twee leden uit een cel voor raad en pedagogische begeleiding van het gesubsidieerd vrij onderwijs.
Indien de Regering, wat de dienst voor raad en pedagogische begeleiding betreft, geen vertegenwoordiger aanstelt of indien een coördinatie- en vertegenwoordigingsorgaan, wat de cellen voor raad en pedagogische begeleiding, geen vertegenwoordiger voordraagt of niet het geheel van de leden die het moet voordragen voordraagt, wordt de werkgroep niettemin geacht correct samengesteld te worden. »
Art. 5.Artikel 28 van hetzelfde decreet wordt gewijzigd als volgt : bij § 2, derde lid, worden de woorden « op de onderwijzers meesters inzake adaptatie » vervangen door de woorden « op de onderwijzers die titularis zijn van andere klassen of meesters inzake adaptatie ».
Art. 6.Artikel 29, § 2, van hetzelfde decreet wordt aangevuld met de volgende bepaling : « Het proces-verbaal van de beslissingen van de examencommissie wordt in een daartoe bestemd register opgenomen en draagt de ondertekening van het hoofd van de schoolinrichting en van de leden van de examencommissie. De lijst van de leerlingen die het getuigschrift van basisstudies hebben bekomen, wordt bij het proces-verbaal gevoegd.
Het register en de dossiers van de leerlingen worden in het archief opgeslagen van de school gedurende tien jaar. De lijst van de leerlingen vermeld in het vorige lid wordt opgeslagen gedurende twintig jaar.
Art. 7.Artikel 37 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.
Art. 8.In hetzelfde decreet, wordt een Titel III/I toegevoegd, luidend als volgt : « Titel III/I. - Over de inrichting van een gemeenschappelijke externe proef bekrachtigd door een getuigschrift op het einde van de derde fase van het pedagogische continuüm
Artikel 36/1.- Op het einde van de derde stap van het pedagogische continuüm bedoeld bij artikel 13 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, wordt een externe proef bekrachtigd door een getuigschrift ingericht.
Artikel 36/2.- § 1. Deze proef is toegankelijk voor alle leerlingen ingeschreven in het tweede gemeenschappelijke jaar of in het aanvullende jaar ingericht op het einde van het tweede gemeenschappelijke jaar van het gewoon onderwijs of het gespecialiseerd onderwijs van vorm 4.
Deze proef is tevens toegankelijk voor de leerlingen ingeschreven in een derde differentiatie- en oriëntatiejaar.
Elke inrichtende macht beslist jaarlijks of de leerlingen die betrokken zijn in de scholen die hij inricht aan de proef al dan niet deelnemen. In geval van deelneming van een school voor gewoon onderwijs aan de proef, moeten alle leerlingen bedoeld bij de vorige leden alle examens in alle vakken afleggen, behoudens overmacht, waaruit de gemeenschappelijke externe proef die door een getuigschrift bekrachtigd wordt, bestaat. § 2. Deze proef is ook toegankelijk, op de beslissing van de Klassenraad, voor iedere leerling ingeschreven in het aanvullende jaar ingericht op het einde van het eerste gemeenschappelijke jaar van het gewoon onderwijs of van het gespecialiseerde onderwijs van vorm 4, alsook voor iedere leerling ingeschreven voor de derde of vierde fase van het gespecialiseerde onderwijs van vorm 3. § 3. De inschrijvingen bedoeld bij de vorige leden worden gestuurd aan de Administrateur-generaal van het Algemeen bestuur Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, vóór 30 maart van het lopend schooljaar.
De Regering bepaalt de nadere regels volgens dewelke de inschrijvingen ingediend dienen te worden.
Artikel 36/3.- De externe proef bekrachtigd door een getuigschrift heeft betrekking op de beheersing van vaardigheden die verwacht worden op het einde van de derde stap van het leerplichtonderwijs zoals bepaald in het decreet van 19 juli 2001 tot bekrachtiging van de eindtermen zoals bedoeld in artikel 16 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren en tot organisatie van een procedure voor beperkte afwijking.
De proef bevat noodzakelijkerwijze vragen met betrekking tot het Frans en de wiskundige opleiding. Op het voorstel van de Sturingscommissie bepaalt de Regering jaarlijks de andere vakken waarop, desgevallend, de gemeenschappelijke externe proef bekrachtigd door een getuigschrift betrekking heeft.
Voor de onderwijsinrichtingen die, overeenkomstig het decreet van 17 juli 2002, een afwijking genieten van de basisvaardigheden, wordt door de betrokken onderwijsinrichtingen de gemeenschappelijke externe proef bekrachtigd door een getuigschrift, aangepast. Deze aanpassing heeft betrekking op de mogelijke vragen die niet zouden overeenstemmen met de basisvaardigheden eigen aan de betrokken onderwijsinrichtingen. De aanpassing bestaat in de productie van één of meerdere vragen van hetzelfde niveau.
Artikel 36/4.- § 1. Voor de uitwerking van de gemeenschappelijke externe proef bekrachtigd door een getuigschrift wordt per betrokken vak, voor hoogstens drie jaar, een werkgroep opgericht die als volgt wordt samengesteld : - De Inspecteur-generaal van de Inspectiedienst voor het gewoon secundair onderwijs of bij afvaardiging door hem verleend, een inspecteur belast met de coördinatie binnen dezelfde dienst, die voorzitter is; - Een vertegenwoordiger van het Algemeen bestuur Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek; - Van twee tot vier leden van de Algemene inspectiedienst belast met het lager secundair onderwijs, aangesteld door de Regering op de voordracht van de Administrateur-generaal van het Onderwijs en het Wetenschappelijk Onderzoek, waarvan één voor het ondervoorzitterschap van de werkgroep zorgt; - Een lid uit de dienst voor raad en pedagogische begeleiding van het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap aangesteld door de Regering; - Een lid uit de cel voor raad en pedagogische begeleiding van het gesubsidieerd officieel onderwijs aangesteld door de Regering op de voordracht van het coördinatie- en vertegenwoordigingsorgaan waaronder hij ressorteert; - Twee leden uit de cellen voor raad en pedagogische begeleiding van het gesubsidieerd vrij onderwijs aangesteld door de Regering op de voordracht van de coördinatie- en vertegenwoordigingsorganen waaronder zij ressorteren; - Vier leden die een deel of de volledigheid van hun opdracht in het eerste of tweede secundair jaar uitoefenen, aangesteld door de Regering, op de voordracht, wat het gesubsidieerd onderwijs betreft, van de vertegenwoordigings- en coördinatieorganen van de inrichtende machten en na instemming van hun inrichtende macht.
De werkgroep bevat een onderwijzer die een deel of de volledigheid van zijn opdracht in het gesubsidieerd officieel onderwijs uitoefent, twee onderwijzers die een deel of de volledigheid van hun opdracht in het gesubsidieerd vrij onderwijs uitoefenen en een onderwijzer die een deel of de volledigheid van zijn opdracht in het door de Franse Gemeenschap ingerichte onderwijs uitoefent.
Indien de Regering, wat de dienst voor raad en pedagogische begeleiding betreft, geen vertegenwoordiger aanstelt of indien een coördinatie- en vertegenwoordigingsorgaan, wat de cellen voor raad en pedagogische begeleiding, geen vertegenwoordiger voordraagt of niet het geheel van de leden die het moet voordragen voordraagt, wordt de werkgroep niettemin geacht correct samengesteld te worden.
De Regering kan een universitair team belasten met het steunen van de werkgroep. § 2. De Inspecteur-generaal van de inspectiedienst van het secundair onderwijs zorgt voor de coördinatie van de verschillende werkgroepen. § 3. Wanneer ze aan de vergaderingen van de werkgroep deelnemen, worden de onderwijzers beschouwd als zijnde in dienstactiviteit en genieten ze de terugbetaling van hun verplaatsings- en verblijfkosten onder dezelfde voorwaarden als de ambtenaren van rang 12 van de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap.
Artikel 36/5.- De werkgroep zorgt voor de volgende opdrachten : - Conceptie van de gemeenschappelijke externe proef bekrachtigd door een getuigschrift; - Uitbouw van de richtlijnen voor het afnemen en de verbetering van de proef; - Definitie van de criteria voor de verbetering en het slagen voor de proef.
In de presentatie van de gemeenschappelijke externe proef bekrachtigd door een getuigschrift, zorgt de werkgroep voor de inachtneming van de bijzondere toestanden van de leerlingen die aan sensoriële en/of motorische afwijkingen lijden.
Artikel 36/6.- De leden van de werkgroep, en desgevallend, het universitaire onderzoeksteam worden ertoe gehouden de striktste vertrouwelijkheid in acht te nemen met betrekking tot de inhoud van de gemeenschappelijke externe proef bekrachtigd door een getuigschrift.
Artikel 36/7.- § 1. De Regering bepaalt de nadere regels voor de inschrijving, het afleggen en de verbetering van de gemeenschappelijke externe proef bekrachtigd door een getuigschrift. § 2. De nadere regels voor het afnemen van de proef zijn gemeen aan alle schoolinrichtingen. Ze worden nochtans aangepast aan de bijzondere toestanden van de leerlingen die aan sensoriële en/of motorische afwijkingen lijden, de leerlingen die leerstoringen of een lichte mentale achterlijkheid oplopen.
De proef worden simultaan afgenomen in alle deelnemende klassen of scholen.
De inachtneming van de richtlijnen en de nadere regels voor het afleggen van de proef wordt onder de verantwoordelijkheid geplaatst van de directie van de schoolinrichting. § 3. De nadere regels voor de verbetering van de proef worden bepaald met inachtneming van de onpartijdigheid en de vertrouwelijkheid.
De inachtneming van de richtlijnen en de nadere regels voor het verbeteren van de proef wordt onder de verantwoordelijkheid geplaatst van iedere inrichtende macht die deze aan de directie van de inrichting kan delegeren.
Op initiatief van één of meerdere inrichtende machten, kan de verbetering van de proeven uit meerdere schoolinrichtingen hergroepeerd worden in eenzelfde verbeteringscentrum. In dat geval, stelt de inrichtende macht(en) een directeur aan om in te staan voor de verantwoordelijkheid inzake inachtneming van de richtlijnen en nadere regels voor de verbetering van de proef. § 4. De leden van de algemene inspectiedienst gaan na of, in het kader van hun opdracht, de richtlijnen voor het afleggen en de verbetering van de proef in acht genomen werden.
Artikel 36/8.- De uitslag bekomen op de gemeenschappelijke externe proef bekrachtigd door een getuigschrift kan in geen geval aanleiding geven tot enig klassement van de leerlingen of de schoolinrichtingen.
Het is verboden er melding van te maken, onder andere om reclamedoeleinden of wegens een concurrentie onder schoolinrichtingen.
Het is tevens verboden melding te maken van de deelneming aan deze proef, om reclamedoeleinden of wegens een concurrentie onder schoolinrichtingen.
De leden van het personeel en de inrichtende machten van de schoolinrichtingen die kennis hebben van de uitslag bekomen bij de gemeenschappelijke externe proef bekrachtigd door een getuigschrift worden, in verband daarmee, tot het beroepsgeheim gehouden. In geval van overtreding, is artikel 458 van het Strafwetboek van toepassing.
Het niet-inachtnemen van het verbod van bekendmaking wordt gelijkgesteld met een oneerlijke praktijk in de zin van artikel 41, tweede lid van de wet van 29 mei 1959 houdende wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.
Artikel 36/9.- § 1. In geval een leerling voor een vak van de proef slaagt bedoeld bij de voorafgaande artikelen, acht de klasseraad zoals bepaald bij artikel 7 van het koninklijk besluit van 29 juni 1984 betreffende de organisatie van het secundair onderwijs dat de leerling, voor het betrokken vak, de basisvaardigheden beheerst zoals bedoeld bij het voornoemde decreet van 19 juli 2001 met inachtneming van de bepalingen van de artikelen 25, § 1, 3°; § 2, 1°; 26, § 1, 1°; 27, 1°; 30, § 2, 1° van het decreet van 30 juni 2006 betreffende de pedagogische organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs. § 2. De klasseraad bedoeld bij de eerste paragraaf kan beschouwen dat de leerling die niet geslaagd is voor een deel of het geheel van de gemeenschappelijke externe proef bekrachtigd door een getuigschrift, de verwachte vaardigheden beheerst voor zover de afwezigheid (-heden) verantwoord is (zijn) overeenkomstig artikel 4, § 1, 1° tot 5° en § 3 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 23 november 1998 betreffende het schoolbezoek.
De klasseraad neemt zijn beslissing op basis van een dossier waarin vervat zijn een afschrift van de rapporten van de twee tot drie jaren gevolgd in de eerste graad, een omstandig verslag van de leraar of leerkrachten die titularis is (zijn) van de betrokken vakken alsook, desgevallend, het geïndividualiseerde leerproject met de erbij horende documenten.
Wanneer een leerling het secundair onderwijs ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap sedert minder dan twee jaar bezoekt, is het afschrift van de rapporten van één schooljaar voldoend.
De klasseraad neemt elk ander nodig geacht element in het dossier op.
Artikel 36/10.- De Sturingscommissie stelt voor 15 november ieder jaar een evaluatieverslag op over de implementatie van de gemeenschappelijke externe proef bekrachtigd door een getuigschrift tijdens het vorige schooljaar. »
Art. 9.In hetzelfde decreet, wordt een Titel III/2 toegevoegd, luidend als volgt : « Titel III/2. - Het instellen van een systeem met als doel de begeleiding van de schoolinrichtingen in het proces van de gemeenschappelijke externe proef bekrachtigd door een getuigschrift op het einde van het secundair onderwijs genaamd « Test voor het hoger secundair onderwijs »
Artikel 36/11.- § 1. Om het jaar wordt aan elke inrichting voor secundair onderwijs externe evaluatieproeven voorgesteld, genaamd « Test voor het hoger secundair onderwijs » bestemd voor de leerlingen die op het einde van het secundair onderwijs zijn en die overeenstemmen met de bevoegdheden en de kennis verwacht op het einde van de algemene en technologische humaniora of de technische en beroepshumaniora zoals bedoeld bij de artikelen 25 en 35 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren.
De proeven bedoeld bij het vorige lid zullen voor elk betrokken vak deel uitmaken van de evaluatie in de inrichting. Ze zullen, voor elk van de bedoelde vakken, betrekking hebben op een deel van de kennis en vaardigheden bedoeld bij het vorige lid.
Op de voordracht van de Sturingscommissie, bepaalt de Regering jaarlijks de vakken waarop, desgevallend, de externe proeven betrekking hebben en, desnoods, de betrokken vormen, secties en opties. § 2. Iedere inrichtende macht beslist jaarlijks of deze test voor hoger secundair onderwijs binnen de school die hij inricht, gebruikt zal worden.
De inrichtende machten die de evaluatieproeven bedoeld bij de vorige leden wensen te gebruiken, lichten er de Administrateur-generaal van het Algemeen bestuur Onderzoek en Wetenschappelijk Onderzoek over in, tegen ten laatste 30 maart van het lopend schooljaar.
De Regering bepaalt de nadere regels voor de indiening van de aanvragen.
Artikel 36/12.- § 1. Voor de uitwerking van de externe proeven bedoeld bij het vorige lid, wordt, per betrokken vak, voor hoogstens drie jaar, een werkgroep opgericht die als volgt wordt samengesteld : - De Inspecteur-generaal van de Inspectiedienst voor het gewoon secundair onderwijs of bij delegatie door hem verleend, een inspecteur belast met de coördinatie binnen dezelfde dienst, die voorzitter is; - Een vertegenwoordiger van het Algemeen bestuur Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek; - Van twee tot vier leden van de Algemene inspectiedienst belast met het lager secundair onderwijs, aangesteld door de Regering op de voordracht van de Administrateur-generaal van het Onderwijs en het Wetenschappelijk Onderzoek, waarvan één voor het ondervoorzitterschap van de werkgroep zorgt; - Een lid uit de dienst voor raad en pedagogische begeleiding van het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap aangesteld door de Regering; - Een lid uit de cel voor raad en pedagogische begeleiding van het gesubsidieerd officieel onderwijs aangesteld door de Regering op de voordracht van het coördinatie- en vertegenwoordigingsorgaan waaronder hij ressorteert; - Twee leden uit de cellen voor raad en pedagogische begeleiding van het gesubsidieerd vrij onderwijs aangesteld door de Regering op de voordracht van de coördinatie- en vertegenwoordigingsorganen waaronder zij ressorteren; - Vier leden die een deel of de volledigheid van hun opdracht in het vijfde, zesde of zevende secundair jaar uitoefenen, aangesteld door de Regering, op de voordracht, wat het gesubsidieerd onderwijs betreft, van de vertegenwoordigings- en coördinatieorganen van de inrichtende machten en na instemming van hun inrichtende macht.
De werkgroep bevat een onderwijzer die een deel of de volledigheid van zijn opdracht in het gesubsidieerd officieel onderwijs uitoefent, twee onderwijzers die een deel of de volledigheid van hun opdracht in het gesubsidieerd vrij onderwijs uitoefenen en een onderwijzer die een deel of de volledigheid van zijn opdracht in het door de Franse Gemeenschap ingerichte onderwijs uitoefent.
Indien de Regering, wat de dienst voor raad en pedagogische begeleiding betreft, geen vertegenwoordiger aanstelt of indien een coördinatie- en vertegenwoordigingsorgaan, wat de cellen voor raad en pedagogische begeleiding, geen vertegenwoordiger voordraagt of niet het geheel van de leden die het moet voordragen voordraagt, wordt de werkgroep niettemin geacht correct samengesteld te worden.
De Regering kan een universitair team belasten met het steunen van de werkgroep. § 2. De Inspecteur-generaal van de inspectiedienst van het secundair onderwijs zorgt voor de coördinatie van de verschillende werkgroepen. § 3. Wanneer ze aan de vergaderingen van de werkgroep deelnemen, worden de onderwijzers beschouwd als zijnde in dienstactiviteit en genieten ze de terugbetaling van hun verplaatsings- en verblijfkosten onder dezelfde voorwaarden als de ambtenaren van rang 12 van de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap.
Artikel 36/13.- De werkgroep zorgt voor de volgende opdrachten : - Conceptie van de gemeenschappelijke externe proef bekrachtigd door een getuigschrift; - Uitbouw van de richtlijnen voor het afnemen en de verbetering van de proef; - Definitie van de criteria voor de verbetering en het slagen voor de proef.
De werkgroep zorgt voor de aanpassing van de presentatie van de proeven alsook voor de aanpassing van de referentiekaders waarin de verscheidene vragen geplaatst worden aan de specificiteit van de vormen, opties en secties bedoeld bij artikel 50, § 1.
In de presentatie van de gemeenschappelijke externe proef bekrachtigd door een getuigschrift, zorgt de werkgroep voor de inachtneming van de bijzondere toestanden van de leerlingen die aan sensoriële en/of motorische afwijkingen lijden.
Artikel 36/14.- De leden van de werkgroep, en desgevallend, het universitaire onderzoeksteam worden ertoe gehouden de striktste vertrouwelijkheid in acht te nemen met betrekking tot de inhoud van de gemeenschappelijke externe proef bekrachtigd door een getuigschrift.
Artikel 36/15.- § 1. De nadere regels voor het afnemen van de proef zijn gemeen aan alle schoolinrichtingen. Ze worden nochtans aangepast aan de bijzondere toestanden van de leerlingen die aan sensoriële en/of motorische afwijkingen lijden, de leerlingen die leerstoornissen of een lichte mentale achterlijkheid oplopen.
De proef wordt simultaan afgenomen in alle deelnemende klassen of scholen.
De inachtneming van de richtlijnen en de nadere regels voor het afleggen van de proef wordt onder de verantwoordelijkheid geplaatst van de directie van de schoolinrichting. § 2. De nadere regels voor de verbetering van de proef worden bepaald met inachtneming van de onpartijdigheid en de vertrouwelijkheid.
De inachtneming van de richtlijnen en de nadere regels voor het verbeteren van de proef wordt onder de verantwoordelijkheid geplaatst van iedere inrichtende macht geplaatst die deze aan de directie van de inrichting kan delegeren.
Op initiatief van één of meerdere inrichtende machten, kan de verbetering van de proeven uit meerdere schoolinrichtingen hergroepeerd worden in eenzelfde verbeteringscentrum. In dat geval, stelt de inrichtende macht(en) een directeur aan om in te staan voor de verantwoordelijkheid inzake inachtneming van de richtlijnen en nadere regels voor de verbetering van de proef. § 3. De leden van de algemene inspectiedienst gaan na of, in het kader van hun opdracht, de richtlijnen voor het afnemen en de verbetering van de proef in acht genomen werden.
Artikel 36/16.- De uitslag bekomen op de gemeenschappelijke externe proef bekrachtigd door een getuigschrift kan in geen geval aanleiding geven tot enig klassement van de leerlingen of de schoolinrichtingen.
Het is verboden er melding van te maken, onder andere om reclamedoeleinden of wegens een concurrentie onder schoolinrichtingen.
Het is tevens verboden melding te maken van de deelneming aan deze proef, om reclamedoeleinden of wegens een concurrentie onder schoolinrichtingen.
De leden van het personeel en de inrichtende machten van de schoolinrichtingen die kennis hebben van de uitslag bekomen bij de gemeenschappelijke externe proef bekrachtigd door een getuigschrift worden, in verband daarmee, tot het beroepsgeheim gehouden. In geval van overtreding, is artikel 458 van het Strafwetboek van toepassing.
Het niet-inachtnemen van het verbod van bekendmaking wordt gelijkgesteld met een oneerlijke praktijk in de zin van artikel 41, tweede lid van de wet van 29 mei 1959 houdende wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.
Artikel 36/17.- De Sturingscommissie stelt ieder jaar voor 15 november een evaluatieverslag op over de implementatie van de gemeenschappelijke externe proef bekrachtigd door een getuigschrift tijdens het vorige schooljaar. »
Art. 10.Artikel 39 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met de volgende bepaling : « De artikelen 36/1 tot 36/17 treden in werking op 1 september 2009. ».
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, op 30 april 2009.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Vice-Presidente en Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET De Vice-President en Minister van Begroting, Financiën, Ambtenarenzaken en Sport, M. DAERDEN De Minister van Leerplichtonderwijs, C. DUPONT De Minister van Cultuur en Audiovisuele Sector, Mevr. F. LAANAN De Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. C. FONCK De Minister van Jeugd en Onderwijs voor Sociale Promotie, M. TARABELLA Nota (1) Zitting 2008- 2009. Stukken van het Parlement. - Ontwerp van decreet, nr. 688-1. - Verslag, nr. 688-2.
Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 28 maart 2009.